Instituut
Hoofdstuk 12: 2 Nephi 25–27


Hoofdstuk 12

2 Nephi 25–27

Inleiding

Nephi gaf een profetische toelichting bij de profetieën van Jesaja die hij citeerde. Let goed op Nephi’s leringen over de rol van de Heiland om het heil van de kinderen van onze hemelse Vader tot stand te brengen, het grote kwaad waarmee de mensen die in de laatste dagen naar rechtvaardigheid streven te maken krijgen, en de zegeningen van de beloofde herstelling. Een belangrijk onderdeel van de geprofeteerde herstelling was het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon. De woorden van Nephi bereiden de wereld niet alleen voor om het grote werk van de Heer in de laatste dagen beter te begrijpen, maar helpen u ook de verzoening toe te passen om zelf vergeving te ontvangen.

Toelichting

2 Nephi 25:1–8. Hulpmiddelen om Jesaja te begrijpen

2 Nephi 25:4. ‘Vervuld met de geest van profetie’

  • President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft de uitdrukking ‘de geest van profetie’, en hoe we die gave kunnen verkrijgen, nader toegelicht:

    ‘Alle leden van de kerk kunnen openbaring ontvangen. De profeet heeft gezegd dat ieder mens een profeet zou moeten zijn, dat het getuigenis van Jezus de geest van profetie is. Ieder lid van de kerk heeft niet alleen het voorrecht maar ook de plicht om de waarheid te kennen die hem of haar vrij zal maken. Die kan hij alleen door middel van openbaring kennen. (…)

    ‘De leden van de kerk ontvangen de gave van de Heilige Geest zodat ze de geest van profetie en openbaring kunnen hebben. Laat het echter duidelijk zijn dat ze geen openbaring ontvangen om de kerk te leiden.’ (Church History and Modern Revelation, 2 delen [1953], deel 2, pp. 217–218.)

2 Nephi 25:9–30:18. Nephi’s woorden tot de Joden, de nakomelingen van Lehi en de andere volken

  • Het volgende overzicht biedt een samenvatting van 2 Nephi 25–30, waarin Nephi zich tot drie verschillende groepen mensen richt — de Joden, de nakomelingen van Lehi en de andere volken.

    Nephi’s boodschap aan de Joden (2 Nephi 25:10–20)

    • De vernietiging van Jeruzalem; de gevangenschap in Babylon; de terugkeer naar Jeruzalem (zie vss. 10–11)

    • De Joden verwerpen Christus; zijn kruisiging en opstanding (zie vss. 12–13)

    • Jeruzalem wordt wederom vernietigd in 70 n.C. en 135 n.C. (zie vers 14)

    • De daaropvolgende verstrooiing van de Joden (zie vss. 15–20)

    Nephi’s boodschap aan de nakomelingen van Lehi (2 Nephi 25:21–26:11)

    • Nephi’s geschriften worden bewaard en doorgegeven; Jozefs nageslacht zal voortduren (zie 25:21)

    • De Nephieten verheugen zich in Christus; het doel van de wet van Mozes (zie 25:23–30)

    • Tekenen gevolgd door vernietiging; Christus onder de Nephieten; de ondergang van de Nephieten (zie 26:1–11)

    Nephi’s boodschap aan de andere volken (2 Nephi 26:12–29:14)

    Samenvatting (2 Nephi 30:1–8)

2 Nephi 25:13. ‘Met genezing onder zijn vleugels’

  • Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gesproken over de behoefte aan de genezende uitwerking van de verzoening — niet alleen voor de vergeving van zonden, maar voor alle moeilijkheden van het leven:

    Afbeelding
    De wederkomst van de Heiland

    Harry Anderson, © IRI

    ‘[De Heiland] is inderdaad uit de doden opgestaan “met genezing onder zijn vleugels”.

    ‘Hoezeer hebben wij allen behoefte aan de genezing die de Verlosser te bieden heeft. Ik heb een boodschap van hoop voor alle goede mensen die intens verlangen dat de zware lasten die ze ongewild dragen, verlicht worden. Mijn boodschap is gebaseerd op beginselen die uit de leringen van de Heiland af te leiden zijn. Uw probleem is misschien een ernstige lichamelijke handicap, een slepende kwaal of het dagelijks gevecht tegen een ongeneeslijke ziekte. Misschien heeft uw kruis te maken met de dood van een geliefde, het leed veroorzaakt door iemand die verstrikt is in zonde, of van mishandeling in een van haar vele afschuwelijke vormen. Wat de oorzaak ook moge zijn, ik getuig dat blijvende verlichting mogelijk is als we maar voldoen aan de voorwaarden die de Heer heeft gesteld.’ (Zie De Ster, juli 1994, p. 6.)

2 Nephi 25:15–17. De terugkeer van Juda

  • President Wilford Woodruff (1807–1898) heeft gesproken tot de mensen uit de stam van Juda en beklemtoonde daarbij de grote zegeningen als zij het profetisch aan hen toebedeelde werk zouden uitvoeren — de vergadering als volk om hun thuisland in bezit te nemen en de grote tempel in Jeruzalem wederom op te bouwen: ‘Dat is de wil van uw grote Elohim, o huis van Juda, en wanneer u voor dit werk geroepen wordt, zal de God van Israël u bijstaan. Er ligt een grote toekomst en bestemming voor u in het verschiet en die u wel moet vervullen. U bent het uitverkoren koninklijke geslacht en de God van uw vaders huis heeft u achttienhonderd jaar als afzonderlijk volk laten voortbestaan, onderworpen aan alle verdrukkingen door andere volken over de hele wereld. (…) Wanneer u uw koning Silo ontmoet, zult u hem kennen; uw lotsbestemming staat vast, u kunt er niet omheen. Het is waar dat na uw terugkeer en vergadering in uw erfland en de herbouw van uw stad en tempel, de andere volken hun legers tegen u zullen verzamelen (…); maar wanneer deze beproeving komt, zal de levende God, die Mozes door de woestijn heeft geleid, u bevrijden, en uw Silo zal komen en in uw midden zijn en uw strijd voeren; en u zult Hem kennen en de bezoeking van de Joden zal ten einde zijn.’ (Geciteerd in Matthias F. Cowley, Wilford Woodruff: History of His Life and Labors, 2de editie [1909], pp. 509–510.)

2 Nephi 25:17. ‘Een wonderbaar werk en een wonder’

  • In Jesaja 29:14 staat ook dat God ‘wonderlijk en wonderbaar’ zal handelen, wat slaat op de herstelling van het evangelie in de laatste dagen. In 2 Nephi 27 lezen we over de belangrijke rol van het Boek van Mormon in deze herstelling. Jesaja profeteerde dat wanneer het Boek van Mormon de duisternis van bijna tweeduizend jaar afvalligheid zou helpen verdrijven, de ‘wijsheid’ van de zogenaamde ‘wijzen en geleerden’ zou ‘tenietgaan, en het verstand van zijn verstandigen’ op niets zou uitlopen (2 Nephi 27:26).

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft enkele opmerkelijke gebeurtenissen van dit wonderbare werk en een wonder aangehaald:

    ‘Die geweldige dag brak in 1820 aan, toen een oprechte, gelovige jongeman naar het bos ging om tot God te bidden. Hij was op zoek naar de wijsheid die hij zo hard nodig had.

    ‘Als antwoord kreeg hij een geweldig visioen. God, de eeuwige Vader, en de herrezen Heer Jezus Christus verschenen aan hem en spraken met hem. De sluier die bijna twee millennia lang gesloten was geweest, werd geopend om de bedeling van de volheid der tijden in te luiden.

    ‘Toen werd het heilig priesterschap hersteld, eerst het Aäronisch en vervolgens het Melchizedeks, door de mensen die het vroeger hadden gedragen. Er kwam nog een testament uit het stof der aarde tevoorschijn, als een tweede getuige van de realiteit en de goddelijke aard van de Zoon van God, de Verlosser van de wereld.

    ‘Er werden sleutels van goddelijk gezag hersteld, waaronder de sleutels die nodig waren om gezinnen voor tijd en eeuwigheid te verzegelen, met een verbond dat niet door de dood kon worden vernietigd.

    ‘De steen was aanvankelijk nog klein. En was bijna niet waar te nemen. Maar de steen is gestaag gegroeid en rolt voorwaarts om de aarde te vervullen.’ (Liahona, januari 2000, p. 89.)

2 Nephi 25:19. ‘Zijn naam [zal] Jezus Christus (…) zijn’

  • Het is veelbetekenend dat de naam Jezus Christus in het Boek van Mormon vaak voorkomt. De leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen aanbidden dezelfde onmiskenbare bron van heil, namelijk Jezus Christus, als de vroegere volgelingen van Christus in het oude Amerika dat deden. Hij is ook degene die zijn kerk heeft gesticht onder de heiligen van het Nieuwe Testament, en zelfs Adam werd al in de naam van Jezus Christus gedoopt (zie Mozes 6:52). De heiligen in alle tijdperken van de wereld zien dus op naar Jezus Christus als de bron van kracht en heil, van wie Nephi getuigt dat Hij ‘de Zoon van God’ is (2 Nephi 25:19).

2 Nephi 25:20–21. Nephi’s verslagen blijven bewaard voor toekomstige geslachten

  • Afbeelding
    Nephi schrijft op platen

    © 1988 Paul Mann

    De Heer had Nephi geboden om zijn verslag bij te houden. Nephi wist dat hij dat gebod had ontvangen en wist ook wat hij moest schrijven; maar hij wist mogelijk niet altijd waarom hij dat moest doen. Maar hij ‘wist wel dat hun verslagen bewaard zouden blijven voor toekomstige geslachten met het oog op de herstelling’. (Robert J. Matthews, Selected Writings of Robert J. Matthews: Gospel Scholars Series [1999], p. 356.)

2 Nephi 25:22. Geoordeeld naar onze gewilligheid om het Boek van Mormon te ontvangen

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft onderstreept hoe belangrijk het is om het Boek van Mormon te bestuderen, en dat de verwaarlozing daarvan onvoorziene gevolgen kan hebben:

    ‘Zijn er eeuwige gevolgen aan onze reactie op dit boek verbonden? Jazeker, ons tot zegen of tot veroordeling.

    ‘Iedere heilige der laatste dagen moet dit boek levenslang bestuderen. Anders komt zijn ziel in gevaar en negeert hij datgene waardoor hij geestelijke en intellectuele eenheid in zijn hele leven kan ontvangen. Er is een verschil tussen een bekeerling die door middel van het Boek van Mormon op de rots van Christus is gebouwd en zich aan de roede van ijzer vasthoudt, en een bekeerling die dat niet doet.’ (A Witness and a Warning [1988], pp. 7–8.)

2 Nephi 25:23. De leer van de genade

  • Genade betekent goddelijke hulp of kracht die we door de overvloedige barmhartigheid en liefde van Jezus Christus krijgen. Door de genade van de Heer Jezus, die door zijn zoenoffer mogelijk wordt gemaakt, kan de mens onsterfelijk worden, waarbij ieder zijn lichaam na de dood terugkrijgt in een onsterfelijke toestand. Door de genade van de Heer, geloof in de verzoening van Jezus Christus en bekering van zonden krijgen mensen bovendien de kracht en de hulp om goede werken te verrichten, die ze niet konden verrichten als ze die helemaal op eigen kracht moesten doen. Deze genade is een activerende kracht die mannen en vrouwen in staat stelt om het eeuwige leven en de verhoging te verkrijgen nadat ze zich tot het uiterste hebben ingezet.

    Iedere sterveling heeft goddelijke genade nodig vanwege de val van Adam en ook vanwege de zwakheden en tekortkomingen van de mens. Genade is echter niet toereikend zonder de volledige inspanning van de ontvanger. Vandaar de uitdrukking ‘dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered’ (2 Ne. 25:23). Uiteindelijk maakt de genade van Jezus Christus ons heil mogelijk. Dit beginsel komt tot uitdrukking in Jezus’ gelijkenis van de wijnstok en de ranken (Johannes 15:1–11). (Zie ook Johannes 1:12–17; Efeziërs 2:8–9; Filippenzen 4:13; LV 93:11–14 en Gids bij de Schriften, ‘Genade’, p. 68.)

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de gevolgen van genade en het belang van de leer van de genade voor de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen als volgt toegelicht:

    ‘Sommige christenen beschuldigen heiligen der laatste dagen (…) ervan dat zij de genade van God ontkennen omdat zij beweren dat zij hun eigen behoudenis kunnen verdienen. Wij beantwoorden die beschuldiging met de woorden van twee profeten uit het Boek van Mormon. Nephi heeft gezegd: “Want wij arbeiden ijverig (…) teneinde onze kinderen (…) ertoe te bewegen in Christus te geloven en met God te worden verzoend; want wij weten dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered” (2 Nephi 25:23). En wat is “alles wat wij kunnen doen”? Dat omvat beslist bekering (zie Alma 24:11) en doop, de geboden onderhouden en volharden tot het einde. Moroni verzocht ons: “Ja, komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem en onthoudt u van alle goddeloosheid; en indien gij u van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade u genoeg, opdat gij door zijn genade volmaakt kunt zijn in Christus” (Moroni 10:32).

    ‘Wij worden niet gered in onze zonden, in de zin van onvoorwaardelijke redding door Christus te belijden en dan, onvermijdelijk, zonden te begaan in de rest van ons leven (zie Alma 11:36–37). Wij worden gered van onze zonden (zie Helaman 5:10) door middel van een wekelijkse hernieuwing van onze bekering en reiniging door de genade van God en zijn gezegende heilsplan (zie 3 Nephi 9:20–22).’ (Zie De Ster, juli 1998, p. 67.)

2 Nephi 25:26. Ons verheugen in Christus

  • President Gordon B. Hinckley heeft gezegd dat de kennis die we door de herstelling hebben ontvangen, ons in staat stelt om ons waarlijk in onze Heiland te verheugen: ‘De kerk heeft te maken met critici, vele zelfs. Zij zeggen dat we niet in de traditionele Christus van het christendom geloven. Er zit iets in wat zij zeggen. Ons geloof, onze kennis, is niet gebaseerd op oude tradities, waarvan de geloofsbelijdenissen voortgekomen zijn uit een beperkt begrip en uit de bijna oneindige discussies van mensen die probeerden de herrezen Christus te definiëren. Ons geloof, onze kennis, komt van het getuigenis van een profeet in deze bedeling, die de grote God van het heelal voor zich zag staan, alsmede zijn geliefde Zoon, de herrezen Heer Jezus Christus. Zij spraken tot hem. Hij sprak tot Hen. Hij getuigde openlijk, ondubbelzinnig en onbeschaamd van dat geweldige visioen. Het was een visioen van de Almachtige en van de Verlosser van de wereld, dat zo heerlijk was dat het ons begrip te boven gaat, maar dat zeker en ondubbelzinnig was in de kennis die het opleverde. Uit die kennis, diep geworteld in de grond van hedendaagse openbaring, spreken wij, om met Nephi te spreken, “over Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren over Christus, en wij schrijven volgens onze profetieën, opdat [wij en] onze kinderen zullen weten op welke Bron [wij] mogen vertrouwen voor vergeving van [onze] zonden” (2 Nephi 25:26).’ (Liahona, juli 2002, p. 102.)

    Afbeelding
    Eerste Presidium en Quorum der Twaalf bij de Christus

    © IRI

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft vreugde in Jezus Christus gekoppeld aan de opdracht om de wetten en verordeningen van het evangelie te gehoorzamen:

    ‘Natuurlijk is mijn grootste vreugde dat ik in de gelegenheid gesteld word om, zoals Nephi het gezegd heeft, te spreken over Christus, mij te verheugen in Christus, Christus te prediken en over Christus te profeteren (zie 2 Nephi 25:26), waar ik ook ben en met wie ik ook verkeer, tot aan mijn laatste ademtocht. Er kan beslist geen groter doel of groter voorrecht zijn dan een van de “bijzondere getuigen [te zijn] van de naam van Christus in de gehele wereld” (LV 107:23).

    ‘Maar mijn grootste zorg komt ook uit diezelfde opdracht voort. Te zeggen dat verkondigers van het woord ook naar het woord moeten leven (zie 1 Korintiërs 9:14), is voor mijn gevoel een te zwakke uitspraak. Behalve mijn woorden en leringen en getuigenis moet mijn leven deel uitmaken van dat getuigenis van Jezus. Mijn hele wezen moet de goddelijkheid van dit werk uitstralen. Ik zou het niet kunnen verdragen als er iets zou zijn in mijn woorden en handelingen dat op een of andere manier uw geloof in Christus, uw liefde voor zijn kerk of de eer waarin u het heilige apostelschap houdt, zou aantasten.’ (Zie De Ster, januari 1995, p. 27.)

2 Nephi 25:28. Christus en zijn leiders volgen

  • Ouderling Charles Didier van de Zeventig heeft aangegeven hoe belangrijk het is om naar de Heiland en zijn leiders op aarde te luisteren om een sterker getuigenis te ontvangen:

    ‘Als we eenmaal een getuigenis hebben, heeft het net als een vuur brandstof en zuurstof nodig om te kunnen blijven branden. Een getuigenis moet ook gevoed en onderhouden worden, anders zal het uitbranden en uitdoven. Wanneer een getuigenis uitdooft, blijkt dat altijd samen te gaan met een ontkenning van Christus, onze Heiland en Verlosser. (…)

    ‘Helaas zijn er mensen die een getuigenis verkrijgen en het vervolgens verloochenen en verliezen. Hoe kan dat? Als u de stappen onderneemt om een getuigenis te verkrijgen, hoeft u alleen maar precies het tegenovergestelde te doen om uw getuigenis te verloochenen of te verliezen. Stop met bidden en de deur tot openbaring zal gesloten worden. Wees niet nederig, maar luister naar uw eigen hoogmoedige stem. Neem niet deel aan de verordeningen van het evangelie, maar volg de gebruiken van de wereld. Luister niet naar de leiders van de kerk, maar bekritiseer ze. Luister niet naar de profeten en hun raad, maar interpreteer hun uitlatingen zoals het in uw straatje te pas komt. Wees niet gehoorzaam aan de geboden, maar leef volgens uw eigen wensen en verlangens.’ (Zie De Ster, januari 1992, p. 59.)

2 Nephi 26:11. ‘De Geest des Heren blijft niet inwerken op de mens’

  • Ouderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd hoe belangrijk het is om ijverig naar de tegenwoordigheid van de Heilige Geest te blijven streven: ‘Net als met alle gaven het geval is, moeten we [de gave van de Heilige Geest] ontvangen en aanvaarden. Toen priesterschapsdragers hun handen op uw hoofd legden om u te bevestigen als lid van de kerk, hoorde u de woorden: “Ontvang de Heilige Geest.” Dat betekende niet dat daarmee de Heilige Geest zonder meer, blijvend uw metgezel werd. In de Schriften worden we gewaarschuwd dat de Geest van de Heer “niet [zal blijven] inwerken op de mens”. Bij onze bevestiging krijgen we het recht op het gezelschap van de Heilige Geest, maar het is een recht dat we voortdurend moeten verdienen door gehoorzaamheid en naleving van de normen. We kunnen deze gave niet als vanzelfsprekend beschouwen.’ (Liahona, mei 2003, p. 27.)

2 Nephi 26:15–16. Spraak uit het stof

  • Nephi parafraseerde Jesaja 29:4 om aan te tonen dat ondanks de vernietiging van zijn volk ‘zij die worden vernietigd, (…) vanuit de grond tot hen [zullen] spreken, en hun spraak zal diep vanuit het stof zijn, en hun stem zal zijn als iemand die de doden bezweert’ (2 Nephi 26:16). De doden bezweren komt ons misschien wat vreemd voor, maar vanouds ging men ervan uit dat overleden bekenden invloed voorbij het graf in dit leven konden uitoefenen. In die zin fluistert de stem van het volk van Nephi dat vele jaren ‘in het stof [heeft] gesluimerd’ (2 Nephi 27:9) nu ‘vanuit het stof’ via de pagina’s van het Boek van Mormon, die Joseph Smith letterlijk ‘uit de grond’ heeft genomen (Jesaja 29:4; zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:51–52).

2 Nephi 26:22. ‘Hij voert hen met een vlassen koord om hun hals’

  • Toen ouderling Carlos E. Asay (1926–1999) als zeventiger werkzaam was, heeft hij uitgelegd hoe een vlassen koord een onbreekbaar juk van verdrukking kan worden: ‘De eerste overtreding is als een vezel vlasdraad, eenvoudig te breken en weg te doen. Maar bij elke herhaalde overtreding wordt een draadje om de eerste gevlochten, totdat een vrijwel onbreekbaar koord van meerdere draden ontstaat. “De ketenen van een gewoonte,” zei Samuel Johnson, “zijn te zwak om ze te voelen, tot ze te sterk zijn om ze te verbreken.”’ (The Road to Somewhere: A Guide for Young Men and Women [1994], p. 88.)

2 Nephi 26:29. De zonde van priesterlisten

  • Nephi heeft uitgelegd dat er sprake is van priesterlisten wanneer mensen ‘zichzelf opwerpen als een licht der wereld’ (2 Nephi 26:29). Jezus, daarentegen, heeft de Nephieten geleerd: ‘Ik ben het licht dat gij omhoog zult houden’ (3 Nephi 18:24).

  • Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft opgemerkt dat priesterlisten zowel in de kerk als bij de vijanden van de kerk voorkomen. ‘Laten we daarom oppassen voor valse profeten en valse leraren, zowel mannen als vrouwen, die op eigen titel zogenaamde leerstellingen van de kerk verkondigen, en die hun valse leer prediken en volgelingen proberen te vinden door symposiums, boeken en tijdschriften te propageren waarvan de inhoud niet overeenstemt met de leer van de kerk. Pas op voor zulke mensen, die zich door het geschreven of gesproken woord tegen de ware profeten van God keren, en die actief volgelingen proberen te vinden, zonder rekening te houden met het eeuwig welzijn van de mensen die zij misleiden. Net als Nehor en Korihor in het Boek van Mormon vertrouwen ze op spitsvondigheid om anderen te misleiden en te bedriegen. Zij werpen zichzelf op “als een licht der wereld om gewin en de lof der wereld te verwerven; maar het welzijn van Zion zoeken zij niet” (2 Nephi 26:29).’ (Zie Liahona, januari 2000, p. 74.)

2 Nephi 26:33. ‘Hij nodigt hen allen uit om tot Hem te komen’

  • President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft ons aangespoord om vooroordelen weg te doen en als broeders en zusters in het koninkrijk samen te werken:

    ‘Ik spreek de hoop uit dat we alle culturele, taalkundige en raciale verschillen kunnen overwinnen. (…)

    ‘(…) Volgens mij is er geen ras of klasse in geestelijk of gelovig opzicht superieur. (…)

    ‘Ras, cultuur noch nationaliteit kan geestelijke vrede bieden. Onze toewijding aan God en aan de verbonden en verordeningen van het evangelie kan dat echter wel.’ (Zie De Ster, juli 1995, pp. 55, 57.)

  • Ouderling M. Russell Ballard heeft gezegd dat de zegeningen van het evangelie voor alle kinderen van God zijn weggelegd:

    ‘Onze Vader in de hemel heeft al zijn kinderen evenveel, volmaakt en mateloos lief. Zijn liefde voor zijn dochters is niet anders dan zijn liefde voor zijn zoons. Ook onze Heiland, de Heer Jezus Christus, heeft mannen en vrouwen in gelijke mate lief. Zijn verzoening en zijn evangelie zijn voor al Gods kinderen bestemd. Tijdens zijn aardse bediening diende Jezus mannen en vrouwen zonder onderscheid: Hij genas zowel mannen als vrouwen en Hij onderrichtte zowel mannen als vrouwen.

    ‘(…) Geloof, bekering, doop en de gave van de Heilige Geest, bijvoorbeeld, zijn vereisten voor al Gods kinderen, ongeacht hun geslacht. Hetzelfde geldt voor de verbonden en zegeningen van de tempel. Het is het werk en de heerlijkheid van onze Vader om de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen (zie Mozes 1:39). (…) Zijn grootste gave, de gave van het eeuwige leven, is binnen ons aller bereik.’ (Zie ‘Gelijkheid door verscheidenheid’, De Ster, januari 1994, p. 83.)

2 Nephi 27. De Heer zal ‘een wonderbaar werk en een wonder’ verrichten

  • De laatste woorden die Nephi van Jesaja aanhaalt (Jesaja 29) onthullen dat vele belangrijke profetieën aangaande de herstelling van het evangelie in de laatste dagen in het bijbelse verslag ontbreken. Een zorgvuldige vergelijking van Jesaja 29 met hetzelfde hoofdstuk op de platen van koper (2 Nephi 27) brengt enkele ‘weggenomen’ delen die ‘duidelijk en uitermate waardevol’ zijn (1 Nephi 13:26–27) aan het licht:

    1. De profetie slaat op de laatste dagen (zie 2 Nephi 27:1).

    2. Jesaja profeteerde dat er in de laatste dagen een ‘boek’ tevoorschijn zou komen (vers 6).

    3. Het boek zou ‘verzegeld’ zijn (vss. 7–8).

    4. De rol van Moroni en Joseph Smith bij het voortbrengen van het Boek van Mormon (zie vss. 9–10).

    5. ‘Drie getuigen’ zouden het ‘boek’ zien en ‘van de waarheid [ervan] (…) en de dingen daarin’ getuigen’ (vss. 12–13).

      Afbeelding
      De gouden platen

      © 1987 Greg K. Olsen

    Het is niet moeilijk voor te stellen dat de tegenstander deze profetieën aangaande de herstelling heeft weggenomen ‘met de bedoeling de rechte wegen des Heren te verdraaien, de ogen der mensenkinderen te verblinden en hun hart te verstokken’ (1 Nephi 13:27).

2 Nephi 27:1–2. ‘Dronken (…) van ongerechtigheid’

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft zijn zorgen geuit over de grote problemen in deze tijd:

    ‘Ik kan niets in de kerkgeschiedenis of in de wereldgeschiedenis bedenken dat te vergelijken is met het gevaar dat nu dreigt. Er is in Sodom en Gomorra niets gebeurd dat de verdorvenheid overtreft die momenteel heerst.

    ‘Overal hoor je gevloek, grove taal en godslastering. Eens hielden de verdorvenheden en perversiteiten zich in het duister op; nu zijn ze in de openbaarheid gekomen, zelfs wettelijk beschermd.

    ‘In Sodom en Gomorra kwamen die dingen plaatselijk voor. Nu zijn ze wereldwijd verspreid, ook onder ons.’ (‘The One Pure Defense’ [een avond met president Boyd K. Packer, 6 februari 2004], p. 4, www.ldsces.org.)

2 Nephi 27:7–11. ‘Zie, het boek zal verzegeld zijn’

  • Afbeelding
    De profeet Joseph Smith vertaalt de gouden platen

    © 1982 Robert Barrett

    Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gesproken over Schriften die nog geopenbaard moeten worden, met name die van het Boek van Mormon: ‘We zullen nog veel meer schriftuurlijke verslagen ontvangen, waaronder die van Henoch (zie LV 107:57), alle geschriften van de apostel Johannes (zie Ether 4:16), de verslagen van de verloren stammen van Israël (zie 2 Nephi 29:13) en nog ongeveer tweederde van de platen met het Boek van Mormon dat verzegeld was: “En de dag komt dat de woorden van het boek, die waren verzegeld, vanaf de daken der huizen zullen worden gelezen; en zij zullen worden gelezen door de macht van Christus; en alle dingen zullen aan de mensenkinderen worden geopenbaard die ooit onder de mensenkinderen zijn geweest, en die ooit zullen zijn, zelfs tot aan het einde der aarde” (2 Nephi 27:11). Tegenwoordig gebruiken we handige vier-in-één exemplaren van de Schriften, maar er komt een tijd dat er nog meer Schriftuur bijkomt en we misschien wel een handkarretje nodig hebben om de stapel boeken mee te nemen.’ (A Wonderful Flood of Light [1990], p. 18.)

2 Nephi 27:12. ‘Drie getuigen (…) zullen [het] zien’

  • Ouderling Dallin H. Oaks heeft het volgende gezegd over de krachtige getuigenissen van de drie getuigen: ‘De drie mannen die als getuigen van het Boek van Mormon werden gekozen, waren Oliver Cowdery, David Whitmer en Martin Harris. Hun “getuigenis van drie getuigen” staat in de bijna honderd miljoen exemplaren van het Boek van Mormon die de kerk sinds 1830 heeft uitgegeven. Deze getuigen verklaren plechtig dat ze “de platen hebben gezien die deze kroniek bevatten” en ook “de graveersels die op de platen staan”. Ze getuigen dat deze geschriften “zijn vertaald door de gave en macht Gods, want zijn stem heeft het ons verkondigd”. Zij getuigen: “Wij verklaren in ernstige bewoordingen dat een engel Gods uit de hemel neerdaalde, en ze meebracht en voor onze ogen neerlegde, zodat wij de platen en de graveersels erop aanschouwden en zagen; en wij weten dat het door de genade van God de Vader en onze Heer Jezus Christus is dat wij hebben aanschouwd, en wij getuigen dat deze dingen waar zijn.”’ (Zie De Ster, juli 1999, p. 41.)

  • Zie het overzicht ‘De getuigen van de platen met het Boek van Mormon’ in het aanhangsel (p. 432). Hierin staat informatie over elk van de drie getuigen en de acht getuigen.

2 Nephi 27:13. Nog ‘enkelen’ zullen van de platen ‘getuigen’

2 Nephi 27:15–19. ‘Overhandig [het boek] (…) aan de geleerde’

  • De Heer gaf Joseph Smith de opdracht om Martin Harris een geleerde te laten bezoeken. Oliver Cowdery heeft verteld dat Moroni bij diens eerste bezoek aan Joseph Smith op 21–22 september 1823 de hier aangehaalde profetie van Jesaja in 2 Nephi 27 citeerde en zei dat Joseph die zou vervullen: ‘“Toch”, zei hij, “moet de schrifttekst in vervulling gaan voordat de vertaling plaatsvindt, waarin staat dat de woorden van een boek, die waren verzegeld, aan de geleerde werden getoond; aldus had God bepaald dat de mens geen excuus zou hebben, en toonde Hij de ootmoedigen dat zijn reddende arm is uitgestrekt.”’ (‘Brief IV. aan W. W. Phelps’, Messenger and Advocate, februari 1835, p. 80.) Deze profetie is in 1828 vervuld toen Martin Harris de ‘geleerde’ man, Charles Anthon, bezocht (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:63–65).

    Afbeelding
    Martin Harris en Charles Anthon

    William Whitaker, © IRI

    Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het opmerkelijke voorval met professor Anthon omschreven als typerend voor de algemene reactie van de geleerden van deze wereld op het Boek van Mormon: ‘De tekst verwijst niet alleen naar professor Anthon, aangezien het meervoudig voornaamwoord zij wordt gebezigd [2 Nephi 27:20]. De tekst verwijst naar de manier van denken van de meeste geleerden in deze wereld, die het Boek van Mormon doorgaans niet serieus nemen. Zelfs als ze het lezen, lezen ze het niet echt, maar sluiten ze wonderen uit, met inbegrip van de wonderbaarlijke wijze waarop het boek door de “gave en macht van God” tevoorschijn is gekomen.’ (‘The Book of Mormon: A Great Answer to “the Great Question”’, in: Monte S. Nyman en Charles D. Tate jr., redacteurs, The Book of Mormon: First Nephi, The Doctrinal Foundation [1988], p. 9.)

2 Nephi 27:20. ‘Ik ben in staat mijn eigen werk te doen’

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft uiteengezet dat de Heer uiteindelijk alle bezwaren tegen zijn werk zal wegnemen: ‘God leeft in een eeuwig heden, waarin verleden, heden en toekomst voortdurend voor zijn aangezicht zijn (zie LV 130:7). Zijn goddelijke besluiten staan vast, daar er niets is wat Hij in zijn hart zal voornemen om te doen, of Hij zal het doen (zie Abraham 3:17). Hij kent het einde vanaf het begin! (Zie Abraham 2:8.) God is zeer wel “in staat [zijn] eigen werk te doen” (2 Nephi 27:20) en al zijn doelstellingen te verwezenlijken, iets wat niet gezegd kan worden van de minutieus uitgewerkte plannen van de mens, aangezien we zo vaak onze keuzevrijheid verkeerd gebruiken!’ (Liahona, mei 2003, p. 70.)

  • Bij een eerdere gelegenheid heeft ouderling Maxwell opgemerkt dat God zijn doeleinden verwezenlijkt zonder de keuzevrijheid van de mens teniet te doen: ‘Omdat het belangrijkste aspect van de verzoening al volbracht is, weten we dat al het andere in Gods plan uiteindelijk ook zal slagen. God is zeer zeker in staat zijn eigen werk te doen! (Zie 2 Nephi 27:20–21.) In zijn plannen voor de mensheid heeft God lang geleden voldoende voorzieningen getroffen voor alle menselijke fouten. Zijn doeleinden zullen alle zegevieren, zonder de keuzevrijheid van de mens teniet te doen. Daarnaast zullen al zijn doeleinden op hun tijd verwezenlijkt worden (zie LV 64:32).’ (Zie De Ster, januari 1991, p. 13.)

2 Nephi 27:21. ‘In de door Mij bestemde tijd’

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft het volgende gezegd over onze timing en de timing van God: ‘Geloof omvat ook een vertrouwen in Gods timing, want Hij heeft gezegd: “Alle dingen moeten op hun tijd geschieden” (LV 64:32). Ironisch genoeg hebben sommigen die God belijden, grote moeite met zijn timing, zowel ten aanzien van zichzelf als van het wereldgebeuren!’ (Zie De Ster, juli 1991, p. 85.)

    Ouderling Maxwell heeft ook eens gezegd: ‘Geloof in de timing van God [is] in staat zijn te zeggen: “Uw timing geschiede, ook al begrijpen we die niet helemaal.”’ (‘Glorify Christ’ [een avond met ouderling Neal A. Maxwell, 2 februari 2001], p. 7, www.ldsces.org.)

2 Nephi 27:35. ‘De morrenden zullen lering aannemen’

  • Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verklaard dat mensen die morren tegen geopenbaarde waarheid, nieuwe leerstellingen zullen leren: ‘Dat is het doel van het Boek van Mormon. Leden van valse kerken die in geestelijk opzicht dwalen, die denken dat ze de waarheid hebben, worden door het Boek van Mormon tot de volheid van het evangelie gebracht. Wie hun geloof gebaseerd hebben op uit het verband gerukte verzen en onduidelijke schriftteksten, en wie zich verbaasd en opgewonden hebben over ogenschijnlijke bijbelse tegenstrijdigheden, krijgen inzicht in de gezonde leer. Ze vragen zich niet langer af hoe het zit met de verzoening, redding door de genade alleen, de kinderdoop, het priesterschap, de gaven van de Geest, de teksten over een afval, de herstelling van het evangelie, en de vergadering van Israël. Alles wordt duidelijk door dit nieuwe testament aangaande Christus en zijn evangelie.’ (The Millennial Messiah [1982], pp. 174–175.)

Stof tot nadenken

  • Wat betekent voor u de zinsnede ‘na alles wat wij kunnen doen’ met betrekking tot redding door de genade? (2 Nephi 25:23.)

  • Waaraan hebt u gezien dat hoogmoed en geldzucht de spiritualiteit in de mensen om u heen aantasten?

  • Nephi heeft in 2 Nephi 27 het belang van getuigen toegelicht. Noem de verschillende getuigen waar hij op doelt (zie vss. 12–14). In welke opzichten speelt ieder lid van de kerk, dus u ook, een rol als getuige bij de vestiging van Gods woord? (Zie vers 14.)

Voorgestelde opdrachten

  • Leg aan een familielid of goede vriend(in) de leer van de genade uit zoals de profeet Nephi die heeft verduidelijkt.

  • Bereid een toespraak of gezinsavondles voor over de vervulling van Jesaja’s profetie aangaande het ‘wonderbaar werk en een wonder’ (2 Nephi 27:26) van de Heer in de laatste dagen.