Instituut
Hoofdstuk 50: Ether 1–5


Hoofdstuk 50

Ether 1–5

Inleiding

Het Boek van Mormon is niet in chronologische volgorde ingedeeld. Als dat wel het geval was, zou het boek Ether als eerste vermeld worden. Het verslag van de Jaredieten begint omstreeks 2200 v.C. 1 Nephi begint in 600 v.C. Het boek Ether bestrijkt ruim 1700 jaar geschiedenis, vanaf 2200 v.C. tot aan de tijd van Coriantumr. We weten niet precies wanneer Coriantumr leefde, maar in elk geval ergens tussen 500 en 250 v.C. De rest van het Boek van Mormon (de boeken vanaf 1 Nephi tot en met Moroni) beslaat ongeveer duizend jaar.

Na de zondvloed in de tijd van Noach werden vele nakomelingen van de overlevenden goddeloos. Een groep mensen probeerde een toren te bouwen ‘waarvan de top tot de hemel reikt’ (Genesis 11:4). Het verhaal van het Jareditische volk begon bij de bouw van de toren van Babel. De Heer rekende met de wijdverspreide goddeloosheid af door de gemeenschappelijke taal van het volk te verwarren en door de mensen over het oppervlak der aarde te verstrooien (zie Ether 1:33; Genesis 11:5–8).

De broeder van Jared smeekte de Heer om de taal van zijn getrouwe vrienden en familieleden te behouden. De broeder van Jared toonde groot geloof en leidde die groep door de hand van God naar een ander land. Het verhaal van die migratie zit vol belangrijke beginselen die wij in ons eigen leven kunnen toepassen. Die beginselen zijn onder meer geloof oefenen om goddelijke hulp te ontvangen en de rol van gebed bij de verwezenlijking van moeilijke taken. Bij uw studie van het leven van de broeder van Jared krijgt u inzicht in de zegeningen die men krijgt door een groot geloof te oefenen.

Hierna volgt een overzicht van de oorsprong van het boek Ether:

  • Jareditische profeten hielden de geschiedenis bij tot en met de laatste Jareditische profeet met de naam Ether (zie Ether 1:6).

  • Bij Limhi’s zoektocht vond men een gedeelte van het verslag van de Jaredieten — in de vorm van de 24 gouden platen (zie Mosiah 8:7–11).

  • Koning Mosiah vertaalde het verslag van de Jaredieten (zie Mosiah 28:10–17).

  • Moroni maakte een samenvatting of bewerkte het verslag van de Jaredieten en nam die in de kroniek op voordat hij zijn eigen verslag maakte (zie Ether 1:1–6).

Toelichting

Ether 1:1–2. De 24 platen ontdekt

  • Toen het volk van Limhi in slavernij verkeerde, zond koning Limhi een groepje van 43 mannen uit om naar het land Zarahemla te zoeken (zie Mosiah 8:7; 21:25). Hoewel zij Zarahemla niet konden vinden, stuitte men bij de zoektocht op een land dat bedekt was met de beenderen en resten van een volk dat vernietigd was (zie Mosiah 8:8). Het groepje mannen ontdekte een kroniek van 24 gouden platen, die zij meenamen en aan koning Limhi overhandigden (zie Mosiah 8:9–10). Toen Limhi’s volk uiteindelijk uit hun knechtschap wist te ontsnappen (zie Mosiah 22), gaf men deze platen ter vertaling aan koning Mosiah (zie Mosiah 28:1–17).

Ether 1:3–4. Een verslag van de schepping vóór de tijd van Mozes

  • Het is veelbetekenend dat het boek Ether ons vertelt dat er ruim vóór de tijd van Mozes een kroniek van de schepping, van Adam, en een verslag van Gods kinderen tot aan de tijd van de toren van Babel bestond. Die kroniek kan verloren zijn geraakt door afvalligheid en goddeloosheid, zodat die kennis door openbaring aan Mozes hersteld moest worden en wij tegenwoordig over dat verslag beschikken (zie Mozes 1:40).

Ether 1:6–32. De afstammingslijn van de Jaredieten

  • In Ether 1 staat een afstammingslijn van de profeet Ether. Een dergelijke afstammingslijst is een zeldzaam verschijnsel in het Boek van Mormon en wordt als volgt verklaard en toegelicht: ‘Stamboomlijsten komen veelvuldig in de Bijbel voor. Het Hebreeuwse volk hechtte veel waarde aan hun familiegeschiedenissen, en stamboomlijsten werden nauwkeurig bijgehouden; het aantal in de Schriften geeft het belang ervan aan. Let op de afstammingslijnen in Genesis 5, 11, 46; Numeri 26; 1 Kronieken 1–9; lees ook de verslagen in Ezra 9–10, waaruit het belang van het bijhouden van familiegeschiedenissen blijkt. In het Boek van Mormon is echter maar één voorbeeld van een uitgebreide afstammingslijn te vinden: die in Ether 1:6–32. Daarin staat de afstamming van Ether, de laatste profeet van het Jareditische volk. Zijn stamboom gaat minstens 29 generaties terug tot Jared, die de toren van Babel met zijn gezin verliet ten tijde van de spraakverwarring. Buiten dit voorbeeld zijn er slechts her en der belangwekkende genealogische sporen te vinden.’ (Sidney B. Sperry, ‘Types of Literature in the Book of Mormon’, in Journal of Book of Mormon Studies, vol. 21, nr. 1 (1995), p. 117.)

Ether 1:34–35. De naam van de broeder van Jared

  • Ouderling George Reynolds (1842–1909) van de Zeventig heeft het volgende verhaal verteld, waaruit blijkt dat de naam van de broeder van Jared (zie Ether 2:13) aan de profeet Joseph Smith (1805–1844) was geopenbaard: ‘Tijdens zijn verblijf in Kirtland werd er een zoon van ouderling Reynolds Cahoon geboren. Op een dag toen president Joseph Smith voorbijkwam, riep hij de profeet binnen en vroeg hem of hij de baby een naam en een zegen wilde geven. Dat deed Joseph en hij gaf de jongen de naam Mahonri Moriancumer. Na de zegen legde hij de baby op het bed en zei tegen ouderling Cahoon: “De naam die ik uw zoon gegeven heb, is de naam van de broeder van Jared; die heeft de Heer mij zojuist getoond [geopenbaard]. Ouderling William F. Cahoon, die erbij stond, hoorde wat de profeet tegen zijn vader zei. Dat was de eerste keer dat de naam van de broeder van Jared in de kerk in deze bedeling bekendgemaakt werd.’ (‘The Jaredites’, Juvenile Instructor, 1 mei 1892, p. 282.)

Ether 1:33–38. De taal van Jared en zijn broeder

  • In Ether 1:34–38 staat dat de Heer de taal van Jared en zijn gezin, zijn broeder en hun vrienden ten tijde van de toren van Babel niet verwarde. President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft gezegd dat de Jaredieten vermoedelijk de taal van Adam spraken: ‘In het boek Ether staat dat Jared en zijn broeder de Heer aanriepen om hun taal niet te verwarren bij de taalverwarring ten tijde van de toren van Babel. Hun verzoek werd ingewilligd en zij behielden de spraak van hun voorouders, de Adamitische taal, die zelfs in geschreven vorm krachtig was, zodat de dingen die Mahonri schreef zo “machtig waren [dat] de mens ertoe gedreven wordt ze te lezen”. Dat was de soort taal die Adam sprak en dit was de taal waarin Henoch zijn machtige werk tot stand wist te brengen.’ (The Way to Perfection [1970], p. 69.)

Ether 1:38–42. Een uitverkoren land

  • Net als de leden van het huis Israëls een uitverkoren volk worden genoemd — uitverkoren om het werk van de Heer te doen — noemt het Boek van Mormon Amerika een uitverkoren land — uitverkoren als plaats voor de herstelling van het evangelie en, uiteindelijk, het nieuwe Jeruzalem. Zowel de leden van het huis Israëls als Amerika zijn uitverkoren om onze hemelse Vader bij te staan in de verspreiding van het evangelie over de hele wereld.

  • President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd dat Noord- en Zuid-Amerika in hun totaliteit een verkieslijk land zijn: ‘Het Boek van Mormon vertelt ons dat heel Amerika, Noord en Zuid, een land is dat verkieslijk is boven alle landen, met andere woorden — Zion. De Heer vertelde de Jaredieten dat Hij ze naar een land zou brengen “dat verkieslijk is boven alle landen der aarde” [Ether 1:42].’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 3, p. 73.)

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft ook over Amerika als uitverkoren land gesproken: ‘In 1844 deed de profeet Joseph Smith de volgende plechtige uitspraak: “Heel Amerika is Zion zelf, van noord tot zuid.” (Teachings [of the Prophet Joseph Smith], p. 362.) De Heer heeft Zelf verklaard: “Dit is een land dat boven alle andere landen verkieslijk is” (Ether 2:10). Deze natie maakt deel uit van het land Zion. Dit is een land dat door Gods dienstknechten is toegewijd. Als een profeet in het Boek van Mormon naar de natiën van de wereld verwijst, noemt hij dit halfrond “een goede plek” (Jakob 5:25–26).’ (The Teachings of Ezra Taft Benson [1988], p. 123.)

Ether 1:43. ‘Omdat gij Mij deze lange tijd hebt aangeroepen’

  • De Heer legde aan de broeder van Jared uit dat zijn volk was gezegend ten gevolge van de gebeden die een lange tijd waren opgezonden. Voortdurende gehoorzaamheid gekoppeld aan regelmatige en aanhoudende gebeden heeft veel kracht. In een rede die de profeet Joseph Smith in 1839 in Commerce (Illinois) hield, zei hij: ‘Bij God is geen aanneming des persoons; wij hebben allen hetzelfde voorrecht. Kom tot God en roep Hem aan totdat Hij u zegent; wij allen maken aanspraak op dezelfde zegeningen.’ ([Opgenomen in Willard Richards Pocket Companion, pp. 78–79] geciteerd in The Words of Joseph Smith: The Contemporary Accounts of the Nauvoo Discourses of the Prophet Joseph, samengesteld door Andrew F. Ehat en Lyndon W. Cook [1980], p. 15.)

  • President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft eveneens gezegd dat wij intensief en vaak moeten bidden:

    ‘Krijgt u antwoord op uw gebeden? Zo niet, dan hebt u misschien niet de prijs betaalt. Spreekt u een aantal afgezaagde woorden en zinnen uit, of praat u persoonlijk met de Heer? Bidt u af en toe, terwijl u eigenlijk geregeld, vaak en onophoudelijk moet bidden? Komt u met kleingeld een grote schuld aflossen terwijl u met groot geld over de brug moet komen om aan uw verplichting te voldoen?

    ‘Als u bidt, praat u dan alleen, of luistert u ook? Uw Heiland heeft gezegd: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.” (Openbaring 3:20.)

    ‘(…) Mochten we eens geen antwoord krijgen op onze gebeden, dan moeten we de oorzaak bij onszelf zoeken.’ (‘Prayer’, New Era, maart 1978, p. 17.)

Ether 2:7–12. ‘Een land van belofte’

  • In Ether 2:8–11 staat wat Moroni ‘het eeuwige besluit van God’ noemt (vers 10) aangaande dit land van belofte. Dat besluit wordt drie of vier keer herhaald en houdt in dat ‘welke natie ook [dit land] zal bezitten, God moet dienen; anders zullen zij worden weggevaagd’ (vers 9).

    President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft gezegd dat gehoorzaamheid vereist is om de beloofde zegeningen van het beloofde land te ontvangen: ‘De beloften aangaande Amerika zijn groot. Er is ons onmiskenbaar verteld: “Dit is een verkieslijk land, en welke natie ook het zal bezitten, zal vrij zijn van knechtschap en van gevangenschap en van alle andere natiën onder de hemel, indien zij slechts de God van het land wil dienen, die Jezus Christus is” (Ether 2:12). Dit is de essentie van de hele zaak — gehoorzaamheid aan de geboden van God.’ (Liahona, januari 2002, p. 73.)

Ether 2:14. De Heer kastijdde de broeder van Jared

  • De Heer heeft in een hedendaagse openbaring gezegd: ‘Wie Ik liefheb, kastijd Ik ook, opdat hun zonden kunnen worden vergeven, want met de kastijding bereid Ik in alle dingen een weg voor hun bevrijding uit de verzoeking, en Ik heb u liefgehad’ (LV 95:1). Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gesproken over de karaktersterkte die nodig is om kastijding te kunnen verdragen: ‘We kunnen ons moeilijk voorstellen hoe het is om drie uur lang door de Heer te worden gekastijd, maar de broeder van Jared heeft dat ondergaan. Deze profeet bekeerde zich direct en zocht onder gebed opnieuw leiding voor de reis die zij moesten maken en voor de deelnemers aan die reis. God aanvaardde zijn bekering en verstrekte liefdevol verdere aanwijzingen voor hun cruciale opdracht.’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 15.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat God degenen liefheeft die Hij kastijdt: ‘De Heer is er echt om hen te kastijden die Hij liefheeft, waaronder de geestelijk vooraanstaanden. De broeder van Jared had te lang nagelaten om te bidden (zie Ether 2:14). Zelfs de goeden kunnen slordig worden als de Heer er niet is om hen te kastijden. Later zag de gekastijde broeder van Jared Christus! (Zie Ether 3:13–16).’ (Ensign, november 1987, p. 31.)

Ether 2:19–3:6. Licht verkrijgen was een leerervaring

  • Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de ervaring van de broeder van Jared met onze eigen ervaringen vergeleken:

    ‘Die schepen hadden geen licht. Dat baarde de broeder van Jared zorgen. Hij wilde niet dat zijn familie de reis in het donker zou afleggen; daarom wachtte hij niet tot hem iets geboden werd, maar legde zijn zorg voor aan de Heer. “En de Heer zeide tot de broeder van Jared: Wat wilt gij dat Ik doe, zodat gij licht in uw vaartuigen zult hebben?” [Ether 2:23.]

    ‘Om antwoord te kunnen geven op die vraag, moest de broeder van Jared hard werken. Hij ging naar de berg Shelem en smolt “uit een rots zestien kleine stenen” [Ether 3:1]. Vervolgens vroeg hij de Heer om die stenen aan te raken zodat ze licht zouden geven.

    Afbeelding
    De broeder van Jared ziet Jehova zestien stenen aanraken

    Robert Barrett, © 1986 IRI

    ‘Wij moeten als ouders en als leiders bedenken: “Het is niet juist dat [de Heer] in alle dingen gebieden moet” [LV 58:26]. Net als de broeder van Jared moeten wij goed nadenken over de behoeften van onze gezinsleden, een plan maken om daarin te voorzien en ons plan in gebed aan de Heer voorleggen. Dat vereist geloof en inzet van ons, maar Hij zal ons helpen als we Hem om hulp vragen en zijn wil doen.’ (Liahona, mei 2003, p. 16.)

  • De Heer wil dat we vooruitgang maken en leren door onze eigen beslissingen te nemen. Hij wil ook dat wij Hem onze conclusies vaak voorleggen ter bevestiging. Toen de broeder van Jared de Heer aanriep aangaande verlichting voor de vaartuigen, antwoordde de Heer met een wedervraag: ‘Wat wilt gij dat Ik doe, zodat gij licht in uw vaartuigen zult hebben?’ (Ether 2:23.) Volgens president Harold B. Lee (1899–1973) kwam de vraag van de Heer op het volgende neer:

    ‘“Wel, heb je zelf enig idee? Wat is jouw voorstel om voor licht te zorgen?” (…)

    ‘Daarna ging de Heer weg en liet hem alleen. Het leek alsof de Heer tegen hem zei: “Kijk, Ik heb je hersens gegeven om mee te denken en keuzevrijheid om te gebruiken. Doe nu alles wat je kunt om het probleem op te lossen, daarna help Ik je weer verder.”’

    Nadat de broeder van Jared een en ander had overwogen, toonde hij zijn grote geloof door de Heer te vragen zestien stenen aan te raken en zo voor licht te zorgen. De Heer willigde zijn verzoek in en zorgde niet alleen voor licht voor de vaartuigen maar gaf deze gelovige man daarnaast een ongekend visioen.

    President Lee besloot als volgt: ‘Dat is het beginsel in actie. Als u de zegening wilt, doe dan meer dan alleen neerknielen en erom bidden. Bereid u er op elke denkbare manier op voor door zo te leven dat u in aanmerking komt voor de zegening die u verlangt.’ (Stand Ye in Holy Places [1974], pp. 243–244.)

Ether 2:22–23. Gebed vereist inspanning

  • Er is vaak gezegd dat we moeten bidden alsof alles van de Heer afhangt en moeten werken alsof alles van ons afhangt. Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat hij president Gordon B. Hinckley vaak heeft horen zeggen: ‘De enige manier die ik ken om iets gedaan te krijgen, is op mijn knieën te gaan en te smeken om hulp, en vervolgens op te staan en aan de slag te gaan.’ (Zie De Ster, januari 1998, 17.)

  • Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat de Heer van ons verwacht dat we onze keuzevrijheid gebruiken als we zijn hulp inroepen. Over de ervaring van de broeder van Jared heeft ouderling McConkie gezegd: ‘De Heer sprak er even met hem over en zei toen: “Wat wilt gij dat Ik doe, zodat gij licht in uw vaartuigen zult hebben?” (Ether 2:23.) Met andere woorden: “Waarom vraag je het aan Mij? Dat is iets wat je zelf had moeten oplossen.” Zij spraken wat verder en Hij herhaalde in feite de vraag: “Wat wilt gij dat Ik voor u bereid, zodat gij licht zult hebben wanneer gij verzwolgen zijt in de diepten der zee?” (Ether 2:25.) Met andere woorden: “Moriancumer, dit is jouw probleem. Waarom val je Mij hiermee lastig? Ik heb je keuzevrijheid gegeven; je bent met vaardigheden en talenten gezegend. Doe je best en los het probleem zelf op.”’ (‘Agency or Inspiration?’ New Era, januari 1975, pp. 40–41.)

Ether 3:1–5. ‘Zie, o Heer, Gij kunt dat doen’

  • Ouderling Jeffrey R. Holland heeft gesproken over het kinderlijke, eenvoudige geloof dat de broeder van Jared toonde toen hij zei: ‘Zie, o Heer, Gij kunt dat doen’ (Ether 3:5): ‘De kinderlijke onschuld en vurigheid van het geloof van deze man maken duidelijk veel indruk op God en de lezer. “Zie, o Heer, Gij kunt dat doen.” Er is misschien geen krachtiger uitspraak over geloof in de Schriften te vinden. Het lijkt wel of hij God aanmoedigt, aanspoort en geruststelt. Niet: “Zie, o Heer, ik denk dat Gij dat kunt doen.” Niet: “Zie, o Heer, Gij hebt veel grotere dingen gedaan.” Hoe onzeker de profeet ook over zijn eigen vermogen was, hij had geen twijfels over de macht van God. Dit is een enkele, duidelijke, stoutmoedige en assertieve verklaring zonder een spoortje aarzeling. Het is een aanmoediging voor de Persoon die geen aanmoediging nodig had, maar die er zeker door ontroerd moet zijn geweest. “Zie, o Heer, Gij kunt dat doen.”’ (‘Rending the Veil of Unbelief’, Nurturing Faith through the Book of Mormon: The 24th Annual Sidney B. Sperry Symposium [1995], p. 12.)

Ether 3:15. ‘Nooit heb Ik Mijzelf getoond aan de mens’

  • Ouderling Jeffrey R. Holland heeft zes mogelijke verklaringen gegeven voor de uitspraak van Jezus dat Hij Zichzelf nooit aan de mens had getoond voordat Hij Zich aan de broeder van Jared toonde:

    ‘Het is mogelijk dat het een opmerking is geweest in de context van één bedeling, die als zodanig alleen op het Jareditische volk en de Jareditische profeten van toepassing was — dat Jehova Zich nooit aan een van hun zieners en openbaarders had laten zien. (…)

    ‘Een andere mogelijkheid is dat het woord “mens” de sleutel tot deze passage is, dat de Heer Zich nooit aan een onheilig, ongelovig, aards en natuurlijk mens had laten zien. Dat impliceert dat alleen zij die de natuurlijke mens hebben afgelegd [en zijn] geheiligd (zoals Adam, Henoch en nu de broeder van Jared) — aanspraak maken op dat voorrecht [zie LV 67:10–11].

    ‘Sommige mensen geloven dat de Heer bedoelde dat Hij Zich nog nooit in die mate aan de mens had laten zien. Die opvatting gaat ervan uit dat goddelijke verschijningen aan eerdere profeten niet dezelfde “volheid” hadden, dat de sluier niet eerder zodanig was opgelicht dat de aard en het wezen van Christus zo volledig werden onthuld.

    Afbeelding
    De Heer toont Zichzelf aan de broeder van Jared

    Robert Barrett, © 1986 IRI

    ‘Nog een mogelijkheid is dat dit de eerste keer was dat Jehova verscheen en Zichzelf aanduidde als Jezus Christus, de Zoon van God. De passage kan dan worden opgevat als: “Nooit heb Ik Mijzelf [als Jezus Christus] getoond aan de mens die Ik heb geschapen.” Die mogelijkheid wordt bekrachtigd door de latere opmerking van Moroni op de volgende manier te lezen: “Omdat hij die volmaakte kennis van God bezat, kon het hem niet worden belet binnen de sluier te komen; daarom zag hij Jezus.”

    ‘Nog een andere uitleg van deze tekst is dat het geloof van de broeder van Jared zo groot was dat hij niet alleen de geestelijke vinger, en het lichaam, van de voorsterfelijke Jezus zag (die waarschijnlijk vele andere profeten ook hebben gezien), maar ook een meer onthullend aspect van het lichaam van vlees, bloed en beenderen van Christus. (…)

    ‘De laatste uitleg — die in de context van het grote geloof van de broeder van Jared het meest overtuigend is — is dat Christus in feite tegen de broeder van Jared zei: “Nooit heb Ik Mijzelf getoond aan de mens op deze manier, zonder mijn wilsbesluit, uitsluitend door het geloof van de aanschouwer.” In de regel worden de profeten uitgenodigd om in de tegenwoordigheid van de Heer te komen, door Hem en alleen met zijn goedkeuring. Het lijkt er echter op dat de broeder van Jared zichzelf door de sluier heeft gewerkt, niet zozeer als een onwelkome gast, maar misschien wel als een onuitgenodigde. Jehova zei: “Er is nog nooit een mens voor Mij gekomen met zo een buitengewoon groot geloof als gij hebt; want als dat niet zo was, hadt gij mijn vinger niet kunnen zien. (…) Nooit heeft de mens in Mij geloofd zoals gij.” Kennelijk legde de Heer het verband tussen zijn ongekende geloof en dit ongekende visioen. Als het visioen zelf niet uniek was, dan moet het wel het geloof zijn geweest en de manier waarop het visioen tot stand kwam. De enige manier waarop dat geloof zo opmerkelijk kon zijn, was de mogelijkheid dat het bood om de profeet, onuitgenodigd, ergens te brengen waar anderen zonder Gods uitnodiging niet konden komen.’ (Christ and the New Covenant, pp. 21–23.)

Ether 3:23–24, 28. Twee stenen van koning Mosiah

  • De profeet Joseph Smith gebruikte dezelfde Urim en Tummim die ‘aan de broeder van Jared werden gegeven op de berg, toen hij van aangezicht tot aangezicht met de Heer sprak’ (zie LV 17:1). President Joseph Fielding Smith heeft een beknopte geschiedenis aangaande de Urim en Tummim geschreven:

    ‘Koning Mosiah bezat “twee stenen die in de twee randen van een boog waren vastgezet”, door de Nephieten uitleggers genoemd, waarmee hij het verslag van de Jaredieten vertaalde [Mosiah 28:11–14]. Die voorwerpen zijn van generatie op generatie doorgegeven voor het uitleggen van talen. Over hoe Mosiah die twee stenen of Urim en Tummim had verkregen, vermeldt het verslag alleen dat ze een “gave van God” waren [Mosiah 21:28]. Mosiah had deze gave of Urim en Tummim al voordat het volk van Limhi het verslag van Ether had gevonden. Mogelijk heeft Mosiah die verkregen toen hem de “grote steen” met graveersels erop werd gebracht, welke hij vertaalde door de “gave en macht Gods” [Omni 1:20–21]. Hij, of een andere profeet vóór hem, kan ze ook net als de broeder van Jared ontvangen hebben — van de Heer zelf.

    ‘Dat de Urim en Tummim, of de twee stenen, die de broeder van Jared ontving, dezelfde waren als die Mosiah bezat, blijkt uit de leringen in het Boek van Mormon. De broeder van Jared werd geboden de dingen die hij in het visioen had gezien op te schrijven en te verzegelen toen Christus aan Hem verscheen, opdat zijn volk ze niet zou kunnen lezen. (…) De Urim en Tummim werden eveneens verzegeld met het doel ze pas als uitleggers voor die heilige verslagen van zijn visioen te gebruiken als de Heer die tijd gekomen achtte. Ten tijde van hun onthulling zouden ze met behulp van dezelfde Urim en Tummim vertaald worden [Ether 3:21–28]. (…)

    ‘Joseph Smith ontving de Urim en Tummim, met de borstplaat en de platen van het Boek van Mormon, die door Moroni verborgen waren en in de laatste dagen tevoorschijn zouden komen als middel om de oude kronieken te vertalen — dezelfde Urim en Tummim die de broeder van Jared had ontvangen [zie LV 17:1].’ (Doctrines of Salvation, deel 3, pp. 223–225.)

Ether 3:25; 4:1–7. Het verzegelde gedeelte van het Boek van Mormon

  • Moroni schreef dat de broeder van Jared (Moriancumer) in zijn visioen alle bewoners der aarde vanaf het begin tot het einde had gezien (zie Ether 3:25; zie ook Ether 2:13). Dat visioen onthult ‘alle dingen, sedert de grondlegging der wereld tot aan haar eind’ (2 Nephi 27:10). Moroni verklaarde dat er ‘nog nooit grotere dingen geopenbaard’ waren dan wat de broeder van Jared zag (Ether 4:4). Wij weten dat Moroni een exemplaar van dat visioen verzegelde met de platen die hij aan Joseph Smith overhandigde (zie Ether 4:5; 5:1). Moroni vertelde ons voorts over de omstandigheden die volgens de Heer moeten heersen voordat dit verzegelde gedeelte tevoorschijn zal komen. De Schriften geven aan dat wij ons moeten bekeren, net als de broeder van Jared geloof in de Heer moeten oefenen, en geheiligd moeten worden (zie Ether 4:6–7).

Ether 5. Aanwijzingen aan de profeet Joseph Smith

  • Moroni droeg ‘de sleutels van de kroniek van het hout van Efraïm’ (LV 27:5). In Ether 5 richt Moroni zich tot de toekomstige vertaler van het Boek van Mormon, ook al zou het nog bijna veertien eeuwen duren voordat de profeet Joseph Smith zijn woorden las.

Ether 5. Het getuigenis van de getuigen

  • In Ether 5:2 staat dat er mensen zijn aan wie Joseph Smith de platen mag tonen, in het bijzonder de acht getuigen. In vss. 3–4 staat dat er ‘drie’ zullen zijn die de platen ‘door de macht Gods’ zouden zien — een specifieke verwijzing naar de drie getuigen van het Boek van Mormon. In vers 4 staat ook dat het woord ‘als een getuigenis’ zal staan, wat aangeeft dat het Boek van Mormon zelf een getuige is. Datzelfde vers vermeldt ook dat de leden van de Godheid getuigenis geven van het Boek van Mormon.

    Ether 5:2–4 verwijst specifiek naar de drie getuigen van het Boek van Mormon. In juni 1829 ontving de profeet Joseph Smith een openbaring ‘dat er drie bijzondere getuigen zouden worden aangewezen. (Zie Ether 5:2–4; zie ook 2 Nephi 11:3 en 27:12.) Oliver Cowdery, David Whitmer en Martin Harris werden door een geïnspireerd verlangen ertoe bewogen de drie bijzondere getuigen te willen zijn’ (inleiding van LV 17). Het getuigenis van de drie getuigen staat op de inleidende pagina’s van het Boek van Mormon. Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over die drie getuigen gezegd:

    ‘Aan het plechtige, schriftelijke getuigenis van drie getuigen van wat zij zagen en hoorden — twee van hen tegelijkertijd en de derde vrijwel onmiddellijk daarna — behoren wij veel belang te hechten. Wij weten inderdaad dat op de verklaring van één getuige op grote wonderen aanspraak is gemaakt door veel gelovige mensen en dat in de seculiere wereld de verklaring van één getuige voldoende is gebleken om zware straffen op te leggen en oordelen te vellen.

    ‘Mensen die ervaren zijn in het evalueren van een getuigenis overwegen gewoonlijk in hoeverre een getuige iets heeft zien gebeuren en of hij bevooroordeeld is. Als verschillende getuigen een identiek verslag geven van dezelfde gebeurtenis, zoeken sceptici bewijzen van een samenzwering of andere getuigen die hen kunnen tegenspreken.

    Al die mogelijke bedenkingen in aanmerking genomen, staat het getuigenis van de drie getuigen als een huis. Alle drie hadden zij talloze redenen en gelegenheden om hun getuigenis te herroepen als dat vals was geweest, of om van mening te verschillen over details als die niet accuraat waren. Zoals bekend is, zijn alle drie getuigen, wegens onenigheid of jaloezie waarbij andere kerkleiders betrokken waren, geëxcommuniceerd van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen binnen ongeveer acht jaar na de publicatie van hun getuigenis. Alle drie gingen zij hun eigen weg, zonder belang bij enige samenspanning. Maar tot het einde van hun leven — van twaalf tot vijftig jaar na hun excommunicatie — heeft geen van deze getuigen zijn gepubliceerde getuigenis herzien of ook maar iets gezegd dat enige twijfel oproept over de waarheidsgetrouwheid ervan.

    ‘Bovendien is hun getuigenis nooit tegengesproken door andere getuigen. Men kan het verwerpen, maar hoe verklaart men dat drie mannen met een goede reputatie tot het einde van hun leven eendrachtig bij dat gepubliceerde getuigenis blijven terwijl ze uitgelachen werden en op andere manieren gedupeerd raakten? Net als voor het Boek van Mormon zelf is er geen betere verklaring voor dan in het getuigenis gegeven wordt, de plechtige verklaring van goede, eerlijke mannen die vertellen wat ze gezien hebben. (…)

    ‘(…) Getuigen zijn belangrijk, en het getuigenis van de drie getuigen van het Boek van Mormon is indrukwekkend en betrouwbaar.’ (Zie De Ster, juli 1999, pp. 41–44.)

Stof tot nadenken

  • Waarom denkt u dat Mormon de samenvatting van Ether in het Boek van Mormon heeft opgenomen zodat wij die kunnen lezen?

  • Hoewel de broeder van Jared bekend stond en staat om zijn getrouwheid, waarom werd hij dan toch door de Heer gekastijd? Hoe kunnen wij dat op ons dagelijks leven toepassen?

  • Welke lessen leerde de broeder van Jared over wat de Heer van ons verwacht als wij Hem iets vragen?

  • Hoe kan het getuigenis van de drie getuigen van het Boek van Mormon uw eigen getuigenis sterker maken?

Voorgestelde opdrachten

  • Denk aan een probleem waarmee u momenteel worstelt. Pas in uw situatie hetzelfde patroon en dezelfde beginselen toe waarmee de broeder van Jared zijn dilemma oploste. Hoe gaat u die beginselen toepassen om uw probleem op te lossen?

  • Denk na over de kracht van uw gebeden door uzelf een cijfer te geven op basis van de volgende vragen. (Let op: Deze schaal is persoonlijk; ga er vertrouwelijk mee om.)

    Hoe zijn uw gebeden?

    Geef uzelf een cijfer op een schaal van 1 (laagste) tot 10 (hoogste) wat uw persoonlijke gebeden betreft:

    Zijn ze oprecht genoeg?

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

    Zijn ze lang genoeg?

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

    Zijn ze regelmatig genoeg?

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

    Gaan ze gepaard met gehoorzaamheid?

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

    Luister ik naar antwoorden nadat ik heb gesproken?

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

    Communiceer ik met de Heer en praat ik niet alleen maar tegen Hem?

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10