Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 21: De wederkomst en het millennium


Hoofdstuk 21

De wederkomst en het millennium

‘We doen (…) er goed aan om acht te slaan op de tekenen des tijds, opdat de dag des Heren ons niet overvalt “als een dief in de nacht.”’

Uit het leven van Joseph Smith

In september 1832 verhuisden Joseph en Emma Smith en hun zestien maanden oude dochter, Julia, van de boerderij van Johnson in Hiram (Ohio) naar Kirtland terug. Daar gingen zij boven de kruidenierswinkel van Newel K. Whitney wonen. Ze zouden er ruim een jaar blijven. Het gezin Smith had de eerste verdieping van het pand en een deel van de begane grond dat niet in gebruik was tot zijn beschikking. Joseph Smith III, de zoon van Joseph en Emma, is geboren terwijl het gezin daar verbleef. De profeet ontving daar ook veel openbaringen.

Een van die openbaringen ontving hij in 1832 op Kerstmis. De profeet bracht een deel van de dag thuis door, diep in gedachten verzonken over de ernstige problemen waarmee de naties der wereld in die tijd te kampen hadden. ‘Sinds de kerk haar tocht uit de wildernis is begonnen, zijn er in de wereld in de afgelopen tijd meer dan voorheen allerlei problemen zichtbaar geworden’, schreef de profeet.1 De gebeurtenissen in de Verenigde Staten waren de opmaat tot de burgeroorlog en overal ter wereld waren er dodelijke ziekten uitgebroken. Terwijl de profeet ‘ernstig over dit onderwerp bad’,2 ontving hij de openbaring die nu te boek is gesteld als afdeling 87 van de Leer en Verbonden. De Heer openbaarde aan Joseph dat er vóór de wederkomst op alle naties oorlog zou worden uitgestort en dat de volken door natuurrampen gekastijd zouden worden:

‘Met het zwaard en door bloedvergieten zullen de bewoners der aarde treuren; en hongersnood en plagen en aardbevingen en de donder des hemels en ook de hevige en felle bliksem, zullen de bewoners der aarde de verbolgenheid, de gramschap en de kastijdende hand van een almachtig God doen voelen, totdat de vastbesloten verdelging een volkomen einde aan alle natiën heeft gemaakt. (…) Daarom, staat op heilige plaatsen en wordt niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag des Heren komt; want zie, die komt spoedig, zegt de Heer’ (LV 87:6, 8).

Twee dagen later, op 27 december, ontving de profeet nog een openbaring die veel licht wierp op de wederkomst. Op die dag was er een conferentie voor hogepriesters gehouden in de ‘vertaalruimte’ van de profeet, de kamer in de winkel van Whitney waar Joseph veel aan de Bijbelvertaling van Joseph Smith had gewerkt. In de notulen van de conferentie staat: ‘Broeder Joseph stond op en zei dat het om openbaring en de zegeningen des hemels te ontvangen noodzakelijk was zich op God te richten, geloof te oefenen en één van hart en geest te worden. Daarom beval hij aan dat alle aanwezigen voor [hem] afzonderlijk en hardop tot de Heer baden, dat Hij zijn wil aan ons openbaarde aangaande de opbouw van Zion en tot zegen van de heiligen.’

Elke hogepriester ‘boog zich voor de Heer neer’ en sprak daarna zijn gevoelens en zijn vaste voornemen uit om de geboden van God te bewaren.3 Kort daarna begon de profeet van God de openbaring te ontvangen die later te boek gesteld werd als afdeling 88 van de Leer en Verbonden. Op weinig plaatsen in de Schrift wordt de komst van de Heer en de duizend jaar van vrede die er op volgt gedetailleerder geprofeteerd dan in deze openbaring (zie LV 88:86–116).

Bij monde van de profeet Joseph Smith openbaarde Heer veel profetieën over de wederkomst, het millennium en de roerige tijd die voorafgaat aan die gebeurtenissen. Deze grote uitstorting van het geopenbaarde woord is een getuigenis dat Joseph Smith werkelijk een ziener was, verwekt door God. Het Boek van Mormon getuigt: ‘een ziener kan weten van dingen die voorbij zijn, en ook van dingen die zullen komen, en door [hem] zullen alle dingen worden geopenbaard of, liever gezegd, geheime dingen zullen openbaar worden gemaakt, en verborgen dingen zullen aan het licht komen, en dingen die niet bekend zijn, zullen door hen worden bekendgemaakt’ (Mosiah 8:17).

Leringen van Joseph Smith

De tekenen van Jezus’ wederkomst gaan momenteel in vervulling; de getrouwen herkennen die tekenen en ervaren vrede in roerige tijden.

‘We doen (…) er goed aan om acht te slaan op de tekenen des tijds, opdat de dag des Heren ons niet overvalt “als een dief in de nacht.” [Zie LV 106:4–5.]’4

‘Ik profeteer dat de tekenen van de komst van de Zoon des Mensen al zijn begonnen. De ene na de andere ziekte zal de dood veroorzaken. Er zullen binnenkort oorlog en bloedvergieten zijn. De maan zal in bloed veranderen. Ik getuig van deze zaken en van het feit dat de komst van de Zoon des Mensen voor de deur staat. Als onze ziel en ons wezen niet uitkijken naar de komst van de Zoon des Mensen, en als we dood zijn, en er dan niet naar uitkijken, zullen we ons bevinden onder hen die willen dat de rotsen over hen heen vallen [zie Openbaring 6:15–17].’5

‘Geliefde broeders, we zien dat de zware tijden zijn aangebroken die zijn geprofeteerd [zie 2 Timoteüs 3:1]. Daarom kunnen we met volmaakte zekerheid uitkijken naar de vervulling van alle zaken die zijn geschreven, en met meer zekerheid dan ooit tevoren onze ogen opslaan naar het licht des daags en in ons hart zeggen: spoedig zal u uw blozende gezicht versluieren. Hij die zei: ‘Laat er licht zijn’ en er was licht [zie Genesis 1:3], heeft dit woord gesproken. En evenzo: Gij maan, kleiner licht, het licht des nachts, zult in bloed veranderen.

‘We zien dat alles in vervulling aan het gaan is; en dat de tijd spoedig zal komen dat de Zoon des Mensen op de wolken zal neerdalen.’6

‘De aarde zal spoedig gemaaid worden — dat wil zeggen, de goddelozen zullen spoedig van het oppervlak der aarde geveegd worden, want de Heer heeft het gesproken, en wie kan de hand des Heren tegenhouden, of wie kan zich meten met de Almachtige, want op zijn bevel zullen de hemelen en de aarde vergaan. De dag komt spoedig dat de herstelling aller dingen zal zijn voltooid, waarvan alle heilige profeten hebben geprofeteerd, zelfs de vergadering van het huis van Israël. Dan zal het geschieden dat de leeuw zich bij het lam neerlegt, enz.

‘Maar, broeders, wees niet ontmoedigd als we over zware tijden spreken, want die zullen spoedig aanbreken, want zwaard, hongersnood en pestilenties naderen snel. Er zullen grote verwoestingen op de aarde zijn, want u moet niet denken dat ook maar een jota of tittel van de profetieën van alle heilige profeten niet in vervulling zal gaan, en er zijn er nog vele die nog in vervulling moeten gaan. De Heer heeft gezegd dat hij korte metten zal maken, en de rechtvaardigen zullen gered worden, zo nodig zelfs door vuur [zie Romeinen 9:28; 1 Nephi 22:17].’7

‘De schriftuurplaats staat op het punt vervuld te worden dat er grote oorlogen, hongersnoden, grote rampen, oordelen enz. over de inwoners der aarde zullen worden uitgestort.’8

‘We zien dat de zware tijden die we al zo lang hadden verwacht een aanvang hebben genomen; maar wanneer de vijgenboom begint uit te spruiten, weet u dat de zomer nabij is [zie Matteüs 24:32–33]. Het werk op aarde zal maar kort duren. Het is al begonnen. Ik veronderstel dat er overal op aarde spoedig moeilijkheden zullen zijn. U moet de moed niet verliezen als we met die dingen te maken krijgen, want ze moeten komen, anders kan het woord niet vervuld worden.’9

‘Ik heb de Heer naar zijn komst gevraagd en terwijl ik Hem dat vroeg, gaf Hij een teken en zei: “In de dagen van Noach heb Ik een boog aan de hemel gezet als teken en bewijs dat wanneer deze boog in enig jaar gezien wordt, de Heer niet komt; en in dat jaar zal er een zaai- en oogsttijd zijn. Wordt de boog echter niet meer waargenomen, dan is dat een teken van hongersnood, pestilentie en grote verdrukking onder de naties, en dan is de komst van de Messias niet ver weg meer.”‘10

‘Juda moet terugkeren, Jeruzalem moet worden herbouwd, en de tempel, het water dat vanonder de tempel stroomt, en het water van de Dode Zee, moeten worden genezen [zie Ezechiël 47:1–9]. Het zal wat tijd kosten om de muren van de stad en de tempel te herbouwen, enz.; en dit alles moet geschieden voordat de Zoon des Mensen op aarde terugkomt. Er zullen oorlogen en geruchten van oorlogen zijn, tekenen aan de hemel en op de aarde, de zon zal verduisterd worden en de maan zal in bloed veranderen, aardbevingen op verschillende plaatsen, de zeeën zullen zich buiten hun grenzen storten; en dan zal het grote teken van de Zoon des Mensen aan de hemel verschijnen. Maar wat doet de wereld? Ze zullen zeggen dat het een planeet, een komeet is, enz. Maar de Zoon des Mensen komt als het teken van de komst van de Zoon des Mensen, wat zal zijn als het morgenlicht dat uit het oosten komt [zie Matteüs naar Joseph Smith 1:26].’11

‘[Ik] heb de komst van de Zoon des Mensen uitgelegd; en ook dat het een verkeerd idee is dat de heiligen aan alle oordelen zullen ontkomen terwijl de goddelozen lijden; alle vlees is onderworpen aan lijden, en “de heiligen zullen nauwelijks ontkomen” [zie LV 63:34]; toch zullen veel heiligen eraan ontkomen, want de rechtvaardigen zullen leven door geloof [zie Habakkuk 2:4]; niettemin zullen veel rechtvaardigen ten prooi vallen aan ziekte, pestilentie enz., wegens de zwakte van het vlees, en toch gered worden in het koninkrijk van God. Het is dus verkeerd om te zeggen dat die en die overtreden hebben omdat ze ten prooi zijn gevallen aan ziekte of dood, want alle vlees is onderworpen aan de dood; en de Heiland heeft gezegd: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.” [Zie Matteüs 7:1.]’12

De Heer komt pas als alles in gereedheid is gebracht voor zijn komst.

‘De komst van de Zoon des Mensen zal nooit en kan nooit plaatsvinden, voordat de oordelen die genoemd worden voor dit uur worden uitgestort; met die oordelen is een aanvang gemaakt. Paulus zegt: “(…) want gij zijt allen kinderen des lichts (…) gij zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou.” [Zie 1 Tessalonicenzen 5:4–5.] Het is niet de opzet van de Almachtige om op aarde te komen en haar te vernietigen en tot poeder te vermalen, of Hij zal het aan zijn knechten, de profeten, openbaren [zie Amos 3:7].’13

‘Jezus Christus heeft nooit aan enig mens de exacte tijd van zijn wederkomst geopenbaard [zie Matteüs 24:36; LV 49:7]. Lees de Schrift en gij zult nergens een tekst kunnen vinden waarin het uur van zijn komst wordt aangegeven. Allen die anders beweren zijn valse leraars.’14

Aangaande een man die beweerde het teken van de Zoon des Mensen te hebben gezien, heeft de profeet Joseph Smith gezegd: ‘Hij heeft het teken van de Zoon des Mensen, voorzegd door Jezus, niet gezien, noch enig ander mens, en niemand zal het zien, voordat de zon verduisterd is en de maan in bloed baadt; want de Heer heeft mij een dergelijk teken niet gegeven; en het zal zo zijn als de profeet heeft gezegd — “Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.” (Zie Amos 3:7.) Daarom o aarde, luister hiernaar: de Heer zal in 1843 niet in deze wereld komen regeren over de rechtvaardigen, want Hij komt pas als alles voor de Bruidegom in gereedheid is gebracht.’15

Wie verstandig en getrouw zijn zullen zich voorbereiden op de wederkomst van de Heer.

‘Wanneer ik mijn gedachten laat gaan over de spoed waarmee de grote en heerlijke dag van de komst van de Zoon des Mensen naderbij komt, wanneer Hij komt om zijn heiligen tot Zichzelf te nemen, waar zij in zijn tegenwoordigheid zullen vertoeven en worden gekroond met heerlijkheid en onsterfelijkheid; wanneer ik overpeins dat de hemelen spoedig zullen wankelen, en dat de aarde heen en weer zwaait; en dat de hemelen ontrold worden als een boekrol; en dat elke berg en elk eiland zal wegvluchten, roep ik in mijn hart uit: Wat voor soort mensen moeten wij dan zijn in heilige wandel en godsvrucht! [Zie 2 Petrus 3:11.]’16

‘De aarde zucht onder verdorvenheden, verdrukking, tirannie en bloedvergieten; en God komt uit zijn schuilplaats, zoals Hij beloofd heeft te doen om de naties van de aarde te kwellen. Daniël zag in zijn visioen beroering op beroering; en terwijl hij bleef toekijken “werden tronen opgesteld, en een oude van dagen zette zich neder”; en hij zag er een die gelijk de Zoon des Mensen was; en alle naties, geslachten, talen en volken, dienden en gehoorzaamden Hem [zie Daniël 7:9–14]. Het is aan ons om rechtschapen te zijn, opdat we verstandig zijn en zullen begrijpen; want geen van de goddelozen zal het begrijpen; maar de verstandigen zullen het begrijpen en wie velen tot rechtschapenheid brengen zullen schijnen als de sterren, voor eeuwig en eeuwig [zie Daniël 12:3].’17

‘Laten de rijken en geleerden, de wijzen en edelen, de armen en noodlijdenden, de slaven en vrijen, de zwarten en blanken acht slaan op hun daden en de kennis van God aankleven, en recht en gerechtigheid te handhaven onder de volken, en zich voorbereiden om de rechter van de levenden en doden te ontmoeten, want het uur van zijn komst is nabij.’18

‘Laten we in alles wijs zijn en alle geboden van God onderhouden, opdat ons heil vaststaat. Laten we onze wapenrusting aan hebben en voorbereid zijn op wat komen gaat doordat we de hele wapenrusting der gerechtigheid hebben aangedaan, opdat we in die moeilijke tijd staande zullen blijven [zie Efeziërs 6:13].’19

In december 1830 schreef de profeet Joseph Smith het volgende aan de leden van de kerk in Colesville (New York): ‘Moge u allen getrouw zijn en wachten op de tijd des Heren, want zijn komst is nabij.

‘“Maar over de tijd en het jaar, broeders, is het niet nodig dat ik u schrijf: immers, gij weet zelf zeer goed dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.

‘“Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis. (…) laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn. Want die slapen, slapen des nachts en die zich bedrinken, zijn des nachts dronken,

maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid; want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus.” [1 Thessalonicenzen 5:1–4, 6–9.]

‘Troost dus elkaar, zoals u altijd al doet, want er komen zware tijden. (…) De vrede is gedeeltelijk van de aarde weggenomen, en spoedig helemaal; ja, er staan vernietigingen voor de deur, en die zullen spoedig in de huizen van de goddelozen en wie God niet kennen zijn.

‘Ja, hef uw hoofd op en verheug u, want uw verlossing is ophanden. We zijn het meest begunstigde volk dat ooit op deze aarde heeft geleefd als we getrouw blijven in het nakomen van de geboden van God. Ja, zelfs Henoch, de zevende van Adam, heeft onze dag gezien en zich verheugd [zie Mozes 7:65–67], en de profeten uit die tijd hebben de wederkomst van onze Heer en Heiland, Jezus Christus, geprofeteerd en zich verheugd over de dag van rust voor de heiligen; ja, en de apostel van onze Heiland verheugde zich ook in zijn verschijning in een wolk met de hemelse schare om duizend jaar met de mens op aarde te wonen [zie Openbaring 1:7]. Daarom hebben we reden om ons te verheugen.

‘Zie, de profetieën van het Boek van Mormon gaan zo snel in vervulling als tijd toestaat. De Geest van de levende God rust op mij, wie zal mij dus weerhouden van profeteren. De tijd komt spoedig dat we voor onze veiligheid zullen moeten vluchten naar waar de Heer ons brengt. Heb geen angst voor hen die u om een woord schuldig verklaren [zie Jesaja 29:20–21], maar wees getrouw in het getuigen tot een slecht en verdorven geslacht dat de dag van de komst van onze Heer en Heiland ophanden is. Ja, bereid de weg des Heren, maak recht zijn paden [zie Matteüs 3:3].

“Ineenkrimpen zal men wegens verleidingen, want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie verleiding komt, want de steen moet op hen vallen en hen vermorzelen [zie Matteüs 18:7; 21:43–44]. Want de volheid van de andere volken is begonnen, en wee hen die zich niet bekeren en zich niet laten dopen in de naam van onze Heer en Heiland, Jezus Christus, voor de vergeving van zonden, en ingaan door de enge poort en gerekend worden onder het huis van Israël. Want God laat niet altijd met zich spotten en zal zijn toorn uitstorten op hen die zijn heilige naam lasteren, want zwaard, hongersnood en verwoesting zal hun zondige leven spoedig overvallen, want God zal zich wreken en zijn schalen van gramschap uitgieten en de uitverkorenen redden [zie Openbaring 16:1].

‘En allen die zijn geboden onderhouden zijn zijn uitverkorenen, en Hij zal ze spoedig uit de vier windstreken bijeenbrengen, uit alle hoeken van de aarde [zie Matteüs 24:31] naar een plek die Hij daarvoor heeft bestemd; volhardt dus, want door uw volharding zult gij uw leven verkrijgen [zie Lucas 21:19].’20

Het millennium zal een tijd van vrede zijn waarin de Heiland de aarde zal regeren.

Geloofsartikelen 1:10: ‘Wij geloven (…) dat Christus persoonlijk op aarde zal regeren; en dat de aarde zal worden vernieuwd en haar paradijselijke heerlijkheid zal ontvangen.’21

‘De opzet van God (…) was (…) om vrede en welbehagen onder de mensen teweeg te brengen; om de beginselen van eeuwige waarheid te bevorderen; om tot een staat te komen waarin er ultieme eensgezindheid is onder de mensen; dan zullen zij “hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen” [Jesaja 2:4], dan zullen de volken der aarde in vrede leven, en zal de millenniaanse heerlijkheid worden bewerkstelligd, wanneer “het land zijn opbrengst zal geven, wederom haar [paradijselijke] heerlijkheid zal krijgen en worden als de hof van de Heer.” (…)

‘Het was de opzet van Jehova, vanaf het begin van de wereld, en het is nog steeds zijn doel, om de zaken van de wereld in zijn eigen tijd te regelen, zijn plaats als hoofd van het heelal in te nemen, en de leidsel van heerschappij in zijn eigen hand te nemen. Wanneer het zover is, zal er in gerechtigheid recht worden gesproken; anarchie en verwarring zullen niet meer bestaan, en “zij zullen de oorlog niet meer leren.” [Zie Jesaja 2:4.]

‘(…) Mozes ontving het woord des Heren van God zelf; hij was de mond van God tot Aäron, en Aäron onderwees het volk, zowel in wereldlijke als geestelijke zaken; zij waren als één, er was geen onderscheid; zo zal het zijn als de doeleinden van God worden verwezenlijkt: wanneer “de Here [koning zal] worden over de gehele aarde” en Jeruzalem zijn troon. “Uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem.” [Zie Zacharia 14:9; Jeremia 3:17; Micha 4:2.]

‘(…) “Hij die er recht op heeft, zal het koninkrijk bezitten en regeren totdat Hij alles aan zijn voeten [heeft] onderworpen” [zie Ezechiël 21:27; 1 Korintiërs 15:27]; de zonde zal zijn grijze hoofd verbergen, Satan zal gebonden worden en de werken der duisternis zullen worden tenietgedaan; gerechtigheid zal de norm worden en recht zal geschieden, en “alleen wie de Heer vreest, zal te dien dage verhoogd worden.” [Zie Jesaja 2:11, 28:17.]’22

‘Dat Jezus duizend [jaar] met de heiligen op aarde zal wonen is niet het geval, maar Hij zal de heiligen regeren en naar beneden komen en instructie geven, zoals Hij de vijfhonderd broeders heeft gedaan [zie 1 Korintiërs 15:6], en degenen van de eerste opstanding zullen ook met Hem de heiligen regeren.’23

Na het millennium wordt de aarde veranderd tot een geheiligde, celestiale staat.

‘Toen we aan tafel zaten, maakte ik tegen mijn gezin en vrienden de opmerking dat wanneer de aarde eenmaal geheiligd was en als een glazen zee was geworden, zij één grote Urim en Tummim zou zijn, waarin de heiligen kunnen kijken en alles zien zoals het werkelijk is.’24

‘Deze aarde zal in de tegenwoordigheid van God terugrollen en worden gekroond met celestiale heerlijkheid.’25

‘Als de korte tijd [van Satans laatste opstand] voorbij is en de aarde haar laatste verandering ondergaat en is verheerlijkt, dan zullen alle zachtmoedigen de aarde beërven, waarop de rechtvaardigen wonen.’26

De profeet predikte op 2 april 1843 het volgende, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 130:9: ‘Deze aarde, in haar geheiligde en onsterfelijke staat, zal gelijk kristal worden gemaakt en zal een Urim en Tummim zijn voor wie erop wonen, waardoor alle dingen die verband houden met een minder koninkrijk, ofwel alle koninkrijken van een lagere orde, kenbaar zullen zijn voor wie erop wonen; en deze aarde zal van Christus zijn.’27

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees de tweede en derde alinea op p. 269 en schenk aandacht aan hoe de hogepriesters zich voorbereidden op de openbaring die nu afdeling 88 in de Leer en Verbonden is. Bedenk hoe dit relaas op u van toepassing is wanneer u probeert de profetieën over de wederkomst te begrijpen.

  • Lees de profetieën van de profeet Joseph Smith over de zware tijden vóór de komst van de Heer (pp. 270–272). Hoe kunnen we in zulke tijden onze gemoedsrust behouden? Waarom denkt u dat het voor ons van belang is om te weten welke tekenen er aan de wederkomst voorafgaan en die te begrijpen? Welke tekenen van de wederkomst zijn al of worden momenteel vervuld?

  • Lees de laatste alinea op p. 272 en de vierde alinea op p. 274. Wat lijkt de zinsnede ‘als een dief in de nacht’ aan te geven over de komst van de Heer? Waarom denkt u dat de dag van de Heer de kinderen van het licht niet als een dief in de nacht zal overvallen?

  • Hoe kunnen we ons op de wederkomst van de Heiland voorbereiden? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 273–276.) Hoe denkt u dat u zich zal voelen als u de Heiland ziet en u zich heeft voorbereid op zijn komst? Hoe kunnen we bij onze voorbereiding op de wederkomst gevoelens van angst of ontsteltenis voor blijven?

  • Neem de profetieën van Joseph Smith over het millennium door (pp. 276–278). Wat zijn uw gedachten en gevoelens over deze tijdsperiode?

Relevante teksten: Micha 4:1–7; LV 29:9–25; 45:36–71; 88:95–98, 110–115; Matteüs naar Joseph Smith 1:21–55

Noten

  1. History of the Church, deel 1, p. 301; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek A-1, p. 244, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah).

  2. Leer en Verbonden 130:13; instructies van Joseph Smith, gegeven op 2 april 1843 in Ramus (Illinois).

  3. Hoge raad van Kirtland, notulen december 1832–november 1837, 27 december 1832, pp. 3–4, genotuleerd door Frederick G. Williams, kerkarchieven.

  4. History of the Church, deel 3, p. 331; uit ‘Extract, from the Private Journal of Joseph Smith Jr.’, Times and Seasons, november 1839, p. 9.

  5. History of the Church, deel 3, p. 390; uit een leerrede van Joseph Smith in juli 1839 in Commerce (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  6. History of the Church, 3:291; brief van Joseph Smith en anderen aan Edward Partridge en de kerk, 20 maart 1839, vanuit de gevangenis te Liberty (Missouri).

  7. Brief van Joseph Smith en John Whitmer aan de heiligen in Colesville (New York), 20 augustus 1830, Harmony (Pennsylvania). In: Newel Knight, Autobiography and Journal, ca. 1846–1847, pp. 133–136, kerkarchieven.

  8. History of the Church, deel 6, p. 364; uit een leerrede van Joseph Smith op 12 mei 1844 in Nauvoo; opgetekend door Thomas Bullock.

  9. History of the Church, deel 3, p. 286; uit een brief van Joseph Smith aan Presendia Huntington Buell, 15 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri); zuster Buells achternaam is in History of the Church verkeerd gespeld als ‘Bull’.

  10. History of the Church, deel 6, p. 254; uit een leerrede van Joseph Smith op 10 maart 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  11. History of the Church, deel 5, p. 337; uit een leerrede van Joseph Smith op 6 april 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  12. History of the Church, deel 4, p. 11; uit een leerrede van Joseph Smith op 29 september 1839 in Commerce (Illinois); opgetekend door James Mulholland.

  13. History of the Church, deel 5, pp. 336–337; uit een leerrede van Joseph Smith op 6 april 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  14. History of the Church, deel 6, p. 254; uit een leerrede van Joseph Smith op 10 maart 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff.

  15. History of the Church, deel 5, p. 291; uit een brief van Joseph Smith aan de redacteur van Times and Seasons, 28 februari 1843, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 maart 1843, p. 113.

  16. History of the Church, deel 1, p. 442; uit een brief van Joseph Smith aan Moses Nickerson, 19 november 1833, Kirtland (Ohio).

  17. History of the Church, deel 5, p. 65; uit ‘The Government of God’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 15 juli 1842, p. 857; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  18. History of the Church, deel 6, p. 93; uit Joseph Smiths verzoek aan de staat Vermont, 29 november 1843, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd als General Joseph Smith’s Appeal to the Green Mountain Boys (1843), p. 7.

  19. Brief van Joseph Smith en anderen aan Hezekiah Peck, 31 augustus 1835, Kirtland (Ohio); uit ‘The Book of John Whitmer’, p. 80, archieven van de Community of Christ, Independence (Missouri); exemplaar van ‘The Book of John Whitmer’ in de kerkarchieven.

  20. Brief van Joseph Smith en John Whitmer aan de heiligen in Colesville (New York), 2 december 1830, Fayette (New York). In: Newel Knight, Autobiography and Journal, ca. 1846–1947, pp. 198–206, kerkarchieven.

  21. Geloofsartikelen 1:10.

  22. History of the Church, deel 5, pp. 61, 63–65; uit ‘The Government of God’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 15 juli 1842, pp. 855–857; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  23. Geciteerd door William P. McIntire, rapporteur van een toespraak van Joseph Smith in het begin van 1841 in Nauvoo (Illinois); William Patterson McIntire, notitieblok 1840–1845, kerkarchieven.

  24. History of the Church, deel 5, p. 279; uit het dagboek van Joseph Smith, 18 februari 1843, Nauvoo (Illinois).

  25. Aangehaald door William Clayton in een verslag van een ongedateerde leerrede door Joseph Smith in Nauvoo (Illinois); L. John Nuttall, ‘Extracts from William Clayton’s Private Book’, p. 8, Journals of L. John Nuttall, 1857–1904, L. Tom Perry Special Collections, Brigham Young University, Provo (Utah); afschrift in de kerkelijke archieven.

  26. Geciteerd door William P. McIntire, rapporteur van een toespraak van Joseph Smith in het begin van 1841 in Nauvoo (Illinois); William Patterson McIntire, notitieblok 1840–1845, kerkarchieven.

  27. Leer en Verbonden 130:9; instructies van Joseph Smith, gegeven op 2 april 1843 in Ramus (Illinois).

Afbeelding
Newel K. Whitney store

Een bovenkamer in de gerestaureerde winkel van Newel K. Whitney. Joseph en Emma Smith woonden ruim een jaar in deze winkel, waar de profeet vele openbaringen ontving, met inbegrip van openbaringen over de komst van de Heer.

Afbeelding
lamb and lion

‘De dag komt spoedig dat de herstelling aller dingen zal zijn voltooid. (…) Dan zal het geschieden dat de leeuw zich bij het lam neerlegt.’