Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 3: Jezus Christus, de goddelijke Verlosser van de wereld


Hoofdstuk 3

Jezus Christus, de goddelijke Verlosser van de wereld

‘Zonder bemiddeling door Jezus Christus kan de wereld niet verlost worden.’

Uit het leven van Joseph Smith

Jaren vóór de geboorte van Joseph Smith werd zijn grootvader van vaderskant geïnspireerd om te voorspellen dat er in zijn familie iets zou gebeuren dat ‘de wereld zou revolutionariseren’.1 In de geschiedenis van Joseph Smith staat: ‘Mijn grootvader Asael Smith voorspelde al lang geleden dat er een profeet zou opstaan in zijn familie. En mijn grootmoeder was er vast van overtuigd dat die voorspelling uitkwam door mij. Mijn grootvader Asael overleed in East Stockholm (St. Lawrence county, New York) nadat hij het Boek van Mormon had ontvangen en het bijna helemaal doorgelezen; en hij verklaarde dat ik de profeet was van wie hij al lang wist dat die in de familie zou komen.’2

Als profeet van de herstelling was een van Joseph Smiths belangrijkste taken om van Jezus Christus te getuigen. Hij werd gezegend onder de mensen doordat hij uit de eerste hand kennis aangaande de goddelijkheid van Jezus Christus ontving en zijn rol als Verlosser van de wereld begreep. Die kennis begon met het eerste visioen waarin de jonge Joseph zijn hemelse Vader en Jezus Christus zag en de Vader hoorde zeggen: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17.) Bij die heilige ervaring had Joseph het voorrecht om aanwijzingen te krijgen van de Heiland van de wereld.

Bijna twaalf jaar later, op 16 februari 1832, was de profeet in de woning van John Johnson in Hiram (Ohio) de Bijbel aan het vertalen met Sidney Rigdon als schrijver. Toen de profeet Johannes 5:29 vertaalde, waarin de opstanding van de goeden en de goddelozen beschreven wordt, opende zich een visioen voor Joseph en Sidney waarin zij de Heiland zagen en met Hem spraken:

‘Door de macht van de Geest werden onze ogen geopend en werd ons verstand verlicht, zodat wij de dingen Gods konden zien en begrijpen — ja, die dingen die hebben bestaan vanaf het begin, eer de wereld was, die door de Vader waren verordonneerd door zijn eniggeboren Zoon, die vanaf het begin aan de boezem des Vaders was; van wie wij getuigen; en het getuigenis dat wij afleggen, is de volheid van het evangelie van Jezus Christus, die de Zoon is, die wij zagen en met wie wij spraken in het hemelse visioen. (…)

‘En wij aanschouwden de heerlijkheid van de Zoon, ter rechterhand van de Vader, en ontvingen van zijn volheid; en zagen de heilige engelen en hen die geheiligd zijn voor zijn troon, die God en het Lam aanbaden, die Hem aanbidden voor eeuwig en altijd.

‘En nu, na de vele getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft!

‘Want wij zagen Hem, ja, ter rechterhand Gods; en wij hoorden de stem getuigen dat Hij de Eniggeborene des Vaders is — dat door Hem en in Hem en uit Hem de werelden worden en werden geschapen, en dat de bewoners daarvan voor God gewonnen zonen en dochters zijn’ (Leer en Verbonden 76:12–14, 20–24).

Joseph Smith zag de Heiland nogmaals op 3 april 1836. De profeet en Oliver Cowdery hadden zich teruggetrokken achter het westelijke spreekgestoelte in de Kirtlandtempel. Zij bogen zich in ootmoedig gebed neer, waarop de Heiland aan hen verscheen. De profeet heeft geschreven:

‘De sluier werd van ons verstand weggenomen en de ogen van ons begrip werden geopend. Wij zagen de Heer op de balustrade van het spreekgestoelte staan, vóór ons; en onder zijn voeten bevond zich een plaveisel van zuiver goud, dat amberkleurig was. Zijn ogen waren als een vurige vlam; het haar op zijn hoofd was zo wit als zuivere sneeuw; zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon; en zijn stem was als het bruisen van geweldige wateren, ja, de stem van Jehova, zeggende: Ik ben de eerste en de laatste, Ik ben het die leeft, Ik ben het die werd gedood; Ik ben uw voorspraak bij de Vader’ (LV 110:1–4).

Door dergelijke ervaringen kreeg de profeet uit de eerste hand kennis van de goddelijkheid van de Heiland en werd hij diens bijzondere getuige.

Leringen van Joseph Smith

Gods volk heeft zich in alle bedelingen voor de vergeving van zonden verlaten op de verzoening van Jezus Christus

‘Zonder bemiddeling door Jezus Christus kan de wereld niet verlost worden.’3

‘God (…) heeft een offer gebracht door zijn eigen Zoon te schenken, die op gezette tijd moest worden gezonden om een weg te bereiden, een deur open te doen waardoor de mens tot de tegenwoordigheid van de Heer kon ingaan, waar hij wegens ongehoorzaamheid uitgeworpen was. Van tijd tot tijd weerklonken die blijde boodschappen in de oren van mensen in verschillende tijdperken van de wereld tot aan de tijd van de komst van de Messias.

‘Door geloof in deze verzoening of dit plan van verlossing bracht Abel een offer dat voor God aanvaardbaar was, namelijk de eerstelingen van de kudde. Kaïn offerde de vruchten van het veld, maar zij werden niet aanvaard omdat hij niet uit geloof offerde. Hij kon geen geloof bezitten of oefenen, wat in strijd was met het hemelse plan. Het moet het bloed van de Eniggeborene zijn dat verzoening brengt voor de mens, want dat was het verlossingsplan, en zonder bloedvergieten was er geen vergeving. En het offer was als zinnebeeld ingesteld zodat de mens kon inzien wat voor groot offer God had bereid. Een offer dat hiermee in strijd was, kon niet uit geloof gebracht worden omdat verlossing niet op die manier verkregen kan worden en de macht van de verzoening niet op die manier is ingesteld. Daarom kon Kaïn geen geloof hebben. En wat niet uit geloof voortkomt, is zonde. Maar Abel bracht een aanvaardbaar offer, waardoor hij het getuigenis ontving dat hij rechtschapen was, want God getuigde van zijn gaven [zie Hebreeën 11:4].

‘Het vergieten van het bloed van een dier kon waarlijk voor niemand heilzaam zijn, tenzij het geschiedde als een zinnebeeld of uitlegging van wat door de gave Gods zelf geofferd zou worden; daarnaast moest deze plechtigheid worden verricht met het gelovige vooruitzicht op de macht van dat grote offer voor de vergeving van zonden. (…)

‘(…) Wij kunnen niet geloven dat de ouden in alle eeuwen zo weinig wisten van het hemelse systeem als velen menen, daar allen die ooit gered zijn, door de macht van dit grote verlossingsplan gered zijn, net zozeer vóór de komst van Christus als daarna; zo niet, dan heeft God verschillende plannen in werking (om het zo maar eens uit te drukken) om de mensen terug te brengen en bij Hem te wonen. En dit kunnen wij niet geloven, daar er niets veranderd is in de gesteldheid van de mens sinds zijn val; en de verordening of instelling van het bloedoffer was slechts bedoeld om verricht te worden totdat Christus geofferd was en zijn bloed was vergoten — zoals hiervoor gezegd — opdat de mens in geloof naar die tijd uit mocht zien. (…)

‘Dat offeren slechts bedoeld was om vooruit te zien naar Christus, maken wij op uit deze opmerkelijke woorden van Jezus tot de joden: “Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd” [Johannes 8:56]. Dus omdat de ouden offers brachten, hinderde het hen niet bij het aanhoren van het evangelie; maar, zoals eerder gezegd, het hielp om hun ogen open te doen en vooruit te zien naar de tijd waarin de Heiland zou komen en zich te verheugen in zijn verlossing. (…) Wij concluderen dat wanneer de Heer zich ook openbaarde aan de mensen in de oudheid, en Hij hun gebood om offers te brengen, dit gedaan werd opdat zij in geloof vooruit mochten zien naar de tijd waarin Hij zou komen en zich verlaten op die verzoening voor vergeving van hun zonden. En dit hebben zij gedaan, de duizenden die ons zijn voorgegaan, wiens klederen onbevlekt zijn en die, net als Job, wachten met dezelfde verzekering als hij, namelijk dat zij Hem in de laatste dagen in hun vlees op aarde zullen zien [zie Job 19:25–26].

‘Wij kunnen concluderen dat, ook al zijn er verschillende bedelingen geweest, alles wat God aan zijn volk heeft gecommuniceerd bedoeld was om hun aandacht te vestigen op dat grote doel en hun te leren alleen op God te vertrouwen als zijnde de bron van hun heil, zoals vervat in zijn wet.’4

Doordat Jezus Christus uit de dood is opgestaan, zullen alle mensen worden opgewekt

‘De fundamentele beginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus — dat Hij stierf, werd begraven, ten derden dage verrees en ten hemel opvoer. Al het andere dat verband houdt met onze godsdienst is hier slechts een toevoeging aan. Maar in verband daarmee geloven wij in de gave van de Heilige Geest, de kracht van geloof, geestelijke gaven volgens de wil Gods, de herstelling van het huis Israëls en de uiteindelijke overwinning van de waarheid.’5

‘“Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden”; allen zullen opgewekt worden uit de dood [1 Korintiërs 15:22]. Het Lam Gods heeft de opstandig teweeggebracht opdat allen van de dood zullen opstaan.’6

‘God heeft een dag aangewezen waarop Hij de wereld zal oordelen en Hij heeft ons die verzekering gegeven door zijn Zoon Jezus Christus uit de dood op te wekken — wat het moment is waarop zij die de geïnspireerde kroniek geloven alle hoop voor hun toekomstig geluk en vreugde hebben gevestigd; want “indien Christus niet is opgewekt,” zei Paulus tegen de Korintiërs, “dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren” [1 Korintiërs 15:17–18]. (…)

‘Christus zelf is stellig van de dood opgestaan; en als Hij is opgewekt van de dood, zal Hij door zijn macht alle mensen voor zich brengen: want als Hij uit de dood is opgestaan, zijn de banden van de stoffelijke dood verbroken en heeft het graf geen overwinning. Dan heeft het graf geen overwinning en hebben zij die zich aan de uitspraken van Jezus houden en zijn leringen gehoorzamen niet alleen de belofte dat zij van de dood zullen opstaan, maar een verzekering dat zij tot zijn heerlijke koninkrijk worden toegelaten; want Hij zegt zelf: “waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn” [Johannes 12:26].’7

‘Wie in Jezus Christus sterft, kan bij zijn opstanding verwachten in die volkomen vreugde te delen die ze hier bezaten of op hoopten. (…) Ik ben blij dat ik het voorrecht heb gehad om u enige dingen mee te delen die, als u ze volledig aanvaardt, u tot steun zullen zijn als de aardbevingen donderen, de wolken zich samentrekken, de bliksems flitsen en de stormen als met de donder op u neer dreigen te komen. Aanvaard deze dingen en laat uw knieën of gewrichten niet beven en laat uw hart niet bezwijken; en wat kunnen aardbevingen, oorlogen en wervelwinden dan teweegbrengen? Niets. Al uw verliezen worden goedgemaakt in de opstanding, vooropgesteld dat u getrouw blijft. Ik heb dat in een visioen van de Almachtige gezien. (…)

‘God heeft zijn Zoon geopenbaard vanuit de hemel, en ook de leer van de opstanding; en wij weten dat God degenen die wij hier begraven weer zal laten opstaan, wederom bekleed en tot leven gebracht door de Geest van de grote God. En wat maakt het uit of wij hen neerleggen, of bij hen gaan liggen, als we ze niet meer bij ons kunnen houden? Laat deze waarheden doordringen tot in ons hart opdat we ons zelfs hier al verheugen in wat hierna volkomen zal zijn.’8

Door de verzoening van Christus en gehoorzaamheid aan het evangelie kunnen wij mede-erfgenamen van Jezus Christus worden

‘Ik geloof in de goddelijkheid van Jezus Christus en dat Hij is gestorven voor de zonden van alle mensen die door Adam zijn gevallen.’9

Geloofsartikelen 1:3: ‘Wij geloven dat door de verzoening van Christus de gehele mensheid kan worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie.’10

‘Toen God de hemelen en de aarde had geschapen, zei Hij op de zesde dag: “Laat ons mensen maken naar ons beeld.” Naar wiens beeld? Hij schiep hen naar het beeld van de Goden, man en vrouw, onschuldig, schuldeloos en onbevlekt, met hetzelfde karakter en hetzelfde beeld als de Goden [zie Genesis 1:26–27]. En toen de mens viel, raakte hij dat beeld niet kwijt, maar zijn karakter behield het beeld van zijn Schepper. Christus, die het beeld van de mens heeft, is bovendien uitdrukkelijk naar het beeld van de persoon van zijn Vader [zie Hebreeën 1:3]. (…) Door de verzoening van Christus en de opstanding, en door gehoorzaamheid aan het evangelie, worden wij weer gelijkvormiger aan het beeld van zijn Zoon, Jezus Christus [zie Romeinen 8:29]; dan hebben wij het beeld, de heerlijkheid en het karakter van God bereikt.’11

‘De Vader van onze geest [voorzag in] een offer voor zijn schepsels — een verlossingsplan, een verzoenende kracht, een stelsel tot heil, met als voornaamste doelen de mensenkinderen terug te brengen in de tegenwoordigheid van de Koning des hemels, hen te kronen in de celestiale heerlijkheid en hen erfgenamen met de Zoon te maken van die onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis.’12

‘Volgens de Schriften zullen zij die de geboden gehoorzamen erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Jezus Christus zijn. (…) De Geest zelf getuigt tot onze geest dat wij kinderen van God zijn, en als wij zijn kinderen zijn, dan zijn wij erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus. En als wij met Hem in het vlees lijden, dan mogen wij ook samen verheerlijkt worden. [Zie Romeinen 8:16–17.]’13

‘Wat een troost voor de rouwenden dat zij weten dat als zij een man, vrouw, vader, moeder, kind of dierbaar familielid verliezen, hoewel de aardse tabernakel wordt afgelegd en dat die tot stof vervalt, zij weer zullen opstaan om in onsterfelijke heerlijkheid te verkeren, en dat zij dan niet meer zullen rouwen, lijden of sterven, maar erfgenamen van God en mede–erfgenamen van Jezus Christus zullen zijn.’14

Jezus Christus is volmaakt, zuiver en heilig, en Hij heeft ons opgeroepen om net zo te worden

‘Wie onder alle heiligen in deze laatste dagen kan zichzelf als net zo goed als onze Heer beschouwen? Wie is er net zo volmaakt? Wie is er net zo zuiver? Wie is er net zo heilig? Is er zo iemand te vinden? Hij beging geen enkele overtreding en brak nooit een gebod of wet van de hemel — er was geen bedrog in zijn woorden noch schuld in zijn hart. Waar vinden we iemand zoals Christus? Nergens op aarde.’15

‘Het schepsel werd tegen zijn wil onderhevig aan ijdelheid maar Christus maakte hem onderhevig hem aan hoop [zie Romeinen 8:20] — allen zijn onderhevig aan ijdelheid zolang zij de kromme paden bereizen en de moeilijkheden om hen heen doormaken. Waar is de mens die vrij van ijdelheid is? Behalve Jezus was er niemand ooit volmaakt; en waarom was Hij volmaakt? Omdat Hij de Zoon van God was en de volheid van de Geest bezat en grotere macht had dan enig mens.’16

‘Toen [Jezus Christus] nog een jongen was, bezat hij alle intelligentie die nodig was om Hem in staat te stellen het koninkrijk van de joden te besturen, en Hij kon argumenteren met de meest wijze wet- en godsdienstgeleerden en liet hun theorieën en gebruiken dwaasheid lijken in vergelijking met de wijsheid die Hij bezat.’17

‘De geboden van de Heer hebben hopelijk hun weg naar uw hart gevonden en u iets geleerd, zodat u niet alleen beseft wat zijn wil is in de verkondiging van zijn evangelie, maar ook zijn zachtmoedigheid en volmaakte levenswandel, zelfs in die tijden van hevige vervolging, die over Hem werd uitgestort door een boos en overspelig geslacht. Denk eraan broeders, dat Hij u tot heiligheid heeft geroepen; en, moeten we eraan toevoegen, om Hem gelijk te zijn in reinheid? Hoe wijs, hoe heilig, hoe zuiver en hoe volmaakt dient u zich dus te gedragen voor zijn aangezicht; en vergeet ook niet dat zijn ogen voortdurend op u zijn gericht.’18

‘Als wij denken aan de heiligheid en de volmaking van onze grote Meester, die het ons mogelijk heeft gemaakt om tot Hem te komen door Zichzelf te offeren, smelt ons hart wegens zijn goedgunstigheid. En als we eraan denken dat Hij ons heeft geroepen om in alles volmaakt te zijn opdat wij voorbereid mogen zijn om Hem in vrede te ontmoeten als Hij in heerlijkheid wederkomt met alle heilige engelen, willen wij onze broeders stoutmoedig vermanen om nederig te zijn en te bidden, ja, te leven als kinderen van het licht en van de dag, opdat zij de genade mogen hebben om elke verleiding te weerstaan en alle kwaad te overwinnen in de vrome naam van onze Heer Jezus Christus. Want wees ervan verzekerd, broeders, dat de dag nabij is waarop de Meester van het huis zal opstaan en de deur zal dicht doen, en niemand zonder bruiloftskledij zal worden toegestaan een plaats in te nemen bij het bruiloftsmaal! [Zie Matteüs 22:1–14.]’19

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Neem de verhalen van Joseph Smiths visioenen van de Heiland door (pp. 49–51). Wat denkt en voelt u als u daar over nadenkt?

  • In tijden vanouds droeg het offeren van dieren ertoe bij de ogen van het volk van de Heer ‘open te doen en vooruit te zien naar de tijd waarin de Heiland zou komen en zich te verheugen in zijn verlossing’ (p. 52). Noemt u eens een aantal zaken in de hedendaagse wereld waardoor u kunt uitzien naar de Heiland.

  • Lees de tweede alinea op pagina 53. Let erop dat in die uitspraak een toevoeging iets is dat met iets van groter belang is verbonden, zoals een tak aan de stam van een boom vastzit. Waarom zouden de getuigenissen van de apostelen en profeten aangaande de verzoening en de opstanding van de Heiland de ‘fundamentele beginselen van onze godsdienst’ zijn? Zou er iets veranderen aan wat u thuis en in de kerk doet als u besefte dat alle andere dingen toevoegsels zijn aan deze beginselen?

  • Neem de leringen van de profeet Joseph over de opstanding door (pp. 53–55). Wat voor troost geeft het u te weten dat ‘al uw verliezen worden goedgemaakt in de opstanding, vooropgesteld dat u getrouw blijft’? In welke opzichten kan kennis van de opstanding ertoe leiden dat wij ons gaan ‘verheugen in wat hierna volkomen zal zijn’?

  • Denk er bij het lezen van de pagina’s 55–56 over na wat de Heiland heeft gedaan om ervoor te zorgen dat wij medeërfgenamen van Hem kunnen worden. Bedenk op welke manieren u Hem uw dankbaarheid kunt tonen voor zijn zoenoffer.

  • Op pp. 56–58 noemt de profeet Joseph Smith veel eigenschappen van de Heiland. Welke andere eigenschappen vallen u op als u aan het leven en de bediening van de Heiland denkt? Bedenk iets dat u kunt doen om meer te worden zoals Hij.

Relevante teksten: Jesaja 53:1–12; 2 Nephi 9:5–26; LV 20:21–29

Noten

  1. Uit een verslag van George A. Smith in Deseret News, 12 augustus 1857, p. 183.

  2. History of the Church, deel 2, p. 443; uit ‘History of the Church’ (manu-script), boek B-1, addenda, p. 5, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah, VS).

  3. History of the Church, deel 5, p. 555; uit een leerrede van Joseph Smith op 27 augustus 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards en William Clayton.

  4. History of the Church, deel 2, pp. 15–17; alineaindeling gewijzigd; uit ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, maart 1834, p. 143.

  5. History of the Church, deel 3, p. 30; uit een redactioneel artikel in Elder’s Journal, juli 1838, p. 44; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  6. History of the Church, deel 6, pp. 366; uit een leerrede van Joseph Smith op 12 mei 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Thomas Bullock.

  7. History of the Church, deel 2, pp. 18–19; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, maart 1834, p. 144.

  8. History of the Church, deel 5, pp. 361–362; uit een leerrede van Joseph Smith op 16 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff en Willard Richards.

  9. History of the Church, deel 4, p. 78; uit een brief van Matthew L. Davis aan Mary Davis, 6 februari 1840 (Washington D.C.) waarin hij verslag doet van een leerrede gehouden door Joseph Smith op 5 februari 1840 in Washington, D.C.

  10. Geloofsartikelen 1:3.

  11. Aangehaald door James Burgess. Uit een verzameling uittreksels uit leerredes van Joseph Smith; dagboeken van James Burgess, 1841–1848, deel 2, kerkelijke archieven.

  12. History of the Church, deel 2, p. 5; uit ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, februari 1834, p. 135.

  13. Aangehaald door George Laub. Uit een verzameling uittreksels uit leerredes van Joseph Smith, ca. 1845; George Laub, Reminiscences and Journal, januari 1845–april 1857, p. 31, kerkelijke archieven.

  14. History of the Church, deel 6, p. 306; uit een leerrede van Joseph Smith op 7 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff, Willard Richards, Thomas Bullock en William Clayton.

  15. History of the Church, deel 2, p. 23. In: ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, april 1834, p. 152.

  16. History of the Church, deel 4, p. 358; uit een leerrede van Joseph Smith op 16 mei 1841 in Nauvoo; opgetekend en gepubliceerd in Times and Seasons, 1 juni 1841, pp. 429–430.

  17. History of the Church, deel 6, p. 608; uit instructies die Joseph Smith op 27 juni 1844 heeft gegeven in de gevangenis te Carthage (Illinois); opgetekend door Cyrus H. Wheelock.

  18. History of the Church, deel 2, p. 13; uit ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, maart 1834, p. 142.

  19. Brief van Joseph Smith en hogepriesters aan de broeders in Geneseo (New York), 23 november 1833, Kirtland (Ohio), kerkelijke archieven.

Afbeelding
Jospeh and Oliver

In de Kirtlandtempel verscheen Jezus Christus aan Joseph Smith en Oliver Cowdery. ‘De sluier werd van ons verstand weggenomen en de ogen van ons begrip werden geopend’, aldus Joseph. ‘Wij zagen de Heer op de balustrade van het spreekgestoelte staan.’

Afbeelding
resurrected Lord

‘Het Lam Gods heeft de opstandig teweeggebracht opdat allen van de dood zullen opstaan.’

Afbeelding
Christ with children

‘Als wij denken aan de heiligheid en de volmaking van onze grote Meester (…) smelt ons hart wegens zijn goedgunstigheid.’