Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 36: De verordeningen en zegeningen van de tempel ontvangen


Hoofdstuk 36

De verordeningen en zegeningen van de tempel ontvangen

In de tempel kan God aan ‘zijn volk de verordeningen van zijn huis en de heerlijkheden van zijn koninkrijk openbaren, en de mensen de weg naar het eeuwig heil tonen.’

Uit het leven van Joseph Smith

De Heer had de profeet Joseph Smith al vanaf het begin van de herstelling van het evangelie geleerd hoe belangrijk het is om tempels te bouwen. Hoewel de profeet vele malen gedwongen was te verhuizen en hij voortdurend zijn tijd en aandacht ook aan andere dingen moest besteden, was hij de noodzaak om een huis van de Heer te bouwen nooit uit het oog verloren. In Independence (Missouri) was een bouwterrein voor een tempel gewijd. In Kirtland (Ohio) was een tempel voltooid en ingewijd. In Far West (Missouri) waren hoekstenen voor een tempel gelegd, maar die moest men in de steek laten. Nu begonnen de kerkleden in Nauvoo hun leven weer op te bouwen. Velen van hen hadden onvoldoende voedsel, onderdak of werk, maar Joseph Smith wist dat het de belangrijkste opdracht van de heiligen was om weer een tempel te bouwen.

Gehoorzaam aan het gebod van de Heer begonnen de profeet en de heiligen zo snel mogelijk aan de bouw van een huis van de Heer. Maar de profeet besefte dat de bouw jaren zou duren en hij wist dat de heiligen de volledige zegeningen van de tempel nodig hadden. Daarom bediende Joseph Smith op 4 mei 1842, ook al was de tempel niet voltooid, de begiftiging aan een kleine groep getrouwe broeders.

De groep kwam bijeen in de grote bovenkamer van de roodstenen winkel van de profeet, die ‘zo veel als de omstandigheden toelieten was ingericht als het interieur van een tempel.’1 Franklin D. Richards, lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, schreef daar later over: ‘Toen de Geest [Joseph Smith] influisterde dat het einde van zijn levenswerk naderde en hij inzag dat zijn tijd op aarde wel eens ten einde zou kunnen komen voordat de tempel voltooid werd, riep hij enkele zorgvuldig gekozen mensen bijeen en verleende hen de verordeningen van de heilige begiftigingen, zodat de goddelijke schatten in zijn gedachten niet met zijn dood uit de wereld zouden verdwijnen.’2

In de geschiedenis van de profeet staat: ‘Ik bracht de dag door in de bovenkamer van de winkel, (…) in een bijeenkomst met generaal James Adams uit Springfield, patriarch Hyrum Smith, de bisschoppen Newel K. Whitney en George Miller, president Brigham Young en de ouderlingen Heber C. Kimball en Willard Richards, en instrueerde hen in de beginselen en orde van het priesterschap, door middel van wassingen, zalvingen, begiftigingen en de communicatie van sleutels met betrekking tot het Aäronische priesterschap enzovoort tot de hoogste orde van het Melchizedeks priesterschap. Ik zette de orde volgens de oude van dagen uiteen, alsmede alle plannen en beginselen waardoor iemand in staat wordt gesteld om de volheid te verkrijgen van de zegeningen die voor de kerk van de Eerstgeborene zijn bereid en om in de eeuwige werelden in de tegenwoordigheid van de Elohim te komen en verblijven. In deze raadsvergadering werd voor het eerst in deze laatste dagen de oude orde van zaken ingesteld.

‘En wat ik aan de aanwezigen communiceerde, ging over geestelijke zaken die alleen door de geestelijk ingestelden ontvangen konden worden. En alles wat aan deze mannen bekend werd gemaakt, wordt aan alle heiligen der laatste dagen bekend gemaakt zo gauw zij klaar zijn om ze te ontvangen en er een gepaste plek is om ze aan hen over te brengen, zelfs aan de zwakste der heiligen. Laat de heiligen daarom ijverig bouwen aan de tempel en aan alle huizen die God hen heeft geboden of zal gebieden om te bouwen.’3

Hoewel de meerderheid van de heiligen de tempelbegiftiging zou ontvangen na de voltooiing van de Nauvootempel, ontving een beperkt aantal mannen en vrouwen deze zegening in de maanden na de bijeenkomst van mei 1842. Mercy Fielding Thompson was een van hen. Toen ze haar begiftiging ontving, zei de profeet tegen haar: ‘Dit zal u uit de duisternis in een fantastisch licht brengen.’4

Leringen van Joseph Smith

God heeft de heiligen geboden om tempels te bouwen.

In januari 1833 schreef de profeet in Kirtland (Ohio): ‘De Heer heeft ons geboden om in Kirtland een huis van God te bouwen; (…) dit is het woord van de Heer tot ons en wij moeten het doen, ja, met de hulp van de Heer, en wij zullen gehoorzamen. in het Eerste Presidium dat de tijd was gekomen om de de taak uit te voeren; en zich te wapenen met moed, een vast ons niet te hoeven schamen in zijn tegenwoordigheid.’5

In september 1840 verklaarden de profeet en zijn raadgevers gedachten te nemen en dan alle benodigde stappen te zetten om Nauvootempel te bouwen: ‘Wij zijn van mening dat de tijd is aangebroken om in deze streek een huis van gebed, een huis van orde, een huis van aanbidding van onze God [zie LV 88:119] te bouwen, waarin de verordeningen kunnen worden voltrokken overeenkomstig zijn goddelijke wil — dat zal aanzienlijke inzet en middelen vereisen. En daar het werk in gerechtigheid snel voortgestuwd moet worden, betaamt het de heiligen om deze Hij heeft ons op voorwaarde van gehoorzaamheid grote dingen dingen te overwegen en alle aspecten in ogenschouw en in voornemen om te doen wat zij kunnen, en het gevoel dat zij erbij betrokken moeten zijn alsof het hele werk van hen alleen afhankelijk was. Daarmee volgen zij de heerlijke daden van de vaderen en verkrijgen zij voor zichzelf en hun nageslacht, tot de beloofd; ja, een bezoek uit de hemelen om ons te eren met zijn laatste generatie, de zegeningen des hemels.’6

In januari 1841 schreven de profeet en zijn raadgevers in het Eerste Presidium: ‘De tempel van de Heer wordt hier [in Nauvoo] opgetrokken. Hier zullen de heiligen de God van hun vaderen komen aanbidden volgens de orde van zijn huis en in de macht van het heilig priesterschap, en het wordt zo gebouwd dat alle functies van het priesterschap er goed in uitgeoefend kunnen worden en er instructies van de Allerhoogste worden ontvangen, die van hieruit naar verre landen zullen uitgaan. Laten wij dan al onze krachten inzetten (…) en ernaar streven om de daden van de oude verbondsvaders en –patriarchen na te volgen in die dingen die van zo’n onmetelijk belang zijn voor deze en elke volgende generatie.’7

Begin 1841 zei Joseph Smith volgens een verslag van William P. McIntire het volgende: ‘Joseph zei dat de Heer had gezegd dat we een huis ter ere van zijn naam moesten bouwen opdat we ons daar voor de doden konden laten dopen. Als we dat niet deden, zouden we verworpen worden en onze doden met ons, en zou deze kerk niet geaccepteerd worden [zie LV 124:32].’8

In april 1842 zei de profeet: ‘De kerk is niet volledig georganiseerd in haar juiste orde. En dat kan ook niet totdat de tempel is voltooid, want daar worden plekken voorzien voor de bediening van de priesterschapsverordeningen.’9

In juli 1842 verklaarde de profeet: ‘De Heer heeft ons gezegd om de [Nauvoo]tempel te bouwen (…); en dat gebod is net zo bindend voor ons als enig ander. En degene die zich niet beijvert voor deze dingen, is net zozeer een overtreder als wanneer hij enig ander gebod had overtreden; hij doet Gods wil niet en vervult zijn wetten niet.’10

In oktober 1843 gaf de profeet de heiligen deze aansporing: ‘Versnel het werk in de tempel, hernieuw uw inzet om voort te gaan met het werk van de laatste dagen, en wandel in ernst en rechtschapenheid voor de Heer.’11

In maart 1844 kwam de profeet met de Twaalf en het Nauvootempelcomité bijeen om te bespreken hoe zij de schamele geldmiddelen van de kerk konden aanwenden. In die vergadering zei de profeet: ‘Wij hebben de tempel harder nodig dan wat dan ook.’12

In de tempel leren we eeuwige zaken en ontvangen we heilsverordeningen voor onszelf en onze voorouders.

‘Wat was het doel van het vergaderen van (…) Gods volk in enig tijdperk van de wereld? (…) Het belangrijkste doel was een huis voor de Heer te bouwen waar Hij de verordeningen van zijn huis en de heerlijkheden van zijn koninkrijk aan zijn volk kon openbaren en de mensen de weg naar het eeuwig heil kon wijzen. Want er zijn bepaalde verordeningen en beginselen die verricht moeten worden op een plek of in een gebouw dat voor dat doel is gebouwd.

‘(…) Verordeningen die vóór de grondlegging van de wereld door middel van het priesterschap en ten behoeve van het heil van de mens in de hemel zijn vastgelegd, mogen niet veranderd worden. Alle mensen moeten door dezelfde beginselen verlost worden.

‘Met datzelfde doel vergadert God zijn volk ook in de laatste dagen, om een huis des Heren te bouwen waarin zij verordeningen en begiftigingen, wassingen en zalvingen enz. kunnen ontvangen. Een van de verordeningen van het huis des Heren is de doop voor de doden. God heeft vóór de grondlegging der wereld verordineerd dat die verordening bediend moet worden in een vont die in het huis des Heren speciaal voor dat doel is bereid. (…)

‘De leer van de doop voor de doden staat duidelijk in het Nieuwe Testament; (…) het was de reden dat Jezus tot de Joden zei: “Hoe dikwijls heb Ik u willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, maar gij hebt niet gewild!” [Matteüs 23:37] — opdat zij de verordeningen van de doop voor de doden zowel als de andere verordeningen van het priesterschap mogen bijwonen en openbaringen uit de hemel ontvangen en vervolmaakt worden in Gods koninkrijk — maar zij wilden niet. Dit was ook het geval op de eerste pinksterdag: die zegeningen werden bij die gelegenheid op de discipelen uitgestort. God verordineerde dat Hij de doden zou verlossen, en dat Hij dat zou doen door zijn volk bijeen te vergaren. (…)

‘(…) Waarom de mensen op één plek bijeenvergaren? Met hetzelfde doel waarom Jezus de Joden bijeen wilde vergaren — om de verordeningen, de zegeningen en de heerlijkheden te ontvangen die God voor zijn heiligen in petto heeft. Ik vraag deze vergadering en alle heiligen nu of zij dit huis willen bouwen en de verordeningen en zegeningen ontvangen die God voor u in petto heeft; of wilt u dit huis niet voor de Heer bouwen en laat u Hem voorbijgaan en zijn zegeningen op een ander volk uitstorten?’13

‘Zo gauw de [Nauvoo]tempel en de doopvont klaar zijn, zijn wij van plan de ouderlingen van Israël hun wassingen en zalvingen te geven en ons bezig te houden met de laatste en meer indrukwekkende verordeningen, zonder welke wij geen celestiale troon kunnen verwerven. Maar er moet een heilige plek voor dat doel bereid worden. Bij het leggen van het fundament van de tempel is daarover een proclamatie afgekondigd en er zijn voorzieningen getroffen totdat het werk voltooid is, opdat mensen hun begiftigingen mogen ontvangen en koning en priester voor de allerhoogste God worden. (…) Er moet echter voor dat doel speciaal een plek gebouwd worden en een plek waar mensen voor hun doden worden gedoopt. (…)

‘De Heer heeft een wet ingesteld met betrekking tot deze kwestie: er moet een speciale plek komen voor de verlossing van onze doden. Ik geloof waarlijk dat er een plek zal komen en daar kunnen de mensen met hun familie heengaan die hun doden willen verlossen, en het werk doen door zich te laten dopen en de andere verordeningen voor hun doden te verzorgen.’14

‘Er wordt vaak gevraagd: “Kunnen we niet verlost worden zonder al die verordeningen enz.?” Ik antwoord daarop altijd: nee, niet volledig verlost. Jezus heeft gezegd: “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (…) Ik ga heen om u plaats te bereiden” [zie Johannes 14:2]. Het huis dat hier genoemd wordt, had met “koninkrijk” vertaald moeten worden; en iedereen die verhoogd wordt in de hoogste woning, moet zich aan een celestiale wet houden — ja, aan de hele wet.’15

‘Als een man de volheid van Gods priesterschap krijgt, moet hij het ontvangen op dezelfde wijze waarop Jezus Christus het verkreeg, namelijk door alle geboden te onderhouden en alle verordeningen van het huis des Heren te gehoorzamen. (…)

‘Alle mensen die erfgenamen van God en medeërfgenamen met Jezus Christus worden, moeten de volheid van de verordeningen van zijn koninkrijk ontvangen; en zij die niet alle verordeningen willen ontvangen, verkrijgen niet de volheid van die heerlijkheid.’16

‘Al konden wij alles lezen en begrijpen wat sinds de tijd van Adam is geschreven over de relatie van de mens tot God en engelen in een toekomstige staat, dan zouden we er nog erg weinig van afweten. Lezen wat anderen ervaren hebben, of welke openbaring zij gekregen hebben, kan ons nooit een volledig beeld geven van onze toestand en onze ware relatie tot God. Kennis van die dingen is alleen te verkrijgen door ervaring met de verordeningen van God die voor dat doel zijn ingesteld. Als u voor vijf minuten in de hemel kon kijken, zou u meer weten dan door alles te lezen wat ooit over het onderwerp is geschreven. (…) Ik verzeker de heiligen dat zij de waarheid (…) door de openbaringen van God en zijn verordeningen en in antwoord op gebed te weten mogen en kunnen komen.’17

‘De orde van Gods huis is altijd hetzelfde geweest en zal altijd hetzelfde blijven, zelfs als Christus is gekomen; en na afsluiting van de duizend jaren, blijft zij nog hetzelfde; en wij zullen uiteindelijk het celestiale koninkrijk van God ingaan en het voor eeuwig bezitten.’18

De tempel is een gewijde plek waar wij de grootste zegeningen ontvangen die God voor zijn kinderen heeft.

De profeet sprak in het inwijdingsgebed voor de Kirtlandtempel, dat door openbaring aan hem was gegeven en later in afdeling 109 van de Leer en Verbonden is opgenomen, onder meer het volgende uit: ‘[…] en nu, heilige Vader, vragen wij (…) dat uw heerlijkheid zal rusten op uw volk en op dit, uw huis, dat wij nu aan U opdragen, opdat het tot heiligdom zal worden geheiligd en gewijd, en opdat uw heilige tegenwoordigheid voortdurend in dit huis zal zijn; en opdat allen die de drempel van het huis des Heren overschrijden uw macht zullen voelen te erkennen dat Gij het hebt geheiligd, en dat het uw huis is, een plaats waarop uw heiligheid rust.

‘En wilt Gij geven, heilige Vader, dat allen die in dit huis aan-len worden, en dat zij kennis zullen zoeken, ja, door studie, en ook door geloof, zoals Gij hebt gezegd; en dat zij in U zullen opgroeien en een volheid ontvangen van de Heilige Geest en huis van gebed zal zijn, een huis van vasten, een huis van geloof, om alle noodzakelijke dingen te verkrijgen; en dat dit huis een volgens uw wetten georganiseerd worden en toebereid worden bidden woorden van wijsheid uit de beste boeken geleerd zul-een huis van heerlijkheid en van God, ja, uw huis; (…)

‘En wij vragen U, heilige Vader, dat uw dienstknechten gewadat dit uw werk is en dat Gij uw hand hebt uitgestrekt ter ver-naar de einden der aarde zullen brengen, opdat zij zullen weten plaats in waarheid buitengewoon grote en heerlijke tijdingen en uw engelen over hen zullen waken; en dat zij vanuit deze uw naam op hen zal rusten en uw heerlijkheid hen zal omringen pend met uw macht van dit huis zullen kunnen uitgaan, en dat vulling van wat Gij bij monde van de profeten hebt gesproken aangaande de laatste dagen.

‘Wij vragen u, heilige Vader, het volk dat in dit, uw huis, zal aanbidden, en daarin op eervolle wijze een naam en status zal behouden, in alle geslachten en voor eeuwig staande te houden; opdat geen wapen dat tegen hen wordt gesmeed, iets zal uit-richten; dat wie voor hen een kuil graaft, er zelf in zal vallen; dat geen combinatie van het kwaad de macht zal hebben om zich te verheffen en de overhand te krijgen op uw volk, op wie uw naam zal worden gevestigd in dit huis.’19

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees de laatste alinea op pagina 446 en de eerste op pagina 447. In welke opzichten brengt tempelwerk ons ‘uit de duisternis in een fantastisch licht’? Wat betekent het volgens u om ‘geestelijk ingesteld’ te zijn? Waarom moeten wij ‘geestelijk ingesteld’ zijn om het licht te ontvangen dat ons in de tempel ter beschikking staat?

  • Toen de heiligen in Nauvoo een tempel aan het bouwen waren, zei de profeet Joseph Smith hun: ‘Wij hebben de tempel harder nodig dan wat dan ook’ (p. 448). Bestudeer de pagina’s 445–448 en zoek de redenen hiervoor op. In welke opzichten is de uitspraak van de profeet ook van toepassing op úw leven?

  • Bestudeer de leringen van Joseph Smith over het gebod om tempels te bouwen (pp. 447–448). Waarom zou de kerk niet ‘volledig georganiseerd’ zijn zonder tempels en tempelverordeningen? Wat kunnen wij in deze tijd doen om ‘het werk in de tempel te versnellen’? Waarom moeten we het belang van tempelwerk ‘overwegen’?

  • Neem de leringen van de profeet over de heilige tempelverordeningen door en bedenk wat wij ervan kunnen leren (pp. 449–452). Aan welk van die leringen hebt u het meeste om het belang van tempelverordeningen te begrijpen?

  • Lees de derde alinea op pagina 451. Als u tempelverordeningen hebt ontvangen, bedenk dan hoe u door uw ervaringen iets geleerd hebt over uw ‘toestand en ware relatie tot God’. Als u nog niet naar de tempel bent geweest, of er lang niet naartoe bent geweest, bedenk dan hoe u zich kunt voorbereiden om naar de tempel te gaan.

  • Wat zijn enkele zegeningen die we kunnen krijgen door naar de tempel te gaan? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 452–453.) Hoe kunt u uw bezoeken aan de tempel zinvoller maken door wat u in dit hoofdstuk hebt gelezen?

Relevante teksten: Psalmen 24:3–5; Jesaja 2:2–3; LV 124:25–28, 39–41

Noten

  1. Lucius N. Scovil, Deseret News: Semi-Weekly, 15 februari 1884, p. 2.

  2. Franklin D. Richards, ‘A Tour of Historic Scenes’, Contributor, mei 1886, p. 301.

  3. History of the Church, deel 5, pp. 1–2; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek C-1, pp. 1328–1329, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah), V.S.

  4. Mercy Fielding Thompson, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 1 juli 1892, p. 400.

  5. History of the Church, deel 1, pp. 316–317; uit een brief van Joseph Smith aan William W. Phelps, 11 januari 1833, Kirtland (Ohio); de brief is onjuist gedateerd 14 januari 1833 in History of the Church.

  6. History of the Church, deel 4, p. 186; uit een brief die Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium schreven aan de heiligen, september 1840, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, oktober 1840, pp. 178–179.

  7. History of the Church, deel 4, p. 269; uit een brief van Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium aan de heiligen, 15 januari 1841, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 januari 1841, p. 274.

  8. William P. McIntire, notulist van een leerrede door Joseph Smith begin 1841 in Nauvoo (Illinois); William Patterson McIntire, Notebook 1840–1845, kerkelijke archieven.

  9. History of the Church, deel 4, p. 603; uit een leerrede van Joseph Smith op 28 april 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Eliza R. Snow; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  10. History of the Church, deel 5, p. 65; uit ‘The Government of God’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 15 juli 1842, pp. 857–858; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  11. History of the Church, deel 6, p. 52; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 oktober 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; gepubliceerd in Times and Seasons, 15 september 1843, pp. 331–332; deze uitgave van de Times and Seasons werd laat gepubliceerd.

  12. History of the Church, deel 6, p. 230; uit het dagboek van Joseph Smith, 4 maart 1844, Nauvoo (Illinois).

  13. History of the Church, deel 5, pp. 423–425, 427; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 11 juni 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff en Willard Richards; zie ook aanhangel, p. 562, punt 3.

  14. History of the Church, deel 6, p. 319; uit een leerrede van Joseph Smith op 8 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff, Willard Richards, Thomas Bullock en William Clayton; zie ook aanhangel, p. 562, punt 3.

  15. History of the Church, deel 6, p. 184; uit een leerrede van Joseph Smith op 21 januari 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff.

  16. History of the Church, deel 5, p. 424; uit een leerrede van Joseph Smith op 11 juni 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff en Willard Richards; zie ook aanhangel, p. 562, punt 3.

  17. History of the Church, deel 6, pp. 50–51; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 oktober 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; gepubliceerd in Times and Seasons, 15 september 1843, p. 331; deze uitgave van de Times and Seasons werd laat gepubliceerd.

  18. History of the Church, deel 2, p. 309; uit een leerrede van Joseph Smith op 12 november 1835 in Kirtland (Ohio); opgetekend door Warren Parrish.

  19. Leer en Verbonden 109:10, 12–16, 22–26; gebed dat Joseph Smith op 27 maart 1836 heeft uitgesproken bij de inwijding van de Kirtlandtempel (Ohio).

Afbeelding
Nauvoo Temple

De herbouwde Nauvootempel. Hij staat op dezelfde plaats als de oorspronkelijke tempel. Toen de oorspronkelijke Nauvootempel werd gebouwd, verklaarde de profeet Joseph Smith: ‘Wij hebben de tempel harder nodig dan wat dan ook.’

Afbeelding
Cardston Alberta Temple

De Cardstontempel (Alberta, Canada). In heilige tempels openbaart de Heer aan zijn volk ‘de heerlijkheden van zijn koninkrijk’ en ‘de weg naar het heil’.