Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 2: God de eeuwige Vader


Hoofdstuk 2

God de eeuwige Vader

‘De doeleinden van onze God zijn groots, zijn liefde onpeilbaar, zijn wijsheid oneindig en zijn macht onbeperkt; de heiligen hebben dus reden om zich te verheugen en blij te zijn.’

Uit het leven van Joseph Smith

Veel van Joseph Smiths voorouders zochten de ware God. Josephs eigen ouders waren bijzonder godsdienstig. En hoewel zij in de kerken in hun omgeving niet de volledige waarheid aangaande God vonden, erkenden zij de Bijbel als Gods woord en maakte gebed een vast deel uit van hun dagelijks leven. William, broer van de profeet, herinnerde zich later: ‘Mijn vader was uiterst godvruchtig en deugdzaam. (…) Ik werd gevraagd om zowel ’s avonds als ’s ochtends naar hun gebeden te luisteren. (…) Mijn ouders, zowel mijn vader als mijn moeder, stortten hun hart uit voor God, de gever van alle zegeningen, om hun kinderen te beschermen en hen van zonde en kwade werken te vrijwaren. Zo vroom waren mijn ouders.’1 William vertelt verder: ‘We hebben voor zover ik me kan herinneren altijd gezamenlijk gebeden als gezin. Ik herinner me nog goed dat mijn vader zijn bril altijd in zijn vestzak had. (…) En als wij, jongens, hem naar zijn bril zagen grijpen, wisten we dat dit het signaal was om ons klaar te maken voor het gebed. En als we het niet merkten, zei moeder: ‘William,’ of wie het ook was die niet reageerde, ‘maak je klaar voor het gebed.’ Na het gebed zongen we een lied. Ik herinner me er nog wat van: “Er is weer een dag voorbij, we leggen onze kleren opzij.” ’2

Deze geestelijke vorming op jeugdige leeftijd wortelde zich diep in de ziel van de jonge Joseph Smith. Als hij zich druk maakte om zijn eeuwige welzijn en er achter probeerde te komen tot welke kerk hij moest toetreden, wist hij dat hij zich tot God kon wenden voor een antwoord.

‘Ik las in de Schriften dat God dezelfde is gisteren, heden en voor eeuwig, dat Hij geen aannemer des persoons is, omdat Hij God is. Want ik keek naar de zon — het magnifieke hemellichaam dat de aarde verlicht — en naar de maan, die zich in hun grootsheid door de hemelen bewegen, en ook naar de sterren die in hun heerlijkheid voortrollen, en ook de aarde waarop ik mij bevond, en de dieren van het veld en de vogels van de lucht en de vissen van de zee, en bovendien de mens die in heerlijkheid, kracht en schoonheid op de aarde leeft, [met] kracht en intelligentie die grote, geweldige zaken besturend, als evenbeeld van Hem die hem geschapen heeft.

‘En toen ik over deze dingen nadacht, riep mijn hart uit: De wijze man had gelijk toen hij zei dat de dwaze man in zijn hart zegt dat er geen God is [zie Psalmen 53:1]. Mijn hart riep uit: Zij getuigen allen van een almachtige en alomtegenwoordige macht, een opperwezen dat wetten uitvaardigt en alles binnen de perken gelast en bindt, en de eeuwigheid vervult. Hij was en is van alle eeuwigheid tot alle eeuwigheid. En toen ik over al die dingen nadacht, dat dit wezen mensen zoekt die Hem in geest en in waarheid zullen aanbidden [zie Johannes 4:23], riep ik de Heer aan en smeekte om zijn genade, want er was niemand anders tot wie ik me kon richten om genade te ontvangen.’3

Josephs gelovige gebed om genade en wijsheid werd verhoord met het eerste visioen. Door dat visioen kreeg de jonge profeet gewichtiger kennis aangaande God dan de kerken in zijn tijd bezaten — kennis die de wereld al eeuwenlang niet meer had. Door het eerste visioen leerde Joseph uit de eerste hand dat de Vader en de Zoon afzonderlijke personen zijn, dat hun macht groter is dan de macht van het kwaad, en dat de mens waarlijk naar Gods beeld is geschapen — waarheden die essentieel zijn om onze ware relatie met onze Vader in de hemel te begrijpen.

Er volgden andere openbaringen over de aard van God, waaronder vele die nu in onze nieuwe Schriften staan. Als het door God gekozen middel om de evangeliewaarheid in de wereld terug te brengen, getuigde de profeet gedurende zijn bediening van God. ‘Ik zal bij God informeren,’ zei hij, ‘want ik wil dat u Hem allemaal goed leert kennen. (…) Dan zult u weten dat ik zijn dienstknecht ben, want ik spreek met gezag.’4

Leringen van Joseph Smith

God is de liefhebbende Vader van alle mensen en de bron van alles wat goed is

‘Terwijl het ene deel van het mensdom het andere onbarmhartig beoordeelt en veroordeelt, ziet de Vader van het heelal met vaderlijke zorg en ouderlijke genegenheid op de hele mensheid neer. Hij beschouwt hen als zijn kinderen en zonder die bekrompen gevoelens die zijn kinderen beïnvloeden, laat Hij “zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen op rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” [Matteüs 5:45.]’5

‘Wij erkennen dat God de grote bron en oorsprong is van waaruit al het goede uitgaat; dat Hij volmaakte intelligentie is, en dat zijn wijsheid alleen al voldoende is om de grootse scheppingen en werelden te reguleren die boven ons hoofd zo magnifiek en prachtig stralen alsof zij zijn aangeraakt met zijn vinger en bewogen door zijn almachtige woord. (…) De hemelen verkondigen Gods heerlijkheid en het firmament toont zijn werk [zie Psalmen 19:1]; en een korte overweging is voldoende om elk mens met gemiddelde intelligentie duidelijk te maken dat deze dingen niet per ongeluk tot stand zijn gekomen, noch dat zij in stand kunnen worden gehouden door een kracht die minder is dan die van een almachtige hand.’6

‘God ziet de geheime oorsprong van elke mensendaad en kent het hart van alle levenden.’7

‘De doeleinden van onze God zijn groots, zijn liefde onpeilbaar, zijn wijsheid oneindig en zijn macht onbeperkt; de heiligen hebben dus reden om zich te verheugen en blij te zijn, in de wetenschap dat “God, onze God, voor eeuwig en altoos [is]; tot de dood toe zal Hij ons leiden” [Psalmen 48:14].’8

Als we het karakter van God begrijpen, dan begrijpen we onszelf en weten we hoe we Hem moeten benaderen

‘Slechts weinigen in de wereld begrijpen het karakter van God goed. De overgrote meerderheid van de mensheid begrijpt niets van hun relatie met God, of het nu gaat om het verleden of de toekomst. Zij kennen de aard van die relatie niet, en begrijpen die niet; en als gevolg daarvan weten zij weinig meer dan een beest dat alleen maar weet dat het moet eten, drinken en slapen. Dat is al wat de mens weet van God of van zijn bestaan, tenzij het hem door inspiratie van de Almachtige wordt gegeven.

‘Als een mens niets leert behalve eten, drinken en slapen, en hij begrijpt niets van de bedoelingen van God, dan begrijpt hij net zoveel als een beest. Een beest drinkt, slaapt en weet niets van een God; toch weet het net zoveel als wij, tenzij wij begrip krijgen door de inspiratie van de almachtige God. Als de mens het karakter van God niet kan begrijpen, kan hij zichzelf niet begrijpen. Ik wil aan het begin beginnen en uw gedachten naar hogere niveaus brengen en u een hoger begrip geven dan waar de geest van de mens meestal naar streeft.

‘(…) In de Schriften staat: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.” [Johannes 17:3].

‘Als iemand God niet kent en informeert wat voor wezen Hij is — als hij ijverig zijn eigen hart onderzoekt — als de verklaring van Jezus en de apostelen waar is, zal hij beseffen dat hij niet het eeuwige leven heeft, want er kan geen eeuwig leven zijn op grond van enig ander beginsel.

‘Mijn eerste doel is het karakter te ontdekken van de enige wijze en ware God, en wat voor wezen Hij is. (…)

‘God was eens zoals wij nu zijn. Hij is een verhoogde persoon en zit in de hemel op zijn troon! Dat is de grote verborgenheid. Als de sluier nu vaneen gescheurd zou worden en de machtige God, die deze wereld in haar loopbaan houdt en alle werelden en alle dingen door zijn macht in stand houdt, Zich zichtbaar zou maken — ja, als u Hem vandaag zou zien, zou u Hem zien in de vorm van een mens; want Adam was in de gelijkenis en vorm van God geschapen; hij wandelde, sprak met Hem en ontving onderricht van Hem, zoals de ene mens met de andere spreekt en communiceert. (…)

‘(…) Als we kennis van God hebben, beginnen we erachter te komen hoe we Hem moeten benaderen en hoe we Hem iets moeten vragen om een antwoord te krijgen. Als wij Gods karakter begrijpen, en we Hem leren kennen, begint Hij de hemelen voor ons te ontvouwen en ons erover te vertellen. Zijn wij klaar om tot Hem te komen, dan is Hij klaar om tot ons te komen.’9

De Godheid bestaat uit drie afzonderlijke personen

Geloofsartikelen 1:1: ‘Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest.’10

Joseph Smith onderwees in april 1843 in het volgende (wat later opgetekend werd in Leer en Verbonden 130:22): ‘De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens; de Zoon eveneens; maar de Heilige Geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen, maar is een Persoon van Geest. Ware het niet zo, dan kon de Heilige Geest niet in ons wonen.’11

‘Ik heb altijd gezegd dat God een afzonderlijke persoon is, dat Jezus Christus een afzonderlijke persoon van God de Vader is, en dat de Heilige Geest een afzonderlijke persoon en een geest is: die drie zijn drie afzonderlijke personen en goden.’12

‘Iets wat geen lichaamsdelen heeft, is niets. Er is geen andere god in de hemel dan de God die vlees en beenderen heeft.’13

De Godheid is een volmaakt eensgezind drietal en God de Vader presideert

‘Er is al veel gezegd over God en de Godheid. (…) De leraars in onze tijd zeggen dat de Vader God is, dat de Zoon God is, en dat de Heilige Geest God is, en dat zij allen één lichaam hebben en één God zijn. Jezus bad dat zij die de Vader Hem in de wereld had gegeven in Hen één mochten worden, zoals Zij één waren [zie Johannes 17:11–23]. (…)

‘Petrus en Stefanus getuigden dat zij de Zoon des mensen zagen, staande ter rechterhand Gods. Ieder die de hemelen open heeft gezien, weet dat er drie Personen in de hemel zijn die de sleutels van de macht dragen en dat één Hen presideert.’14

‘Drie personen sloten al vóór de stichting van deze aarde een eeuwig verbond met betrekking tot hun bedeling van zaken aan mensen op aarde. Deze Personen (…) worden God de Eerste, de Schepper genoemd; God de Tweede, de Verlosser; en God de Derde, de Getuige.’15

‘[Het is] de functie van de Vader om als baas of president te presideren, Jezus als Middelaar en de Heilige Geest als Getuige. De Zoon [heeft] een tabernakel en de Vader [ook], maar de Heilige Geest is een persoon van geest, zonder tabernakel.’16

‘In de Schriften staat: “Ik en de Vader zijn één” [Johannes 10:30] en ook dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest één zijn, en Zij zijn het over alles eens [zie 1 Johannes 5:7–8]. Jezus bad ook tot de Vader: “Niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt […] dat zij één zijn zoals Wij”, oftewel opdat zij eensgezind mogen zijn in de eenheid van het geloof [zie Johannes 17:9, 11]. Maar net als alle mensen verschillende of afzonderlijke personen zijn, zijn God en Jezus Christus en de Heilige Geest afzonderlijke personen, hoewel Zij het in alles eens zijn.’17

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees de pagina’s 39–41 nog eens door en let op de aanwijzingen die de jonge Joseph Smith in de wereld om hem heen zag van een een ‘almachtige en alomtegenwoordige kracht’. Wat hebt u in de wereld om u heen gezien dat getuigt van God?

  • Lees het eerste deel van het hoofdstuk (pagina 42) en let op leringen waaruit de aard van God blijkt. Hoe kunnen wij ons door die leringen ‘verheugen en blij […] zijn’?

  • De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘De grote Vader van het heelal kijkt met vaderlijke zorg en ouderlijke genegenheid op de hele mensheid neer’ (p. 42). Wat vindt u van die uitspraak?

  • Lees de twee alinea’s op pagina 43. Waarom is het onmogelijk om onszelf te begrijpen als we het karakter van God niet begrijpen?

  • De profeet Joseph Smith getuigde dat God de Vader, Jezus Christus en de Heilige Geest ‘drie afzonderlijke personen’ zijn. Hij wees er ook op dat Zij één zijn (pp. 45–46). Op welke manieren zijn de leden van de Godheid één? (Zie voor enkele voorbeelden p. 45.)

  • Hoe kunnen ouders de liefde van hun kinderen voor hun hemelse Vader voeden? (Zie voor enkele voorbeelden p. 39.)

Relevante teksten: Johannes 8:17–19; Hebreeën 1:1–3; 12:9; Mozes 1:3–6, 39

Noten

  1. William Smith, Notes on Chambers’ life of Joseph Smith, ca. 1875, kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City, Utah, VS.

  2. William Smith, interview door E.C. Briggs en J.W. Peterson, oktober of november 1893, oorspronkelijk gepubliceerd in Zion’s Ensign (een tijdschrift van de Gereorganiseerde Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, nu de Gemeenschap van Christus); herdrukt in Deseret Evening News, 20 januari 1894, p. 2.

  3. Joseph Smith, History 1832, pp. 2–3; Letter Book 1, 1829–1835, Joseph Smith, Collection, kerkelijke archieven.

  4. History of the Church, deel 6, p. 305; uit een leerrede van Joseph Smith op 7 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff, Willard Richards, Thomas Bullock en William Clayton.

  5. History of the Church, deel 4, p. 595; uit ‘Baptism for the Dead’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 15 april 1842, p. 759; Joseph Smith was de redacteur.

  6. History of the Church, deel 2, pp. 12, 14; alinea-indeling gewijzigd in Engelse tekst en gevolgd in Nederlandse vertaling; ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, februari 1834, p. 136; maart 1834, p. 142.

  7. History of the Church, deel 1, p. 317; uit een brief van Joseph Smith aan William W. Phelps, 11 januari 1833, Kirtland (Ohio); de brief is onjuist gedateerd 14 januari 1833 in History of the Church.

  8. History of the Church, deel 4, p. 185; uit een brief die Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium schreven aan de heiligen, september 1840, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, oktober 1840, pp. 178–179.

  9. History of the Church, deel 6, pp. 303–305, 308; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 7 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff, Willard Richards, Thomas Bullock en William Clayton; zie ook aanhangsel, p. 562, onderdeel 3.

  10. Geloofsartikelen 1:1.

  11. Leer en Verbonden 130:22; instructies op 2 april 1843 in Ramus (Illinois) gegeven aan Joseph Smith.

  12. History of the Church, deel 6, p. 474; uit een leerrede van Joseph Smith op 16 juni 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Thomas Bullock.

  13. Aangehaald door William Clayton in een verslag van een ongedateerde leerrede door Joseph Smith in Nauvoo (Illinois); L. John Nuttall, ‘Extracts from William Clayton’s Private Book’, p. 7, Journals of L. John Nuttall, 1857–1904, L. Tom Perry Special Collections, Brigham Young University, Provo (Utah); afschrift in de kerkelijke archieven.

  14. History of the Church, deel 5, p. 426; uit een leerrede van Joseph Smith op 11 juni 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff en Willard Richards.

  15. Geciteerd door William Clayton, die een ongedateerde toespraak van Joseph Smith in Nauvoo (Illinois) optekende; in L. John Nuttall, ‘Extracts from William Clayton’s Private Book’, pp. 10–11, dagboeken van L. John Nuttall, 1857–1904, L. Tom Perry Special Collections, Brigham Young University, Provo (Utah); afschrift in de kerkarchieven.

  16. Aangehaald door William P. McIntire in een verslag van een leerrede door Joseph Smith begin 1841 in Nauvoo (Illinois); William Patterson McIntire, Notebook 1840–1845, kerkelijke archieven. William McIntire heeft begin 1841 korte verslagen geschreven van verscheidene leerredes van Joseph Smith in Nauvoo. In dit boek staan vier van die verslagen, maar geen ervan is gedateerd.

  17. Aangehaald door George Laub. Uit een verzameling uittreksels uit leerredes van Joseph Smith, ca. 1845; George Laub, Reminiscences and Journal, januari 1845–april 1857, pp. 29–30, kerkelijke archieven.

Afbeelding
First Vision

Door het eerste visioen leerde Joseph uit de eerste hand dat de Vader en de Zoon afzonderlijke personen zijn en dat de mens naar Gods beeld is geschapen — waarheden die essentieel zijn om onze ware relatie met onze Vader in de hemel te begrijpen.

Afbeelding
woman praying

‘Als we kennis van God hebben, beginnen we erachter te komen hoe we Hem moeten benaderen en hoe we Hem iets moeten vragen om een antwoord te krijgen.’