Instituut
Hoofdstuk 24: Alma 5–7


Hoofdstuk 24

Alma 5–7

Inleiding

Alma gaf de rechterstoel op en ging zelf uit ‘onder het volk van Nephi (…) om hen ertoe op te wekken hun plicht indachtig te zijn, (…) met een onvervalst getuigenis tegen hen’ (Alma 4:19). Het verslag van zijn arbeid onder het volk van Zarahemla en het volk van Gideon stemt ons tot nadenken over hoe we er zelf in geestelijk opzicht bij de Heer voor staan. Overdenk bij uw studie van deze hoofdstukken hoe u aan de hand van de vragen, de raad en het getuigenis van Alma uw plicht jegens God en uw naaste beter kunt vervullen. Let op waardoor een geestelijke wedergeboorte tot stand komt en wat u ertoe aanzet om de eigenschappen van de Heiland te ontwikkelen.

Toelichting

Alma 5:7. ‘De ketenen der hel’

  • Alma omschreef de ‘ketenen der hel’ als onderworpenheid aan de tegenstander en het gevaar van eeuwigdurende vernietiging (zie Alma 12:6, 11).

Alma 5:12–14. Een ‘machtige verandering in uw hart’

  • President Marion G. Romney (1897–1988) van het Eerste Presidium heeft een bekering — een machtige verandering van hart ondergaan — een transformatieproces genoemd dat ieder aspect van iemands bestaan raakt: ‘Het werkwoord zich bekeren betekent “tot inkeer komen, een beter leven gaan leiden” [en] bekering is “een geestelijke en morele verandering als gevolg van een verandering van geloof uit overtuiging”. In de Schriften impliceert bekeerd zijn doorgaans niet uitsluitend dat men Jezus Christus en zijn leringen verstandelijk aanvaardt, maar tevens dat men een motiverend geloof in Hem en zijn evangelie bezit. Een geloof dat een transformatie teweegbrengt, een echte verandering in iemands kijk op de zin van het leven en in zijn relatie met God wat zijn belangstelling, gedachten en gedrag betreft. Hoewel een bekering vaak stapsgewijs verloopt, is iemand pas echt bekeerd in de volledige zin van het woord als en wanneer hij in zijn hart een nieuw mens is geworden.’ (Ensign, november 1975, p. 71.)

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft enkele kenmerken genoemd van mensen die een machtige verandering in hun hart hebben ondervonden:

    ‘Als u ervoor kiest om Christus te volgen, kiest u ervoor om te veranderen. (…)

    ‘De Heer werkt van binnenuit. De wereld daarentegen werkt op de mens in. De wereld haalt de mensen uit het slop. Christus haalt het slop uit de mensen, waarna zij zichzelf uit het slop halen. De wereld tracht de mens te vormen door zijn omgeving te veranderen. Christus verandert de mens, die vervolgens zijn omgeving verandert. De wereld tracht het gedragspatroon van de mens te vormen, maar Christus kan de aard van de mens veranderen. (…)

    ‘Ja, Christus verandert de mens, en een veranderd mens kan de wereld veranderen.

    ‘Hij die door Christus is veranderd, wordt door Christus geleid. Net als Paulus vraagt hij: “Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?” (SV, Handelingen 9:6). Petrus verklaarde dat hij “in zijn voetstappen [zal] treden” (1 Petrus 2:21). Johannes zei dat hij zo zal “wandelen, als Hij gewandeld heeft” (1 Johannes 2:6).

    ‘Tot slot zal hij die door Christus geleid wordt, geheel in Christus opgaan. Ik parafraseer wat president Harold B. Lee eens gezegd heeft: “Hij ontsteekt een vuur bij een ander omdat hij zelf in brand staat.” (Zie Stand Ye in Holy Places [Salt Lake City: Deseret Book Co., 1974], p. 192.)

    ‘Zijn wil is in de wil van de Heer opgenomen. (Zie Johannes 5:30.)

    ‘Hij doet altijd wat de Heer behaagt. (Zie Johannes 8:29.)

    ‘Hij wil niet alleen voor de Heer sterven, maar, wat nog belangrijker is, hij wil voor Hem leven.

    ‘Ga zijn huis binnen, en de schilderijen aan de muur, de boeken in zijn kast, de muziek die hij beluistert, en zijn woorden en daden geven er blijk van dat hij een waar christen is.

    ‘Hij treedt te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen als getuige van God op. (Zie Mosiah 18:9.)

    ‘Hij denkt voortdurend aan Christus, omdat hij bij iedere gedachte op Hem vertrouwt. (Zie LV 6:36.)

    ‘Hij draagt Christus in zijn hart, omdat de gevoelens van zijn hart voor eeuwig op Hem zijn gericht. (Zie Alma 37:36.)

    ‘Vrijwel elke week neemt hij van het avondmaal en betuigt hij opnieuw aan zijn hemelse Vader dat hij gewillig is om de naam van zijn Zoon op zich te nemen, Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden. (Zie Moroni 4:3.)’ (Ensign, november 1985, pp. 5–7.)

Alma 5:14. ‘Uit God geboren’

  • Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat bekering tot een wedergeboorte leidt:

    Een bekering is een “verandering van levensrichting”. Bekering betekent zich afwenden van de wegen van de wereld en zich wenden en beperken tot de wegen van de Heer. Bekering houdt een godsdienstige ommekeer in, en gehoorzaamheid. Bekering brengt een grote verandering van hart met zich mee [zie Mosiah 5:2; Alma 5:12–14]. En zo wordt een ware bekeerling “wedergeboren” [zie Johannes 3:3–7; Mosiah 27:24–26], “in nieuwheid des levens […] wandelend” [zie Romeinen 6:3–4].

    ‘Als ware bekeerlingen raken wij gemotiveerd om te doen wat de Heer ook van ons verwacht [zie Mosiah 5:2–5] en om te zijn wie Hij wil dat wij zijn [zie 3 Nephi 27:21, 27].’ (Liahona, november 2005, p. 86.)

  • De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft gezegd dat ‘de wedergeboorte geschiedt door de Geest Gods door middel van verordeningen’. (History of the Church, deel 3, p. 392.)

    Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het grote wonder van de wedergeboorte beschreven: ‘Het grootste wonder is misschien wel (…) de genezing van zielen die door zonden zijn aangetast, zodat wie geestelijk blind en doof en ziek zijn wederom zuiver, rein en erfgenamen van het eeuwig heil worden. Het allergrootste wonder is misschien wel wat er met iemand gebeurt die wedergeboren is; die de heiligende macht van de Heilige Geest van God in zijn leven ervaart; bij wie zonde en kwaad als door vuur uit zijn ziel worden gebrand; die tot een geestelijk leven is opgewekt.’ (The Mortal Messiah, Book 4 [1981], deel 3: p. 269.)

  • Zie de toelichting bij Mosiah 5:2 (pagina 149) en bij Mosiah 27:25 (pagina 171) voor meer uitleg over uit God geboren worden.

Alma 5:14, 19. ‘Het beeld van God gegrift in uw gelaat’

  • Toen ouderling Theodore M. Burton (1907–1989) als assistent van het Quorum der Twaalf Apostelen werkzaam was, zei hij dat wie onze hemelse Vader volgen, meer op Hem gaan lijken: ‘Als we God werkelijk in ons leven aanvaarden en volgens zijn geboden leven, zal God een machtige verandering in ons uiterlijk teweegbrengen en gaan we meer op onze hemelse Vader lijken, naar wiens beeld wij zijn geschapen. Herkennen we dat uiterlijk bij mannen en vrouwen die dicht bij de Heer proberen te leven?’ (Ensign, januari 1974, p. 114.)

  • President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft verteld wat een vriend van de kerk opmerkte over het stralende gelaat van studenten die lid waren van de kerk:

    ‘Ik dacht onlangs aan een historische vergadering die 17 jaar geleden in Jeruzalem is gehouden. Zij ging over de pacht van het perceel waarop later het Jerusalem Center for Near Eastern Studies van de Brigham Young University werd gebouwd. Voordat de pachtovereenkomst kon worden ondertekend, moesten president Ezra Taft Benson en ouderling Jeffrey R. Holland, die toen president van de Brigham Young University was, namens de kerk en de universiteit aan de Israëlische regering beloven geen zendingswerk in Israël te verrichten.

    Afbeelding
    BYU Jerusalem Center for Near Eastern Studies

    ‘Misschien vraagt u zich af waarom we ermee instemden geen zendingswerk te doen. Dat was omdat we alleen een bouwvergunning kregen om dat schitterende gebouw in die historische stad Jeruzalem neer te zetten als we ons daartoe bereid verklaarden. Voor zover we weten, hebben de kerk en de BYU zich altijd strikt aan die belofte gehouden. Nadat de overeenkomst was ondertekend, vroeg een van onze vrienden inzichtelijk: “O, we weten dat u geen zendingswerk zult verrichten, maar wat gaat u aan het licht in hun ogen doen?” Hij bedoelde onze studenten die in Israël studeerden.’ (Liahona, november 2005, p. 20.)

Alma 5:21–22. ‘Klederen (…) van alle smet (…) gezuiverd’

  • In Alma 5:22 verwijst ‘klederen’ naar onze geestelijke toestand in de ogen van de Heer. Ouderling Lynn A. Mickelsen van de Zeventig heeft de overeenkomst uitgelegd tussen de reiniging die we door de verzoening van de Heiland ontvangen en het wassen van vuile kleding: ‘Er is een overeenkomst tussen onze klederen die witgewassen worden door het bloed van het Lam, en hoe wij onze eigen vuile kleding wassen. Door zijn zoenoffer zullen onze klederen gewassen worden. De schriftuurlijke betekenis van klederen omvat ons hele wezen. De behoefte aan reiniging ontstaat als wij door zonden zijn besmet. Het oordeel en de vergeving zijn voorbehouden aan de Heiland, want alleen Hij kan vergeving schenken en onze zonden wegwassen [zie Alma 5:21–27; LV 64:10].’ (Liahona, november 2003, p. 11.)

Alma 5:28. ‘Van hoogmoed ontdaan’ zijn

Alma 5:29. ‘Van afgunst (…) ontdaan’ zijn

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat afgunst, voortspruitend uit wereldse invloeden, tegen de volmaakte liefde van God indruist:

    ‘Er wordt gezegd dat afgunst de zonde is die niemand graag belijdt. Maar hoe wijdverbreid die neiging kan zijn, komt tot uitdrukking in het oude Deense gezegde: “Als afgunst een griep was, zou de hele wereld ziek zijn.” (…) Als anderen in onze ogen groter worden, denken we dat wij daarom kleiner zijn. En helaas gedragen we ons soms ook zo.

    ‘Hoe kan dat gebeuren, vooral als we zo graag willen dat het niet gebeurt? Een van de redenen is volgens mij dat we iedere dag allerlei verlokkingen zien die ons wijsmaken dat alles wat we hebben niet genoeg is. Iemand of iets zegt voortdurend dat we mooier en rijker moeten worden, meer goedkeuring moeten krijgen en meer bewondering moeten afdwingen. Ons wordt wijsgemaakt dat we niet genoeg bezittingen vergaard hebben en niet vaak genoeg uitgaan. We worden overspoeld met boodschappen dat we op de wereldse weegschaal zijn gewogen en te licht zijn bevonden [zie Daniël 5:27]. (…)

    ‘Maar dat is niet de weg van God. (…)

    ‘(…) Ik getuig dat niemand van ons door God minder wordt gewaardeerd of gekoesterd dan een ander. Ik getuig dat Hij een ieder van ons liefheeft — inclusief al onze onzekerheden, onze angsten en ons zelfbeeld. Hij beoordeelt onze talenten noch ons uiterlijk; Hij beoordeelt ons beroep noch onze bezittingen. Hij moedigt alle deelnemers aan de wedstrijd aan, en roept dat we tegen het kwaad strijden, niet tegen elkaar. Ik weet dat er, als wij getrouw zijn, een mantel van gerechtigheid op maat voor iedereen klaarhangt [zie Jesaja 61:10; 2 Nephi 4:33; 9:14], “gewaden (…) die wit gemaakt [zijn] in het bloed des Lams” [Openbaring 7:14]. Mogen wij elkaar aanmoedigen om die prijs te behalen.’ (Liahona, juli 2002, pp. 70–72.)

Alma 5:46–47. ‘De geest van openbaring’

  • Alma had een engel gezien, maar hij getuigde in Alma 5:46–47 dat hij door vasten en gebed tot een kennis van de waarheid was gekomen, niet door het zien van een engel. President Heber J. Grant (1856–1945) heeft verklaard: ‘Veel mensen zeggen: “Als ik maar een engel kon zien, als ik maar een engel iets kon horen verkondigen, dan zou ik mijn hele leven trouw blijven!” Dat had geen effect op die mannen [Laman en Lemuël] die de Heer niet dienden, en dat zou ook nu geen effect hebben.’ (Conference Report, april 1924, p. 159.)

    President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft uitgelegd waarom de Heilige Geest krachtiger kan zijn dan het bezoek van een engel: ‘Christus heeft (…) verklaard dat de openbaringen (…) die wij tijdens het bezoek van een engel, een tastbaar opgestaan wezen, kunnen ontvangen, niet die indruk zouden achterlaten (…) als de openbaringen van de Heilige Geest. Verschijningen kunnen vervagen naarmate de tijd verstrijkt, maar de leiding van de Heilige Geest wordt vernieuwd en voortgezet, dag na dag, jaar na jaar, als we zo leven dat we die waardig zijn.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 1, p. 44.)

  • De geest van openbaring is communicatie van God tot het verstand en het hart van de mens door de macht van Heilige Geest (zie LV 8:2). Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft beschreven hoe we communicatie van de Heilige Geest kunnen herkennen.

    ‘Een ingeving in ons verstand is heel specifiek.

    ‘We horen, voelen of schrijven de woorden in detail alsof ze aan ons gedicteerd worden.

    ‘Een boodschap in ons hart is een algemenere indruk. De Heer communiceert vaak eerst met ons door middel van indrukken. Als we het belang van die indrukken herkennen en ze opvolgen, staan we open voor meer gedetailleerde boodschappen tot ons verstand. Als we een indruk in ons hart volgen, wordt die versterkt door een specifieke boodschap in ons verstand.’ (‘Helping Others to Be Spiritually Led’ [CES-symposium over de Leer en Verbonden, 11 augustus 1998], pp. 3–4; zie LDS.org onder gospel library/additional addresses/CES addresses.)

Alma 5:53–54. ‘De ijdelheden der wereld’

  • Met ijdelheden worden nutteloze, waardeloze, holle, onbeduidende zaken bedoeld. IJdelheid betekent ook een hoge dunk van zichzelf hebben.

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft heiligen der laatste dagen aangespoord om zich niet door de ijdelheden der wereld in beslag te laten nemen: ‘Jezus heeft gezegd: “Want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit” (Lucas 12:15). Daarom behoren wij geen “schatten op aarde [te verzamelen], waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen” (Matteüs 6:19). Met andere woorden, de schatten van ons hart — onze prioriteiten — behoren niet gericht te zijn op wat in de Schriften de “rijkdom [en] ijdelheden van deze wereld” (Alma 39:14) worden genoemd. De “ijdelheden van deze wereld” omvatten alle verschillende combinaties van dat wereldse kwartet: bezit, hoogmoed, roem en macht. In verband hiermee staat er in de Schriften: “Gij kunt ze niet meenemen” (Alma 39:14). Wij behoren te streven naar de schatten die in de Schriften aan de getrouwen worden beloofd: “grote schatten aan kennis, ja, verborgen schatten” (Zie LV 89:19).’ (Liahona, juli 2001, p. 101.)

  • Ouderling Jeffrey R. Holland heeft ook gezegd dat ijdelheid wat ons uiterlijk voorkomen betreft in geestelijk opzicht gevaarlijk is: ‘Die overdreven aandacht voor het ego en fixatie op het lichaam is veel meer dan sociale waanzin; het is geestelijk vernietigend en het is heden ten dage de reden van zoveel ongelukkige [mensen]. En als volwassenen in beslag worden genomen door hun uiterlijk — en alles laten gladstrijken, liften, vergroten en wegzuigen wat maar gecorrigeerd kan worden — zullen die frustraties en angsten welhaast zeker doorsijpelen naar de kinderen. Op een gegeven moment ontpopt het probleem zich tot wat het Boek van Mormon “ijdele inbeelding” [1 Nephi 12:18] noemt. En in een niet-religieuze samenleving grijpen ijdelheid en inbeelding schrikbarend snel om zich heen. Iemand moet wel een hele grote en ruime make-updoos hebben om gelijke tred te houden met de schoonheid zoals die in de media gepropageerd wordt.’ (Liahona, november 2005, p. 30.)

Alma 5:57. ‘Gaat weg uit het midden der goddelozen, en zondert u af’

  • Ouderling David R. Stone van de Zeventig heeft gezegd dat de gebruikte bouwtechnieken voor de Manhattantempel (New York) een voorbeeld zijn van hoe we de invloed van de wereld kunnen buitensluiten:

    ‘Door hun eigen weg te gaan lijken te veel mensen op het Babylon vanouds. Zij volgen een God wiens beeld naar de gelijkenis der wereld is [zie LV 1:16].

    ‘Een van de grootste problemen waar we mee te maken hebben is dat we wel in de wereld moeten wonen, maar niet van de wereld mogen worden. We moeten Zion te midden van Babylon vestigen. (…)

    ‘Door mijn betrokkenheid bij de bouw van de Manhattantempel was ik in de gelegenheid om voorafgaand aan de inwijding vrij vaak in de tempel te zijn. Het was heerlijk om in de celestiale zaal te zitten, en daar van de volmaakte rust te genieten, zonder een enkel geluid van de drukke straten van New York City. Hoe was het mogelijk om de tempel zo eerbiedig stil te krijgen, met het lawaai van de wereldstad op slechts enkele meters afstand?

    ‘Het antwoord schuilt in de constructie van de tempel. De tempel is binnen de muren van een bestaand pand gebouwd, en de binnenmuren zijn op slechts enkele plaatsen met de buitenmuren verbonden. Op die manier heeft de tempel (Zion) maar weinig last van Babylon, ofwel de buitenwereld.

    ‘Dat kan voor ons een belangrijke les zijn. Wij kunnen het ware Zion onder ons creëren, door de invloed van Babylon te beperken. (…)

    ‘Waar we ons ook bevinden, in welke stad we ook wonen, we kunnen ons eigen Zion vestigen door de beginselen van het celestiale koninkrijk na te leven, en er altijd naar te streven om rein van hart te worden. (…)

    ‘We hoeven geen marionetten in de handen van de cultuur van onze omgeving en tijd te zijn. We kunnen moedig zijn, het pad van de Heer volgen en in zijn voetsporen treden.’ (Liahona, mei 2006, pp. 90–93.)

Alma 5:57–58; 6:3. ‘Hun naam werd uitgewist’

Alma 7:10. Jezus geboren in Jeruzalem

  • President Joseph Fielding Smith heeft de geboorteplaats van de Heiland die Alma noemt, toegelicht:

    ‘Er zijn geen tegenstrijdigheden in het Boek van Mormon met welke bijbelse waarheid ook. Als men aandachtig leest wat Alma gezegd heeft, ziet men in dat Alma geenszins bedoelde dat Jezus in de stad Jeruzalem geboren zou worden. Alma wist wel beter. En dat geldt ook voor Joseph Smith en zijn medewerkers bij het tevoorschijn brengen van het Boek van Mormon. Als Alma had gezegd: “in Jeruzalem, dat de stad van onze voorvaderen is”, dan was het een heel ander verhaal. Dan hadden we gezegd dat hij een fout gemaakt had. Alma maakte echter geen fout, en wat hij zei is waar.

    ‘Dr. Hugh Nibley heeft in zijn lesboek voor de priesterschap voor 1957, An Approach to the Book of Mormon, in les 8, op pagina 85, het volgende daarover gezegd:

    ‘“(…) Eén van de geliefde argumenten die men tegen het Boek van Mormon gebruikt, is de verklaring in Alma 7:10 dat de Heiland geboren zou worden ‘in Jeruzalem, dat het land van onze voorvaderen is’. Hier wordt met Jeruzalem niet de stad bedoeld in ‘het land van onze voorvaderen’, het is de landstreek zelf. Christus werd geboren in een plaatsje dat ongeveer negen kilometer van de stad Jeruzalem af lag; niet in de stad zelf, maar in de omgeving van de stad, de streek die men vroeger, zoals we nu weten, ‘het land Jeruzalem’ noemde.”’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 1, p. 174.)

  • Zowel Jeruzalem als Betlehem worden wel de stad van David genoemd, wat tot enige verwarring kan leiden. In Lucas 2:11 wordt met stad van David Betlehem bedoeld. Maar in 2 Samuël 5:6–9; 2 Koningen 14:20; 1 Kronieken 11:4–8 wordt Jeruzalem als de stad Davids aangeduid.

Alma 7:11–12. Onze pijnen, benauwingen, verzoekingen, ziekten en zwakheden

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft geschreven dat de Heiland bekend is met de beproevingen van de sterfelijkheid en met onze eigen overtredingen: ‘Hij weet uit eigen, persoonlijke ervaring, want Hij heeft gedurende zijn tweede staat niet alleen pijnen, benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan, Hij heeft ook onze zonden en onze pijnen, ziekten en zwakheden op Zich genomen. (Zie Alma 7:11–12.) Zo was Hij niet in abstracte maar in daadwerkelijke zin, “naar het vlees”, bekend met al het menselijk lijden. Hij heeft onze zwakheden gedragen voordat wij die droegen. Hij weet heel goed hoe Hij ons te hulp moet komen. We hoeven Hem niet te vertellen wat pijnen, verzoekingen en benauwingen zijn; Hij heeft ze “naar het vlees” leren kennen en ze volkomen overwonnen!’ (We Will Prove Them Herewith [1982], p. 46.)

Alma 7:12. ‘Zijn volk te hulp (…) komen’

  • Ouderling Jeffrey R. Holland heeft over te hulp komen gezegd: ‘[Te hulp komen] slaat in de Schriften vaak op de zorg en aandacht die Christus voor ons heeft. Je zou ook letterlijker “te hulp snellen” kunnen zeggen. Wat een prachtige omschrijving van de inspanningen die de Heiland Zich voor ons getroost. Terwijl Hij ons roept om tot Hem te komen en Hem te volgen, snelt Hij ons voortdurend te hulp.’ (‘Come unto Me’ [CES-haardvuuravond voor jongvolwassenen, 2 maart 1997].)

Alma 7:22–24. Plichten van de Melchizedekse priesterschap

  • Alma 7:22–24 bevat aanwijzingen aan priesterschapsdragers en een lijst met eigenschappen om op gepaste wijze het priesterschap uit te oefenen. Deze aanwijzingen lijken op die aan priesterschapsdragers in Leer en Verbonden 121:41–42. Aan de hand van de verzen in Alma 7 en Leer en Verbonden 121 leren dragers van het priesterschap hoe ze hun macht in het priesterschap door hun handelwijze kunnen vergroten.

    President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft het belang van een rechtschapen levenswandel als priesterschapsdrager toegelicht:

    ‘Het priesterschap is de Heer uitermate dierbaar. Hij hecht er grote waarde aan hoe en door wie het wordt verleend. Dat gebeurt nooit in het geheim.

    ‘Ik heb u verteld hoe u het gezag ontvangt. De macht die u ontvangt, is afhankelijk van wat u met deze heilige, onzichtbare gave doet.

    Uw gezag komt door uw ordening, uw macht komt door uw gehoorzaamheid en waardigheid.’ (Ensign, november 1981, p. 32.)

Alma 7:23. ‘Matig in alle dingen’

  • Ouderling Russell M. Nelson heeft over de veiligheid die uit matigheid voortkomt, gezegd:

    ‘Matigheid duidt op ingetogenheid en zelfdiscipline. Ze doet ons denken aan verbonden die we hebben gesloten. (…)

    ‘De Schriften leren ons herhaaldelijk dat we beheerst of matig moeten zijn in alle dingen (zie 1 Korintiërs 9:25; Alma 7:23; 38:10; LV 12:8). Matigheid kan ons allemaal beschermen tegen de gevolgen van overmaat.’ (Zie De Ster, januari 1992, pp. 56–57.)

Stof tot nadenken

  • Zelfs nadat hij een engel had gezien, moest Alma zich nog bekeren, geloof in Jezus Christus oefenen en zijn getuigenis verkrijgen door grote inspanningen van zijn kant. Welk proces staat in Alma 5:45–48 beschreven waardoor Alma kennis verkreeg van ‘de Zoon, de Eniggeborene des Vaders’?

  • Welke overeenkomsten en verschillen merkt u op bij de bediening van Alma onder het volk van Zarahemla en het volk van Gideon?

  • Hoe zijn uw begrip van en waardering voor de verzoening door uw studie van Alma 7:11–13 toegenomen?

Voorgestelde opdrachten

  • Alma stelde meer dan veertig vragen in hoofdstuk 5. Lees de vragen die Alma stelde en kies er een uit die u beantwoordt met een korte uiteenzetting van uw begrip van, gevoelens over of inzichten in het onderwerp van die vraag.

  • Onderzoek en ontdek de betekenis van de genoemde eigenschappen in Alma 7:23 die u mogelijk niet kent.