Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 34: De kracht van vergiffenis


Hoofdstuk 34

De kracht van vergiffenis

‘Kom hier, mijn broeder, de strijd is gestreden; Vrienden uit het verleden, zijn vrienden in het heden.’

Uit het leven van Joseph Smith

In de zomer van 1839 gaf de profeet de plaats aan de Illinoiszijde van de Mississippi waar de heiligen vergaderden de naam Nauvoo. Die naam is van Hebreeuwse afkomst en betekent ‘een prachtige omgeving of plaats, waar rust vanuit gaat.’1 Onder leiding van de profeet maakten de heiligen van het dorpje Commerce een prachtige stad. Allereerst vervingen zij hun hutten en tenten door blokhutten zoals die aan de Amerikaanse beschavingsgrens gebruikelijk waren, vervolgens door houten huizen, en uiteindelijk begonnen er ook stenen huizen te verschijnen. Ze plantten fruit- en schaduwbomen, klimplanten en struiken om hun grote stukken grond te verfraaien. In hun prachtige Nauvoo hoopten de heiligen een vredig toevluchtsoord te vinden waar ze de vervolging in Missouri konden vergeten.

Van iets wat Joseph Smith in deze periode van opbouw meemaakte, leren we hoe barmhartig hij was en hoe bereidwillig om andere mensen te vergeven, waardoor ze wandaden uit het verleden achter zich konden laten. Daniel Tyler vertelt:

‘Een man die in Far West [Missouri] een hoge functie had bekleed, werd ziek en kreeg koude rillingen of koortsaanvallen. Toen hij zowel in lichaam als in geest zwak was, beïnvloedden afvalligen hem negatief en haalden hem over om de heiligen te verlaten met hen mee te gaan. Hij sprak zich uit tegen de profeet. Toen de heiligen zich in Commerce aan het vestigen waren, genas hij en verhuisde hij van Missouri naar Quincy, in Illinois. Daar nam hij een baan als hakker van vademhout om de kosten van een verhuizing met zijn gezin naar Nauvoo te kunnen betalen en een geschenk te kunnen [geven] aan de belasterde man Gods, voor het geval hij bereid zou zijn om hem vergiffenis te schenken en hem terug te laten keren in de kudde. (…) Hij had het gevoel dat hij nergens anders zijn heil kon zoeken en dat als dit hem ontzegd werd, wat hem betreft alles verloren was. Hij ging met een verdrietig hart en een neerslachtige blik in zijn ogen op pad.

‘Terwijl [de man onderweg] was, vertelde de Heer broeder Joseph dat hij op komst was. De profeet keek uit het raam en zag hem de straat in lopen. Zo gauw hij het tuinhekje opendeed, sprong de profeet op uit zijn stoel, rende naar buiten en riep in de tuin uit: “O, broeder –––, wat ben ik blij om u te zien!” Hij omhelsde hem en beiden huilden als kinderen.

‘Laat ik volstaan met te zeggen dat er volledige schadeloosstelling volgde en dat de gevallen man weer door de deur de kerk binnenkwam, het priesterschap weer ontving, verscheidene belangrijke zendingen vervulde, met de heiligen in Zion vergaderde en als een goed lid overleed.’2

George Q. Cannon, raadgever in het Eerste Presidium, verschafte nader bewijs van Josephs Smiths vergevensgezinde aard: ‘Hoewel Joseph een onverzettelijk verdediger van de waarheid was en zich standvastig aan Gods geboden hield, was hij altijd barmhartig voor mensen die zwak waren en fouten maakten. In de zomer van 1835 had hij zitting in raden en vergaderingen in Kirtland en omgeving en werd hij gekozen om deel te nemen aan de disciplinaire raden die werden gehouden omdat enkele leden zich tegen het presidium van de kerk hadden uitgesproken. Of hij nu door het lot werd aangewezen om de zaak van de beklaagde te bepleiten of die aan te klagen, en zelfs al was hij zelf misschien degene die verongelijkt was, hij trad met zoveel barmhartigheid en rechtvaardigheid op dat hij daarmee ieders liefde won.’3

Leringen van Joseph Smith

Wij moeten het beginsel van barmhartigheid naleven en onze broeders en zusters vergeven.

‘Een van de mooiste taferelen die je op aarde kunt zien, is als een zonde die iemand tegenover iemand anders heeft begaan, wordt vergeven; en als er dan volgens het edele en volmaakte patroon van de Heiland tot onze Vader in de hemel wordt gebeden om ook [de zondaar] te vergeven.’4

‘Beoefen altijd het beginsel van de barmhartigheid en wees bereid om onze broeder te vergeven bij de eerste tekens dat hij zich bekeert en om vergeving vraagt; en wij zouden onze broeder of onze vijand zelfs moeten vergeven vóórdat hij zich bekeert en om vergeving vraagt, want onze hemelse Vader zou ons net zo barmhartig behandelen.’5

‘Wees verdraagzaam tegenover elkaar, want de Heer is ook verdraagzaam tegenover ons. Bid voor uw vijanden in de kerk en vervloek uw vijanden daarbuiten niet: want Mij komt de wraak toe, zegt de Heer, en ik Ik zal het vergelden [zie Romeinen 12:19]. Tot elk geordend lid en tot allen zeggen wij: wees barmhartig, dan zult u barmhartigheid ontvangen. Streef ernaar zielen te redden, niet ze te vernietigen; want voorwaar, u weet dat “er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben” [zie Lucas 15:7].’6

Eliza R. Snow heeft deze woorden van de profeet opgeschreven: ‘[De heiligen] dienen gewapend te zijn met barmhartigheid, niettegenstaande de ongerechtigheden onder ons. Hij zei dat hij zonde aan het licht had gebracht — het was een melancholieke gedachte en verschrikkelijk dat zovelen zichzelf onder de veroordeling van de duivel zouden plaatsen en naar de verdoemenis gaan. Met veel gevoel zei hij dat zij medemensen zijn, dat we hen eens liefhadden, en zouden wij hen niet aanmoedigen tot verbetering? Wij hebben hen [nog] niet zeventig maal zeven keer vergeven, zoals onze Heiland zei [zie Matteüs 18:21–22]; misschien hebben we ze zelfs nog niet één keer vergeven. Voor hen is er nu een dag van heil als zij zich bekeren en hun leven beteren.’7

‘Stel dat Jezus Christus en heilige engelen onze dwaasheden tegen ons zouden houden, wat zou er dan van ons worden? We moeten barmhartig voor elkaar zijn en kleinigheden door de vingers zien.’8

Willard Richards, lid van het Quorum der Twaalf, heeft opgeschreven: ‘Joseph merkte op dat alles tussen hem en de hemel in orde was; dat hij geen vijandschap voelde voor iemand; en dat hij naar het voorbeeld van Jezus als volgt bad: “Vader, vergeef mij mijn overtredingen zoals ik hen vergeef die overtredingen tegenover mij begaan” [zie Matteüs 6:12, 14], want ik vergeef alle mensen vrijelijk. Als wij liefde voor andere mensen zouden opvatten en ontwikkelen, moeten we anderen liefhebben, zowel onze vijanden als onze vrienden.’9

Vergiffenis herstelt het gevoel van eensgezindheid.

‘Het doet mij verdriet dat er geen betere broederschap is; als één lid lijdt, voelt iedereen dat; door een gevoel van eensgezindheid krijgen wij macht bij God. Christus heeft gezegd dat Hij kwam om de zondaren tot bekering te roepen, om hen te redden. Christus werd door de Joden die vol eigendunk waren veroordeeld omdat Hij omging met zondaren; Hij accepteerde hen op basis van het beginsel dat zij zich bekeerden van hun zonden. (…) Als [zondaren] zich bekeren, moeten wij hen accepteren en hen door vriendelijkheid heiligen en reinigen van alle ongerechtigheid, en door onze invloed als wij over hen waken. (…) Niets is zo doeltreffend om mensen ertoe te brengen zonde te verzaken als hen bij de hand te nemen en liefdevol over hen te waken.’10

De profeet Joseph Smith heeft eens aan een groep kerkleiders geschreven: ‘Welnu, broeders, ik wil u zeggen dat ik geneigd ben te geven en te vergeven, te dragen en te verdragen, met alle lankmoedigheid en geduld, met de zwakheden en dwaasheden en goddeloosheden van mijn broeders en alle mensen in de wereld; en mijn vertrouwen en liefde voor u worden er niet door verminderd of verzwakt. En nu, als er van u gevraagd zou worden om een van onze zwakheden en dwaasheden te verdragen, en u zou met ons vermaand worden, wees dan niet beledigd. (…) Als u en ik elkaar persoonlijk ontmoeten, verwacht ik zonder de minste twijfel dat alles tussen ons oprecht begrepen wordt en dat er volmaakte liefde heerst; en dat het heilig verbond dat ons verbindt de belangrijkste plek in ons hart inneemt.’11

De profeet Joseph Smith heeft tijdens een vergadering met zijn raadgevers in het Eerste Presidium en de Twaalf het volgende gezegd: ‘Ik heb soms op een impuls te hardvochtig gesproken. En voor zover ik uw gevoelens heb gekwetst, broeders, vraag ik om uw vergiffenis, want ik heb u lief en zal u in alle gerechtigheid met heel mijn hart voor de Heer en voor alle mensen steunen. Wees ervan verzekerd, broeders, dat ik bereid ben om in storm en tumult, in donder en bliksem, ter zee en te land, in de wildernis of onder valse broeders of gepeupel, of waar God ons in zijn voorzienigheid ook heen mag roepen, de vloedgolf van alle tegenstand te keren. En ik ben vastbesloten dat hoogte noch diepte, heerschappij noch macht, heden noch toekomst, noch enig wezen, mij van u zal scheiden [zie Romeinen 8:38–39].

‘En ik sluit nu voor God een verbond met u dat ik niet zal luisteren naar, of enig geloof zal hechten aan, enig negatief verhaal over een van u, noch zal ik u veroordelen op enig getuigenis onder de hemel, met uitzondering van dat getuigenis dat onfeilbaar is, tot ik u persoonlijk kan spreken en met zekerheid kan weten. En ik stel een vast vertrouwen in uw woord, want ik geloof dat u waarheidsgetrouwe mannen bent. En ik vraag hetzelfde van u als ik u iets vertel, namelijk dat u eenzelfde vertrouwen stelt in mijn woord, want ik zeg u niets dat ik niet zelf ook weet.’12

In de herfst van 1835 was William, een broer van de profeet, het niet eens met een beslissing die hij nam. Hij werd kwaad en begon de profeet met verachting te behandelen en moedigde anderen aan om dat ook te doen. Dat gedrag deed de profeet verdriet en hij schreef aan William: ‘Ik wil dat u zich verootmoedigt, broeder William. Ik vergeef u zonder meer, en u weet hoe onverzettelijk en onveranderlijk ik daarin ben. Ik weet op wie ik vertrouw. Ik sta op de rots en de golven kunnen en zullen mij niet omverwerpen. U weet dat de leer waarin ik onderricht waar is. U weet dat God mij heeft gezegend. (…) U weet dat het mijn plicht is om u te vermanen als u iets verkeerd doet. Die vrijheid zal ik mij altijd veroorloven en u hebt datzelfde voorrecht. Vanwege mijn geboorterecht veroorloof ik mij de vrijheid om u te vermanen. En ik geef u datzelfde voorrecht omdat het mijn plicht is om ootmoedig te zijn en vermaand en geïnstrueerd te worden door een broer of een vriend. (…)

‘En moge God mijn vaders huis nu genadig zijn; moge God vijandschap tussen u en mij wegnemen; en mogen alle zegeningen hersteld worden en het verleden voor altijd in vergetelheid raken. Moge nederige bekering ons beiden tot U brengen, o God, en tot uw macht en bescherming, en een kroon, om de omgang te genieten met vader, moeder, Alvin, Hyrum, Sophronia, Samuel, Catherine, Carlos, Lucy, de heiligen en alle geheiligden voor eeuwig in vrede, dat is het gebed van uw broeder.’13

Op 1 januari 1836 zei de profeet het volgende over zijn pogingen om dit probleem in de familie op te lossen: ‘Ook al loopt mijn hart met dankbaarheid over als ik terugkijk op het afgelopen jaar en de talrijke zegeningen die op ons hoofd zijn uitgestort, is mijn hart verdrietig vanwege het probleem in mijn ouderlijk gezin. (…) Ik ben vastbesloten om niets na te laten voor het oplossen en in der minne schikken en uit de weg ruimen van alle familieproblemen zodat we het komende jaar en de daaropvolgende jaren, hoe veel of weinig het er ook mogen zijn, kunnen doorbrengen in gerechtigheid voor God. (…)

‘Mijn broers William en Hyrum kwamen met oom John Smith naar mijn huis en we trokken ons samen met vader en ouderling Martin Harris terug in een kamer. Vader Smith begon het overleg vervolgens met een gebed, waarna hij zich met veel gevoel en op aandoenlijke wijze over de kwestie uitsprak, ja, met alle meegevoel van een vader die erg gekwetst is door het probleem dat in de familie is ontstaan. En terwijl hij tot ons sprak, rustte de Geest Gods krachtig op ons en smolt ons hart. Broer William beleed nederig zijn fout en vroeg mij om vergeving voor de beledigingen die hij aan mijn adres geuit had. En voor dat waarin ik niet juist had gehandeld, vroeg ik zijn vergeving.

‘En de geest van belijdenis en vergiffenis heerste onder ons allen. En wij verbonden ons voor God en de heilige engelen en de broeders om er van toen af aan naar te streven elkaar in gerechtigheid in alles op te bouwen en niet te luisteren naar kwaadsprekerij over elkaar, maar om als ware broeders in zachtmoedigheid onze grieven onderling te bespreken en tot verzoening te komen, daarmee ons geluk bevorderend en het geluk van ons gezin, kortom: het geluk en welzijn van allen. Mijn vrouw, mijn moeder en mijn schrijver werden binnengeroepen en wij herhaalden het verbond dat wij hadden gesloten voor hen; en terwijl onze boezem uit dankbaarheid brandde, stroomden er tranen uit onze ogen. Mij werd toen gevraagd om het overleg te besluiten, wat ik met een gebed deed. En het was waarlijk een tijd van jubel en verheuging.’14

Als we lankmoedigheid, geduld en barmhartigheid betonen jegens de bekeerlijken, kunnen we ertoe bijdragen dat zij ‘de vrijheid van Gods geliefde kinderen’ ingaan.

Aan het eind van 1838 bevond William W. Phelps, die een gewaardeerd kerklid was geweest, zich onder de mensen die een vals getuigenis tegen de profeet en andere kerkleiders afgelegd hadden, wat tot hun gevangenschap in Missouri leidde. In juni 1840 schreef broeder Phelps Joseph Smith met een smeekbede om vergiffenis. De profeete Joseph antwoordde: ‘Ik moet toegeven dat ik wat gemengde gevoelens heb nu ik u een brief probeer te schrijven in antwoord op uw schrijven van de 29ste [van de afgelopen maand]. Maar ik ben ook blij dan ik dit kan doen.

‘U kunt zich misschien enigszins indenken hoe ik me voelde, en ook ouderling Rigdon en broeder Hyrum, toen we uw brief lazen. Ons hart smolt en vulde zich met liefhebbende en barmhartige gevoelens toen wij over uw voornemens en dergelijke lazen. Ik kan u verzekeren dat ik de neiging voel om in uw geval zo op te treden dat dit de goedkeuring van Jehova kan wegdragen (want ik ben zijn dienstknecht), in overeenstemming met de geopenbaarde beginselen van waarheid en gerechtigheid. En voor zover lankmoedigheid, geduld en barmhartigheid ooit de handelingen van onze hemelse Vader met de ootmoedigen en berouwvollen hebben gekenmerkt, voel ik de aandrang dit voorbeeld te volgen, diezelfde beginselen te koesteren en aldus een heiland voor mijn medemensen te worden.

‘Het is waar dat wij door uw gedrag veel geleden hebben — de bittere beker, die al vol genoeg was voor sterfelijke mensen, stroomde inderdaad over toen u zich tegen ons keerde — u, met wie wij zo vaak liefdevol hadden overlegd en met wie wij door de Heer veel verfrissende tijden hadden meegemaakt. “Was u een vijand geweest, dan hadden wij het kunnen verdragen” [zie Psalmen 55:12–14]. “Ten dage, dat gij afzijdig stondt, ten dage, dat vreemden zijn leger gevangen namen en uitlanders zijn poort binnenkwamen en over [Far West] het lot wierpen, waart ook gij als een van hen. Zie niet met leedvermaak die dag van uw broeder, de dag van zijn rampspoed, en maak u niet vrolijk over de kinderen van [de heiligen] op de dag van hun ondergang; en zet geen grote mond op ten dage van hun benauwdheid” [zie Obadja 1:11–12].

‘Maar de beker is leeggedronken, de wil van onze Vader is gedaan en we leven nog; en daar danken we de Heer voor. En omdat we door de genade van God uit de handen van goddeloze mannen zijn verlost, is het uw voorrecht om van de macht van de tegenstander verlost te worden, tot de vrijheid van Gods geliefde kinderen gebracht te worden en weer uw plaats onder de heiligen van de Allerhoogste in te nemen, en door ijver, ootmoed en ongeveinsde liefde uzelf bij onze God en uw God en de Kerk van Jezus Christus aan te bevelen.

‘Omdat ik geloof dat uw belijdenis en uw bekering oprecht zijn, zal het mij een genoegen zijn u weer de rechterhand van vriendschap te geven en mij te verheugen over de terugkerende verloren zoon.

‘Uw brief is afgelopen zondag aan de heiligen voorgelezen en hun mening is gepolst. Er werd unaniem besloten dat W.W. Phelps weer zou worden toegelaten tot de gemeenschap.

‘“Kom hier, mijn broeder, de strijd is gestreden;

vrienden uit het verleden, zijn vrienden in het heden.”’15

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Dit hoofdstuk bevat enkele verhalen over de vergiffenis die Joseph Smith andere mensen schonk. Lees deze verhalen op de pagina’s 421–423, 426–428 en 428–430. Hoe kunnen die verhalen iemand helpen die worstelt met het vergeven van iemand anders?

  • Welke zegeningen kunnen we ontvangen als we mensen die ons gekwetst hebben vergiffenis schenken? Waarom is het soms moeilijk om iemand anders te vergeven? Wat kunnen we doen om vergevensgezinder te worden?

  • Op pagina 424 staan korte, wijze uitspraken over het vergeven van andere mensen. Bijvoorbeeld: ‘Wees verdraagzaam tegenover elkaar, want de Heer is ook verdraagzaam tegenover ons.’ ‘Wees barmhartig, dan zult u barmhartigheid ondervinden.’ ‘Streef ernaar zielen te redden en tracht niet ze te vernietigen.’ ‘We moeten barmhartig voor elkaar zijn en kleinigheden door de vingers zien.’ Wat haalt u uit elk van deze uitspraken?

  • Lees in de eerste volledige alinea op pagina 425 de woorden van de profeet Joseph Smith over de gevolgen van vriendelijkheid en zachtmoedigheid. Waarom denkt u dat dit waar is? Hebt u zelf wel eens ondervonden dat deze beginselen waar zijn?

  • Lees de eerste volledige alinea op pagina 426. Welke problemen kunnen we vermijden als we deze raad opvolgen? Waarom is die raad soms moeilijk op te volgen? Hoe kunnen wij de verleiding overwinnen om negatieve verhalen over andere mensen te geloven?

  • De profeet had het in zijn streven om andere mensen te vergeven over zijn verlangen om ‘het voorbeeld te volgen’ van onze hemelse Vader (p. 428) en te leven ‘volgens het edele en volmaakte patroon van de Heiland’ (p. 424). Welke eigenschappen moeten we proberen te ontwikkelen in ons streven om het voorbeeld van onze hemelse Vader en Jezus Christus te volgen?

Relevante teksten: Psalmen 86:5; Matteüs 18:21–35; 1 Nephi 7:16–21; Mosiah 26:29–31; LV 64:9–11

Noten

  1. History of the Church, deel 4, p. 268; uit een brief van Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium aan de heiligen, 15 januari 1841, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 januari 1841, pp. 273–274.

  2. Daniel Tyler, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 15 augustus 1892, p. 491; alinea-indeling gewijzigd.

  3. George Q. Cannon, The Life of Joseph Smith, the Prophet (1888), pp. 190–191.

  4. History of the Church, deel 6, p. 245; uit ‘A Friendly Hint to Missouri’, een artikel geschreven onder toezicht van Joseph Smith, 8 maart 1844, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 maart 1844, p. 473.

  5. History of the Church, deel 3, p. 383; uit een leerrede van Joseph Smith op 2 juli 1839 in Montrose (Iowa); uit een verslag van Wilford Woodruff en Willard Richards.

  6. History of the Church, deel 2, p. 230, voetnoot; uit: ‘To the Saints Scattered Abroad’, Messenger and Advocate, June 1835, p. 138.

  7. History of the Church, deel 5, pp. 19–20; woord tussen vierkante haakjes in origineel; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 26 mei 1842 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Eliza R. Snow.

  8. History of the Church, deel 5, p. 23; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juni 1842 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Eliza R. Snow.

  9. History of the Church, deel 5, p. 498; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juli 1843 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Willard Richards.

  10. History of the Church, deel 5, pp. 23–24; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juni 1842 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Eliza R. Snow.

  11. Brief van Joseph Smith aan Edward Partridge en anderen, 30 maart 1834, Kirtland (Ohio); uit Oliver Cowdery Letterbook, pp. 34–35, Huntington Library, San Marino (Californië); afschrift in de archieven van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah, V.S.).

  12. History of the Church, deel 2, p. 374; alinea-indeling gewijzigd; uit de notulen van een raadsvergadering van het Eerste Presidium en de Twaalf, gehouden op 16 januari 1836 in Kirtland (Ohio); genotuleerd door Warren Parrish.

  13. History of the Church, deel 2, p. 343; uit een brief van Joseph Smith aan William Smith, 18 december 1835, Kirtland (Ohio).

  14. History of the Church, deel 2, pp. 352–354; alinea-indeling gewijzigd; uit het dagboek van Joseph Smith, 1 december 1836, Kirtland (Ohio).

  15. History of the Church, deel 4, pp. 162–164; tweede tekst tussen vierkante haakjes in derde alinea in origineel; alinea-indeling gewijzigd; cursivering verwijderd; uit een brief van Joseph Smith aan William W. Phelps, 22 juli 1840, Nauvoo (Illinois).

Afbeelding
Christ teaching

De Heiland betoont een op overspel betrapte vrouw barmhartigheid (zie Johannes 8:1–11). ‘Christus heeft gezegd dat Hij kwam om de zondaren tot bekering te roepen, om hen te redden’, aldus Joseph Smith.

Afbeelding
W. W. Phelps speaking with Joseph

William W. Phelps, hier te zien met Joseph Smith na zijn terugkeer als lid van de kerk. Hij schreef over de profeet die hem zo vrijelijk had vergeven: ‘Ere de man tot wie sprak weer Jehova’ (lofzang 24).