Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 27: Pas op voor de bittere vruchten van afvalligheid


Hoofdstuk 27

Pas op voor de bittere vruchten van afvalligheid

‘Waak er in al uw beproevingen, rampspoed en ziekte, in al uw lijden, zelfs in de dood, voor dat u God niet verraadt, (…) waak ervoor om niet afvallig te worden.’

Uit het leven van Joseph Smith

In de weken vóór en na de de voltooiing van de Kirtlandtempel, in het voorjaar van 1836, hadden de heiligen een periode van harmonie, waarin de gaven van de Geest overvloedig over hen werden uitgestort. Maar de profeet Joseph Smith waarschuwde de heiligen dat hun vreugde en eensgezindheid niet zou standhouden als ze niet rechtschapen bleven leven. Daniel Tyler heeft over die periode gezegd: ‘Iedereen voelde dat hij een voorproefje van de hemel had. In feite waren er enkele weken waarin we niet door de duivel verleid werden; en we vroegen ons af of het millennium was begonnen. Tijdens [een vergadering van priesterschapsdragers] sprak de profeet Joseph ons toe. Hij zei onder meer: “Broeders, Satan heeft al enige tijd geen macht gehad om u te verleiden. Sommigen onder u hebben gemeend dat er nooit meer verleiding zou komen. Maar die tegenstand komt wel weer; en als u niet dichter tot de Heer komt, wordt u overwonnen en wordt u afvallig.”’1

Met het verstrijken van het jaar nam de geest van afvalligheid toe onder sommige heiligen in Kirtland. Er waren leden die hoogmoedig, hebzuchtig en de geboden ongehoorzaam werden. Sommigen gaven kerkleiders de schuld van economische problemen veroorzaakt door het bankroet van een bank die kerkleden in Kirtland hadden opgericht. Dat gebeurde in 1837, het jaar dat de Verenigde Staten overspoeld werden met de gevolgen van een nationale bankcrisis, en het verergerde de economische problemen van de heiligen alleen maar. Er vielen wel twee- tot driehonderd leden van de kerk af in Kirtland, waarvan sommigen zich bij de tegenstanders van de kerk voegden om de heiligen te kwellen en zelfs lichamelijk te bedreigen. Sommige afvalligen beweerden openlijk dat de profeet gevallen was en zij probeerden om hem te vervangen door andere mensen. Zuster Eliza R. Snow herinnerde zich later: ‘Velen die aanvankelijk nederig en getrouw waren geweest in het vervullen van elke plicht, en die altijd klaar hadden gestaan om gehoor te geven aan iedere oproep van de priesterschap, werden hoogmoedig van hart. Toen de heiligen de liefde en geest van de wereld in zich opnamen, trok de Geest van de Heer zich terug uit hun hart.’2

De profeet beklaagde zich als volgt over de situatie van de kerk in mei 1837: ‘Het leek wel of alle krachten van aarde en hel samen hun invloed aanwendden om de kerk in één keer omver te werpen. (…) De vijanden buiten onze gemeenschap en de afvalligen in ons midden waren eensgezind in hun bedoelingen (…) en velen werden mij ontrouw alsof ik de enige oorzaak was van juist die vormen van kwaad die ik zo ijverig probeerde te bestrijden.’3

Maar ondanks die moeilijkheden bleef de overgrote meerderheid van de leiders en leden van de kerk getrouw. Brigham Young, die in deze onzekere periode lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was, herinnerde zich een bijeenkomst waarbij enkele kerkleden bespraken hoe zij de profeet Joseph konden afzetten: ‘Ik stond op, en zei duidelijk en krachtig dat Joseph een profeet was, dat ik dat wist, en dat ze hem net zo veel konden beschimpen en belasteren als ze wilden, maar dat ze de aanstelling van de profeet van God niet konden vernietigen, ze konden alleen hun eigen gezag vernietigen, de band tussen hen, de profeet en God doorsnijden, en zichzelf in de hel laten zinken. Velen van hen waren woedend op mij omdat ik mij tegen hun maatregelen verzette. (…)

‘De bijeenkomst werd opgeheven zonder dat de afvalligen in staat waren om het eens te worden over enige voorgenomen maatregelen. Dit was een crisis waarbij aarde en hel leken samen te spannen om de profeet en de kerk van God te gronde te richten. De knieën van de sterkste mannen in de kerk knikten. Gedurende deze belegering door de duistere krachten bleef ik dicht bij Joseph, en met alle wijsheid en kracht die God me had gegeven, deed ik mijn uiterste best om de dienstknecht van God te steunen en de quorums van de kerk te verenigen.’4

Leringen van Joseph Smith

Verlies van vertrouwen in kerkleiders, kritiek op leiders en verwaarlozing van plichten jegens God leiden tot afvalligheid.

‘Ik geef u een van de sleutels van de verborgenheden van het koninkrijk. Het is een eeuwig beginsel dat door alle eeuwen heen bij God bestaan heeft: indien een mens opstaat om anderen te veroordelen en fouten zoekt in de kerk, en zegt dat zij allen op het verkeerde pad zijn en hij alleen rechtvaardig is, weet dan dat die mens zich op de brede weg naar de afval bevindt; en zo waar als God leeft, zal hij afvallen als hij zich niet bekeert.’5

Heber C. Kimball, toentertijd raadgever van president Brigham Young, heeft verklaard: ‘Ik zal u een sleutel geven die broeder Joseph Smith in Nauvoo gaf. Hij zei dat afvalligheid begon met het verlies van vertrouwen in de leiders van deze kerk en dit koninkrijk en dat als je die geest ontdekte, je kon weten dat dit degene die deze geest met zich meedroeg zou leiden tot afvalligheid.’6

Wilford Woodruff heeft als lid van het Quorum der Twaalf gezegd: ‘Broeder Joseph gaf ons als volgt raad: “Op het moment dat u uzelf toestaat om enige taak terzijde te leggen waartoe God u geroepen heeft, om uw eigen verlangens te bevredigen; op het moment dat u uzelf toestaat om onverschillig te worden, legt u het fundament voor afvalligheid. Wees voorzichtig; begrijp goed dat u tot een werk geroepen bent, en als God u vraagt om dat werk te doen, doe het dan.” En hij zei ook: “Waak er in al uw beproevingen, rampspoed en ziekte, in al uw lijden, zelfs in de dood, voor dat u God niet verraadt, waak ervoor dat u de priesterschap niet verraadt en waak ervoor om niet afvallig te worden.”’7

Wilford Woodruff heeft ook gezegd: ‘Ik herinner me dat broeder Joseph Smith mij, broeder [John] Taylor, broeder Brigham Young en enkele andere zendelingen bezocht toen we op het punt stonden om onze zending naar Engeland aan te vangen. We waren allemaal ziek en leden erg. Maar toch wilden we gaan. De profeet zegende ons, onze vrouw en onze kinderen. (…) Hij leerde ons enkele erg belangrijke beginselen, waarvan ik sommige nu zal noemen. Broeder Taylor, ikzelf, George A. Smith, John E. Page en anderen waren geroepen als plaatsvervangers van de [apostelen] die waren afgevallen. Broeder Joseph legde ons de oorzaak voor waarom die mannen zich van Gods geboden hadden afgekeerd. Hij hoopte dat wij wijzer zouden worden van wat wij met het oog zagen en met het oor hoorden en dat wij in staat zouden zijn om de geest van andere mensen te onderscheiden zonder dat door droeve ervaring te moeten leren.

‘Vervolgens merkte hij op dat iedere man en ouderling in deze kerk en dit koninkrijk die een koers aanhield die zou inhouden dat hij enige wet of gebod of plicht zou negeren, of met andere woorden zou weigeren te gehoorzamen — als iemand dat deed en enig plicht zou verzuimen die God van hem vereiste op het gebied van bijeenkomsten bijwonen, zendingen vervullen of raad opvolgen, zou hij een fundament leggen dat tot zijn afvalligheid zou leiden, en dat dit de reden was dat die mannen waren afgevallen. Zij hadden het priesterschap misbruikt dat op hen was bevestigd. Zij hadden verzuimd hun roeping als apostelen of als ouderling groot te maken. Ze hadden dat priesterschap gebruikt om zichzelf op te bouwen en ander werk te doen dan het opbouwen van Gods koninkrijk.’8

In 1840 bleef een kleine, georganiseerde groep kerkleden in Kirtland wonen, ook al hadden de meeste heiligen zich vergaderd in Nauvoo (Illinois). Reagerend op het nieuws dat een kerklid in Kirtland probeerde het vertrouwen van de heiligen in het Eerste Presidium en de andere autoriteiten van de kerk te ondermijnen, schreef de profeet aan een kerkleider in Kirtland: ‘Om de aangelegenheden van het koninkrijk in gerechtigheid te behandelen, is het van groot belang dat alle broeders de meest volmaakte harmonie, vriendelijke gevoelens, goed begrip en vertrouwen in hun hart hebben; en dat al hun handelingen gekenmerkt worden door ware naastenliefde, wederzijdse liefde. Als er maar enige liefdeloze gevoelens zijn of er een gebrek aan vertrouwen heerst, zullen er al gauw hoogmoed, arrogantie en afgunst opduiken; verwarring zal onvermijdelijk het gevolg zijn, en de autoriteiten van de kerk worden dan als onbelangrijk beschouwd. (…)

‘Als de heiligen in Kirtland mij hun gebeden niet waard achten als zij vergaderen, en als zij verzuimen mij te steunen voor de troon van hemelse genade, dan is dat een sterk en overtuigend bewijs voor mij dat zij de Geest Gods niet bij zich hebben. Als de openbaringen die wij hebben ontvangen waar zijn, wie moet de mensen dan leiden? Als de sleutels van het koninkrijk aan mij zijn toevertrouwd, wie zal dan de verborgenheden daarin onthullen?

‘Zolang mijn broeders mij steunen en aanmoedigen, kan ik de vooroordelen van de wereld bestrijden en kan ik de wrede behandeling en beledigingen met vreugde verdragen; maar als mijn broeders mij afstandelijk behandelen, als zij beginnen te verflauwen en proberen mijn vooruitgang en ondernemingen dwars te zitten, dan wil ik rouwen, maar ik ben onverminderd vastberaden om mijn taak uit te voeren, in het vertrouwen dat mijn aardse vrienden mij weliswaar in de steek laten en zich zelfs tegen mij keren, maar dat mijn hemelse Vader mij zal doen triomferen.

‘Ik hoop echter dat er zelfs in Kirtland nog enkelen zijn die een mens niet om een woord schuldig verklaren [zie Jesaja 29:21], maar die geneigd zijn om gerechtigheid en waarheid te verdedigen en alle taken uit te voeren die hen zijn gegeven; en die de wijsheid hebben om zich af te zetten tegen elke beweging of invloed die bedoeld is om verwarring en twist te zaaien in het kamp van Israël, en die de geest van waarheid kunnen onderscheiden van de geest van dwaling.

‘Het zou bevredigend voor mij zijn om de heiligen in Kirtland te zien bloeien, maar ik denk dat die tijd nog niet gekomen is; en ik verzeker u dat die tijd niet zal komen tot het er anders toe-gaat en er een andere geest heerst. Als het vertrouwen is hersteld, als de hoogmoed ten val komt en iedere eerzuchtige ziel met ootmoed bekleed is als met een kledingstuk, en zelfzucht plaatsmaakt voor welwillendheid en naastenliefde en een eensgezinde vastberadenheid om te leven naar ieder woord dat uitgaat van de mond van de Heer zichtbaar is, dan, en niet eerder, kunnen er vrede, orde en liefde heersen.

‘Het komt door eerzuchtige mensen dat Kirtland is verlaten. Hoe vaak is uw nederige dienstknecht al niet wegens zijn ambt benijd door dergelijke types die trachtten om zichzelf ten koste van hem te verheffen, en die, als zij zagen dat dit onmogelijk was, vervielen tot gemene laster en leugens, en tot andere middelen om hem omver te werpen. Dergelijke types zijn altijd de eersten geweest om zich tegen het presidium uit te spreken en hun fouten en tekortkomingen wijd en zijd bekend te maken.’9

Wie afvallig wordt, raakt de geest van God kwijt, breekt zijn verbonden en vervolgt vaak leden van de kerk.

‘Hoe vreemd het eerst ook mag lijken, toch is het niet vreemder dan waar dat afvalligen ondanks hun zogenaamde vastbeslotenheid om goddelijk te leven vroeger of later, nadat zij hun geloof in Christus de rug hebben toegekeerd, in de val van het kwaad lopen en dat zij verlaten worden door de Geest Gods, waarop zij hun kwaad tentoonspreiden voor het oog van het publiek. De getrouwen zijn het hevigst vervolgd door afvalligen. Judas werd vermaand en verraadde onmiddellijk de Heer en gaf Hem over aan zijn vijanden, want Satan was in hem gevaren.

‘Er wordt superieure intelligentie verleend aan hen die het evangelie met vol voornemen des harte gehoorzamen. Maar als daartegen wordt gezondigd, wordt de afvallige naakt en berooid achtergelaten door de Geest Gods en staat hij in feite op het punt vervloekt te worden en is het zijn bestemming om verbrand te worden. Zodra het licht dat in hen was van hen is weggenomen, worden zij net zozeer verduisterd als zij voorheen verlicht waren. En dan is het geen wonder dat zij al hun kracht aanwenden om de waarheid te bestrijden en zij, net als Judas, uit zijn op de vernietiging van hen die hun grootste weldoeners waren.

‘Had Judas op aarde of in de hemel een naastere vriend dan de Heiland? En toch was zijn eerste doel om Hem te vernietigen. Wie onder alle heiligen in deze laatste dagen kan zichzelf als net zo goed als onze Heer beschouwen? Wie is er net zo volmaakt? Wie is er net zo zuiver? Wie is er net zo heilig? Is er zo iemand te vinden? Hij beging geen enkele overtreding en brak nooit een gebod of wet van de hemel — er was geen bedrog in zijn woorden noch schuld in zijn hart. En toch was degene die met Hem at, die vaak uit dezelfde beker had gedronken, de eerste om zijn hand naar Hem op te heffen. Waar vinden we iemand zoals Christus? Nergens op aarde. Waarom zouden zijn volgelingen dan klagen als zij vervolgd worden door hen die zij eens broeders noemden en als medestanders in het eeuwig verbond beschouwden?

‘Uit welke bron stamt het beginsel — zo kenmerkend voor afvalligen van de ware kerk — dat zij diegenen met dubbele ijver vervolgen en met dubbel doorzettingsvermogen proberen te vernietigen die zij eens beweerden lief te hebben, met wie zij eens omgingen en met wie zij zich eens verbonden om alles te doen wat in hun vermogen lag om in rechtschapenheid de rust van God te verkrijgen? Misschien zeggen onze broeders hetzelfde dat Satan ertoe bracht ernaar te streven Gods koninkrijk omver te werpen omdat hij zelf kwaad was en Gods koninkrijk heilig is.’10

‘Er zijn in elk tijdperk van de kerk altijd mensen geweest die zich tegen de beginselen van deugd verzet hebben, die het gewin van de wereld liefhadden, die de beginselen van de ongerechtigheid volgden en de vijand van de waarheid waren. (…) Zij die omgang met ons hebben gehad en om het hardst beweerd hebben onze vriend te zijn, zijn vaak onze grootste en meest vastberaden vijanden geweest; als zij onpopulair werden, als hun belang of waardigheid geschaad werd, of als hun goddeloosheid ontdekt werd, waren zij altijd de eersten om de hand van vervolging op te heffen, om hun broeders valselijk te beschuldigen en te belasteren, en om de neergang en vernietiging van hun vrienden te willen bewerkstelligen.’11

‘Afvallige “mormoonse” andersdenkenden gaan de wereld in en verspreiden valse en lasterlijke berichten over ons en denken daarmee de vriendschap van de wereld te krijgen, omdat zij weten dat wij niet van de wereld zijn en dat wereld een hekel aan ons heeft; daarom maakt [de wereld] gebruik van deze lieden [de afvalligen]; en door middel van hen probeert men zo veel mogelijk schade aan te richten, en daarna hebben zij een grotere hekel aan hen dan aan ons, want zij vinden hen verachtelijke verraders en vleiers.’12

Wilford Woodruff heeft verder verteld: ‘Ik woonde [op 19 februari 1837 een] vergadering in de [Kirtland]tempel bij. President Joseph Smith was afwezig in verband met kerkelijke aangelegenheden, maar niet half zo lang als Mozes op de berg en uit het midden van Israël was [zie Exodus 32:1–8]; en toch keerden veel mensen in Kirtland, hoewel zij geen kalf maakten om te aanbidden, zoals de Israëlieten, zich af van de Heer en van zijn dienstknecht Joseph en gaven zich over aan speculatie en aan valse geesten, totdat hun verstand verduisterd werd. Velen verzetten zich tegen Joseph Smith en sommigen wilden David Whitmer aanstellen om de kerk in zijn plaats te leiden. Temidden van die wolken van duistere geesten, keerde Joseph terug naar Kirtland en stond die ochtend op het podium op. Hij leek erg neerslachtig, maar al gauw rustte de Geest Gods op hem en hij sprak de aanwezigen in duidelijke bewoordingen ongeveer drie uur lang toe en legde zijn vijanden het zwijgen op.

‘Toen hij opstond, zei hij: “Ik ben nog steeds de president, profeet, ziener, openbaarder en leider van De Kerk van Jezus Christus. God, en geen mens, heeft mij aangesteld en mij deze positie gegeven, en geen mens of groep mensen heeft de macht om mij daaruit te verwijderen of iemand anders in mijn plaats aan te stellen, en zij die dit proberen, zullen hun vingers branden en naar de hel gaan als zij zich niet snel bekeren.” Hij vermaande de mensen ernstig wegens hun zonden, duisternis en ongeloof; de macht Gods rustte op hem en hij gaf getuigenis dat zijn uitspraken waar waren.’13

Wilford Woodruff: ‘President Smith sprak [op 9 april 1837] in de middag en zei in naam van de Heer dat de oordelen van God op de mensen zouden komen die beweerd hadden zijn vrienden te zijn en vrienden van de mensheid, en dat zij bij de opbouw van Kirtland bij een ring van Zion hoorden. Maar zij hebben hem en de belangen van het koninkrijk verraden en hebben onze vijanden macht tegen ons gegeven. Zij hebben de arme heiligen verdrukt en hen smart bezorgd en zijn verbrekers van verbonden geworden, om welke reden zij de toorn van God zullen voelen.’14

Daniel Tyler herinnerde zich: ‘Al gauw na de aankomst van de profeet in Commerce (later Nauvoo) uit de gevangenis in Missouri, brachten broeder Isaac Behunin en ik hem thuis een bezoek. Zijn vervolging was het onderwerp van gesprek. Hij haalde enkele valse, inconsequente en tegenstrijdige uitspraken van afvalligen, bange kerkleden en buitenstaanders aan. Hij vertelde ook dat de meeste functionarissen die hem maar al te graag van het leven beroofd hadden bij zijn arrestaties, na hun kennismaking aan zijn kant stonden. Hij gaf valse broeders de schuld. (…)

‘Toen de profeet klaar was met vertellen hoe hij was behandeld, merkte broeder Behunin op: “Als ik deze kerk zou verlaten, zou ik niet doen wat die mensen hebben gedaan: ik zou naar de een of andere afgelegen plek gaan waar men nog nooit van het mormonisme had gehoord, daar zou ik me vestigen, en niemand zou ooit vernemen dat ik er iets van afwist.”

‘De grote ziener antwoordde onmiddellijk: “Broeder Behunin, u weet niet wat u zou doen. Deze mensen dachten ongetwijfeld ooit ook zoals u. Maar voordat u lid werd van deze kerk, was u op neutraal terrein. Toen het evangelie aan u werd verkondigd, werden goed en kwaad voor geplaatst. U kon een van beide of geen van beide kiezen. Twee tegenpolen van meesters nodigden u uit om hen te dienen. Toen u lid werd van deze kerk, ging u in dienst bij God. Toen u dat deed, verliet u het neutrale terrein, en u kunt daar nooit meer terugkeren. Als u de Meester in de steek laat bij wie u in dienst ging, dan is dat op aanstichting van de boze, en dan volgt u zijn bevelen op en bent zijn dienstknecht.”’15

Als wij de profeten en apostelen en de openbaringen van de kerk volgen, zullen wij niet misleid worden.

Orson Hyde vertelde als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘De profeet Joseph (…) heeft gezegd: “Broeders, bedenk dat de meerderheid van de leden nooit zal afdwalen; en zolang u tot de meerderheid behoort, zult u zeker in het celestiale koninkrijk komen.”’16

William G. Nelson heeft verteld: ‘Ik heb de profeet vele malen in het openbaar horen spreken. Tijdens een vergadering heb ik hem horen zeggen: “Ik zal u een sleutel geven die nooit zal roesten: als u de meerderheid van de twaalf apostelen volgt en de kronieken van de kerk, dan zult u nooit misleid worden.” Uit de geschiedenis van de kerk blijkt dat dit waar is.’17

Ezra T. Clark herinnerde zich: ‘Ik hoorde de profeet Joseph zeggen dat hij de heiligen een sleutel zou geven waarmee ze konden voorkomen dat ze misleid werden, en dat was: de Heer zou nooit toestaan dat een meerderheid van zijn kerkleden misleid zou worden door bedriegers, noch zou Hij toestaan dat de kronieken van de kerk in handen van de vijand zouden vallen.’18

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Neem het relaas op pp. 341–343 door. Waarom zouden mensen in zo’n korte tijd van gerechtigheid tot afvalligheid kunnen vervallen? Door welke invloeden vallen mensen tegenwoordig van de kerk af? Wat kunnen we doen om ons te beschermen tegen dergelijke invloeden?

  • Wat zijn enkele gevaren van het verliezen van het vertrouwen in onze kerkleiders en van kritiek op hen uiten? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 343–346.) Wat kunnen we doen om onze leiders te blijven respecteren en waarderen? Hoe kunnen ouders hun kinderen aanmoedigen om kerkleiders te respecteren?

  • De profeet heeft gezegd: ‘Zodra u uzelf toestaat om een taak waartoe God u geroepen heeft terzijde te leggen om uw eigen verlangens te bevredigen (…), legt u het fundament voor afvalligheid’ (p. 343). Wat betekent dat voor u?

  • Lees het verhaal van Daniel Tyler (pp. 349–350.) Waarom zouden mensen die van de kerk zijn afgevallen haar vaak zo fel bestrijden? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 346–350.) Hoe zouden we moeten reageren op wat dergelijke mensen zeggen en doen?

  • Lees de laatste drie alinea’s van het hoofdstuk (p. 350). Waarom is het belangrijk dat wij deze ‘sleutel’, die Joseph Smith heeft gegeven, begrijpen en gebruiken?

Relevante teksten: 1 Nephi 8:10–33; Helaman 3:33–35; LV 82:3, 21; 121:11–22

Noten

  1. Daniel Tyler, ‘Incidents of Experience’, Scraps of Biography, (1883), pp. 32–33.

  2. Eliza R. Snow, Biography and Family Record of Lorenzo Snow (1884), p. 20.

  3. History of the Church, deel 2, pp. 487–488; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek B-1, p. 761, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah).

  4. Brigham Young, uit het kantoor van de kerkhistoricus, Manuscript History of Brigham Young, 1844–1846, deel 1, p. 16, kerkarchieven.

  5. History of the Church, deel 3, p. 385; uit een leerrede van Joseph Smith op 2 juli 1839 in Montrose (Iowa); uit een verslag van Wilford Woodruff en Willard Richards.

  6. Heber C. Kimball, Deseret News, 2 april 1856, p. 26.

  7. Wilford Woodruff, Deseret News, 22 december 1880, p. 738.

  8. Wilford Woodruff, Deseret News: Semi-Weekly, 7 september 1880, p. 1; alinea-indeling gewijzigd.

  9. History of the Church, deel 4, pp. 165–166; uit een brief van Joseph Smith aan Oliver Granger, juli 1844, Nauvoo (Illinois).

  10. History of the Church, deel 2, p. 23; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, april 1834, p. 152.

  11. ‘John C. Bennett’, redactioneel artikel in Times and Seasons, 1 augustus 1842, p. 868; Joseph Smith was de redacteur van het tijdschrift.

  12. History of the Church, deel 3, p. 230; eerste en tweede tekst tussen vierkante haakjes in origineel; uit een brief van Joseph Smith aan de kerkleden in Caldwell County (Missouri), 16 december 1838, gevangenis te Liberty (Missouri).

  13. Verslag door Wilford Woodruff van een leerrede van Joseph Smith op 19 februari 1837 in Kirtland (Ohio); ‘History of Wilford Woodruff ’, Deseret News, 14 juli 1858, p. 85; alinea-indeling gewijzigd.

  14. Verslag door Wilford Woodruff van een leerrede van Joseph Smith op 9 april 1837 in Kirtland (Ohio); ‘History of Wilford Woodruff ’, Deseret News, 14 juli 1858, p. 86.

  15. Daniel Tyler, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 15 augustus 1892, pp. 491–492.

  16. Orson Hyde, Deseret News: Semi-Weekly, 21 juni 1870, p. 3.

  17. William G. Nelson, ‘Joseph Smith, the Prophet’, Young Woman’s Journal, december 1906, p. 543; alinea-indeling gewijzigd.

  18. Ezra T. Clark, ‘The Testimony of Ezra T. Clark’, 24 juli 1901, Farmington (Utah); Heber Don Carlos Clark, documenten, ca. 1901–1974, typoscript, kerkarchieven.

Afbeelding
sacrament meeting

Joseph Smith heeft ons geleerd hoe belangrijk het is om onze kerkleiders te steunen: ‘Indien iemand opstaat om anderen te veroordelen en fouten zoekt in de kerk, en zegt dat zij allen op het verkeerde pad zijn en hij alleen rechtvaardig is, (dan bevindt) die persoon zich op de brede weg naar de afval.’

Afbeelding
Judas betraying Jesus

‘Had Judas op aarde of in de hemel een naastere vriend dan de Heiland? En toch was zijn eerste doel om Hem te vernietigen.’