Instituut
Hoofdstuk 52: Ether 11–15


Hoofdstuk 52

Ether 11–15

Inleiding

Het verslag in het boek Ether van de tragische ondergang van een eens grote natie laat ons de onvermijdelijke en vernietigende gevolgen zien als we de profeten verwerpen en zonde de vrije teugel geven. Daarentegen lezen we ook enkele diepzinnige aanwijzingen over geloof in Jezus Christus. Uit de leringen van de profeten Ether en Moroni blijkt dat geloof tot bekering leidt, wonderen teweegbrengt en zwakheden in sterke eigenschappen kan veranderen. Helaas weigerden de Jaredieten gehoor te geven aan Ethers leringen en keerden zij zich af van de waarheid die hun redding had kunnen betekenen. Vraag uzelf bij het lezen van Ether 11–15 af welke lessen er voor u en uw generatie in verscholen zijn.

Toelichting

Ether 11. Het eindstadium van de Jareditische beschaving

  • Net als bij de Nephieten maakte de Jareditische maatschappij herhaaldelijk de cirkelgang van voorspoed, afvalligheid, oordeel, bekering, voorspoed enzovoort door. Uiteindelijk werden, net als bij de Nephieten, de afvalligheid en goddeloosheid zo groot dat de afloop fataal was. (Zie het schema ‘De cirkelgang van rechtschapenheid en goddeloosheid’ in het aanhangsel op pagina 437.) Ether 11 verhaalt over het eindstadium van de Jareditische cirkelgang van afvalligheid. Zij verwierpen, bespotten en beschimpten de profeten. Koning Shule had weliswaar een wet uitgevaardigd ter bescherming van de profeten en bestraffing van wie hen vervolgden (zie Ether 7:23–26), maar een latere koning maakte het ombrengen van de profeten tot zijn beleid (zie Ether 11:5). De goddeloosheid werd uiteindelijk zo verschrikkelijk, dat de profeten treurden en zich van het volk terugtrokken (zie Ether 11:13). (Zie de toelichting bij Helaman 12:5–6 op pagina 291.)

Ether 11:2–5, 13, 20–22. Zij verwierpen de woorden van de profeten

  • De profeet Amos leerde dat een profeet onder meer de taak heeft om mensen voor naderende vernietiging te waarschuwen (zie 2 Nephi 25:9; zie ook Ezechiël 33:7–10). In Ether 11 staan de duidelijke gevolgen als men profetische waarschuwingen in de wind slaat. Denk eens na over wat president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd over de gevolgen als we profetische raad verwerpen en de veiligheid als we er acht op slaan:

    ‘Voor gelovigen is het logisch dat ze met de raad van profeten de veilige weg proberen te vinden. Als een profeet spreekt, denken kleingelovigen misschien dat ze een wijs man goede raad horen geven. Is die raad goed en redelijk, en komt die hen uit, dan aanvaarden ze die. Zo niet, dan doen ze die af als verkeerde raad of ze gaan ervan uit dat hun omstandigheden een uitzondering op die raad rechtvaardigen. Ongelovigen denken misschien een man te horen die zijn wil aan anderen wil opleggen. (…)

    ‘Elke keer dat ik ervoor koos om niet meteen geïnspireerde raad op te volgen, of vond dat ik een uitzondering vormde, werd me duidelijk dat ik mezelf in gevaar had gebracht. Elke keer dat ik naar het advies van profeten geluisterd heb, het in mijn gebed bevestigd werd en ik het opvolgde, merkte ik dat ik veilig was.’ (Zie De Ster, juli 1997, p. 24.)

Ether 11:7–8. Natuurrampen kunnen tot bekering leiden

  • We lezen dat het volk zich als gevolg van de oorlogen, hongersnoden, pestilentiën en vernietiging van zijn ongerechtigheid begon te bekeren. President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft gezegd dat de Heer soms natuurrampen aanwendt om zijn kinderen tot bekering te bewegen:

    ‘De heiligen der laatste dagen, hoewel ze zelf beven wegens hun eigen ongerechtigheid en zonden, geloven dat de wereld wegens goddeloosheid grote oordelen staat te wachten; zij geloven stellig in de heilige Schriften, dat rampen aan de wederkomst en het oordeel van de Heiland voorafgaan. Zij geloven dat het vuur, de aardbeving, de vloedgolf, de vulkaanuitbarsting en de storm door God geleid worden. Zij herkennen Hem als de Meester en Heerser van de natuur en haar wetten en erkennen in alles zijn hand. Wij geloven dat zijn oordelen over de mensheid worden uitgestort om een gevoel van zijn macht en zijn doelen te bewerkstelligen, in de hoop dat de mens zich van zijn zonden zal bekeren en zich zal voorbereiden op de wederkomst van Christus die in rechtschapenheid op aarde zal regeren. (…)

    ‘Wij geloven dat de Heer deze ernstige natuurrampen voor het welzijn van zijn kinderen geeft, om hun toewijding aan anderen te stimuleren, en om hun goede eigenschappen aan de oppervlakte te brengen, zodat zij Hem zullen liefhebben en dienen.’ (Gospel Doctrine, 5de editie [1939], p. 55. Zie Helaman 12:3; LV 43:21–25; 88:88–91 voor aanvullende verwijzingen dat de Heer door middel van de elementen van de natuur tot mensen spreekt die zich niet willen bekeren.)

Ether 12:4. ‘Een anker (…) voor de ziel der mensen’

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft gezegd dat Jezus Christus het middelpunt van ons leven behoort te zijn: ‘Wij leven in een onzekere wereld. Sommigen zullen veel succes hebben. Anderen zullen teleurstelling kennen. Sommigen krijgen veel vreugde en blijdschap, een goede gezondheid en een genadig leven. Anderen krijgen wellicht te maken met ziekte en een mate van verdriet. We weten het niet. Maar één ding weten we wel. Evenals de poolster aan de hemel is de Verlosser van de wereld, de Zoon van God, betrouwbaar en onfeilbaar, en is Hij de borg van ons onsterfelijke leven, ongeacht wat de toekomst brengt. Hij is de Rots van ons heil, onze kracht, onze troost, het middelpunt van ons geloof.’ (Liahona, juli 2002, p. 101.)

Ether 12:6.
Afbeelding
scripture mastery
‘De beproeving van uw geloof’

  • Beproevingen van geloof komen niet altijd in de vorm van tegenspoed. Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat ‘de beproeving van [ons] geloof’ soms gewoon een kwestie van ons geloof oefenen is: ‘U kunt uw geloof doelmatiger gebruiken als u het beginsel toepast waarvan Moroni heeft gezegd “dat geloof datgene is waarop men hoopt maar dat men niet ziet; daarom, betwist niet omdat gij niet ziet, want gij ontvangt geen getuigenis dan na de beproeving van uw geloof” [Ether 12:6, cursivering toegevoegd]. Iedere keer als u uw geloof beproeft, dat wil zeggen, als u aan een influistering gehoor geeft, zult u van de Geest het bevestigende bewijs krijgen. Door dergelijke gevoelens zal uw geloof versterkt worden. En als u dat blijft doen, zal uw geloof steeds groter worden.’ (Liahona, mei 2003, p. 76.)

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft geschreven over de verschillende niveaus van ons geloof en de voorwaarden om die te oefenen: ‘Voorbereidend geloof wordt gevormd door ervaringen uit het verleden — door het bekende, wat een basis voor geloof biedt. Maar verlossend geloof moet worden geoefend met het oog op toekomstige ervaringen — het onbekende, wat een gelegenheid voor het wonderlijke biedt. Veeleisend geloof, geloof dat bergen verzet, geloof als dat van de broeder van Jared, gaat aan het wonder en de kennis vooraf. Hij moest geloven voordat God sprak. Hij moest handelen voordat het vermogen om de daad te volbrengen verzekerd was. Hij moest zich vooraf tot de hele ervaring verplichten nog voordat hij er een greintje van had meegemaakt. Geloof betekent onvoorwaardelijke instemming — vooraf — met welke voorwaarden de Heer ook stelt in zowel de nabije als verre toekomst.’ (Christ and the New Covenant [1997], pp. 18–19.)

  • President Gordon B. Hinckley heeft dat beginsel van ons getuigenis ontvangen ‘na de beproeving’ van ons geloof toegelicht:

    ‘Ik wil u een voorbeeld geven van een vrouw in São Paulo (Brazilië). Tijdens haar studie werkte ze om aan het onderhoud van haar familie bij te dragen. Ik zal het verhaal in haar eigen woorden vertellen. Ze zegt:

    ‘“De universiteit had een regel dat studenten niet aan examens mochten deelnemen als er nog rekeningen openstonden. Daarom betaalde ik altijd eerst mijn tiende en gaven als ik mijn salaris kreeg en vervolgens de universiteit en mijn andere rekeningen.

    ‘“Ik kan me nog herinneren dat ik (…) een ernstig financieel probleem had. Ik kreeg mijn salaris op donderdag. Toen ik mijn maandelijkse begroting opstelde, merkte ik dat er niet genoeg geld was om [zowel] mijn tiende als de universiteit te betalen. Ik zou een keus moeten doen. De tweemaandelijkse examens begonnen de volgende week, en als ik die zou missen, kon ik mijn studiejaar verspelen. Ik was vertwijfeld. (…) Ik leed eronder. Ik moest een pijnlijke beslissing nemen, en ik wist niet wat ik moest doen. Ik overwoog mijn opties: geen tiende betalen of het risico lopen dat ik mijn studiejaar niet zou kunnen afmaken.

    ‘“Mijn ziel werd door dit gevoel verteerd en het bleef me tot en met zaterdag bezighouden. Toen herinnerde ik me dat ik bij de doop beloofd had dat ik de wet van tiende zou naleven. Ik had een verplichting op me genomen, niet ten opzichte van de zendelingen, maar ten opzichte van mijn hemelse Vader. Op dat moment begon de pijn te verdwijnen en kreeg ik een prettig gevoel van rust en vastberadenheid. (…)

    ‘“Toen ik die avond bad, vroeg ik de Heer of Hij mij mijn besluiteloosheid wilde vergeven. Op zondag sprak ik vóór het begin van de avondmaalsdienst met de bisschop en betaalde ik met genoegen mijn tiende en gaven. Dat was een bijzondere dag. Ik voelde me gewoon gelukkig en tevreden ten opzichte van mezelf en mijn hemelse Vader.

    ‘“De volgende dag op mijn werk probeerde ik een manier te vinden om aan de examens deel te nemen die op woensdag zouden beginnen. Hoe meer ik erover nadacht, hoe verder de oplossing weg leek. (…)

    ‘“De werkdag was bijna voorbij toen mijn werkgever langskwam om de laatste instructies te geven. Toen hij dat gedaan had, en met zijn koffertje in zijn hand afscheid nam, (…) bleef hij plotseling staan, keek me aan en vroeg: ‘Hoe gaat het met je studie?’ Ik was verbaasd en kon niet geloven wat ik hoorde. Het enige wat ik met trillende stem kon uitbrengen, was: ‘Alles gaat goed!’ Hij keek me peinzend aan en nam toen weer afscheid. (…)

    ‘“Plotseling kwam de secretaresse binnen en zei dat ik geluk had! Toen ik haar vroeg waarom, zei ze: ‘De werkgever heeft net gezegd dat van nu af aan het bedrijf je collegegeld en je boeken betaalt. Kom even bij me langs voordat je vandaag weggaat om door te geven wat de kosten zijn. Dan zorg ik dat er morgen een cheque voor je klaarligt.’

    ‘“Toen ze weer weg was, voelde ik me erg nederig en moest ik huilen. Ik knielde ter plekke neer en bedankte de Heer voor zijn milddadigheid. Ik (…) zei tegen mijn hemelse Vader dat Hij me niet zo overdadig had hoeven zegenen. Ik had alleen maar de kosten van één maand nodig, en de tiende die ik op zondag had betaald was niet veel in vergelijking met wat ik nu zou krijgen! Tijdens mijn gebed kwamen de woorden van Maleachi in mijn gedachten: ‘Beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten’ (Maleachi 3:10). Tot op dat moment had ik nog nooit de omvang van de belofte in die tekst gevoeld, en dat dit gebod daadwerkelijk een getuigenis was van de liefde die onze hemelse Vader zijn kinderen op aarde geeft.”’ (Liahona, juli 2002, pp. 81–82.)

Ether 12:8–22. Geloof en wonderen

  • Ether 12:8–22 staat vol voorbeelden van ‘wonderen en tekenen die door geloof worden verricht’ (inleidend overzicht van Ether 12). In Lectures on Faith staat dat geloof een machtsbeginsel is om wonderen tot stand te brengen:

    ‘Geloof is niet alleen een handelingsbeginsel, maar ook een machtsbeginsel in alle intelligente wezens, zowel in de hemel als op aarde. (…)

    ‘(…) Door geloof zijn de werelden gemaakt. God sprak, chaos gehoorzaamde en werelden werden geschapen door het geloof dat in Hem was. Zo is het ook met de mens; hij sprak door geloof in de naam van God en de zon stond stil, de maan gehoorzaamde, bergen verplaatsten zich, gevangenismuren stortten in, de muilen van leeuwen werden gesloten, het hart van mensen ontdeed zich van haat, vuur verloor zijn verterende kracht, legers hun macht, het zwaard zijn verschrikking en de dood zijn heerschappij; en dat alles vanwege het geloof dat in hem was. ([1985], pp. 3, 5.)

Ether 12:27.
Afbeelding
scripture mastery
Zwakheid, ootmoed en genade

  • Mannen en vrouwen zijn behept met zwakheid door de val van Adam. Ons lichaam en verstand zijn onderhevig aan ziekte en aftakeling. Wij staan bloot aan verleiding en moeilijkheden. Wij hebben allemaal onze eigen zwakheden. Toch zegt de Heer duidelijk dat we ootmoedig en in geloof tot Hem mogen komen en dat Hij ons dan zal helpen zwakke dingen in sterke eigenschappen te veranderen. Zijn genade is genoeg om deze verandering te bewerkstelligen en ons boven onze natuurlijke vermogens uit te tillen. Op een uitermate persoonlijke wijze ervaren wij hoe de kracht van de verzoening de negatieve gevolgen van de val tenietdoet.

    Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd hoe de Heer ons kan helpen onze zwakheden te overwinnen: ‘Als we in de Schriften lezen over de zwakheid van de mens, slaat die term mede op de algemene maar noodzakelijke zwakheid die inherent is aan de sterfelijke staat waarin het vlees zulk een onophoudelijke invloed op de geest heeft (zie Ether 12:28–29). Zwakheid omvat tevens onze specifieke, individuele zwakheden, die wij moeten overwinnen (zie LV 66:3; Jakob 4:7). Het leven zelf legt die zwakheden bloot.’ (Lord, Increase Our Faith [1994], p. 84.)

    Ouderling Maxwell heeft verder beschreven hoe de Heer ons door de erkenning van onze zwakheden laat leren:

    ‘Als wij buitengewoon ongeduldig zijn wat de timing van God betreft, zeggen we daarmee dat wij weten wat het beste is. Het is vreemd dat wij die een polshorloge dragen, raad proberen te geven aan Hem die zicht heeft op kosmische klokken en kalenders.

    ‘Omdat God wil dat we thuiskomen nadat wij meer op Hem en zijn Zoon zijn gaan lijken, moet het een deel van deze ontwikkelingsgang zijn dat Hij ons onze zwakheden toont. Dus als wij ultieme hoop hebben, zijn we onderworpen, omdat met zijn hulp die zwakheden zelfs in sterke eigenschappen kunnen veranderen (zie Ether 12:27).

    ‘Het is echter niet gering om onze zwakheden voorgehouden te krijgen, want het leven stelt ze geregeld aan de kaak. Toch hoort dit bij het komen tot Christus en is het een vitaal maar pijnlijk onderdeel van Gods plan van geluk.’ (Zie De Ster, januari 1999, p. 72.)

    De Schriften getuigen dat Jezus Christus ons van onze tekortkomingen en onze zonden kan verlossen:

    1. ‘Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome’ (2 Korintiërs 12:9).

    2. ‘Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd’ (Hebreeën 4:16).

    3. ‘De Here God toont ons evenwel onze zwakheid om ons te laten weten dat wij door zijn genade (…) bij machte zijn die dingen te doen’ (Jakob 4:7).

    4. ‘Ik weet dat ik niets ben; wat mijn kracht aangaat, ben ik zwak; daarom zal ik niet op mijzelf roemen, maar ik zal in mijn God roemen, want in zijn kracht vermag ik alle dingen’ (Alma 26:12).

    5. ‘Indien gij u van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade u genoeg, opdat gij door zijn genade volmaakt kunt zijn in Christus’ (Moroni 10:32).

    Moroni schreef dat we niet alleen geloof in de Heer moeten oefenen, maar ons ook moeten verootmoedigen.

    Het boek Trouw aan het geloof legt de betekenis van ware nederigheid uit: ‘Nederigheid wil zeggen dat u dankbaar bent en inziet dat u afhankelijk bent van de Heer — dat u voortdurend behoefte heeft aan zijn steun. Het wil zeggen dat u inziet dat uw talenten en capaciteiten gaven van God zijn. Nederigheid is zeker geen teken van zwakheid, bedeesdheid of angst; het is een teken dat u weet waar uw sterkte vandaan komt.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], p. 116.)

  • In de Gids bij de Schriften staat genade omschreven als ‘de activerende kracht van God die mannen en vrouwen in staat stelt zegeningen in dit leven te verkrijgen, en het eeuwige leven en de verhoging na geloof te hebben geoefend, zich te hebben bekeerd en er oprecht naar te hebben gestreefd de geboden te bewaren. Die goddelijke hulp of kracht wordt gegeven dankzij Gods barmhartigheid en liefde’ (‘Genade’).

  • President Thomas S. Monson heeft de volgende troostende woorden gesproken: ‘Als er iemand is die zich te zwak voelt om de koers van zijn leven te veranderen, of niet in staat is om het beter te doen, door de grootste van alle angsten, de angst om te kort te schieten, dan zijn er geen woorden die meer troost verlenen dan de woorden van de Heer: “Mijn genade is genoeg voor alle mensen die zich voor mijn aangezicht verootmoedigen; want indien zij zich voor mijn aangezicht verootmoedigen en geloof hebben in Mij, zal Ik zwakke dingen sterk voor hen laten worden.”’ (Liahona, juli 2000, pp. 58–59.)

Ether 12:33–37. Die liefde is naastenliefde

  • De Heiland heeft de volmaakte naastenliefde of opofferende liefde getoond toen Hij zijn leven gaf en voor ons allen verzoening bracht. Wij moeten bidden dat wij ‘met die liefde (…) vervuld’ mogen worden, opdat wij het eeuwige leven kunnen beërven (Moroni 7:48). Ouderling Marvin J. Ashton (1915–1994) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over naastenliefde gezegd:

    ‘Het woord naastenliefde wordt misschien in vele opzichten verkeerd begrepen. Wij stellen naastenliefde vaak gelijk aan het bezoeken van zieken, aan het brengen van eten naar behoeftigen of aan het geven van onze overvloed aan minderbedeelden. In werkelijkheid betekent ware naastenliefde veel meer.

    ‘Ware naastenliefde is niet iets wat we weggeven; het is iets wat we verwerven en een deel van onszelf maken. En wanneer de deugd van naastenliefde zich in ons hart heeft geplant, zijn wij nooit meer dezelfde. Alleen al de gedachte aan [anderen kleineren] is dan weerzinwekkend.

    ‘De hoogste vorm van naastenliefde wordt wellicht bereikt als wij vriendelijk zijn voor elkaar, als we anderen niet veroordelen of categoriseren, als we elkaar gewoon het voordeel van de twijfel gunnen of onze mond houden. Naastenliefde betekent iemands verschillen, zwakheden en tekortkomingen aanvaarden; geduld hebben met iemand die ons heeft teleurgesteld; of ons niet beledigd voelen als iemand iets niet aanpakt zoals we hadden gehoopt. Naastenliefde betekent weigeren misbruik te maken van iemands zwakheid en bereid zijn te vergeven wie ons heeft gekwetst. Naastenliefde betekent het beste van elkaar verwachten.’ (Zie De Ster, juli 1992, p. 17.)

Ether 12:41. Verblijven

  • Nadat ouderling Jeffrey R. Holland een jaar in Chili had doorgebracht, vertelde hij het volgende in verband met het woord (ver)blijven: ‘“Blijft in Mij” [in het Engels “Abide in Me”] is een begrijpelijk en prachtig schriftuurlijk begrip, maar blijven in [of verblijven] is een uitdrukking die we in die betekenis niet veel meer gebruiken. Daarom heb ik deze aanmoediging van de Heer nog meer leren waarderen toen ik met de vertaling ervan in een andere taal geconfronteerd werd. In het Spaans is die bekende uitspraak vertaald als permaneced en mi. Permanecer heeft dezelfde betekenis als het Nederlandse werkwoord “(ver)blijven”, maar zelfs een vreemdeling als ik kan het verwante woord “permanent” erin terugvinden. De strekking hiervan is dus: “blijf, maar blijf voorgoed”.’ (Liahona, mei 2004, p. 32.)

Ether 13:1–12. Het nieuwe Jeruzalem

  • In Ether 13:1–12 staat wat een groot ziener Ether was. De Heer toonde Ether vele wonderbaarlijke dingen, waaronder de vestiging van een nieuw Jeruzalem vóór de wederkomst van Christus. Lees wat Ether over het nieuwe Jeruzalem heeft gezegd:

    1. Het zal ‘het gewijde heiligdom des Heren’ zijn (Ether 13:3).

    2. Het zal gebouwd worden op het Amerikaanse vasteland voor het overblijfsel van het nageslacht van Jozef (zie vss. 4–6).

    3. Het zal een heilige stad zijn zoals het Jeruzalem dat voor de Heer is gebouwd (zie vss. 8–9).

    4. Het zal bestaan totdat de aarde celestiaal wordt (zie vers 8).

    5. Het zal een stad voor de reinen en rechtvaardigen zijn (zie vers 10).

    President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft het volgende over het nieuwe Jeruzalem geschreven:

    ‘De heersende opvatting in de wereld is dat dit [het nieuwe Jeruzalem] de stad Jeruzalem is, de oude stad van de Joden die op de dag van vernieuwing vernieuwd zal worden, maar dat is niet het geval. In het boek Ether lezen we dat de Heer hem vele dingen toonde die Johannes ook zag. Zoals de leden van de kerk weten, was Ether de laatste van een reeks profeten onder de Jaredieten. De Heer had hem vele dingen geopenbaard aangaande de geschiedenis van de Joden en hun stad Jeruzalem die bestond ten tijde van de bediening van onze Heiland. In zijn visioen, dat veel overeenkomsten vertoonde met dat van Johannes, zag Ether de oude stad Jeruzalem en ook de nieuwe stad die nog niet gebouwd is, en hij schreef er als volgt over zoals Moroni heeft opgetekend:

    ‘[Ether 13:2–11.] (…)

    ‘Op de dag van vernieuwing, wanneer alle dingen nieuw worden, zullen er drie grote steden zijn die heilig zijn. Een ervan is het oude Jeruzalem, dat volgens de profetie van Ezechiël herbouwd zal worden. Een ervan is de stad Zion, ofwel de stad van Henoch, die van de aarde was weggenomen toen Henoch werd opgenomen, en die hersteld zal worden; en dan is er nog de stad Zion, ofwel het nieuwe Jeruzalem, die gebouwd zal worden door het nageslacht van Jozef op dit Amerikaanse vasteland.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 2, pp. 103–104.)

Ether 13:15–31. Coriantumr

  • Coriantumr had veel tijd besteed aan de bestudering van ‘krijgskunde en alle geslepenheid der wereld’ (Ether 13:16). Toch verwierp hij de eenvoudige boodschap van Ether, waardoor hij vrede gekend zou hebben die al zijn militaire vaardigheden hem niet konden brengen.

    Let op de belofte van de profeet Ether aan Coriantumr in Ether 13:20–21, alsook de vervulling ervan (zie Ether 15:1–3, 26–32; Omni 1:20–22).

    Afbeelding
    Coriantumr en Ether

    Robert Barret, © 1986 IRI

Ether 14–15. De laatste veldslag van de Jaredieten

  • Coriantumr en Shiz lieten al hun volgelingen omkomen zonder de strijd te staken. We kunnen ons de verschrikking van de laatste veldslag van de Jaredieten niet goed voorstellen — zelfs vrouwen en kinderen werden met oorlogswapens uitgerust en bij de strijd ingezet (zie Ether 15:15). Het schetst echter wel een plastisch beeld van wat er van mensen terechtkomt als de Geest van de Heer Zich terugtrekt en niet meer op hen inwerkt (zie vers 19).

    Afbeelding
    Coriantumr doodt Shiz

    Robert Barret, © 1986 IRI

Stof tot nadenken

  • Op welke manieren heeft de activerende kracht van de verzoening uw zwakheden in sterke eigenschappen omgezet?

  • In welke opzichten dient het boek Ether als waarschuwing voor de natiën der aarde in deze tijd?

  • Boosheid en haat speelden een grote rol bij de ondergang van de Jaredieten. Welke rol ziet u boosheid en haat in de huidige wereld spelen? Hoe kunt u die binnen uw eigen invloedssfeer tegengaan?

  • Hoe is uw geloof of geestelijke vastberadenheid beproefd? Hoe hebben die beproevingen van uw geloof bijgedragen aan uw ‘getuigenis’ van Jezus Christus of uw begrip van eeuwige waarheden?

Voorgestelde opdrachten

  • Stel een tekortkoming of gebrek bij uzelf vast als gevolg van menselijke zwakheid. Stel op basis van Ether 12:27 een strategie op om er een sterk punt van te maken.

  • Denk na over Moroni’s aansporing om ‘die Jezus — over wie de profeten en de apostelen hebben geschreven — te zoeken, opdat de genade van God de Vader, en ook van de Heer Jezus Christus, en van de Heilige Geest, die van Hen getuigt, in u zal zijn en voor eeuwig in u zal verblijven’ (Ether 12:41). Schrijf een korte verhandeling over wat u kunt doen om ‘Jezus (…) te zoeken’ en ‘de genade van God de Vader’ te verkrijgen.