Instituut
Hoofdstuk 10: 2 Nephi 11–16


Hoofdstuk 10

2 Nephi 11–16

Inleiding

President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft over de moeilijkheid geschreven waar veel lezers van het Boek van Mormon op stuiten:

‘De meeste [lezers] hebben geen moeite met de verteltrant van het Boek van Mormon.

‘En dan, net als u lekker op weg bent, komt u een hindernis tegen. (…) Dat komt omdat er in het verhaal hoofdstukken zijn overgenomen met profetieën van de oudtestamentische profeet Jesaja. Zij doemen op als een barrière, als een wegversperring of een controlepost, waar de vluchtige lezer, iemand die slechts nieuwsgierig is, niet voorbij komt.

‘Ook u kunt ertoe verleid worden daar te stoppen, maar doe het niet. Leg het boek niet neer! Worstel u door die moeilijk te begrijpen hoofdstukken van oudtestamentische profetieën heen, ook als u er maar heel weinig van begrijpt. Ga door, ook al leest u het oppervlakkig en krijgt u hier en daar slechts een enkele indruk. Ga door, zelfs als u slechts naar de woorden kijkt.’ (Ensign, mei 1986, p. 61.)

Zowel Nephi als Jakob hebben uitdrukkelijk verklaard dat we Jesaja’s woorden ‘op onszelf’ moeten toepassen (zie 1 Nephi 19:23 ; 2 Nephi 6:5). Maar zelfs het volk van Nephi, dat minder dan 100 jaar na Jesaja leefde, vond zijn woorden moeilijk te begrijpen (zie 2 Nephi 25:1–4). Bedenk dat Jezus Christus bij zijn bezoek aan de Nephieten in Amerika zei: ‘Groot zijn de woorden van Jesaja’ en dat zij ‘die dingen dien[en] te onderzoeken. Ja, Ik geef u een gebod die dingen zorgvuldig te onderzoeken.’ (3 Nephi 23:1; zie toelichting bij 1 Nephi 20–21 op pagina 43.)

Aan de hand van de volgende toelichting kunt u de context, het dualistische karakter en de symboliek van Jesaja’s geschriften beter begrijpen. Aangezien het Boek van Mormon beperkte ruimte voor voetnoten heeft, is veel voetnootinformatie bij Jesaja alleen in de Engelstalige bijbeluitgave van de kerk te vinden en niet in het Boek van Mormon. Bij de bestudering van 2 Nephi 12–24 wordt u dan ook verwezen naar de voetnoten in de Engelstalige bijbeluitgave van de kerk bij Jesaja 2–14. Doe uw best om de woorden van Jesaja te begrijpen en stel u open voor de leiding van de Geest. Raak niet ontmoedigd als u iets niet begrijpt. Na verloop van tijd zal de Heer u zegenen met meer inzicht in de woorden van Jesaja als u ze onder gebed bestudeert.

Toelichting

2 Nephi 11:1–3. Nephi, Jakob en Jesaja — drie bijzondere getuigen

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over het belang van het getuigenis van die drie grote profeten geschreven:

    ‘De wijze waarop de Heer iets overbrengt en bevestigt, vooral wanneer het om verbonden gaat, heeft altijd meerdere getuigen omvat. Zijn aansporing is altijd geweest: “Op de verklaring van twee getuigen of van drie zal iedere zaak vaststaan.” Ja, toen het Boek van Mormon door de geïnspireerde hand van de profeet Joseph Smith zou voortkomen, luidde de profetie dat de platen “door de macht Gods aan drie worden getoond. (…) En op de verklaring van drie getuigen zullen deze dingen vaststaan.” (…)

    ‘Die drie getuigen zouden Oliver Cowdery, David Whitmer en Martin Harris zijn. (…)

    ‘Overeenkomstig datzelfde verbondsbeginsel is het belangwekkend dat er al drie eerdere getuigen — bijzondere getuigen — waren van niet alleen de goddelijke oorsprong van het Boek van Mormon, maar ook van de Godheid zelf. Die drie vroegere getuigen zijn Nephi, Jakob en Jesaja. Het is geen toeval dat hun getuigenis zo opvallend aan het begin van dit oude verslag staat opgetekend. (…)

    ‘(…) We weten dat we vooral “meer zicht” krijgen op het evangelie, dat in de leringen op de kleine platen van Nephi te vinden is, door de persoonlijke verklaringen van die drie grote profetische getuigen van de voorsterfelijke Jezus Christus — Nephi, Jakob en Jesaja. Die drie leerstellige en visionaire stemmen maken direct aan het begin van het Boek van Mormon duidelijk waarom het “eveneens een testament aangaande Jezus Christus” is. (…)

    ‘De kleine platen van Nephi zijn wellicht in de eerste plaats gemaakt, bewaard gebleven en vertaald om het getuigenis van die drie getuigen in de bedeling van de volheid der tijden voort te brengen. Hun geschriften beslaan maar liefst 135 van de [143] bladzijden van de kleine platen. Tegen de tijd dat de lezer op deze eerste bladzijden de woorden van Nephi, Jakob en Jesaja heeft gelezen, is er sprake van een stevig fundament voor wat Nephi “de leer van Christus” noemt.’ (Christ and the New Covenant [1997], pp. 33–35.)

2 Nephi 11:4. Een ‘zinnebeeld’ van Jezus Christus

  • Jesaja gebruikte in zijn geschriften onder meer symbolen of zinnebeelden. Nephi sprak over het belang van het inzicht dat alle dingen als zinnebeeld naar Jezus Christus verwijzen. Met een zinnebeeld wordt iets door middel van een beeld, vorm, model of gelijkenis voorgesteld. Die symbolen verwijzen naar Christus en doen ons aan Hem denken. De Schriften getuigen voortdurend van en leren ons over Jezus Christus. Als ‘een zinnebeeld van het offer van de Eniggeborene des Vaders’ werd bijvoorbeeld een vlekkeloos lam van het mannelijk geslacht geofferd (Mozes 5:7; zie ook Leviticus 1:3–5). De symbolen van het avondmaalsbrood en -water (vroeger wijn) vertegenwoordigen of zijn een zinnebeeld van het zoenoffer (zie Moroni 4:3; 5:2). Die herinneringen aan de Heer en zijn verlossende zending voor de mensheid zijn er om van te leren en ons dichter bij de Heer, onze Verlosser, te brengen.

2 Nephi 11:5. ‘Bevrijding van de dood’

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de belofte van onsterfelijkheid door de verzoening van Jezus Christus gezegd:

    ‘Ik vraag me af of wij volledig beseffen hoe belangrijk het is dat wij geloven in een letterlijke, universele opstanding. De zekerheid dat we onsterfelijk zijn, is fundamenteel voor ons geloof. De profeet Joseph Smith heeft verklaard:

    ‘“De fundamentele beginselen van onze godsdienst omvatten het getuigenis van de apostelen en profeten betreffende Jezus Christus, dat Hij gestorven en begraven is, op de derde dag weer is opgestaan, en ten hemel is opgevaren. Alle andere zaken die tot onze godsdienst behoren, zijn slechts een aanhangsel daarvan.’ (Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith [1976], p. 121.)

    ‘Waarom gebruikte de profeet Joseph Smith van alle zaken in die glorieuze bediening nu juist het getuigenis van de dood, begrafenis en opstanding van de Heiland als het fundamentele beginsel van onze godsdienst, en zei hij dat “alle andere zaken (…) slechts een aanhangsel daarvan” zijn? Het antwoord schuilt in het feit dat de opstanding van de Heiland centraal staat in wat de profeten “het grote en eeuwige plan van de bevrijding van de dood” hebben genoemd (2 Nephi 11:5).’ (Liahona, juli 2000, p. 17.)

2 Nephi 12–16. Jesaja in het Boek van Mormon

  • In 2 Nephi 12–24 worden de woorden van Jesaja aangehaald zoals die op de platen van koper waren opgetekend (vergelijk Jesaja 2–14). Nephi heeft die hoofdstukken toegevoegd als een extra getuigenis van de openbaringen die aan hem waren gegeven over de toekomst van zijn volk en het bestaan van Jezus Christus. Ook al was zijn volk een afgebroken tak van Israël die op een andere plek was geënt, Nephi liet aan de hand van de geschriften van Jesaja zien dat het barmhartige plan van de Heer ook op hen van toepassing was. Nephi voelde dat wie die profetieën lezen, ‘hun hart zullen verheffen en verblijd zullen zijn voor alle mensen’ (2 Nephi 11:8; zie ook vers 2).

    Nephi herhaalde wat hij en zijn broer Jakob al eerder hadden beklemtoond, namelijk dat wij de woorden van Jesaja op onszelf moeten toepassen (zie 1 Nephi 19:23 ; 2 Nephi 6:5; 11:8). We passen de Schriften op onszelf toe door de overeenkomsten tussen de opgetekende gebeurtenissen in de Schriften en die in ons eigen leven te herkennen. We passen de Schriften ook op onszelf toe door de beginselen in de Schriften te onderkennen. Die beginselen kunnen een leidraad vormen bij het nemen van onze beslissingen.

    Jesaja schreef iets meer dan 100 jaar vóór de tijd waarin Nephi leefde (740–700 v.C.). Hoewel die geschriften voor ons heel oud lijken, waren ze voor Nephi en Jakob recenter dan de openbaringen en profetieën van Joseph Smith voor de huidige lezers zijn. Jesaja’s geïnspireerde profetieën over de verstrooiing van Israël en het barmhartige plan van de Heer om zijn volk te verlossen, hebben Nephi er mede toe aangezet veel van Jesaja’s woorden aan te halen om zijn eigen getuigenis en profetieën van de Messias kracht bij te zetten. Die woorden van Jesaja onderstrepen vier grote thema’s: (1) de oordelen van God en de noodzaak van bekering, (2) de verbonden van God en zijn beloften aan het huis van Israël, (3) de eerste komst en de wederkomst van Christus, en (4) grote gebeurtenissen met betrekking tot de laatste dagen.

  • In de Engelstalige Bible Dictionary staat dat Jesaja in de standaardwerken vaak wordt aangehaald:

    ‘Jesaja is de meest geciteerde profeet uit het Oude Testament. Hij werd vooral door Jezus, Paulus, Petrus en Johannes (in diens Openbaring) geciteerd. Ook in het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden wordt Jesaja vaker geciteerd dan enige andere profeet. De Heer zei tegen de Nephieten: “Groot zijn de woorden van Jesaja.” Hij zei ook dat alles wat Jesaja had geprofeteerd aangaande het huis Israëls en de andere volken, zou worden vervuld (3 Nephi 23:1–3). (…)

    ‘Het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden verschaffen de huidige lezer veel hulp bij de verklaring van Jesaja’s woorden. Wie die werken beter begrijpt, krijgt een beter begrip van Jesaja. En wie Jesaja beter begrijpt, krijgt meer begrip van de zending van de Heiland en van de betekenis van het verbond dat God met Abraham en diens nakomelingen heeft gesloten waardoor alle geslachten der aarde gezegend worden.’ (‘Isaiah’, p. 707; zie ook ‘Jesaja’ in de Gids bij de Schriften, p. 102; en de toelichting bij 1 Nephi 20–21 op pagina 43.)

2 Nephi 12:1. ‘Over Juda en Jeruzalem’

  • Jesaja zag en sprak over de toekomst van Juda en Jeruzalem en hun uiteindelijke bestemming. Zijn woorden die in het Boek van Mormon worden aangehaald, zijn echter ook tot het gehele huis van Israël gericht (zie 2 Nephi 6:5; 3 Nephi 23:1–2).

2 Nephi 12:2. ‘De berg van het huis des Heren’

  • Een groot gedeelte van wat Jesaja zag, gaat in deze laatste dagen in vervulling (‘zal geschieden’) op een andere plek: namelijk in het Zion van de hoofdzetel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in Salt Lake City (Utah).

    Ouderling LeGrand Richards (1886–1983) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de vervulling van die profetie gezegd:

    ‘Jesaja zag de berg van het huis des Heren in de laatste dagen op de top der bergen vaststaan. (…)

    ‘Dat is in mijn beleving letterlijk in vervulling gegaan, in dit huis van de God van Jakob, hier op deze plek! Deze tempel heeft meer dan enig ander gebouw in de geschiedenis mensen uit alle volken bijeengebracht om zijn wegen te leren en in zijn paden te wandelen.’ (Ensign, juni 1971, p. 98.)

    Afbeelding
    Salt Laketempel

    Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de betekenis van ‘de top der bergen’ met betrekking tot tempels verder uitgediept: ‘Alle heilige tempels van onze God worden in de laatste dagen in de bergen des Heren gebouwd. Zijn bergen — of het grondgebied nu uit een heuvel, vallei of vlakte bestaat — zijn immers de plaatsen die Hij bezoekt, persoonlijk en door de macht van zijn Geest, om onder zijn volk te zijn.’ (The Millennial Messiah [1982], p. 275.)

  • Amerika is een van de geprofeteerde ‘berg[en] van het huis des heren’ (2 Nephi 12:2), en is sinds de ontdekking en bevolking ervan een land van immigratie. Jesaja profeteerde dat ‘alle natiën (…) derwaarts heenstromen’ zullen (2 Nephi 12:2). De grote immigratiegolven vanuit Europa in de 19de eeuw en verder tot op de dag van vandaag vanuit alle delen van de wereld, hebben het land, de instellingen ervan en de kerk versterkt. Veel heiligen der laatste dagen hebben voorouders die van de oude naar de nieuwe wereld zijn getrokken. Daarnaast blijven mensen vanuit de hele wereld, zowel leden als niet-leden van de kerk van de Heer, het gebied van de Salt Laketempel en de hoofdzetel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bezoeken. Veel kerkleden wonen de algemene conferentie bij die ieder half jaar in Salt Lake City (Utah) wordt gehouden. Anderen uit vele landen kijken en luisteren naar de wereldwijde uitzendingen van de conferentie.

2 Nephi 12:3. ‘Uit Zion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem’

  • President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft de betekenis uitgelegd van de wet die uit Zion zal uitgaan en het woord uit Jeruzalem:

    Afbeelding
    Oude stad Jeruzalem in Israël

    © Richard Cleave

    ‘Het oude Jeruzalem (…) zal een heilige stad worden, waar de Heer zal wonen en vanwaar Hij zijn woord zal doen uitgaan tot alle volken. Insgelijks zal op dit continent [Amerika] de stad Zion, het nieuwe Jeruzalem, gebouwd worden en ook daarvan zal Gods wet uitgaan. (…)

    ‘(…) Deze twee steden, één in het land Zion en één in Palestina, zullen tijdens het millennium de hoofdsteden van het koninkrijk van God zijn.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 3, pp. 69–71.)

  • De uitdrukking ‘uit Zion zal de wet uitgaan’ (2 Nephi 12:3) geeft prachtig aan hoe profetieën soms meerdere toepassingen hebben. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft gezegd:

    ‘Als ik denk aan dit prachtige gebouw, nabij de tempel, dan schiet mij de grote, profetische uitspraak van Jesaja te binnen:

    ‘“En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen.” (…)

    ‘Ik geloof dat die profetie van toepassing is op de historische, prachtige Salt Laketempel. Maar ik geloof ook dat hij verband houdt met dit magnifieke gebouw. Want vanaf dit spreekgestoelte zal de wet van God uitgaan, samen met het woord en het getuigenis van de Heer.’ (Liahona, november 2000, p. 82.)

2 Nephi 12:4. Een tijd van vrede

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft over de vrede gesproken die na de wederkomst van de Heer uiteindelijk op aarde zal heersen. Hij heeft ook aangegeven waarom er vóór die tijd geen vrede zal zijn: ‘Velen worden bemoedigd door de profetie in het Oude Testament dat de natiën “hun zwaarden tot ploegscharen [zullen] omsmeden en hun speren tot snoeimessen” (Micha 4:3). Maar deze profetie geldt alleen voor de tijd van vrede die komt na de tijd dat de God van Jakob ons leert ‘aangaande zijn wegen en (…) wij zijn paden bewandelen” (4:2). In onze tijd zijn er oorlogen en conflicten, en overal komen ze voort uit de overtreding van Gods geboden.’ (Zie De Ster, juli 1990, p. 64.)

2 Nephi 12:5–9. ‘O huis van Jakob’

  • Het ‘huis van Jakob’ slaat op de nakomelingen van die grote patriarch, die vanwege zijn rechtschapenheid de verbondsnaam Israël kreeg. Toch zijn, op verschillende tijden, zowel het noordelijke als het zuidelijke koninkrijk van Israël ten onder gegaan, omdat het volk niet God maar afgoden aanbad. De mensen werden ‘geheel vervuld (…) van het Oosten’ (2 Nephi 12:6) ofwel, volgens voetnoot a bij dat vers, werden zij ‘vervuld, voorzien van leringen, afwijkende overtuigingen’ van afgoden, ‘zoals de Filistijnen’. Met andere woorden, zij verruilden het evangelie van de Heer voor de leringen en prioriteiten van de wereld. Hun hart ging uit naar rijkdommen en goddeloosheid, en zij bogen zich voor afgoden neer.

2 Nephi 12:9. De gemene man en de aanzienlijke man

  • De zinsnede ‘de gemene [gewone] man buigt zich niet en de aanzienlijke vernedert zich niet’ (2 Nephi 12:9) duidt erop dat niemand van laag tot hoog onder het volk nederig genoeg was om God te aanvaarden.

2 Nephi 12:11–22. ‘De verwaten blikken der mensen’

  • De ‘hoogmoedig en trotse’ mensen uit alle landen zullen ‘vernederd worden’ (2 Nephi 12:12) en hun ‘verwaten blikken’ (2 Nephi 12:11) zullen neerbuigen, want op de dag des Heren — de wederkomst — zal zijn heerlijkheid hen slaan. In vss. 13–22 worden enkele statussymbolen van die tijd genoemd, zoals goud en zilver voor de allerrijksten, de hoge bergen en heuvels van afgoderij en afvalligheid, de versterkte torens en muren, en prachtige voorwerpen of schepen. Kortom, de hooghartige en hoogmoedige zullen vallen, en hun wereldse schatten zullen in de tegenwoordigheid van de komst van de Heer vergaan (zie 3 Nephi 25:1; Maleachi 4:1).

  • President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd dat nederigheid leren een essentiële voorbereiding vormt op de grote dag van de wederkomst van de Heer, wanneer de Heiland verheven zal zijn boven de natiën:

    ‘Ik begon in 2 Nephi 12 te lezen en dacht: de Heer heeft het tegen mij. Wat probeert Hij mij duidelijk te maken? Toen las ik een vers in de passages van Jesaja dat me enorm aansprak, alsof het al onderstreept stond: “En het zal geschieden dat de verwaten blikken der mensen worden vernederd en de trots der mannen wordt neergebogen; en de Heer alleen is te dien dage verheven” (2 Nephi 12:11).

    ‘Hier wordt de dag beschreven dat de Heiland komt, de dag waar we allemaal naar uitkijken en waar we onze cursisten op willen voorbereiden. In deze tekst staat dat op die dag diegenen van ons die dachten bijzonder en geweldig te zijn, merken dat ze heel wat minder voorstellen, en dat de Heer wordt verheven. Dan zullen we beter zien wie Hij is, hoeveel we Hem liefhebben en hoe nederig we moeten zijn. (…)

    ‘(…) Ik begreep waarom Jesaja me vertelde dat het nuttig was om de dag te zien waarop de Heer zou worden verheven, en om te weten hoezeer ik van Hem afhankelijk ben. Wij hebben Hem nodig, en door ons geloof in Hem kunnen we Hem zien als groot en verheven, en onszelf als klein en afhankelijk.’ (‘Het Boek van Mormon zal uw leven veranderen’, Liahona, februari 2004, pp. 14–15.)

2 Nephi 13:1–15. De straf van Juda en Jeruzalem

  • In 2 Nephi 13 haalt Nephi Jesaja’s beschrijving aan van de uiteindelijke val van Juda en Jeruzalem, en van de goddelozen in de laatste dagen. De voorspelde ondergang is het huis van Jakob inderdaad overkomen, als voorafschaduwing van de vernietiging ten tijde van de wederkomst.

2 Nephi 13:1. ‘Steun en stut’

  • Brood en water zullen tijdens de verdrukking niet meer te vinden zijn. De genoemde ‘steun en stut’ in 2 Nephi 13:1 is een voorafschaduwing van een geestelijke hongersnood van wie de Heer verwerpen; Hij is de ware ‘stut van brood — het brood des levens — en de ware ‘steun van water’ — het levende water.

2 Nephi 13:2–3. ‘De held (…) en de bezwerende spreker’

  • Alle mannen in Juda en Jeruzalem worden, ongeacht hun status in de samenleving (waarvan er 11 categorieën in 2 Nephi 13:2–3 worden genoemd), in gevangenschap gebracht.

2 Nephi 13:4. ‘Zuigelingen zullen over hen heersen’

  • De ongeoefende en jeugdige zonder status in de samenleving wordt aangewezen om in gevangenschap te heersen over hen die in 2 Nephi 13:2–3 worden genoemd.

2 Nephi 13:6. ‘Gij hebt een mantel’

  • De mensen zijn zo arm en wanhopig door de verwoesting en anarchie dat zelfs iemand die een mantel heeft, als leider in aanmerking komt.

2 Nephi 13:7. ‘Ik wil geen heelmeester zijn, (…) stel mij niet aan tot aanvoerder’

  • Zelfs degene die vanwege zijn mantel als leider is voorgedragen, is niet in staat de honger te stillen en het leed te verzachten.

2 Nephi 13:8. ‘Jeruzalem is verwoest’

2 Nephi 13:9. ‘De aanblik van hun gelaat’

  • Rechtschapenheid en goddeloosheid beïnvloeden iemands houding en voorkomen. President Brigham Young (1801–1877) heeft gezegd: ‘Wie vergeving van hun zonden hebben ontvangen, stralen met een glans van hemelse intelligentie in het gelaat.’ (‘Speech’, Times and Seasons, 1 juli 1845, p. 956.)

    President David O. McKay (1873–1970) heeft gezegd: ‘Niemand kan ongehoorzaam zijn aan het woord van God en de gevolgen daarvan ontlopen. Geen zonde, hoe stiekem ook begaan, blijft zonder vergelding. U kunt weliswaar liegen en de zaak verborgen houden; u kunt de wetten van deugdzaamheid overtreden zonder dat iemand u doorheeft en aan de schandpaal nagelt; toch kunt u het oordeel dat op een dergelijke overtreding volgt, niet ontlopen. De leugen nestelt zich in de schuilhoeken van uw gedachten, en is een aantasting van uw karakter die vroeg of laat in uw gelaat of gedrag tot uiting komt.’ (Conference Report, oktober 1951, p. 8.)

    Jeremia schreef dat de mensen zo zondig waren geworden, dat ze niet meer konden blozen (zie Jeremia 6:15).

2 Nephi 13:12. ‘Doen u dwalen’

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft over 2 Nephi 13:12 gezegd: ‘En zo neemt heden ten dage de ondermijning van het gezin toe. De duivel doet zijn uiterste best om de vader als hoofd van het gezin te verwijderen en de kinderen tot opstandigheid op te wekken. Het Boek van Mormon beschrijft die toestand met de woorden: “De tirannen van mijn volk zijn kinderen, en vrouwen overheersen het.” En daarna volgen deze woorden — let er goed op en denk daarbij aan de politieke leiders die geboortebeperking en abortus voorstaan: “O mijn volk, uw leiders doen u dwalen en verwoesten de loop van uw paden.” (2 Nephi 13:12.)’ (Conference Report, oktober 1970, p. 21.)

2 Nephi 13:16–24. ‘Dochters van Zion’

  • President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd wie de ‘dochters van Zion’ zijn en wat de verzen in 2 Nephi 13 over hen zeggen: ‘De algemene autoriteiten van de kerk leren dat fatsoenlijke kleding de norm is voor zowel vrouwen als mannen. Zij leren te allen tijde gepaste voorkomendheid en ingetogenheid aan de dag te leggen. Ik ben dan ook van mening dat de “dochters van Zion” een slecht voorbeeld zijn als ze zich onfatsoenlijk kleden. Dat zeg ik overigens tot zowel de mannen als de vrouwen. De Heer heeft het vroegere volk van Israël geboden dat zowel mannen als vrouwen hun lichaam moesten bedekken en de wet van kuisheid te allen tijde moesten nakomen.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 5, p. 174; zie ook de voetnoten bij Jesaja 3:16–26 in de Engelstalige bijbeluitgave van de kerk.)

2 Nephi 14. Zion zal verlost worden

  • In het millennium zal Zion worden verlost en zullen haar dochters worden gereinigd.

2 Nephi 14:1. ‘Zeven vrouwen [—] één man’

  • Veel mannen worden in de strijd gedood of gevangengenomen, waarbij de vrouwen ongehuwd en kinderloos achterblijven.

2 Nephi 14:2. Te dien dage

  • In het Hebreeuws symboliseerde de term spruit vaak de Messias (zie Jeremia 23:5–6). De term spruit (of scheut of tak) kan ook slaan op rechtvaardige groepen van het huis Israëls die gereinigd en verlost zijn (zie Jesaja 60:21; 2 Nephi 3:5; 10:1; Jakob 2:25).

    ‘De ontkomenen van Israël’ (2 Nephi 14:2) verwijst naar leden van het huis van Israël die, door hun rechtschapenheid, aan de oordelen over de goddelozen wisten te ontkomen.

2 Nephi 15. Een lied over de wijngaard des Heren

  • De vreselijke duisternis en afval die in 2 Nephi 15:1–25 worden beschreven, zullen alom heersen voordat de vernietiging van de goddelozen plaatsvindt. In diezelfde tijd zal de Heer zijn volk vergaderen en hoop bieden, zoals Jesaja profeteerde (zie vss. 26–30). Ouderling Bruce R. McConkie heeft de genoemde omstandigheden in 2 Nephi 15 geschetst met woorden die de lezer in deze tijd kan begrijpen:

    ‘Het visioen van de toekomst is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Alles wat nog komt, zal plaatsvinden te midden van groter kwaad en grotere gevaren en verwoestingen dan de aarde ooit heeft gekend.

    ‘Terwijl de heiligen zich voorbereiden om hun God te ontmoeten, gaan zij die vleselijk, zinnelijk en duivels zijn hun ondergang tegemoet.

    ‘Terwijl de zachtmoedigen onder de mensen hun roeping en verkiezing bevestigen, zakken zij die de god van deze wereld aanbidden steeds dieper weg in de diepten van verdorvenheid en wanhoop.

    ‘Met tranen van smart — ons hart bezwaard met akelige voorgevoelens — zien we het kwaad en de misdaad en de vleselijkheid de aarde bedekken. (…)

    ‘Overal zien we kwade machten die zich verenigen om het gezin te vernietigen, goede zeden en fatsoen belachelijk te maken en alles wat laag en obsceen is aan te prijzen. (…) Satan heerst in het hart van de mensen; het is de grote dag van zijn macht.

    ‘Maar te midden van dat alles gaat het werk van de Heer voorwaarts. (…)

    ‘Te midden van dat alles zijn er openbaringen, visioenen en profetieën. Er zijn gaven en tekenen en wonderen. Er is een rijkelijke uitstorting van de Heilige Geest Gods.

    ‘Te midden van dat alles [bereiden] alle gelovige zielen (…) zich erop voor om met God, Christus en heilige wezens in het eeuwige koninkrijk te wonen.

    ‘Is het dan zo verwonderlijk dat we ons tegelijkertijd verheugen en zorgen maken over wat ons te wachten staat?

    ‘Zeker, de wereld is en blijft in beroering, maar het Zion van God zal standhouden. De verdorvenen en goddelozen zullen uit de kerk verdwijnen, en de kleine steen zal steeds groter worden tot die de gehele aarde vult.’ (Ensign, mei 1980, pp. 72–73.)

2 Nephi 15:18, 20–21. Waarschuwingen tegen zonde

  • In 2 Nephi 15:18 worden de gevolgen van zonde met ‘een wagentouw’ vergeleken. Mensen die zondigen, ‘zijn aan hun zonden vastgebonden zoals dieren aan hun last [of ossen aan hun wagen]’ (voetnoot b).

    President Harold B. Lee (1899–1973) heeft de last van zonde beschreven: ‘Als ik u vraag wat de zwaarste last is die iemand in dit leven moet dragen, wat zou u dan antwoorden? De zwaarste last die iemand in dit leven moet dragen, is de last van zonde.’ (Ensign, juli 1973, p. 122.)

    President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft beschreven hoe belangrijk het is om duidelijk onderscheid te maken tussen goed en kwaad: ‘De kloof tussen wat populair en wat goed is, wordt breder. Zoals Jesaja profeteerde, noemen velen tegenwoordig “het kwade goed (…) en het goede kwaad” [Jesaja 5:20]. Openbaringen van Gods profeten zijn niet als aanbiedingen in de cafetaria waarvan je er sommige kunt kiezen en andere negeren.’ (Liahona, november 2003, p. 22.)

2 Nephi 15:26. ‘Een banier opheffen voor de natiën’

  • De Heer zal in de laatste dagen een banier opheffen om de rechtschapen leden van het huis van Israël te vergaderen en te beschermen wanneer de ondergang van de goddelozen begint. De vergadering van Israël is een noodzakelijke voorbode van de wederkomst van Jezus Christus, die gepaard gaat met de prediking van het evangelie van Jezus Christus onder alle natiën der aarde.

  • Afbeelding
    Joseph Smith organiseert de kerk

    Dale Kilbourne, © IRI

    President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd wat de banier betekent waarover Jesaja spreekt: ‘Ruim 125 jaar geleden heeft de Heer in het plaatsje Fayette, Seneca County (New York) een banier voor de volken opgericht. Daarmee ging de voorspelling van de profeet Jesaja in vervulling, die ik heb voorgelezen [Jesaja 11:11–12]. Die banier was De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, die voor de laatste keer is opgericht en nooit meer te gronde gaat of op een ander volk zal overgaan [zie Daniël 2:44]. Dat was de belangrijkste gebeurtenis sinds de dag waarop de Verlosser aan het kruis werd genageld en de oneindige en eeuwige verzoening bewerkstelligde. Die gebeurtenis heeft meer voor de mensheid betekend dan al het andere dat sinds die tijd heeft plaatsgevonden.’ (Doctrines of Salvation, deel 3, p. 254–255.)

2 Nephi 15:27–29. Hoeven van paarden als keisteen, raderen als een wervelwind, gebrul als dat van een leeuw

  • Ouderling LeGrand Richards (1886–1983) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft op de mogelijke symboliek in de verzen van Jesaja in 2 Nephi 15:27–29 gewezen, en de aandacht op het grote zendingswerk in onze tijd gevestigd:

    ‘Bij het bepalen van het tijdstip van de grote vergadering scheen Jesaja aan te geven dat die zou plaatsvinden in de dagen van de spoorwegen en de vliegtuigen. (…)

    ‘Daar er in die tijd nog geen treinen en vliegtuigen waren, kon Jesaja ze niet bij naam noemen. Toch lijkt hij ze wel in onmiskenbare woorden te hebben beschreven. Wat anders dan een trein had hij kunnen bedoelen met “de hoeven van hun paarden zullen als keisteen worden geacht en hun raderen als een wervelwind”? En wat lijkt meer op het “gebrul als dat van een leeuw” dan het gebrul van een vliegtuig? Treinen en vliegtuigen storen zich niet aan de nacht. Kon Jesaja daarom niet met recht zeggen: “Zij zullen sluimeren noch slapen; de gordel van hun heupen zal niet worden losgemaakt, noch hun schoenriem gebroken”? Met dergelijke vervoermiddelen kan de Heer werkelijk “hen vanaf het einde der aarde tot Zich fluiten” en “haastig, ijlings zullen zij komen”. Ook de woorden: “Wie zijn dezen, die als een wolk komen aangevlogen en als duiven naar hun til?” (Jesaja 60:8) geven aan dat Jesaja het vliegtuig moet hebben voorzien.’ (Israel! Do You Know? [1954], p. 182.)

2 Nephi 16:1. Wie was koning Uzzia?

  • Uzzia was de tiende koning in het zuidelijke koninkrijk Juda. Hij besteeg de troon op zestienjarige leeftijd nadat zijn vader, Amasja, omstreeks 767 v.C. door samenzweerders was vermoord. Uzzia vroeg om en gaf gehoor aan de raad van de profeet Zekarja. Zolang hij rechtvaardig handelde, maakte de Heer hem voorspoedig (zie 2 Koningen 15:34; 2 Kronieken 26:5). Hij voerde het koninkrijk Juda aan bij diverse geslaagde militaire operaties tegen plaatselijke vijanden. Hij versterkte de muren van Jeruzalem. Hij bevorderde de landbouw. Het koninkrijk Juda werd onder zijn leiding welvarender dan ooit sinds de dood van Salomo. In de laatste fase van zijn leven probeerde Uzzia als onbevoegde dienstknecht van de Heer op het altaar in de tempel reukwerk te ontsteken, waarop hij melaats werd (zie 2 Kronieken 26:19). Hij bleef melaats tot aan zijn dood in circa 742 v.C. (Zie Merrill F. Unger, The New Unger’s Bible Dictionary, onder redactie van R. K. Harrison en anderen [1988], pp. 1322–1323.)

2 Nephi 16. Jesaja’s roeping om te profeteren

  • Jesaja beschreef zijn roeping als profeet van de Heer aan het hele volk van Israël in symbolische taal, met beeldspraak en woorden waarmee zijn lezers bekend waren. Zijn roeping omvatte een visioen van Jehova (zie 2 Nephi 16:1), de bediening van engelen (zie 2 Nephi 16:2–3, 6–7), de erkenning van zijn sterfelijke zwakheid in tegenstelling tot de heerlijkheid van Jehova (zie 2 Nephi 16:5), en de aanvaarding van de roeping nadat hij door een geestelijke ervaring was gereinigd en gesterkt (zie 2 Nephi 16:6–8).

2 Nephi 16:2. Serafs

  • Serafs zijn engelen die in de tegenwoordigheid van God verblijven en Hem voortduren loven, eren en aanbidden. (…)

    (…) Het feit dat deze heilige wezens in Jesaja’s ogen vleugels lijken te hebben, is eenvoudigweg om hun “macht om zich te bewegen, te handelen enz.” te symboliseren, wat ook het geval is met de visioenen die anderen ontvangen hebben. (LV 77:4.)’ (Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 2de editie [1966], pp. 702–703.) De basisbetekenis van seraf in het Hebreeuws is ‘branden’, wat mogelijk wijst op de gereinigde staat die nodig is om in Gods tegenwoordigheid te verblijven.

2 Nephi 16:4. ‘Het huis werd vervuld met rook’

  • ‘De dorpelposten bewogen (…) , en het huis werd vervuld met rook’ (2 Nephi 16:4). Het bewegen en de rook zijn symbolen van de aanwezigheid van de Heer (zie Openbaring 15:8).

2 Nephi 16:9–12. ‘Hoort toch! — maar zij verstonden niet’

  • Jesaja kreeg de opdracht om het evangelie van Jezus Christus te verkondigen, ook al was het volk ‘doof’ en ‘blind’ voor de waarheid ervan. Hij begreep dat zijn prediking aan een afvallig volk weinig gehoor zou vinden. Hun hart zou ‘vet’ worden gemaakt tegen de waarheid en hun oren ‘zwaar’, onwillig om het evangelie aan te nemen wanneer het duidelijk werd gepredikt. Jesaja kreeg niet de opdracht om het volk immuun te maken voor de waarheid, maar hij begreep wel dat hij een moeilijke zending tegemoet ging. Toch antwoordde de Heer op Jesaja’s vraag: ‘Hoe lang?’ (2 Nephi 16:11) dat het volk de kans moest krijgen om het evangelie aan te nemen totdat ‘het [land] volkomen woest is’. De Heer zet zijn verlossende zending door middel van zijn dienstknechten genadig voort ‘zolang de tijd duurt, of de aarde bestaat, of er op het oppervlak daarvan één mens bestaat die moet worden gered’ (Moroni 7:36).

2 Nephi 16:13. Heilig zaad

  • Het gebruik van een tiende deel in 2 Nephi 16:13 stelt een overblijfsel van het huis van Israël voor.

  • Het ‘heilige zaad’ slaat op het getrouwe overblijfsel dat het verstrooide Israël doet opleven, zoals nieuwe scheuten die uit de stronk van een omgehakte boom groeien.

    Afbeelding
    Gelijkenis van de olijfboom

    Brad Teare, met dank aan het Museum voor kerkgeschiedenis

Stof tot nadenken

  • Als het grote werk van de laatste dagen bestaat uit het opheffen van een banier voor de natiën en het verkondigen van het evangelie aan hen (zie 2 Nephi 15:26), hoe kunt u uw rol als heilige der laatste dagen dan het beste vervullen?

Voorgestelde opdrachten