Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 11: De oprichting en bestemming van de ware en levende kerk


Hoofdstuk 11

De oprichting en bestemming van de ware en levende kerk

‘U weet niet meer van de bestemming van deze kerk en koninkrijk dan een baby die op zijn moeders schoot ligt. U begrijpt het niet. (…) Deze kerk zal Noord- en Zuid-Amerika vullen — ze zal de wereld vullen.’

Uit het leven van Joseph Smith

In juni 1829 voltooide de profeet Joseph Smith de vertaling van het Boek van Mormon. ‘Toen de vertaling bijna klaar was’, verklaarde de profeet, ‘gingen we naar Palmyra, Wayne Country (New York), legden het auteursrecht vast en kwamen met de heer Egbert B. Grandin overeen dat hij tegen betaling van drieduizend dollar vijfduizend exemplaren zou drukken.’1 Egbert B. Grandin was een jonge man, een jaar jonger dan Joseph Smith, die eigenaar was van een drukkerij in Palmyra. Hij had een nieuw soort pers aangeschaft waarmee aanzienlijk sneller gedrukt kon worden. Het was opmerkelijk dat de profeet in het landelijke Palmyra een drukker wist te vinden met een pers waarop zoveel exemplaren van een dik boek als het Boek van Mormon konden worden gedrukt. Daar het drukken van het Boek van Mormon een groot en duur project was, verhypothekeerde Martin Harris zijn boerderij aan de heer Grandin als waarborg voor de drukkosten.

Laat in de zomer van 1829 gingen Joseph Smith, Martin Harris en verschillende anderen naar de drukkerij om de drukproef van het titelblad van het Boek van Mormon te inspecteren, de eerste bladzijde van het boek die zou worden gedrukt. Toen de profeet aangaf tevreden te zijn met het uiterlijk van het blad, werd er direct met drukken begonnen. Het kostte drukkerij Grandin zeven maanden om het Boek van Mormon te drukken. De eerste exemplaren waren op 26 maart 1830 beschikbaar voor het publiek.

Eens de vertaling en druk van het Boek van Mormon achter de rug kon Joseph Smith de kerk stichten. In de openbaring die nu in afdeling 20 van de Leer en Verbonden staat, openbaarde de Heer ‘ons de precieze datum waarop wij, naar zijn wil en gebod, zijn kerk op aarde moesten oprichten.’2 De genoemde datum was 6 april 1830.

‘Wij (…) lieten onze broeders weten’, schreef de profeet, ‘dat we een gebod hadden gekregen om de kerk op te richten; en dienaangaande kwamen we (zes in getal) op dinsdag 6 april 1830 bijeen in het huis van de heer Peter Whitmer sr.’3 Ongeveer zestig mensen zaten, verdeeld over twee kamers, samengepakt in de woning van Whitmer in Fayette (New York). Zes van de aanwezige mannen werden aangewezen als stichters van de nieuwe kerk om aan de wet van de staat New York te voldoen — de profeet Joseph Smith, Oliver Cowdery, Hyrum Smith, Peter Whitmer jr., Samuel Smith, en David Whitmer.4

Hoewel de kerk in het begin heel klein was, had Joseph Smith profetisch inzicht in haar verheven bestemming. Wilford Woodruff herinnerde zich dat de profeet in april 1834 de broeders in een priesterschapsbijeenkomst in Kirtland (Ohio) in wilde laten zien hoe groot het koninkrijk Gods op aarde zou worden:

‘De profeet riep allen die het priesterschap droegen bijeen in het houten schooltje bij zijn huis. Het was een klein gebouw, misschien maar vijf bij vijf meter. Maar alle priesterschapsdragers van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in Kirtland pasten erin. (…) Toen we bijeengekomen waren, riep de profeet de ouderlingen Israëls op om met hem te getuigen van dit werk. (…) Toen ze dat gedaan hadden, zei de profeet: “Broeders, ik ben vanavond zeer opgebouwd en heb veel geleerd van uw getuigenissen, maar ik wil ten overstaan van de Heer tot u zeggen dat u niet meer van de bestemming van deze kerk en koninkrijk weet, dan een baby die op zijn moeders schoot ligt. U begrijpt het niet.” Ik was nogal verbaasd. Hij zei: “We zien hier vanavond maar een handjevol priesterschapsdragers, maar deze kerk zal Noorden Zuid-Amerika vullen — ze zal de wereld vullen.”’5

Leringen van Joseph Smith

In de bedeling van de volheid der tijden heeft Joseph Smith de ware kerk van Jezus Christus opgericht.

Joseph Smith heeft het verloop van de bijeenkomst op 6 april 1830, waarin de kerk werd opgericht, opgetekend: ‘Na de bijeenkomst met een plechtig gebed tot onze hemelse Vader te hebben geopend, vroegen we onze broeders vervolgens, overeenkomstig het gebod dat we eerder hadden gekregen, of zij ons aannamen als hun leermeesters in de zaken van het koninkrijk Gods, en of zij ermee akkoord gingen dat wij een kerk oprichtten overeenkomstig het eerder genoemde gebod. Zij stemden daar unaniem mee in.

‘Daarna legde ik Oliver Cowdery de handen op en ordende hem tot ouderling in de “Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen”, waarna hij mij eveneens tot ouderling van voornoemde kerk ordende. Daarna namen wij brood, braken en zegenden het; vervolgens ook wijn, zegenden die en dronken die met hen. Daarna legden wij elk daar aanwezig lid van de kerk de handen op, opdat zij de gave van de Heilige Geest konden ontvangen en tot lid van de kerk van Christus konden worden bevestigd. De Heilige Geest werd in grote mate op ons uitgestort — sommigen profeteerden, terwijl wij allen de Heer prezen en ons buitengewoon verheugden. (…)

‘Toen riepen we andere broeders naar voren en ordenden hen tot verschillende ambten in het priesterschap, naar de Geest ons ingaf. En na een fijne tijd waarin wij de macht en zegeningen van de Heilige Geest voelden en ervoeren dankzij de genade die God ons had verleend, sloten we de vergadering in de verheugende wetenschap dat wij nu lid waren van “De Kerk van Jezus Christus”, opgericht overeenkomstig de geboden en openbaringen die Hij ons in de laatste dagen heeft gegeven en overeenkomstig de orde van de kerk die in het Nieuwe Testament staat opgetekend.’6

In de eerste algemene conferentie van de kerk, op 9 juni 1830 gehouden te Fayette (New York), werd het avondmaal bediend, verscheidene mensen werden tot lid van de kerk bevestigd, anderen werden tot ambten in het priesterschap geordend en de Heilige Geest werd op de heiligen uitgestort. De profeet Joseph Smith heeft geschreven: ‘Dergelijke taferelen vulden ons hart met onuitsprekelijke vreugde, ontzag en bewondering voor de Almachtige, dankzij wie wij, ten gunste van de mensenkinderen, genadiglijk betrokken zijn bij de totstandbrenging van alle genietingen van de glorierijke zegeningen die in deze tijd op ons werden uitgestort. Dat we ons in dezelfde orde en organisatie opgenomen voelden als de apostelen van weleer; om het belang en de plechtige aard van dergelijke gebeurtenissen te beseffen; en om getuige te zijn van het priesterschap en met onze eigen zintuigen de glorieuze manifestaties en machten ervan te ervaren, evenals de gaven en zegeningen van de Heilige Geest, en de goedheid en goedgunstigheid van een barmhartige God jegens hen die het eeuwig evangelie van onze Heer Jezus Christus gehoorzamen –– dat alles bij elkaar veroorzaakte in ons gevoelens van innige dankbaarheid en inspireerde ons met een nieuwe ijver en energie aangaande de waarheid.’7

Christus’ kerk is volgens de orde van God opgericht.

‘Christus was het hoofd van de kerk, de hoeksteen, de geestelijke rots waarop de kerk was gebouwd, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen [zie Matteüs 16:18; Efeziërs 2:20). Hij bouwde het koninkrijk op, koos apostelen en ordende hen tot het Melchizedeks priesterschap, waarmee Hij hun van het gezag voorzag om de verordeningen van het evangelie te bedienen.’8

‘“En [Christus] heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars’ [Efeziërs 4:11]. En hoe werden de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars gekozen? Door profetie (openbaring) en door handoplegging — door goddelijke communicatie en een door God voorgeschreven verordening — door middel van het priesterschap, ingesteld volgens de orde van God, op goddelijk bevel.’9

‘[Het Boek van Mormon] vermeldt dat de Heiland na zijn opstanding op dit [Amerikaanse] vasteland is verschenen; dat Hij zijn evangelie met alle volheid, rijkdom, macht en zegeningen heeft gevestigd; dat er apostelen, profeten, herders, leraars en evangelisten waren; dezelfde orde, hetzelfde priesterschap, dezelfde verordeningen, gaven, machten en zegeningen, die ook op het oostelijk halfrond ontvangen waren.’10

‘Een evangelist is een patriarch. (…) Waar de kerk van Christus op aarde is, dient er een patriarch te zijn ten gunste van het nageslacht van de heiligen, zoals in het geval van Jakob, die zijn zoons een patriarchale zegen heeft gegeven.’11

Geloofsartikelen 1:6: ‘Wij geloven in dezelfde organisatie die in de vroegchristelijke kerk bestond, namelijk: apostelen, profeten, herders, leraars, evangelisten enzovoort.’12

De kerk wordt geleid door het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf Apostelen en de Quorums der Zeventig.

‘Ik geloof stellig in de profeten en apostelen, waarvan Jezus Christus zelf de hoeksteen is, en spreek als gezaghebbende onder hen, en niet als de schriftgeleerden.’13

‘De presidenten of het [Eerste] Presidium leiden de kerk, en openbaringen over de zin en wil van God aan de kerk dienen door het Presidium te worden ontvangen. Dat is de orde van de hemel, en het gezag en het voorrecht van [het Melchizedeks] priesterschap.’14

‘Wat is er aan de roeping van deze twaalf apostelen zo belangrijk en anders dan aan de andere roepingen of functionarissen in de kerk? (…) Zij zijn de twaalf apostelen, geroepen tot de functie van de rondreizende hoge raad, die de kerkgemeenten van de heiligen presideren. (…) Zij bezitten de sleutels van deze bediening, om voor alle volken de deur naar het koninkrijk der hemelen te openen en het evangelie aan ieder schepsel te prediken. Dit is de macht, het gezag, en de kracht van hun apostelschap.’15

Orson Pratt, die later lid van het Quorum der Twaalf Apostelen werd, herinnerde zich: ‘Het Quorum der Twaalf Apostelen is op aanwijzing van de Heer (…) ingesteld, en heeft tot taak het evangelie tot de volken te prediken, eerst tot de andere volken, daarna tot de Joden. De priesterschap werd na de bouw van de Kirtlandtempel in vergadering bijeengeroepen, waarna de profeet Joseph over de twaalf apostelen zei dat zij het apostelschap hadden ontvangen met alle bijbehorende bevoegdheden, net als de apostelen van weleer.’16

Wilford Woodruff, vierde president van de kerk, heeft verklaard: ‘Joseph riep twaalf apostelen. Wie waren zij? De Heer zei tegen hem: “De Twaalf zijn zij die het verlangen zullen hebben mijn naam op zich te nemen met een volmaakt voornemen des harten. En indien zij het verlangen hebben mijn naam op zich te nemen met een volmaakt voornemen des harten, zijn zij geroepen om uit te gaan in de gehele wereld om mijn evangelie tot ieder schepsel te prediken.” [LV 18:27–28.] (…) Toen de profeet Joseph het Quorum der Twaalf Apostelen oprichtte, leerde hij hun [het] beginsel van saamhorigheid. Hij gaf hun te verstaan dat ze één van hart en één van geest moesten zijn, en dat zij de naam van Christus volledig op zich moesten nemen; en als God hun een gebod gaf, moesten zij het onverwijld uitvoeren.’17

‘De zeventigers vormen rondreizende quorums, om in de gehele wereld uit te gaan, waar de twaalf apostelen hen ook naartoe zenden.’18

‘De zeventigers zijn niet geroepen om de tafels te bedienen [zie Handelingen 6:1–2], (…) maar zij dienen het evangelie te prediken en de [kerkgemeenten] op te bouwen, en anderen, die niet tot die quorums behoren, namelijk hogepriesters, aan te stellen om [de kerkgemeenten] te presideren. Ook de Twaalf (…) dragen de sleutels van het koninkrijk naar alle naties, ontsluiten daar de deur van het evangelie, en dragen de zeventigers op om hun werk op te volgen en hun assistentie te verlenen.’19

Hoewel kwade machten uit zijn op de vernietiging van de kerk, ‘kan geen onheilige hand […] de vooruitgang van dit werk stuiten.’

‘Sinds de oprichting van de Kerk van Christus (…) op 6 april 1830 hebben wij met groot genoegen gadegeslagen dat de waarheid zich over ons land verspreidt, niettegenstaande haar vijanden alles in het werk gesteld hebben om haar groei te verhinderen; ofschoon boze en sluwe mannen eensgezind geprobeerd hebben de schuldelozen te vernietigen, (…) desondanks verspreidt het evangelie zich in volle glorie en treden er dagelijks mensen toe; en ons gebed tot God is dat daar geen eind aan zal komen, en dat wie zich aansluiten voor eeuwig zullen worden gered.’20

‘Het waarheidsvaandel is opgericht; geen onheilige hand kan de vooruitgang van dit werk stuiten; al woeden vervolgingen, spannen benden samen, verzamelen er zich legers en viert de laster hoogtij, toch zal Gods waarheid moedig, nobel en onafhankelijk voorwaarts gaan, totdat zij in elk werelddeel is doorgedrongen, elke streek heeft bezocht, elk land heeft overspoeld en in elk oor heeft geklonken, totdat Gods oogmerken zijn bereikt en de grote Jehova zegt dat het werk is volbracht.’21

‘En [Jezus] hield hun nog een gelijkenis voor over het koninkrijk dat kort voor of ten tijde van de oogsttijd zou worden opgericht, die luidt als volgt: “Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogels des hemels in zijn takken kunnen nestelen.” [Matteüs 13:31–32.] Hieruit blijkt duidelijk dat met het bovenstaande de kerk wordt bedoeld die in de laatste dagen zal worden opgericht. Zie, het koninkrijk der hemelen wordt ermee vergeleken. Wat is ermee te vergelijken?

‘Laten we het Boek van Mormon nemen, dat iemand in zijn akker begraaft en door zijn geloof in veilige bewaring geeft, om in de laatste dagen te bestemder tijd uit de grond te voorschijn te komen. En het wordt inderdaad als een van de minste zaden beschouwd. Maar zie hoe het uitspruit en uitgroeit tot een breedgetakte, majestueuze boom, totdat het, evenals het mosterdzaadje, groter dan de tuingewassen wordt. En het is de waarheid, uitgelopen en voortgesproten uit de aarde, en gerechtigheid begint uit de hemel neer te zien [zie Psalmen 85:12; Mozes 7:62], en God stuurt zijn machten, gaven en engelen om zich in haar takken te nestelen.

‘Het koninkrijk der hemelen is als een mosterdzaadje. Zie, is dit dan niet het koninkrijk der hemelen, namelijk De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, die zich in de laatste dagen in de grootsheid van haar God opricht als een ondoordringbare, onwrikbare rots midden in een uitgestrekte oceaan die, hoewel blootgesteld aan de stormen en orkanen van Satan, tot dusver stand heeft gehouden en overeind zal blijven ondanks de beukende golven van hevig verzet, opgezweept door de helse winden van geslepen praktijken, die met schuimende toppen over haar heen slaan en zullen blijven slaan; opgejaagd door de toorn van de vijand van alle gerechtigheid?’22

Als onderdeel van het inwijdingsgebed van de Kirtlandtempel, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 109:72–76, heeft de profeet Joseph Smith gezegd: ‘Wees alle leden van uw kerk indachtig, o Heer, met al hun gezinsleden en al hun naaste familie, met al hun zieken en bezochten, met alle armen en zachtmoedigen der aarde; opdat het koninkrijk dat Gij zonder handen hebt opgericht, een grote berg zal worden en de gehele aarde zal vervullen; opdat uw kerk tevoorschijn zal komen uit de wildernis van duisternis, en zal stralen, mooi als de maan, helder als de zon, en geducht als een leger met banieren; en als een bruid getooid zal zijn voor die dag dat Gij de hemelen zult ontsluieren en de bergen door uw tegenwoordigheid doen vervloeien en de valleien verheffen, de ruwe plaatsen effenen, opdat uw heerlijkheid de aarde zal vervullen; opdat wij, wanneer de bazuin voor de doden schalt, in de wolk zullen worden opgenomen om U te ontmoeten, opdat wij altijd bij de Heer zullen zijn; opdat onze klederen rein zullen zijn, opdat wij bekleed zullen zijn met de mantel der gerechtigheid, met een palmtak in de hand en een kroon van heerlijkheid op het hoofd, en eeuwige vreugde zullen oogsten voor al ons lijden.’23

Ieder heeft de plicht de kerk te sterken en het koninkrijk van God mee op te bouwen.

‘Het werk van God is een gemeenschappelijk werk, waar alle heiligen bij betrokken zijn; we maken allen deel uit van een en hetzelfde lichaam, nemen deel aan een en dezelfde geest, laten ons dopen in een en dezelfde doop en zijn een en dezelfde glorieuze hoop deelachtig. De verbreiding van het werk van God en de opbouw van Zion is evenzeer de zaak van de een als van de ander. Het enige verschil is dat de een voor deze taak wordt geroepen en de ander voor die taak; ‘Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde. En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of het hoofd tegen de voeten: ik heb u niet nodig; partijgevoelens, tegengestelde belangen, onverenigbare plannen dienen ondergeschikt te worden gemaakt aan het gemeenschappelijk belang, ten gunste van het geheel [zie 1 Korintiërs 12:21, 26].’24

‘Broeders en zusters, wees gelovig, wees ijverig, strijd tot het uiterste voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is [zie Judas 1:3]; iedere man, iedere vrouw en ieder kind dient te beseffen hoe belangrijk dit werk is en dient zich ervoor in te zetten alsof het succes alleen van hem of haar afhangt; ieder dient zich betrokken te voelen en zich er rekenschap van te geven dat we in een tijd leven die duizenden jaren geleden, wanneer men erover nadacht, de aangenaamste gevoelens teweegbracht bij koningen, profeten en rechtvaardigen — dat vooruitzicht inspireerde hen tot de genoeglijkste pennenvruchten, de meest verheven liederen en de meeslependste uitingen die in de Schriften zijn opgetekend; en spoedig zullen we in geïnspireerde taal moeten uitroepen —

‘“De Heer heeft Zion wedergebracht;

de Heer heeft zijn volk Israël verlost.” [LV 84:99.]’25

Volgens Wilford Woodruff heeft Joseph Smith het volgende verklaard tegen de leden van de Twaalf die in 1839 op zending naar Groot-Brittannië vertrokken: ‘Waar jullie ook op mogen stuiten, recht je schouders en draag het manhaftig, en verdedig en bevorder altijd de belangen van de kerk en het koninkrijk van God.’26

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Stel u voor dat u in de priesterschapsvergadering geweest was die op p. 148 wordt beschreven. Hoe zou u zich gevoeld hebben als u Joseph Smith had horen profeteren dat de kerk op een goede dag de wereld zou vullen? Welke gedachten of gevoelens heeft u nu u terugkijkt op die profetie?

  • Neem pp. 149–150 door en schenk aandacht aan de gang van zaken tijdens de oprichting van de kerk en de eerste algemene conferentie. Joseph Smith zei bij die gelegenheid: ‘Dergelijke taferelen vulden ons hart met onuitsprekelijke vreugde, ontzag en bewondering voor [God]’ (p. 150). Wanneer heeft u de gevoelens gehad die Joseph Smith omschreef?

  • Neem de leringen van Joseph Smith door over de kerk in de tijd van Jezus en het Boek van Mormon (pp. 150–151). Hoe volgt de kerk nu hetzelfde patroon?

  • Waarom denkt u dat we leiders nodig hebben die de gehele kerk presideren? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 152–153). Hoe bent u gezegend door het werk van het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf Apostelen, de Quorums der Zeventig, en de Presiderende Bisschap?

  • Wat waren uw gedachten en gevoelens toen u Joseph Smiths profetieën over de bestemming van de kerk las? (Zie pp. 153–155.) Op welke manieren kunnen we aan dit werk deelnemen? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 155–156.)

  • Joseph Smith verklaarde: ‘Iedere man, iedere vrouw en ieder kind dient te beseffen hoe belangrijk dit werk is en dient zich ervoor in te zetten alsof het succes alleen van hem of haar afhangt’ (p. 155). Hoe denkt u dat u deze raad kunt toepassen?

  • Wat zou u antwoorden als iemand u vroeg waarom u lid bent van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen?

Relevante teksten: Daniël 2:31–45; Mosiah 18:17–29; LV 20:1–4; 65:1–6; 115:4–5

Noten

  1. History of the Church, deel 1, p. 71; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek A-1, p. 34, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah).

  2. History of the Church, deel 1, p. 64; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek A-1, p. 29, kerkarchieven.

  3. History of the Church, deel 1, pp. 75–77; uit: ‘History of the Church’ (manuscript), boek A-1, p. 37, kerkarchieven.

  4. Onder de wet van de staat New York waren er drie tot negen personen nodig om een kerk op te richten of te leiden. De profeet verkoos zes personen op te geven.

  5. Wilford Woodruff, Conference Report, april 1898, p. 57.

  6. History of the Church, deel 1, pp. 77–79; alinea-indeling gewijzigd; uit: ‘History of the Church’ (manuscript), boek A-1, pp. 37–38, kerkarchieven.

  7. History of the Church, deel 1, pp. 85–86; uit: ‘History of the Church’ (manuscript), boek A-1, p. 42, kerkarchieven.

  8. Toespraak van Joseph Smith op 23 juli 1843 in Nauvoo (Illinois); Joseph Smith, collectie, toespraken, 23 juli 1843, kerkarchieven.

  9. History of the Church, deel 4, p. 574; uit: ‘Try the Spirits’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 1 april 1842, pp. 744–745; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  10. History of the Church, deel 4, p. 538; uit: een brief die Joseph Smith op verzoek van John Wentworth en George Barstow heeft geschreven, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 maart 1842, pp. 707–708.

  11. History of the Church, deel 3, p. 381; uit een leerrede van Joseph Smith op 27 juni 1839 in Commerce (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  12. Geloofsartikelen 1:6.

  13. Brief van Joseph Smith aan Isaac Galland, 22 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri), gepubliceerd in Times and Seasons, februari 1840, p. 53.

  14. History of the Church, deel 2, p. 477; uit een leerrede van Joseph Smith op 6 april 1837 in Kirtland (Ohio); opgetekend voor Messenger and Advocate, april 1837, p. 487.

  15. History of the Church, deel 2, p. 200; alinea-indeling gewijzigd; uit de notulen van een kerkelijke raadsvergadering, gehouden op 27 februari 1835 in Kirtland (Ohio); genotuleerd door Oliver Cowdery.

  16. Orson Pratt, Millennial Star, 10 november 1869, p. 732.

  17. Wilford Woodruff, Deseret News, 30 augustus 1890, p. 306.

  18. History of the Church, deel 2, p. 202; uit: ‘History of the Church’ (manuscript), boek B-1, p. 577, kerkarchieven.

  19. History of the Church, deel 2, pp. 431–432; uit instructies van Joseph Smith, gegeven op 30 maart 1836, in Kirtland (Ohio).

  20. History of the Church, deel 2, p. 22. In: ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, april 1834, p. 152.

  21. History of the Church, deel 4, p. 540; uit een brief die Joseph Smith schreef op verzoek van John Wentworth en George Barstow, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 maart 1842, p. 709.

  22. History of the Church, deel 2, p. 268; uit een brief van Joseph Smith aan de ouderlingen van de kerk, december 1835, Kirtland (Ohio); gepubliceerd in Messenger and Advocate, december 1835, p. 227.

  23. Leer en Verbonden 109:72–76; gebed dat Joseph Smith op 27 maart 1836 heeft uitgesproken bij de inwijding van de Kirtlandtempel (Ohio).

  24. History of the Church, deel 4, p. 609; uit ‘The Temple’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 2 mei 1842, p. 776; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  25. History of the Church, deel 4, p. 214; uit een verslag van Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium, 4 oktober 1840, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, oktober 1840, p. 188.

  26. Geciteerd door Wilford Woodruff, Deseret News: Semi-Weekly, 20 maart 1883, p. 1.

Afbeelding
printing press

Laat in de zomer van 1829 gingen Joseph Smith, Martin Harris en verschillende anderen naar de drukker van het Boek van Mormon, Egbert B. Grandin, om de drukproef van het titelblad van het Boek van Mormon te inspecteren, de eerste bladzijde die zou worden gedrukt van het boek.

Afbeelding
organization of Church

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is op 6 april 1830 officieel door de profeet Joseph Smith gesticht. Dat gebeurde in het huis van Peter Whitmer sr. in Fayette (New York). De kerk in de laatste dagen is op dezelfde manier georganiseerd als de kerk in de tijd van de Heiland, met ‘apostelen, profeten, herders, leraars, evangelisten enzovoort.’

Afbeelding
Sunday School

‘De verbreiding van het werk van God en de opbouw van Zion is evenzeer de zaak van de een als van de ander. Het enige verschil is dat de een voor de ene taak wordt geroepen, en de ander voor een andere taak.’