Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 31: ‘God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid’: de profeet in de gevangenis te Liberty


Hoofdstuk 31

‘God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid’: de profeet in de gevangenis te Liberty

‘In zijn almachtige naam zijn wij vastbesloten om als goede soldaten tot het einde toe beproeving te doorstaan.’

Uit het leven van Joseph Smith

Op 1 december 1838 werden de profeet Joseph Smith, zijn broer Hyrum en de andere kerkleiders van het houten huis in Richmond (Missouri) waar ze eerst gevangen hadden gezeten, overgebracht naar de gevangenis in Liberty. Daar zouden ze meer dan vier maanden blijven, in afwachting van een proces op basis van valse aanklachten die voort waren gevloeid uit de vervolging van de heiligen in Missouri. Intussen werden de kerkleden door hun vervolgers in Missouri van huis en haard verdreven, wat enorm lijden veroorzaakte. De beproevingen van de heiligen waren een bron van grote zorgen voor de profeet Joseph en zijn metgezellen tijdens hun lange gevangenschap.

De gevangenis in Liberty was verdeeld in een opkamer en een kerker van iets meer dan vier bij vier meter, waar de gevangenen zaten. De profeet beschreef hun situatie als volgt: ‘Wij worden dag en nacht streng bewaakt in een gevangenis met dubbele muren en deuren, gevangen in onze gewetensvrijheid. Het voedsel is schaars, altijd hetzelfde en van slechte kwaliteit; wij mogen niet voor onszelf koken; we moeten op de met stro bedekte vloer slapen, maar hebben niet voldoende dekens om ons warm te houden; en als we een vuur aanleggen, moeten we bijna voortdurend in de rook zitten. De rechters hebben ons van tijd tot tijd plechtig verzekerd dat zij wisten dat wij onschuldig waren en dat wij vrijgelaten zouden moeten worden, maar uit angst voor het gepeupel durven zij de wet niet op ons toe te passen.’1

De ruimte was niet hoog genoeg om rechtop in te staan en Alexander McRae, een van de gevangenen, zei dat het voedsel ‘erg slecht was en zo vuil dat we het pas konden eten als de honger ons ertoe dreef.’2

Mercy Fielding Thompson, een kerklid dat de broeders in de gevangenis bezocht, schreef daar later over: ‘Ik kan de gevoelens niet beschrijven die ik had toen we door de cipier in de gevangenis werden gelaten en de deur achter ons op slot ging. Er maakte zich een gevoel van afschuw van ons meester toen we beseften dat we werden opgesloten in dat donkere, sombere hol dat uitsluitend geschikt was voor de allerergste misdadigers. Daar zagen we de profeet Joseph — de man door God gekozen om in de bedeling van de volheid der tijden de sleutels van zijn koninkrijk op aarde te dragen, met de macht om te binden en te ontbinden volgens de aanwijzingen van God — opgesloten in een afschuwelijke gevangenis om geen enkele andere reden dan dat hij beweerde inspiratie van God te hebben ontvangen om diens kerk onder de mensen te vestigen.’3

Emma, de vrouw van de profeet, kon hem tijdens zijn gevangenschap slechts drie keer bezoeken. Hun enige andere communicatie was per brief. Op 4 april 1839 schreef de profeet: ‘Lieve vrouw, het is donderdagavond en ik ga zitten nu de zon ondergaat en wij door de tralies van deze eenzame gevangenis kijken. Ik schrijf je om je te vertellen hoe het met me gaat. Het is nu geloof ik ongeveer vijf maanden en zes dagen dat ik dag en nacht zo streng bewaakt word tussen muren, tralies en krakende ijzeren deuren van een eenzame, donkere, vieze gevangenis. Terwijl ik deze brief schrijf, heb ik emoties die alleen God kent. Onder deze omstandigheden de situatie te beschrijven aan mensen die nooit hebben meegemaakt wat wij meemaken, staat gelijk aan de pen of de tong of engelen tarten. (…) Wij steunen op de arm van Jehova en niemand anders voor onze verlossing.’4

De profeet schreef vanuit de gevangenis in Liberty ook brieven aan de heiligen, waarin hij zijn liefde voor hen uitsprak en zijn geloof dat God altijd degenen steunt die op Hem vertrouwen. Het merendeel van het volgende materiaal komt uit een brief aan de leden van de kerk, gedateerd 20 maart 1839, waarin de profeet de heiligen raad geeft, smeekbeden richt aan God, en God antwoord geeft op zijn gebeden. Delen van deze brief zijn later opgenomen in de afdelingen 121, 122 en 123 van de Leer en Verbonden.

Leringen van Joseph Smith

Geen enkele beproeving kan ons scheiden van Gods liefde en onze broederschap.

‘Uw nederige dienstknecht, Joseph Smith jr., gevangen om de Heer Jezus Christus’ wil, en voor de heiligen, gevangen genomen en gehouden door de macht van het gepeupel onder het verdelgende bestuur van zijn excellentie de gouverneur, Lilburn W. Boggs, in het gezelschap van medegevangenen en geliefde broeders, Caleb Baldwin, Lyman Wight, Hyrum Smith en Alexander McRae, groet u allen.5 Moge de genade van God de Vader en van onze Heer en Heiland Jezus Christus op u komen en voor altijd in u verblijven. Moge uw kennis vermeerderd worden door de genade Gods. En mogen geloof en deugd, kennis en matigheid, geduld en goddelijkheid, en broederliefde en naastenliefde in u heersen opdat u niet in niets onvruchtbaar moogt zijn [zie 2 Petrus 1:5–8].

‘Want voor zover wij weten, zijn de meesten onder u goed op de hoogte van de wandaden en aanmatigende onrechtvaardigheden en wreedheden die ons worden aangedaan; want wij zijn op valse beschuldiging van alle mogelijke vormen van kwaad gearresteerd en in de gevangenis gegooid, tussen sterke muren en door bewakers omringd die dag en nacht zo onvermoeibaar de wacht houden als de duivel onophoudelijk het volk van God verleidt en valstrikken voor hen zet:

‘Daarom, geliefde broeders, zijn wij des te meer bereid om aanspraak te maken op uw vriendschap en liefde. Want onze omstandigheden zijn er om onze geest open te stellen voor een heilige gedachtenis aan alles, en wij denken dat dit ook voor u geldt, en dat niets ons daarom kan afhouden van Gods liefde en onze onderlinge broederschap [zie Romeinen 8:39], en dat elke vorm van kwaad en wreedheid die op ons wordt toegepast, er alleen maar toe kan leiden dat onze harten in liefde met elkaar verbonden en verzegeld worden.

‘Wij hoeven u niet te zeggen dat wij zonder reden in hechtenis worden gehouden, noch hoeft u tegen ons te zeggen: wij zijn zonder aanleiding geslagen en verdreven van huis en haard. Wederzijds begrijpen wij dat als de inwoners van de staat Missouri de heiligen met rust hadden gelaten en net zo graag vrede hadden gewild als zij, er tot de dag van vandaag niets dan vrede en rust in de staat zou zijn geweest; dan zouden wij niet in deze hel verkeerd hebben (…), waar wij gedwongen zijn godslastering en vloeken aan te horen en getuige te zijn van dronkenschap, huichelarij en allerhande uitspattingen. En dan zou ook het geroep van wezen en weduwen niet tegen hen tot God op zijn gestegen. Noch zou onschuldig bloed de aarde van Missouri bevlekt hebben. (…) Het is een tragisch verhaal, een beklagenswaardig verhaal; ja, een verdrietig verhaal, te erg om te vertellen; te erg om aan te denken; te erg voor mensen. (…)

‘[Onze vervolgers] doen de heiligen deze dingen aan, terwijl die niets gedaan hebben. Zij zijn onschuldig en deugdzaam. Zij hadden de Here hun God lief en waren bereid alles te verzaken om Christus’ wil. Deze dingen zijn verschrikkelijk om te vertellen, maar ze zijn echt waar. Het is onvermijdelijk dat er kwellingen komen, maar wee hen door wie ze komen [zie Matteüs 18:7].’6

Tegenspoed duurt maar even; als wij het goed doorstaan, worden wij verhoogd in de tegenwoordigheid van God.

‘O God, waar zijt Gij? En waar is de tent, die Uw schuilplaats bedekt? Hoe lang zult Gij uw hand weerhouden, en zal uw oog, ja, uw reine oog, vanuit de eeuwige hemelen het onrecht aanschouwen dat uw volk en uw dienstknechten wordt aangedaan, en zal uw oor doordrongen worden met hun kreten?

‘Ja, o Heer, hoe lang zullen zij dat onrecht en die onwettige verdrukking moeten verduren, voordat uw hart jegens hen wordt verzacht en uw binnenste met medelijden jegens hen wordt bewogen?

‘O Here God, Almachtige Maker van hemel, aarde en zeeën, en van alle dingen die daarin zijn, en die de duivel en het donkere en verduisterde domein van het dodenrijk beheerst en onderwerpt — strek uw hand uit; laat uw oog doordringen; laat uw tent worden opgenomen; laat uw schuilplaats niet langer bedekt zijn; laat uw oor zich neigen; laat uw hart worden verzacht, en uw binnenste met medelijden jegens ons worden bewogen. Laat uw toorn ontbranden tegen onze vijanden; en wreek ons met uw zwaard, in de grimmigheid van uw hart, wegens het ons aangedane onrecht. Denk aan uw lijdende heiligen, o onze God; en uw dienstknechten zullen zich voor eeuwig in uw naam verheugen.

‘Mijn zoon, vrede zij uw ziel; uw tegenspoed en uw ellende zullen slechts van korte duur zijn; en dan, indien gij het goed doorstaat, zal God u ten hemel verhogen; gij zult over al uw vijanden zegevieren.’7 [De alinea’s in dit onderdeel staan ook in Leer en Verbonden 121:1–8.]

Gods macht is groter dan die van welk kwaad dan ook, en de waarheden van het evangelie zullen uiteindelijk triomferen.

‘Neem mij niet kwalijk als ik het zeg, broeders, maar als er onwetendheid, bijgeloof en onverdraagzaamheid optreden waar dat niet zou moeten, zit dat de voorspoed van deze kerk vaak dwars, zoals de regenvloed uit de bergen de zuiverste en helderste stroom met modder, vuil en viezigheid vult en alles vertroebelt wat voorheen helder was, en samen voortstroomt in één grote stortvloed. Maar de tijd brengt een einde aan het getij. Niettegenstaande dat wij voorlopig door de modder van de stortvloed gerold worden, zou de volgende golf ons wel eens de bron kunnen brengen die kristalhelder is en zuiver als sneeuw. Vuiligheid en drijfhout verdwijnen dan en worden weggezuiverd.

‘Hoe lang kunnen stromende wateren onrein blijven? Welke kracht zal de hemelen weerhouden? De mens zou evengoed zijn nietige arm kunnen uitstrekken om de Missouri in haar beschikte loop te stuiten, of haar stroomopwaarts te keren, als om de Almachtige te verhinderen kennis uit te storten vanuit de hemel op het hoofd van de heiligen der laatste dagen. [Deze alinea staat ook in Leer en Verbonden 121:33.]

‘Wat is [gouverneur Lilburn W.] Boggs en zijn moordenaarsbende meer dan verwaaide wilgen op de oever die het drijfhout opvangen? We zouden net zo goed kunnen beweren dat water geen water is omdat de bergstromen modder naar beneden doen stromen en de heldere stroom doen kolken, hoewel die naderhand zuiverder is dan tevoren. Of dat vuur geen vuur is omdat je het kunt doven door er water op uit te gieten. Evenmin mag men zeggen dat onze zaak verloren is omdat afvalligen, leugenaars, priesters, dieven en moordenaars zich allen hardnekkig vastklampen aan hun handwerk en overtuiging en zij als boze geesten uit hemelse gewesten en uit de vestingen van de duivel een stroom van vuil, modder en viezigheid (…) op ons hoofd hebben uitgestort.

‘Nee! God verhoede het. De hel kan zijn woede uitstorten als de brandende lava van de berg Vesuvius of de Etna, of de verschrikkelijkse vulkaan, maar het “mormonisme” houdt stand. Water, vuur, waarheid en God bestaan alle echt. Het “mormonisme” is waarheid. Het komt van God. Hij is ons schild. Wij hebben onze geboorte aan Hem te danken. Door zijn stem zijn wij geroepen tot een bedeling van zijn evangelie in het begin van de volheid der tijden. Door Hem hebben wij het Boek van Mormon ontvangen. En door Hem zijn wij nog in leven. En door Hem zullen wij in leven blijven, als dat ten gunste van onze heerlijkheid is. En in zijn almachtige naam zijn wij vastbesloten om als goede soldaten tot het einde toe beproeving te doorstaan.

‘(…) Tegen de tijd dat u dit leest, zult u hebben ervaren — en als u het nog niet ervaren hebt, kunt u het alsnog ervaren — dat muren en ketens, deuren en krakende scharnieren en bijna doodsbange bewakers en cipiers (…) als vanzelf daartoe leiden dat de ziel van een eerlijk mens zich sterker gaat voelen dan de machten der hel. (…)

‘(…) Wij zijn uw broeders en medelijders en gevangenen voor Jezus Christus omwille van het evangelie en de hoop der heerlijkheid, die in ons is.’8

De Heiland begrijpt al ons lijden en zal voor altijd en eeuwig met ons zijn.

De Heer troostte de profeet met de volgende woorden: ‘De einden der aarde zullen navraag doen naar uw naam en dwazen zullen de spot met u drijven en de hel zal tegen u woeden; terwijl de reinen van hart en de wijzen en de edelen en de deugdzamen voortdurend zullen streven naar raad en gezag en zegeningen onder uw hand. En uw volk zal nimmer tegen u worden gekeerd door het getuigenis van verraders. En hoewel hun invloed u in moeilijkheden en achter tralies en gevangenismuren zal brengen, zult gij in ere worden gehouden; en nog slechts een korte tijd en uw stem zal te midden van uw vijanden schrikwekkender zijn dan de woeste leeuw, wegens uw rechtvaardigheid; en uw God zal u terzijde staan tot in alle eeuwigheid.

‘Indien gij geroepen zijt beproeving te doorstaan; indien gij in gevaar verkeert onder valse broeders; indien gij in gevaar verkeert onder rovers; indien gij in gevaar verkeert te land of ter zee; indien gij beschuldigd wordt met allerlei valse beschuldigingen; indien uw vijanden u overvallen; indien zij u wegrukken van de zijde van uw vader en moeder en broers en zusters; en indien uw vijanden u met getrokken zwaard wegrukken van de boezem van uw vrouw en kinderen, en uw oudste zoon, hoewel slechts zes jaar oud, zich aan uw kleding vastklemt en zegt: Mijn vader, mijn vader, waarom kunt u niet bij ons blijven? O mijn vader, wat gaan die mannen met u doen? En indien hij dan met het zwaard wordt weggestoten en gij naar de gevangenis wordt gesleept en uw vijanden om u heen sluipen als wolven belust op het bloed van het lam; en indien gij in de put wordt geworpen, of in de handen van moordenaars valt, en het doodvonnis over u wordt geveld; indien gij in het diep wordt geworpen; indien de ziedende baren tegen u samenspannen; indien hevige winden uw vijand worden; indien de hemelen zwart worden en alle elementen zich verenigen om de weg te versperren; en bovenal, indien zelfs de kaken der hel wijd tegen u worden opengesperd, weet dan, mijn zoon, dat al deze dingen u ondervinding zullen geven en voor uw bestwil zullen zijn.

‘De Zoon des Mensen is onder dat alles afgedaald. Zij gij groter dan Hij?

‘Welnu, houd vol op uw weg, en het priesterschap zal met u blijven; want hun grenzen zijn vastgesteld, zij kunnen die niet overschrijden. Uw dagen zijn bekend en uw jaren zullen niet verminderd worden; daarom, vrees niet wat de mens kan doen, want God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid.’9 [De alinea’s in dit onderdeel staan ook in Leer en Verbonden 122:1–9.]

De stille, zachte stem fluistert onze ziel te midden van groot verdriet of hevige kwelling vertroosting toe.

Kort nadat de profeet was toegestaan om zijn gevangenschap in Missouri te ontvluchten, herinnerde hij zich hoe het voelde om gevangen te zitten: ‘In de tijd dat ik in handen van mijn vijanden was, moet ik zeggen dat ik weliswaar erg bezorgd was om mijn familie en mijn vrienden, die zo onmenselijk behandeld en mishandeld werden, (…) maar wat mijzelf betreft, was ik volkomen kalm en gaf ik mij over aan de wil van mijn hemelse Vader. Ik wist dat zowel ik als de heiligen onschuldig waren en dat wij niets hadden gedaan om zo’n behandeling door onze verdrukkers te verdienen. Daarom kon ik de God die de levens van alle mensen in de hand heeft en die mij al vaak op het nippertje van de dood heeft gered, om verlossing vragen; en hoewel elke manier om te vluchten onmogelijk leek en ik de dood voor ogen had, en er, althans wat de mensen betreft, tot mijn vernietiging besloten was, toch voelde ik vanaf mijn eerste aankomst in het kamp de verzekering dat ik, mijn broeders en onze gezinsleden verlost zouden worden.

‘Ja, die stille, zachte stem die mijn ziel al zo vaak vertroosting heeft toegefluisterd, beurde mij in dat grote verdriet en die hevige kwelling op en beloofde verlossing, wat mij zeer veel troost gaf. En hoewel de heidenen woedden en het volk zich ijdelheden inbeeldde, toch was de Here der heerscharen mijn toevluchtsoord; en toen ik Hem midden op de dag van onze ellende aanriep, verloste Hij mij [zie Psalmen 46:7; 50:15]; en daarvoor roep ik mijn ziel en alles dat in mij is op om zijn heilige naam te zegenen en te loven. Want hoewel ik ‘in alles […] in de druk [was], [was ik] niet in het nauw; om raad verlegen, doch niet radeloos; vervolgd, doch niet verlaten; ter aarde geworpen, doch niet verloren’ [Zie 2 Korintiërs 4:8–9].’10

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees de beschrijving van de gevangenis in Liberty (Missouri) (pp. 387–389). Neem terwijl u dit hoofdstuk bestudeert en bespreekt de tijd om na te denken over de omstandigheden waarin de profeet verkeerde toen hij de woorden in dit hoofdstuk opschreef. Lees de alinea die begint onderaan op pagina 392. In hoeverre is het relaas van de profeet in de gevangenis te Liberty een voorbeeld hiervan?

  • Lees de alinea die begint onderaan op pagina 390. Hoe stellen moeilijke omstandigheden ‘onze geest soms open voor een heilige gedachtenis’? Hoe kunnen beproeving en vervolging de ‘harten’ van familie en vrienden ‘met elkaar verbinden’? Welke ervaringen hebt u hiermee gehad?

  • Joseph Smith zei dat niets hem en zijn broeders kon scheiden van de liefde Gods (p. 391). Wat vindt u van die uitspraak? Hoe kunnen wij gescheiden worden van Gods liefde? Wat moeten we zoal doen om in Gods liefde te verblijven?

  • Lees de tweede alinea op pagina 392. Wat kunnen we doen om de gemoedsrust te ontvangen die de Heer ons biedt? Wat hebt u aan de verzekering van de Heer dat de tegenspoed en kwellingen van Joseph Smith ‘slechts van korte duur’ zouden zijn?

  • Lees de verzekeringen van Joseph Smith aan de heiligen dat de vijanden van de kerk niets konden doen om de macht Gods te verhinderen (pp. 392–393). Waarom vergeten we dat soms? Wat kunnen we doen om eraan te denken?

  • Bestudeer de woorden van de Heer aan de profeet op de pagina’s 394–396. Hoe anders zou ons leven kunnen worden als we bedachten dat beproevingen ons ervaring geven en voor ons welzijn kunnen zijn? Wat betekent het voor u dat de Heiland onder alles is afgedaald? Wat zou ‘houd vol op uw weg’ betekenen?

  • Lees de laatste alinea van het hoofdstuk (p. 396). Denk aan een moeilijke periode in uw leven waarin de Heilige Geest u getroost heeft. Hebt u daar ervaringen mee die gepast zijn om anderen erover te vertellen?

Relevante teksten: Filippensen 3:8–9; Mosiah 23:21–24; Alma 7:11; 36:3

Noten

  1. Brief van Joseph Smith aan Isaac Galland, 22 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri), gepubliceerd in Times and Seasons, februari 1840, p. 52.

  2. Alexander McRae, aangehaald in History of the Church, deel 3, p. 257; uit een brief van Alexander McRae aan de redacteur van Deseret News, 9 oktober 1854, Salt Lake City (Utah), V.S., gepubliceerd in Deseret News op 2 november 1854, p. 1.

  3. Mercy Fielding Thompson, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 1 juli 1892, p. 398.

  4. Brief van Joseph Smith aan Emma Smith, 4 april 1839, gevangenis te Liberty (Missouri); Beinecke Library, Yale University, New Haven (Connecticut); afschrift in de archieven van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah), V.S. Toen de profeet het in deze brief had over meer dan vijf maanden gevangen zitten, rekende hij de tijd dat hij in Independence en Richmond gevangen zat bij de periode in Liberty.

  5. Sidney Rigdon werd op 1 december 1838 met de andere broeders in de gevangenis te Liberty gevangengezet. Maar op 25 januari 1839, ongeveer twee maanden voordat de profeet deze brief schreef, kreeg hij toestemming om de gevangenis op borgtocht te verlaten omdat hij ernstig ziek was. Omdat aanhoudende dreigementen hem echter bang maakten om de veiligheid van de gevangenis te verlaten, besloot Sidney nog tot 5 februari te blijven.

  6. History of the Church, deel 3, pp. 289–291; alinea-indeling gewijzigd; uit een brief van Joseph Smith en anderen aan Edward Partridge en de kerk, 20 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri); fragmenten uit deze brief zijn later opgenomen in de Leer en Verbonden als de afdelingen 121, 122 en 123.

  7. History of the Church, deel 3, pp. 291, 293; alinea-indeling gewijzigd. Fragmenten van de brief van de profeet ondergingen enkele taalkundige wijzigingen om ze geschikt te maken voor publicatie in de Leer en Verbonden. Daardoor kunnen er kleine verschillen optreden tussen de teksten in Leer en Verbonden 121, 122 en 123, en het materiaal in dit hoofdstuk.

  8. History of the Church, deel 3, pp. 296–298.

  9. History of the Church, deel 3, pp. 300–301; alinea-indeling gewijzigd.

  10. History of the Church, deel 3, pp. 328–329; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘Extract, from the Private Journal of Joseph Smith Jr.’, Times and Seasons, november 1839, pp. 7–8.

Afbeelding
Joseph in Liberty Jail

Tijdens zijn periode van hechtenis in de gevangenis te Liberty, schreef de profeet Joseph Smith enkele brieven aan zijn gezin en aan de heiligen, waarin hij getuigde van Gods macht tot overwinning over het kwaad en om zijn heiligen ‘voor altijd en eeuwig’ bij te staan.

Afbeelding
Savior before Pilate

De Heiland voor Pilatus. ‘De Zoon des Mensen is onder dat alles afgedaald. Zijt gij groter dan Hij?’