Instituut
Hoofdstuk 29: Alma 30–31


Hoofdstuk 29

Alma 30–31

Inleiding

Alma 30–31 maakt duidelijk welke mensen en ideeën tegen Jezus Christus gekant zijn. President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd:

‘Het Boek van Mormon brengt de mens op twee manieren tot Christus. Ten eerste vertelt het op een eenvoudige manier over Christus en zijn evangelie. (…)

‘Ten tweede ontmaskert het Boek van Mormon de vijanden van Christus. Het beschaamt valse leerstellingen en legt twisten bij. (Zie 2 Nephi 3:12.) Het versterkt de nederige volgelingen van Christus tegen de kwade plannen, methoden en leerstellingen van de duivel in onze tijd. De afvalligen in het Boek van Mormon zijn te vergelijken met die van tegenwoordig. Met zijn oneindige voorkennis heeft God het Boek van Mormon zo samengesteld dat wij kunnen herkennen en weten hoe we de valse educatieve, politieke, religieuze en filosofische denkbeelden van onze tijd kunnen bestrijden.’ (Ensign, mei 1975, p. 64.)

Als u bestudeert hoe Korihor het geloof van de Nephieten wilde ondermijnen, herkent u diezelfde destructieve argumenten in deze tijd. Door Alma’s reactie op Korihor te bestuderen, kunt u zichzelf en anderen beter beschermen tegen mensen die uw geloof willen vernietigen.

Toelichting

Alma 30. Hedendaagse Korihors

  • Ouderling Gerald N. Lund, voormalig lid van de Zeventig, heeft uitgelegd dat er veel hedendaagse Korihors zijn:

    ‘De wereld is tegenwoordig vol van denkbeelden zoals Korihor die propageerde. We lezen ze in boeken, zien ze volop in films en op televisie, en horen ze op school en soms zelfs in de hedendaagse kerken verkondigd worden. (…)

    ‘(…) We zien duidelijke bewijzen waarom Mormon werd geïnspireerd om volledig verslag te doen van Korihor en zijn leringen. Korihors leringen zijn weliswaar oud, maar tegelijkertijd net zo modern als de hedendaagse drukpersen en satellietschotels.’ (‘Countering Korihor’s Philosophy’, Ensign, juli 1992, p. 20.)

Alma 30:6. Antichristen

  • In de Gids bij de Schriften wordt antichrist omschreven als ‘iemand die, of iets wat, het ware heilsplan vervalst en openlijk of heimelijk Christus bestrijdt. De grote antichrist is Lucifer, maar hij heeft vele helpers, zowel geestelijke als sterfelijke wezens.’ (‘Antichrist’, p. 12.)

    Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Een antichrist is een tegenstrever van Christus; hij is iemand die zich tegen het ware evangelie, de ware kerk en het ware heilsplan keert. (1 Johannes 2:19; 4:4–6.) Hij is iemand die de mens heil aanbiedt op andere voorwaarden dan die Christus heeft vastgesteld. Sherem (Jakob 7:1–23), Nehor (Alma 1:2–16) en Korihor (Alma 30:6–60) waren antichristen die hun misleidende leer onder de Nephieten verspreidden.’ (Mormon Doctrine, 2de editie [1966], pp. 39–40.)

Alma 30:7, 11. ‘Geen wet tegen iemands geloof’

  • Als er ‘geen wet tegen iemands geloof’ was, waarom werd Korihor dan opgepakt? Koning Mosiah had een oproep laten uitgaan dat volgens de Nephitische wet ‘geen enkele ongelovige een ander mocht vervolgen die tot de kerk van God behoorde’ (Mosiah 27:2).

    Korihor mocht dus geloven wat hij wilde, maar hij mocht volgens de oproep van koning Mosiah niet proberen de kerk te vernietigen. Het is opmerkelijk dat velen in Zarahemla Korihor en zijn leringen aanhingen, terwijl het volk van Ammon, dat bijna hun hele leven volgens leringen als die van Korihor had geleefd, ‘hem uit het land liet zetten’ (Alma 30:21; zie ook vss. 18–20). Zij zagen het gevaar van Korihors leer in.

Alma 30:12–18. Strategieën van Korihor

  • Afbeelding
    Korihor

    Scott Snow, © 1982 IRI

    Een evangeliekenner heeft uitgelegd hoezeer de denkbeelden van Korihor overeenkomen met veel denkbeelden van tegenwoordig: ‘Korihor stond erop alle problemen op een zuiver rationele en wetenschappelijke manier te benaderen. Al het andere deed hij af als “de uitwerking van een uitzinnige geest” (Alma 30:13–16). Hij ageerde tegen het juk van oude tradities en primitief bijgeloof, die de mensen voerden tot een geloof in dingen die gewoonweg “niet waar zijn” (Alma 30:16). Hij riep het volk op om zich van “de dwaze overleveringen van hun vaderen” te bevrijden (Alma 30:31). Hij riep op tot een nieuwe zedenleer en de verwerping van oude remmingen (Alma 30:17–18, 25). Hij riep op tot economische bevrijding van priesterlijke uitbuiting (Alma 30:27) en eiste voor iedereen het recht “om gebruik te maken van hetgeen hun eigendom is” (Alma 30:28). Hij predikte een naturalisme zonder enige opsmuk door te beweren dat “wanneer een mens dood is, dat het einde ervan was” (Alma 30:18), en wat daarmee gepaard gaat — zuiver materialisme: “dat het ieder mens in dit leven verging naargelang de beheersing van het schepsel” (Alma 30:17). Daaruit volgde een duidelijke filosofie van ieder maar laten begaan en “dat het daarom ieder mens wel ging naargelang zijn vaardigheid, en dat ieder mens overwon naargelang zijn capaciteit; en dat wat een mens ook deed, het geen misdaad was” (Alma 30:17). Het overleven van de sterkste werd toegepast op het menselijk gedrag. De opheffing van oude zedelijke beperkingen was voor velen goed nieuws dat hen ertoe bracht “hun hoofd in hun goddeloosheid op te richten, ja, en vele (…) hoererij[en] te bedrijven” (Alma 30:18). Behalve deze neiging om zijn zogenaamde bevrijding te prediken, leed Korihor aan een immense onverdraagzaamheid jegens alle oppositie, hetgeen ook zeer kenmerkend is voor de mensen in onze tijd die er dezelfde ideeën op nahouden. Hij noemde alle vormen van oppositie “dwaasheden” (Alma 30:13–14), “dwaze overleveringen” (Alma 30:31) en het bewijs “van een uitzinnige geest” die in verwarring is (Alma 30:16). En terwijl Alma een vrije maatschappij voor ogen had waarin iedereen kon denken en zeggen wat hij wilde (Alma 30:7–12), was voor Korihor de enige vrije maatschappij er een waarin iedereen precies zo dacht als hij (Alma 30:24).’ (Hugh W. Nibley, Since Cumorah, 2de editie [1988], pp. 379–380.)

Alma 30:15–16. De valse leer van Korihor

  • Korihor leerde: ‘Gij kunt niet iets weten wat gij niet ziet.’ Daarmee geeft hij blijk van de filosofie dat we alle ideeën en kennis alleen proefondervindelijk met onze zintuigen kunnen opdoen en verifiëren, ofwel door te zien, ruiken, voelen, horen of proeven. Aangezien we geestelijke ervaringen met betrekking tot openbaringen van God zelden met onze zintuigen zien, ruiken, voelen, horen of proeven, schuiven aanhangers van Korihors opvattingen ze als onzin terzijde.

    President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft een ervaring beschreven die aantoont dat geestelijke zaken doorgaans niet met onze vijf zintuigen zijn waar te nemen:

    ‘Ik wil u over een indrukwekkende ervaring vertellen die ik had voordat ik algemeen autoriteit was. Ik zat in een vliegtuig naast een atheïst die zo nadrukkelijk bleef volhouden dat God niet bestond, dat ik mijn getuigenis gaf. “U ziet het verkeerd”, zei ik. “Er is wel een God. Ik weet dat Hij leeft!”

    ‘Hij protesteerde: “Dat weet u niet. Niemand weet dat! Dat kunt u niet weten!” Toen ik niet wilde opgeven, stelde de atheïst, die jurist was, wellicht de belangrijkste vraag wat betreft een getuigenis. “Goed dan,” zei hij spottend en laatdunkend, “u zegt dat u het weet. Vertel me dan maar hoe u dat weet.”

    ‘Toen ik antwoord probeerde te geven, stond ik ondanks mijn universitaire graden met een mond vol tanden.

    ‘Soms schaamt u zich als jonge zendeling als cynici en sceptici u met minachting behandelen omdat u niet op alles direct een antwoord hebt. Onder dergelijke spot keren sommigen zich vol schaamte af. (Denk maar aan de roede van ijzer, het ruime gebouw en de spotternij. Zie 1 Nephi 8:28.)

    ‘Toen ik woorden als Geest en getuigenis gebruikte, antwoordde de atheïst: “Ik weet niet waar u het over hebt.” De woorden gebed, onderscheidingsvermogen en geloof zeiden hem ook helemaal niets. Hij zei: “Ziet u wel, u weet het niet echt. Als u het echt wist, zou u me kunnen vertellen hoe u het wist.”

    ‘Ik had het gevoel dat het misschien niet verstandig was geweest om mijn getuigenis te geven, en ik wist me even geen raad. En toen gebeurde het! Ik moest ergens aan denken. En ik citeer nu een uitspraak van de profeet Joseph Smith: “We kunnen er baat bij hebben de eerste aanduiding van de geest van openbaring op te merken, bijvoorbeeld als we zuivere intelligentie in ons voelen stromen. Dan kunnen we plotselinge invallen krijgen (…), en door de Geest van God te onderkennen en te begrijpen, groeien we in het beginsel openbaring, totdat we volmaakt worden in Christus Jezus.” (Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith, Salt Lake City: Deseret Book Co., 1977, p. 151.)

    ‘Ik kreeg toen zo’n inval en zei tegen de atheïst: “Mag ik u vragen of u weet hoe zout smaakt?”

    ‘“Natuurlijk weet ik dat”, antwoordde hij.

    ‘“Wanneer hebt u voor het laatst zout geproefd?”

    ‘“Ik heb net in het vliegtuig gegeten.”

    ‘“U denkt alleen maar dat u weet hoe zout smaakt”, zei ik.

    ‘Hij zei beslist: “Ik weet heel goed hoe zout smaakt.”

    ‘“Als ik u een kopje zout en een kopje suiker gaf en u beide laat proeven, kunt u dan onderscheid maken tussen het zout en de suiker?”

    ‘“Dat is een stompzinnige vraag”, antwoordde hij. “Natuurlijk proef ik het verschil. Ik weet hoe zout smaakt. Dat is een alledaags kwestie — ik weet dat heel goed.”

    ‘Ik zei: “Als we ervan uitgaan dat ik nog nooit zout heb geproefd, kunt u mij dan uitleggen hoe het smaakt?”

    ‘Na even te hebben nagedacht, zei hij: “Nou, het is niet zoet en het is niet zuur.”

    ‘“Nu vertelt u me wat het niet is, in plaats van wat het wel is.”

    ‘Na verscheidene pogingen lukte het hem uiteraard niet. Met alleen woorden kon hij niet uitleggen hoe zout smaakt. Ik gaf opnieuw mijn getuigenis en zei: “Ik weet dat God bestaat. U hebt mijn getuigenis belachelijk gemaakt en gezegd dat als ik het echt wist, ik u zou kunnen uitleggen hoe ik dat wist. Beste vriend, in geestelijk opzicht heb ik zout geproefd. En ik kan evenmin aan u in woorden uitleggen hoe ik dat weet, als u aan mij kunt uitleggen hoe zout smaakt. Maar ik zeg opnieuw tegen u dat er een God is! Hij leeft! En omdat u dat niet weet, hoeft u mij niet te vertellen dat ik het ook niet weet. Want ik weet het wel!”

    ‘Toen we afscheid van elkaar hadden genomen, hoorde ik hem nog mompelen: “Ik heb als toeverlaat uw godsdienst niet nodig! Ik heb die niet nodig.”

    ‘Vanaf dat moment heb ik me er nooit meer voor geschaamd dat ik niet alleen met woorden kan uitleggen wat ik op geestelijk gebied weet.’ (‘The Candle of the Lord’, Ensign, januari 1983, pp. 51–52.)

Alma 30:17. Korihor predikte dat ‘wat een mens ook deed’, het geen zonde was

  • Wat sommige mensen in de wereld ook geloven, het evangelie leert ons dat er niet zoiets als een relatief waardensysteem is. In sommige culturen wordt een dergelijke waardenvrije benadering van het leven als normaal of zelfs als ideaal gezien, waarbij subtiele vormen van oneerlijkheid in bestuurlijke, zakelijke en persoonlijke betrekkingen de norm zijn. Het Boek van Mormon leert ons echter dat goed en kwaad bestaan, en geeft ons de sleutel waarmee we kunnen oordelen (zie Moroni 7:16–17 ).

  • Korihors opvatting dat het iemand wel ging ‘naargelang zijn vaardigheid, en dat ieder mens overwon naargelang zijn capaciteit’, sluit de behoefte aan God in ons leven uit. Zijn filosofie dat ‘wat een mens ook deed, het geen misdaad was’, zorgt voor een egocentrisch en relatief waardensysteem bij de mens.

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de zelfzucht in Korihors leringen aan de kaak gesteld:

    ‘Sommige zelfzuchtigen menen ten onrechte dat er geen goddelijke wet bestaat, en dat er dus ook geen zonde bestaat (zie 2 Nephi 2:13). Zo wordt de op de situatie toegesneden ethiek op maat gemaakt voor de zelfzuchtigen. Wat iemands zelfverwezenlijking betreft, kan hij overwinnen naargelang zijn capaciteit en kracht, omdat er in feite toch geen misdaad bestaat (zie Alma 30:17).

    ‘Het zal u dan ook niet verbazen dat zelfzucht leidt tot verschrikkelijke blunders qua inzicht en gedrag. Kaïn bijvoorbeeld, die verdorven was door zijn streven naar macht, zei na de moord op Abel: “Ik ben vrij” (Mozes 5:33; zie ook Mozes 6:15).

    ‘Een van de ergste gevolgen van extreme zelfzucht is dan ook het fundamentele verlies van het vermogen om iets in de juiste proporties te zien — zoals muggen uitziften maar kamelen doorzwelgen (zie Matteüs 23:24; zie ook de Bijbelvertaling van Joseph Smith). Er zijn tegenwoordig bijvoorbeeld mensen die diverse muggen ziften, maar abortus om de geboorte van een meerling tot één baby te beperken slikken. Het is dan ook geen wonder dat zelfzucht een linzengerecht opblaast tot een banket en dertig zilverlingen doet voorkomen als een kostbare schat.’ (Zie De Ster, juli 1999, p. 27.)

Alma 30:20–23. De leringen van kerkleiders

  • De hogepriester Giddonah confronteerde Korihor en vroeg hem waarom hij zich uitsprak tegen de profeten en tegen het bestaan van Jezus Christus. Korihor ontweek de vraag en voerde een verbale aanval uit op de gelovigen en hun leiders. Hij wilde het belachelijk doen voorkomen dat mensen hun kerkleiders volgen. President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft het tegendeel naar voren gebracht:

    ‘Korihor argumenteerde, zoals men vanaf het begin der tijden ten onrechte heeft geargumenteerd, dat aanvaarding van de raad van Gods dienstknechten gelijk staat aan inperking van onze zelfstandigheid, een van God verkregen recht. Het is evenwel een ongeldig argument, omdat het de werkelijkheid verkeerd weergeeft. Als we Gods invloed op ons leven afwijzen, wil dat niet zeggen dat daarmee onze zelfstandigheid gewaarborgd is. We kiezen dan voor een ander soort invloed. We verwerpen de bescherming van een volmaakt liefdevolle, almachtige, alwetende Vader in de hemel, die ons, samen met zijn geliefde Zoon, het eeuwige leven wil geven, die ons alles wil geven wat Hij heeft, die ons in gezinsverband thuis wil brengen, in zijn liefdevolle armen. Als wij zijn raad in de wind slaan, kiezen we voor de invloed van een andere macht, die onze ellende tot doel heeft en haat tot motief heeft verkozen. We hebben van God morele keuzevrijheid gekregen. In plaats van dat te zien als het recht op een leven dat vrij is van invloeden, gaat het veeleer om het onvervreemdbaar recht om te kiezen aan welke van beide machten we ons willen onderwerpen.

    ‘Een andere misvatting is te denken dat de keuze om de raad van profeten wel of niet op te volgen, eenvoudigweg betekent: naar goede raad luisteren en daar baat bij hebben, of dat niet doen en alles bij het oude laten. Maar de keuze om de raad van profeten naast ons neer te leggen, verandert onze positie. Die positie wordt gevaarlijker. Want als we de raad van de profeten nu niet opvolgen, wordt het steeds moeilijker om die later wel aan te nemen. Het beste moment om Noach met de bouw van de ark te helpen, was de eerste keer dat hij het vroeg. Elke keer dat hij het daarna vroeg, zou weigering de invloed van de Geest verminderd hebben. En dus zou elk volgend verzoek dwazer lijken, totdat het begon te regenen. En dan was het te laat.’ (Zie De Ster, juli 1997, p. 24.)

    Afbeelding
    Gezin bekijkt platen van Joseph Smith en president Hinckley

    © 2000 Steve Bunderson

Alma 30:25. Antichristen gebruiken vaak halve waarheden

  • Een veelvoorkomende tactiek waarmee mensen het geloof van anderen proberen te ondermijnen, is het zogeheten ‘stromanargument’. Daarbij schetst men een vals beeld — een stroman — van de waarheid en valt men dat valse beeld aan om anderen te overtuigen dat het ware beeld vals is. Een simpel voorbeeld hiervan is een kind dat zijn ouders, die hem pas laten spelen als hij klaar is met zijn huiswerk, verwijt dat ze hem geen plezier gunnen. Die redenering klopt niet, maar wordt vaak gebruikt om anderen te misleiden.

    Soms beweren anderen dat heiligen der laatste dagen iets geloven wat ze niet geloven. Zij beweren dat het valse geloof onwaar is en tonen vervolgens aan dat het onwaar is. Dat heeft niets te maken met wat we werkelijk geloven, maar is een poging om onze ‘dwaling’ aan te tonen. Korihor deed dat ook bij Giddonah: ‘Dat argument wordt een stroman genoemd. Hij schreef Giddonah namelijk iets toe wat Giddonah niet geloofde — het idee dat kinderen schuldig zijn vanwege Adams overtreding. Korihor wist dat hij de waarheid niet met succes op eerlijke wijze kon aanvechten, dus schoof hij Giddonah valse leer in de schoenen, een stroman waarop hij zich verbaal kon botvieren.’ (Joseph Fielding McConkie en Robert L. Millet, Sustaining and Defending the Faith [1985], p. 90.)

Alma 30:29. Woordenstrijd en ruzie vermijden

  • De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft ons geleerd dat we ruzie moeten vermijden: ‘Laten de ouderlingen uitermate voorzichtig zijn en de gevoelens van mensen niet onnodig verstoren en ophitsen. Bedenk dat u geroepen bent om het evangelie in nederigheid en zachtmoedigheid te prediken, en zondaars tot bekering te roepen en tot Christus te laten komen. Vermijd ruzies en nutteloze woordenwisselingen met verdorven lieden, die de waarheid niet willen leren kennen. Bedenk: “Dit is een dag van waarschuwing en niet een dag van veel woorden.” Als zij uw getuigenis in de ene plaats niet aannemen, ga dan naar een andere, zonder verdere argumenten of bittere woorden. Als u uw plicht vervult, zal het u net zo goed vergaan als wanneer alle mensen het evangelie zouden aannemen.’ (History of the Church, deel 1, p. 468.)

Alma 30:39. De kracht van ons getuigenis

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd hoe we altijd op een antichrist kunnen reageren:

    ‘Korihor dreef de spot met de “dwaze overleveringen” van het geloof in een Christus die zou komen.

    ‘Korihors argumenten klinken de hedendaagse lezer bekend in de oren, maar Alma hanteerde een tijdloos en in ultieme zin onbetwistbaar wapen als reactie — de kracht van zijn getuigenis. Alma was ontstemd dat Korihor en de zijnen eigenlijk tegen geluk gekant waren, en vroeg: “Waarom leert gij dit volk dat er geen Christus zal zijn, waarmee gij hun vreugde verstoort?” [Alma 30:22] “Ik weet dat er een God is.”’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 121.)

Alma 30:40. ‘Welk bewijs hebt gij dat er geen God is’

  • Ouderling Gerald N. Lund heeft gezegd dat we onmogelijk kunnen bewijzen dat er geen God is:

    ‘Korihor ontkent desgevraagd in alle toonaarden dat hij gelooft dat er een God is. Alma vraagt hem vervolgens: “Welk bewijs hebt gij dat er geen God is, of dat Christus niet komt? Ik zeg u dat gij er geen hebt, dan alleen uw woord.” (Alma 30:40.)

    ‘Dat is een geïnspireerd inzicht van Alma’s zijde. Korihor is niet consequent met zijn eigen logica. Als we werkelijk alleen iets kunnen weten waarvoor we empirisch bewijs hebben, kunnen we niet prediken dat er geen God is, tenzij we die opvatting met bewijs staven. En Korihor heeft geen bewijs.

    ‘Korihor neemt alleen zintuiglijk waarneembaar bewijs in overweging. In een dergelijk systeem is het bestaan van een God veel makkelijker te bewijzen dan dat er geen God is. Om te bewijzen dat er een God is, hoeft maar één persoon God te zien of te horen of op andere wijze met Hem in aanraking te komen. Daarna valt het bestaan van God niet meer te weerleggen. Maar let op wat er bij komt kijken om te bewijzen dat er geen God is: aangezien God niet aan deze aarde is gebonden, moeten we Hem in het hele universum gaan zoeken. We nemen aan dat God Zich kan verplaatsen, dus we kunnen niet volstaan door het universum vanaf punt A tot aan punt Z te doorzoeken. Stel dat God Zich naar punt A begeeft nadat we zijn vertrokken en daar de rest van onze zoektocht blijft?

    ‘Met andere woorden, Korihor zegt wel dat er geen God is, maar op basis van de criteria die hij zelf heeft vastgesteld, zou hij elke vierkante meter van het universum tegelijkertijd moeten waarnemen. Dat levert een paradox op: als Korihor wil bewijzen dat er geen God is, moet hij zelf een god zijn! Zijn verklaring dat er geen God is, is dus op “geloof” gebaseerd, juist datgene waarom hij de religieuze leiders zo laatdunkend bespot!’ (‘Countering Korihor’s Philosophy’, Ensign, juli 1992, p. 21.)

Alma 30:41. ‘Ik heb alle dingen als getuigenis dat die dingen waar zijn’

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft over de macht van Gods scheppingen om ons getuigenis te versterken gezegd:

    ‘Kan iemand die ’s nachts onder de sterrenhemel wandelt, kan iemand die de adem van de lente op het land ziet, twijfelen aan de hand van God in de schepping? Als men de schoonheid van de aarde gadeslaat, is men geneigd om net als de psalmist uit te roepen: “De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; De dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht.” (Palmen 19:1–2.)

    ‘In al het mooie van de aarde zijn de vingerafdrukken van de Meesterschepper zichtbaar.’ (Ensign, mei 1978, p. 59.)

Alma 30:48. Mensen die vragen om een teken

  • De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Als u een man ziet die om een teken vraagt, weet dan dat hij een overspelige is.’ (History of the Church, deel 3, p. 385.)

    De profeet merkte later op: ‘Toen ik in Philadelphia aan het prediken was, vroeg een Quaker om een teken. Ik legde hem het zwijgen op. Na de toespraak vroeg hij opnieuw om een teken. Ik vertelde de aanwezigen dat de man een overspelige was; dat een boos en overspelig geslacht een teken verlangt; en dat de Heer mij in een openbaring had laten weten dat ieder mens die een teken verlangt een overspelige is. “Dat is waar,” riep iemand, “want ik heb hem op heterdaad betrapt”, wat de man nadien toegaf toen hij zich liet dopen.’ (History of the Church, deel 5, p. 268.)

  • President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft over de gevaren om met wonderen ons geloof te voeden gezegd: ‘Toon me heiligen der laatste dagen die wonderen, tekenen en visioenen nodig hebben om de kerk trouw te blijven, dan toon ik u leden van de kerk die voor God niet welgevallig zijn en zich op glad ijs bevinden.’ (Gospel Doctrine, 5de editie [1939], p. 7.)

Alma 30:52. Leugens en liegen

  • Robert J. Matthews, voormalig godsdienstdecaan aan de BYU, heeft het kwaad van liegen nader toegelicht: ‘De ernst van liegen wordt niet alleen afgemeten aan de schade en de pijn die een ander zijn berokkend. Liegen heeft ook kwalijke gevolgen voor de overtreder zelf. De leugenaar verliest er zijn zelfrespect door en levert zijn vermogen om waarheid van dwaling te onderscheiden in. Als een leugen maar vaak genoeg verteld wordt, kan zelfs de moedwillige verspreider ervan er zelf in gaan geloven. Dat was ook het geval met de antichrist Korihor in het Boek van Mormon (zie Alma 30:52–53).’ (Zie ‘Gij zult geen valse getuigenis spreken’, De Ster, november 1998, p. 20.)

  • De profeet Joseph Smith heeft over de tragedie van mensen als Korihor gezegd: ‘Niets brengt de mensenkinderen meer schade toe dan onder de invloed te zijn van een valse geest die zij voor de Geest Gods houden.’ (History of the Church, deel 4, p. 573.)

Alma 30:53. De misleiding van de duivel en het zinnelijk gemoed

  • Iemand met een zinnelijk gemoed is vleselijk gezind en richt zich op lichamelijke genoegens in plaats van op de dingen van de Geest. Mensen met een zinnelijk gemoed staan ver van de dingen van de Geest af. Volgens ouderling Neal A. Maxwell zijn zij ‘“gevoelloos” geworden, verdoofd doordat zij het zinnelijk gemoed gestreeld hebben’. (Zie De Ster, juli 1999, p. 28.)

Alma 31:3, 8–29. De valse geloofsleer van de Zoramieten

  • Ook al brachten de Zoramieten Korihor om het leven, ze leken er soortgelijke geloofsopvattingen op na te houden. Let op de volgende zinsneden in Alma 31 waaruit de geloofsleer van de Zoramieten blijkt:

    Afbeelding
    Man aanbidt afgod

    Jerry Thompson, © IRI

    ‘Zij waren (…) tot grote dwalingen vervallen’ (vers 9).

    Zij hadden de overleveringen verworpen die in hun beleving waren ‘overgedragen door de kinderlijkheid van hun vaderen’ (vers 16).

    Zij wilden ‘niet worden weggeleid, de dwaze overleveringen van [hun] broeders achterna, die hen kluisteren aan een geloof in Christus’ (vers 17).

    Zij weigerden ‘om in toekomstige dingen te geloven, waarvan zij niets wisten’ (vers 22).

  • Ouderling Jeffrey R. Holland heeft over de invloed van Korihor op de valse leerstellingen van de Zoramieten gezegd:

    ‘[Korihors] type leringen hadden onvermijdelijk invloed op sommigen die minder getrouw waren en die, net als het buurvolk de Zoramieten, al geneigd waren om de wegen des Heren te verdraaien.

    ‘Zoram en zijn volgelingen vormen een van de gedenkwaardigste afvallige groeperingen die in het Boek van Mormon worden genoemd, vooral omdat zij zichzelf zo buitengewoon rechtschapen achtten. (…) Eenmaal per week gingen zij op een verhoogde bidplaats staan, die zij Ramëumptom noemden, zonden altijd “precies hetzelfde gebed” op, en dankten God dat zij beter waren dan alle anderen, “een uitverkoren en heilig volk”, “uitverkoren” door God om behouden te worden terwijl allen om hen heen eveneens waren “uitverkoren” om in de hel te worden neergeworpen. In de geruststellende zekerheid van dit alles werd hun ook elk geloof bespaard in “dwaze overleveringen” (bewijs van Korihors invloed doemt hier op) zoals het geloof in een Heiland, want het was hun “bekendgemaakt” dat er geen Christus zou zijn. (…)

    ‘Alma zond na het aanhoren van een dergelijk onheilig gebed en net zo onheilige geloofsleer prompt zijn eigen gebed als tegenwicht op. Hij bad om goddelijke hulp tegen deze vorm van eigenbelang en ongerechtigheid, die zijn hart buitengewoon bedroefd maakte.’ (Christ and the New Covenant, pp. 121–122.)

Alma 31:5. De kracht van het woord

  • De kracht of krachtige uitwerking van het woord van God is deels te verklaren door het getuigenis van de Geest dat ermee gepaard gaat. De Heer heeft gezegd dat zijn woorden die door zijn Geest worden overgebracht, zijn stem zijn (zie LV 18:34–36). Alma overwoog om tot prediking van het woord aan de afvallige Zoramieten over te gaan, ook al hadden ze het al gehoord en verworpen (zie Alma 31:8–9).

    President Boyd K. Packer heeft gezegd waarom we de leerstellingen van het koninkrijk moeten leren:

    ‘Ware leer die begrepen wordt, voert tot veranderingen in houding en gedrag.

    ‘Een studie van de leer van het evangelie zal eerder tot gedragsverbetering leiden dan een gedragsstudie. (…) Daarom onderstrepen wij met zoveel kracht het bestuderen van de leerstellingen van het evangelie.’ (Ensign, november 1986, p. 17.)

  • President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gesproken over de kracht van de Schriften om ons dichter tot God te brengen: ‘Ik heb gemerkt dat als mijn relatie met de Godheid oppervlakkig is en als het erop lijkt dat God niet naar mij luistert, ik ver weg ben. Als ik mijzelf in de Schriften verdiep, wordt de afstand kleiner en keert de spiritualiteit terug. Ik merk dan dat ik intenser houd van wie ik met heel mijn hart, verstand en sterkte moet liefhebben, en omdat ik meer van hen houd, vind ik het gemakkelijker om naar hun raad te luisteren.’ (‘What I Hope You Will Teach My Grandchildren and All Others of the Youth of Zion’ [toespraak voor CES-leerkrachten, 11 juli 1966], p. 4.)

  • President Ezra Taft Benson heeft gezegd dat de Schriften ons op een krachtige manier tot zegen kunnen zijn en de moeilijke levensvragen beantwoorden: ‘Vaak doen we er veel aan om het activiteitsniveau van onze ringen te verbeteren. We werken ijverig aan een hoger percentage aanwezigen in de avondmaalsdienst. We werken eraan om meer jongemannen op zending te laten gaan. We streven ernaar om het aantal tempelhuwelijken te vergroten. Dat is allemaal prijzenswaardig en belangrijk voor de groei van het koninkrijk. Maar als de leden en de gezinnen zich geregeld en consequent in de Schriften verdiepen, zullen deze andere gebieden van activiteit vanzelf beter worden. Dan zullen getuigenissen versterkt worden. Dan zal er meer toewijding zijn. Dan zullen gezinnen versterkt worden. En dan zal er persoonlijke openbaring ontvangen worden.’ (‘The Power of the Word’, Ensign, mei 1986, p. 81.)

Alma 31:9–11. De oorzaken van afvalligheid vermijden

  • In Antionum kwam het zendingslegertje van Alma en zijn metgezellen in aanraking met een groep afgescheidenen van de Nephieten, Zoramieten geheten. Mormon merkte niet alleen op dat het woord al eerder tot de Zoramieten was gepredikt, maar gaf ook de oorzaak van hun afvalligheid aan: zij wilden de geboden niet onderhouden, zij baden niet meer dagelijks tot God, zij verdraaiden de wegen des Heren, en de gebeden die ze tot de Heer opzonden, waren ijdel en zonder betekenis. Zij verzaakten de basisbeginselen, zoals dagelijks oprecht bidden en de Schriften bestuderen.

    Ouderling Donald L. Staheli van de Zeventig heeft het belang van de dagelijkse toepassing van de fundamentele evangeliebeginselen beklemtoond:

    ‘Het is uitermate belangrijk dat wij dagelijks vurig om vergeving, hulp en leiding bidden, zodat ons getuigenis versterkt kan worden. Als onze gebeden gehaast, eentonig, vluchtig of onnadenkend zijn, raken we het contact met de Geest kwijt. En die is zo belangrijk voor de voortdurende leiding die we nodig hebben om de dagelijkse problemen het hoofd te bieden. Als we iedere ochtend en avond gezinsgebed houden, worden we nog meer gezegend en worden onze persoonlijke gebeden en ons getuigenis nog krachtiger.

    ‘Als we oprecht de Schriften bestuderen, krijgen we geloof, hoop en oplossingen voor onze dagelijkse problemen. Naast het gebed geregeld de Schriften lezen, overdenken en toepassen, is een onvervangbaar hulpmiddel om een sterk en levendig getuigenis te krijgen en te versterken.’ (Liahona, november 2004, p. 39.)

Alma 31:6–38. Afvallige Zoramieten

  • In Alma 30:59 staat dat de Zoramieten zich van de Nephieten hadden afgescheiden onder leiding van een man die Zoram heette. Hierna volgt een overzicht van wat er bekend is over hun afvallige geloofspunten en gebruiken:

    Zij onderhielden de wet van Mozes niet (zie Alma 31:9).

    Zij baden niet dagelijks (zie vers 10).

    Zij verdraaiden de wegen des Heren (zie vers 11).

    Zij bouwden synagogen met het doel om één dag per week te aanbidden (zie vers 12).

    Ook vandaag de dag zijn er mensen die tot dergelijke onjuiste gebruiken zijn vervallen. Als we niet goed opletten, zijn wij ook kwetsbaar voor de valkuilen van plichtmatige gebeden en aanbidden we maar één keer per week gedurende drie uurtjes op zondag en denken we de rest van de week niet meer aan God. Of we bidden alleen op een vaste plek en we zijn materialistisch en hoogmoedig aan het worden.

Alma 31:26–35. Alma’s gebed ten behoeve van de Zoramieten

  • Alma zag in dat de ziel van de afvallige Zoramieten kostbaar was in Gods ogen. Alma bad dan ook om de kracht en de wijsheid om ze wederom tot de Heer te kunnen brengen. Alma’s gebed is een toonbeeld van de houding die alle leden en zendelingen behoren te ontwikkelen. Alle mensen zijn van grote waarde en kunnen door de kracht van God tot Hem teruggebracht worden.

    Toen ouderling Carlos E. Asay (1926–1999) als zeventiger werkzaam was, heeft hij gezegd dat alle mensen kostbaar zijn in de ogen van God en dat ook voor ons moeten zijn:

    ‘De ziel van onze broeders en zusters die zwakker en minder eerbaar lijken, is kostbaar. De kerk heeft hen nodig. Wij dienen er alles aan te doen om ze te leren kennen en te helpen aanspraak te maken op alle zegeningen en vreugden van het evangelie van Jezus Christus. Onze gebeden moeten als die van Alma zijn: “O Heer, geef ons kracht en wijsheid om dezen, onze broeders, wederom tot U te kunnen brengen.” (Zie Alma 31:35.)

    ‘Wij moeten bedenken dat ons heil onlosmakelijk verbonden is met het heil van anderen. Wij moeten meer geven om degenen die in onze ogen minder geven om hun geloof.’ (‘Nurturing the Less Active’, Ensign, oktober 1986, p. 15.)

Alma 31:31–33. Troost in beproevingen

  • President Lorenzo Snow (1814–1901) heeft gesproken over de zegeningen die uit beproeving voortvloeien:

    ‘Ik neem aan dat ik tot sommige mensen spreek die zorgen, problemen, ergernis en vervolging hebben ervaren, en nooit gedacht hadden dat ze zoveel konden doorstaan. Maar alles wat u hebt doorstaan, alles wat er in uw leven gebeurd is waarvan u dacht dat het kwaad was, zult u viervoudig vergoed krijgen, en door dat leed zult u beter en sterker zijn geworden, en zult u het gevoel krijgen dat u gezegend bent. Als u op uw ervaringen terugkijkt, zult u zien dat u veel vooruitgang hebt gemaakt en verscheidene sporten omhoog bent gegaan op de ladder naar verhoging en heerlijkheid. (…)

    ‘Zowel individueel als collectief hebben wij leed verdragen en wij zullen steeds opnieuw leed te verdragen krijgen. Waarom? Omdat de Heer dat van ons verlangt voor onze heiliging.’ (The Teachings of Lorenzo Snow, samengesteld door Clyde J. Williams [1984], pp. 117–118.)

Stof tot nadenken

  • Waarom lijken Korihors leringen bepaalde mensen zo aan te spreken? Kunt u voorbeelden noemen van dergelijke leringen in deze tijd?

  • Alma werd kennelijk door zijn liefde voor God en zijn liefde voor de Zoramieten aangespoord om de Zoramieten terug te winnen. Hoe kunnen wij die liefde ook ontwikkelen?

  • In welke opzichten waren Alma’s gebed en het gebed van de Zoramieten verschillend? In welke opzichten lijken onze gebeden wel eens op die van de Zoramieten? (Zie Alma 31:15–18.) In welke opzichten kunnen we ze meer op de gebeden van Alma laten lijken? (Zie Alma 31:30–35.)

Voorgestelde opdrachten

  • Noem enkele verkeerde leringen die Korihor verkondigde. Leg aan een bekende uit waarom die argumenten uiteindelijk geen hout snijden (zie Alma 30:13–18).

  • Welke tekens haalde Alma aan als bewijs dat God leeft nadat Korihor om een teken van Gods bestaan had gevraagd? (Zie Alma 30:44.) Hoe is uw geloof door die bewijzen gesterkt? Leg in een korte verhandeling uit hoe de vaste orde in het heelal bewijst dat er een God is.