Instituut
Hoofdstuk 39: 3 Nephi 1–7


Hoofdstuk 39

3 Nephi 1–7

Inleiding

President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd dat ‘de Nephitische geschiedenis onmiddellijk voorafgaand aan het bezoek van de Heiland veel overeenkomsten vertoont met de onze, nu wij uitkijken naar zijn wederkomst’. (Ensign, mei 1987, p. 4.) Alleen wie een sterk getuigenis hadden en volledig bekeerd waren, wisten standvastig te blijven voordat de Heiland in Amerika verscheen. Datzelfde geldt voor onze tijd. Alleen wie een sterk getuigenis hebben en volledig bekeerd zijn, zullen standvastig weten te blijven voordat de Heer wederkeert. Als u 3 Nephi 1–7 zorgvuldig bestudeert, ziet u beter in dat uw getuigenis van Jezus Christus en bekering tot zijn evangelie u de vereiste kracht en steun bieden om de Heiland trouw te blijven in de moeilijke tijden waarin u leeft.

Toelichting

Het kan leerzaam zijn om de lengte van de boeken in het Boek van Mormon en de tijdvakken die ze beslaan met elkaar te vergelijken. Zie het schema ‘Het Boek van Mormon: pagina’s en tijdvakken’ in het aanhangsel (pagina 434).

3 Nephi 1. De vervulling van profetie

  • Nephi riep de Heer in krachtig gebed aan toen vijanden degenen met de dood bedreigden die in de door Samuël de Lamaniet voorzegde tekenen geloofden. De Heer gaf Nephi ten antwoord dat hij niet hoefde te vrezen, want de tekenen van Christus’ geboorte zouden die nacht nog worden vervuld. In het verslag staat de vervulling van alle profetieën van Samuël nauwgezet beschreven (zie het schema in de toelichting bij Helaman 14 op pagina 295).

3 Nephi 1:1. De Nephitische kalendersystemen

  • De Nephieten gebruikten in de loop van het Boek van Mormon drie verschillende referentiepunten wat hun tijdrekening betreft:

    Referentiepunt

    Wanneer gebruikt

    Tekstenblok

    Vanaf de tijd waarop Lehi Jeruzalem verliet

    600–92 v.C.

    1 Nephi 1–Mosiah 29

    Vanaf de tijd waarop de regeringsvorm van koningen naar rechters overging

    92 v.C.–1 n.C.

    Mosiah 29–3 Nephi 1

    Vanaf de tijd van het teken van de geboorte van Jezus Christus

    1–421 n.C.

    3 Nephi 1–Moroni 10

    Opmerking: Het teken werd gegeven bij Jezus’ geboorte. Men ging dat echter pas in 9 n.C. als referentiepunt gebruiken.

3 Nephi 1:29. We moeten onszelf tegen misleiding wapenen

  • Vers 29 in 3 Nephi 1 illustreert dat afvalligheid zich al na één generatie kan voordoen. We lezen het trieste verhaal over de kinderen van getrouwe ouders die door ‘leugens en vleiende woorden (…) werden verleid om zich bij die rovers van Gadianton te voegen’.

    President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd: ‘De jonge mensen van de kerk (…) houden de toekomst in hun handen. De kerk is altijd één generatie van uitsterving verwijderd. Als een hele generatie weg zou vallen, wat niet zal gebeuren, zou de kerk verloren gaan. Maar zelfs een enkele persoon die wegvalt voor het evangelie van Jezus Christus sluit deuren voor generaties aan nakomelingen, tenzij de Heer besluit sommigen terug te brengen.’ (‘We Must Raise Our Sights’ [CES-conferentie over het Boek van Mormon, 14 augustus 2001], p. 1; zie LDS.org onder gospel library/additional addresses/CES addresses.)

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft de jongeren in deze tijd verteld hoe ze zich tegen misleiding kunnen wapenen:

    ‘Tot onze jonge mensen, de prachtige jongeren van deze generatie, zeg ik: wees trouw. Blijf bij je geloof. Sta pal voor het goede.

    ‘Er is overal verleiding om je heen. In de concertzalen, op het internet, in de bioscoop, op de televisie, in goedkope lectuur, en op zoveel andere terreinen — subtiel, prikkelend en moeilijk te weerstaan. Je leeftijdgenoten oefenen grote druk op je uit. Maar, beste jonge vrienden, je moet er niet aan toegeven. Je moet sterk zijn. Je moet je blik richten op je toekomst in plaats van te zwichten voor verleiding, hoe bekoorlijk ook. (…)

    ‘(…) Jullie zijn de beste generatie die we ooit hebben gehad. Jullie kennen het evangelie beter. Jullie zijn getrouwer in jullie plichten. Jullie zijn beter opgewassen tegen de verleidingen waarmee je te maken krijgt. Houd je aan je normen. Bid om de leiding en bescherming van de Heer. Hij zal je nooit in de steek laten. Hij zal je troosten. Hij zal je steunen. Hij zal je zegenen en grootmaken, en je beloning zal zoet en prachtig zijn. En je zult merken dat jouw goede voorbeeld anderen zal aanspreken, en dat zij moed zullen putten uit jouw houding.’ (Liahona, november 2003, pp. 83–84.)

3 Nephi 2:1–2. Zij gingen steeds minder geloven in de tekenen die waren gegeven

  • Vanaf het teken van Christus’ geboorte zond Satan leugens uit om het hart van de mensen te verstokken (zie 3 Nephi 1:22). Hoewel de gevolgen niet direct merkbaar waren, was het zo dat veel mensen al spoedig ‘verstokt van hart begonnen te worden en verblind van verstand, en steeds minder gingen geloven van alles wat zij hadden gehoord en gezien’ (3 Nephi 2:1).

    Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat ook wij blootstaan aan Satans aanvallen op ons geloof: ‘[Satan] is er als de kippen bij, zelfs bij mensen die bijzondere geestelijke ervaringen hebben gehad, om mensen die tekenen hebben gezien “steeds minder [te laten] geloven van alles wat zij hadden gehoord en gezien”. (3 Nephi 2:1–2.) De tegenstander heeft meer kans om ons te overreden dat ons geloof dwaas is als we bang zijn om dwaas te lijken in de ogen van anderen.’ (Things As They Really Are [1978], p. 41.)

    Afbeelding
    Ster ten tijde van Christus’ geboorte

    Jerry Thompson, © IRI

    Welke les dienen gelovigen te leren met betrekking tot tekenen en eeuwig heil? (Zie LV 63:8–12.) Tekenen volgen op geloof en vloeien eruit voort. Ze sterken de getrouwen en wakkeren geloof aan bij wie geestelijk ontvankelijk zijn. Het voornaamste doel van tekenen is echter niet het aanwakkeren maar het belonen van geloof (zie LV 68:9–11). Tekenen dwingen niemand tot geloof. Helaas zien we dat de wonderbaarlijkste tekenen en bewijzen van Gods macht zowel in de Schriften als in de huidige wereld door mensen zonder geloof maar al te vaak worden genegeerd of weggeredeneerd.

3 Nephi 2:1–4. Waarom zien de goddelozen soms tekenen?

  • De Schriften geven enkele redenen aan waarom de Heer soms tekenen aan de goddelozen toont:

    Om de roeping van profeten te bevestigen. Het teken dat Nephi, de zoon van Helaman, aan het volk gaf aangaande de dood van de opperrechter, toonde aan dat Nephi gelijk had (zie Mosiah 20:21).

    Om de goddelozen geen excuus te laten. De goddelozen zijn daarna volledig verantwoordelijk voor hun daden. De Heer heeft verklaard: ‘Wie tekenen zoekt, zal tekenen zien, maar niet tot behoudenis’ (LV 63:7).

    Om de woorden van de profeten te staven. Aangezien de goddelozen het ongelijk van de profeet willen aantonen, toont de Heer zo nu en dan onbetwistbare tekenen (zie Helaman 9:2–4).

    Om de goddelozen te veroordelen. Als de goddelozen tekenen zien, komt dat door de toorn van de Heer en is dat tot hun veroordeling (zie LV 63:11). De Heiland heeft gezegd: ‘Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken’ (Matteüs 12:39).

3 Nephi 3–4. Stoffelijke en geestelijke voorbereiding

  • In Giddianhi’s woorden (3 Nephi 3:1–10) is Satans invloed duidelijk herkenbaar. Hij gebruikte vleierij (vers 2), voorgewende bezorgdheid (vers 5) en doet valse beloften (vss. 7–8) om zijn snode plannen te verwezenlijken. Giddianhi’s beloften van vrijheid zijn duivelse beloften: alles wat hij werkelijk te bieden heeft, is slavernij en de belofte om bezittingen te delen die niet eens de zijne zijn (zie vers 7).

    Lachoneüs richtte zijn aandacht direct op zijn volk. Hij wist dat men zich stoffelijk en geestelijk moest voorbereiden op de op handen zijnde aanval door de rovers van Giddianhi. Hij liet zijn volk sterke versterkingen opwerpen (vers 14) en hun dieren en gezinnen bijeenbrengen (vers 13) op één plaats — het land Zarahemla (vss. 22–23). Hij liet hen wapens en wapenrustingen vervaardigen (vers 26) en een voorraad voor zeven jaar aanleggen (3 Nephi 4:4). Lachoneüs droeg zijn volk op het land ‘leeg’ achter te laten zodat de rovers geen voedsel konden verkrijgen (vss. 3–4).

    Wat nog belangrijker was: Lachoneüs liet zijn volk zich geestelijk voorbereiden. Hij wees hun op de veiligheid van bekering (3 Nephi 3:15). Zijn volk bekeerde zich en bad krachtig tot de Heer (vers 25; 4:8). En zo bereidde men zich wijselijk zowel stoffelijk als geestelijk voor op de op handen zijnde aanval door hun vijanden.

  • Ons is gevraagd om ons stoffelijk en geestelijk voor te bereiden op calamiteiten die ons kunnen treffen. Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd hoe we ons op de gebeurtenissen voorafgaand aan de wederkomst van de Heiland moeten voorbereiden:

    ‘Wat als de dag van zijn komst morgen is? Als we wisten dat we de Heer morgen zouden ontmoeten — door onze voortijdige dood of door zijn onverwachte komst — wat zouden we dan vandaag doen? Welke bekentenissen zouden we doen? Met welke gewoonten zouden we ophouden? Welke oneffenheden zouden we gladstrijken? Wie zouden we vergiffenis schenken? Wat voor getuigenis zouden we geven?

    ‘Als we dat dan zouden doen, waarom dan niet nu? Waarom geen vrede zoeken nu het nog kan? Als onze lampen van voorbereiding leeg zijn, laten we dan onmiddellijk beginnen met vullen.

    ‘Onze voorbereiding op de gebeurtenissen die rond de wederkomst spelen, moet zowel stoffelijk als geestelijk zijn. En de voorbereiding die er waarschijnlijk het meest bij inschiet, is die welke minder zichtbaar en moeilijker is — de geestelijke. (…)

    ‘Geven wij gehoor aan het gebod van de Heer: “Staat op heilige plaatsen en wordt niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag des Heren komt; want zie, die komt spoedig”? (LV 87:8.) Waar slaan die “heilige plaatsen” op? Die slaan zeker op de tempels en de verbonden die we getrouw nakomen. Die slaan zeker op een thuis waar de kinderen gekoesterd worden en de ouders gerespecteerd. Deze heilige plaatsen slaan zeker op de taken die ons door priesterschapsautoriteiten zijn toegewezen, inclusief een zending of een roeping, naar behoren vervuld in gemeenten, wijken en ringen.’ (Liahona, mei 2004, pp. 9–10.)

3 Nephi 4:10. Geloof in God overwint vrees

  • De Nephieten bereidden zich stoffelijk en geestelijk voor op het treffen met de rovers van Giddianhi. Als ultiem blijk van hun onderwerping aan de Heer, wat hun vijanden verkeerd interpreteerden, vielen ze ter aarde en riepen de Heer aan. Daarna stonden ze op en traden hun vijand met geloof in God tegemoet. (Zie 3 Nephi 4:8–10.) Ook wij kunnen opstaan tegen onze vijanden en onze vrees vervangen door geloof in God.

    Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft geschreven over het geloof dat nodig is om de moeilijkheden van deze tijd te doorstaan: ‘Onszelf en ons gezin voorbereiden op de moeilijkheden van de komende jaren zal inhouden dat wij vrees vervangen door geloof. Wij moeten in staat zijn om de vrees voor vijanden die ons bestrijden en bedreigen te overwinnen. De Heer heeft gezegd: “Vrees (…) niet, kleine kudde; doe het goede; laten aarde en hel tegen u samenspannen, want indien gij zijt gebouwd op mijn rots, vermogen zij niets” (LV 6:34).’ (Zie De Ster, januari 1990, p. 32.)

3 Nephi 5:1–3. Geloof leidt tot bekering en alle goede werken

  • Toen ouderling John H. Groberg als zeventiger werkzaam was, lichtte hij het verband toe tussen geloof en bekering:

    ‘Als we er goed over nadenken, beseffen we dat het eerste beginsel — geloof in de Heer Jezus Christus — aan al het andere ten grondslag ligt: het vergt geloof in Christus om ons te bekeren of te laten dopen of welke andere verordening van het evangelie dan ook te ondergaan. Jezus heeft verlossende bekering mogelijk gemaakt en de doop betekenis gegeven. Als we geloof in Hem hebben, bekeren we ons en laten we ons dopen.

    ‘Als we ons niet bekeren, afzien van de doop of ons niet aan zijn geboden willen houden, komt dat omdat we niet genoeg geloof in Hem hebben. Daarom kunnen bekering, de doop en alle andere beginselen en verordeningen er niet helemaal los van worden gezien. Zij vloeien in feite voort uit ons geloof in Christus. Zonder geloof in Hem doen wij weinig wat van eeuwige waarde is. Met geloof in Hem richten wij ons steeds meer op zaken van eeuwige waarde.’ (Zie De Ster, januari 1994, p. 25.)

3 Nephi 5:13. ‘Een discipel van Jezus Christus’

  • Mormon noemde zichzelf een discipel van Jezus Christus. President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft de aard van Mormons roeping toegelicht: ‘Hoewel de Nephitische twaalf steeds als discipelen worden aangeduid, is het wel zo dat ze met goddelijk gezag waren bekleed om bijzondere getuigen van Christus te zijn onder hun eigen volk. In die zin waren zij als apostelen voor het Nephitische volk, hoewel ze wat hun bevoegdheden betreft uiteindelijk onder het gezag van Petrus en de gekozen twaalf in Palestina zouden vallen, zoals aan Nephi werd geopenbaard.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 1, p. 122.)

    Hoewel Mormons roeping die van apostel was, heeft de term discipel ook een algemenere betekenis. Een discipel is ook ‘een volgeling van Jezus Christus die diens leringen naleeft (LV 41:5)’. (Gids bij de Schriften, ‘Discipel’.)

    Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

    ‘Er is het volgende geschreven over discipelschap:

    ‘“Het woord discipel komt uit het Latijn [en betekent] “leerling”. Een discipel van Christus is iemand die leert hoe hij moet worden als Christus — die leert denken, voelen en handelen zoals Hij. Een waar discipel zijn, die leertaak vervullen, is het meest veeleisende regime dat de mens kent. Geen enkele andere discipline is ermee te vergelijken, in vereisten noch in beloning. Het omvat iemands volledige omschakeling van de natuurlijke staat van de mens naar die van een heilige, iemand die de Heer liefheeft en Hem met geheel zijn hart, macht, verstand en sterkte dient.” (Chauncey C. Riddle, “Becoming a Disciple”, Ensign, september 1974, p. 81.)’ (Liahona, januari 2001, p. 73.)

    Mormon spreekt hier waarschijnlijk niet alleen over discipelschap en het gezag dat hij als discipel heeft, maar als apostel van de Heer Jezus Christus.

3 Nephi 5:22–26. De betekenis van de vergadering in de laatste dagen

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft de betekenis en het doel van de vergadering toegelicht:

    ‘Een ander teken des tijds is de vergadering van de gelovigen (zie LV 133:4). In de beginjaren van deze laatste bedeling werd men in verschillende locaties in de Verenigde Staten tot Zion vergaderd: in Kirtland, in Missouri, in Nauvoo, en in de toppen van de bergen. Deze vergaderingen waren altijd bij een te bouwen tempel.

    Afbeelding
    Huifkarrenkonvooi

    Geplaatst met toestemming van de kerkelijke archieven

    ‘Nu er ringen zijn georganiseerd en er tempels zijn gebouwd in veel landen met genoeg gelovigen, is het gebod niet meer om zich op één plek te vergaderen, maar in de ringen in ons vaderland. Daar kunnen de gelovigen alle eeuwige zegeningen ontvangen in een huis des Heren. Daar, in hun vaderland, kunnen ze gehoor geven aan het gebod van de Heer om de grenzen van zijn volk uit te breiden en haar ringen te versterken (zie LV 101:21; 133:9, 14). Op die manier zullen de ringen van Zion “een bescherming (…) zijn en een toevlucht voor de storm en voor de verbolgenheid, wanneer die onversneden wordt uitgestort op de gehele aarde” (LV 115:6).’ (Liahona, mei 2004, p. 8.)

3 Nephi 6:12. Voorspoed en vrede kunnen tot hoogmoed leiden

  • In de jaren direct voorafgaand aan de bediening van de Heiland onder de Nephieten genoot het volk een korte periode van voorspoed. Helaas voerde dit tijdelijke succes tot ‘hoogmoed en grootspraak wegens hun buitengewoon grote rijkdommen’ (3 Nephi 6:10).

    President Henry B. Eyring heeft voor dergelijke moeilijkheden in deze tijd gewaarschuwd: ‘Een beetje welvaart en vrede, of zelfs een kleine positieve wending, kan ons een gevoel van onafhankelijkheid geven. We kunnen al snel het gevoel krijgen dat we ons leven onder controle hebben, dat we er zelf die positieve wending aan hebben gegeven, en niet God, die met ons communiceert door de stille, zachte stem van de Geest. Hoogmoed veroorzaakt zoveel lawaai in ons binnenste dat de zachte stem van de Geest moeilijk te horen is. En al gauw, in onze ijdelheid, willen we er zelfs niet meer naar luisteren. We kunnen al snel denken dat we hem niet nodig hebben.’ (Liahona, januari 2002, p. 17.)

  • Het volk maakte gedurende de geschiedenis van het Boek van Mormon diverse keren een cirkelgang van rechtschapenheid, voorspoed, rijkdom, hoogmoed, goddeloosheid, vernietiging, nederigheid en opnieuw rechtschapenheid door. Zie voor meer informatie over en een schema van de cirkelgang van hoogmoed ‘De cirkelgang van rechtschapenheid en goddeloosheid’ in het aanhangsel (pagina 437).

3 Nephi 6:12–13. Wij bepalen onze reactie op de omstandigheden

  • In de kroniek staat: ‘Sommigen hadden zich in hoogmoed verheven, en anderen waren buitengewoon ootmoedig’ (3 Nephi 6:13). Ieder van ons moet bepalen welke weg we inslaan. Ouderling Marvin J. Ashton (1915–1994) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over dat beginsel gezegd: ‘Stellig is een van de ons door God gegeven voorrechten het recht om te beslissen wat onze houding zal zijn in welke omstandigheden dan ook. Wij kunnen de gebeurtenissen om ons heen onze daden laten bepalen — of wij kunnen het heft in eigen handen nemen en daarbij als richtlijnen de beginselen van zuivere godsdienst aanhouden. Zuivere godsdienst is het evangelie van Jezus Christus leren en het vervolgens in praktijk brengen. Niets zal ooit werkelijk van nut voor ons zijn tenzij het een onderdeel van ons leven wordt.’ (Ensign, november 1982, p. 63.)

3 Nephi 6:15–18. Satan verleidde hen om moedwillig tegen God te zondigen

  • Satan, die in ons vooraards bestaan tegen God in opstand kwam (zie Mozes 4:3; LV 29:36; 76:25), wil de heiligen van God tot ongerechtigheid ophitsen. Het gevaar van moedwillig zonde bedrijven heeft te maken met de stem die we wensen te volgen. Koning Benjamin heeft gewaarschuwd:

    ‘En nu zeg ik u, mijn broeders, dat indien gij, na al deze dingen te hebben geweten en erin te zijn onderwezen, overtreedt en handelt in tegenstelling tot hetgeen gesproken is. (…)

    ‘Ik zeg u dat de mens die dat doet, in openlijke opstand komt tegen God; daarom belieft het hem de boze geest te gehoorzamen en wordt hij een vijand van alle gerechtigheid; daarom heeft de Heer geen plaats in hem, want Hij woont niet in onheilige tempels’ (Mosiah 2:36–37).

  • In verband daarmee heeft ouderling Neal A. Maxwell gezegd: ‘We zouden beter moeten nadenken over de lichtzinnigheid waarmee we [Satan], die zijn eigen ego in het voorsterfelijk bestaan niet in bedwang kon houden, soms zijn gang laten gaan wat ons ego hier betreft. We laten de tegenstander nu vaak indirect doen wat we hem destijds niet toestonden om direct te doen.’ (We Will Prove Them Herewith [1982], p. 45.)

  • Ouderling M. Russell Ballard heeft de gevaren van toegeven aan Satans verleidingen nader toegelicht:

    ‘In de voorsterfelijke wereld, voordat we de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader verlieten, waarschuwde Hij ons voor de nieuwe ervaringen die we in de sterfelijkheid zouden opdoen. We wisten dat we een lichaam van vlees en beenderen zouden krijgen. Omdat we nog nooit sterfelijk waren geweest, hadden we geen ervaring met de verzoekingen van dit leven. Maar onze hemelse Vader wist en begreep dat. Hij gaf ons de opdracht om ons lichaam te beheersen en ondergeschikt te maken aan onze geest. Onze geest zou de verzoekingen van dit leven moeten overwinnen. De geestelijke macht om de invloed van Satan teniet te doen, vloeit voort uit het onderhouden van de geboden van onze Heer, Jezus Christus. (…)

    ‘Satan zal proberen om ons te verleiden op momenten waarop wij het kwetsbaarst zijn, en handig gebruikmaken van onze grootste zwakheden of onze sterke kanten aantasten. Maar zijn beloften van plezier zijn kortstondige misleidingen. Zijn kwade opzet is ons tot zonde te verleiden, omdat hij weet dat wij ons door te zondigen van onze hemelse Vader en de Heiland, Jezus Christus, verwijderen. We beginnen ons dan af te wenden van de beloofde zegeningen van onze hemelse Vader en bewegen ons in de richting van de ellende en smart waarin Satan en zijn volgelingen wegkwijnen. Door te zondigen, leveren we onszelf over aan de macht van Satan.

    ‘Mijn dierbare jonge vrienden, ik begrijp wat jullie elke dag doormaken om de geboden van de Heer te kunnen onderhouden. De strijd om je ziel wordt steeds heviger. De tegenstander is sterk en sluw. Jij hebt echter in je lichaam de sterke geest van een zoon of dochter van God. Omdat Hij van je houdt en wil dat je terug naar huis bij Hem komt, heeft onze Vader in de hemel je een geweten gegeven dat je laat weten wanneer je de geboden van de Heer wel en niet onderhoudt. Als je meer aandacht besteedt aan je geestelijke ik, die eeuwig is, dan aan je lichamelijke ik, die maar tijdelijk is, kun je altijd de verzoekingen van Satan uit de weg gaan en zijn pogingen om je in zijn macht te krijgen, weerstaan.’ (Zie De Ster, juli 1993, pp. 6–7.)

3 Nephi 7:15–26. De getrouwheid van Nephi en zijn volgelingen

  • Een lichtpuntje in het verder zo trieste verhaal van de Nephieten die hun rechtschapenheid lieten varen, is de standvastigheid en getrouwheid van Nephi en zijn volgelingen. Hun voorbeeld verschaft ons een patroon waardoor we onze rechtschapenheid kunnen bewaren in tijden van goddeloosheid. We lezen over het vaste getuigenis van Nephi, dat hij uit eigen ervaring had verkregen (zie 3 Nephi 7:15), en dat hij stoutmoedig ‘bekering en vergeving van zonden door geloof in de Heer Jezus Christus’ predikte (vers 16). Hij predikte met macht en gezag, want ‘groot was zijn geloof in de Heer Jezus Christus’ (vers 18), en degenen die ontvankelijk waren voor zijn getuigenis, werden zelf bezocht ‘door de macht en Geest Gods’ (vers 21). De gelovigen werden genezen (zie vers 22), bekeerden zich, lieten zich dopen en ontvingen ‘vergeving van hun zonden’ (zie vss. 24–25).

3 Nephi 7:21–26. Volledige bekering

  • Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gesproken over het verschil tussen mensen die volledig bekeerd zijn en mensen die daarin nog tekort schieten. Hij heeft ook gezegd dat we voortdurend een bekeringscyclus moeten ondergaan, wat ware volgelingen van Christus steeds standvastiger maakt:

    ‘Ieder van ons heeft wel eens gemerkt dat sommige mensen consequent het goede doen. (…) Als er moeilijke keuzen gedaan moeten worden, lijken ze altijd de goede te doen, zelfs als er verleidelijke alternatieven zijn. Wij weten dat zij ook onderhevig zijn aan verleiding, maar ze lijken er ongevoelig voor. En we hebben ook wel gemerkt dat andere mensen niet zo kloekmoedig zijn in hun beslissingen. In een sterk geestelijk milieu besluiten ze om zich te beteren. (…) Maar toch doen ze al gauw weer datgene waarvan ze besloten hadden om het achter zich te laten. (…)

    ‘Soms wordt het woord bekering gebruikt om te beschrijven wat er gebeurt als een oprechte persoon besluit zich te laten dopen. Maar (…) bekering betekent veel meer. (…) President Marion G. Romney heeft (…) uitgelegd wat bekering inhoudt:

    ‘“Bekering betekent zich afkeren van de ene overtuiging of gedragslijn en zich wenden tot een andere. Bekering is een geestelijke en morele verandering. Bekering impliceert niet uitsluitend dat men mentaal Jezus Christus en zijn leringen aanvaardt, maar tevens een motiverend geloof in Hem en zijn evangelie. Een geloof dat een verandering teweegbrengt, een ware verandering in iemands begrip van de betekenis van het leven en zijn trouw aan God, in interesse, gedachte en gedrag. In iemand die volledig tot bekering is gekomen, is het verlangen naar zaken die lijnrecht tegenover het evangelie van Jezus Christus staan in feite afgestorven. En daarvoor in de plaats is liefde voor God gekomen, met een vaste en stuwende vastberadenheid om zijn geboden te onderhouden.” [Verslag gebiedsconferentie Guatemala 1977, p. 8.] (…)

    ‘Eenvoudig gezegd is ware bekering de vrucht van geloof, bekering en consequente gehoorzaamheid. Geloof komt door het woord van God te horen [zie Romeinen 10:17] en er gehoor aan te geven. Dan krijgt u van de Heilige Geest een bevestigend getuigenis van zaken die u op grond van geloof aanvaardt door ze bereidwillig te doen [zie Ether 12:6]. U ontvangt leiding om u te bekeren van fouten die voortkomen uit verkeerde dingen die u hebt gedaan of goede dingen die u niet hebt gedaan. Als gevolg daarvan wordt uw vermogen om consequent te gehoorzamen groter. Die cyclus van geloof, bekering en consequente gehoorzaamheid leidt u tot een uitgebreidere bekering met alle bijbehorende zegeningen.’ (Liahona, juli 2002, pp. 26–28.)

Stof tot nadenken

  • Wat houdt het in om een discipel van Christus te zijn? (Zie 3 Nephi 5:13.) Wat kan u helpen om een toegewijdere discipel van Jezus Christus te zijn?

  • De ongelijkheid onder de Nephieten wordt in 3 Nephi 6:14 genoemd. Wat betekende die ongelijkheid voor de kerk? Wat was volgens Mormon de werkelijke oorzaak van die ongerechtigheid? (Zie vers 15.) Wat gebeurt er doorgaans als mensen gaan geloven dat ze beter zijn dan anderen? In welk opzicht bevestigt dit gedeelte van de geschiedenis in het Boek van Mormon Spreuken 16:18?

  • We hebben het belang geleerd van daden die met geloof gepaard gaan en het belang om in geloof te volharden. Deze hoofdstukken bevatten zowel positieve als negatieve voorbeelden van die beginselen. Welke voorbeelden hebt u opgemerkt? Wat kunnen we uit die voorbeelden leren? Welke voorbeelden zijn op u van toepassing in uw streven naar voortdurende getrouwheid?

Voorgestelde opdrachten

  • Het belang van een eigen getuigenis en bekering komt in 3 Nephi 1–7 naar voren. Verdeel een vel papier in twee kolommen en zet de volgende twee kopjes boven elke kolom:

    1. Houdingen, opvattingen en daden die tot een eigen getuigenis en bekering leiden

    2. Houdingen, opvattingen en daden die een eigen getuigenis en bekering ondermijnen

    Lees 3 Nephi 1–7 door en noteer in de desbetreffende kolom de leringen, gebeurtenissen, beginselen en leerstellingen die u ontdekt. Schrijf een korte verhandeling over wat u van deze oefening hebt geleerd en geef er op een gezinsavond een les over.

  • President Ezra Taft Benson heeft gezegd dat veel gebeurtenissen voorafgaand aan de eerste komst van de Heiland tot de mensen in het Boek van Mormon overeenkomsten vertonen met die rondom zijn wederkomst. Noteer de gebeurtenissen, leringen, leerstellingen en beginselen die u in Helaman 14 tot en met 3 Nephi 7 vindt waarvan u denkt dat ze overeenkomsten vertonen met de ‘laatste dagen’.

  • Leer 3 Nephi 5:13 uit uw hoofd. Denk bij die tekst aan manieren waarop u de woorden van de Heiland aan anderen kunt verkondigen. U kunt uw geloof bijvoorbeeld uitdragen door te beginnen met: ‘Ik geloof dat (…)’