Instituut
Hoofdstuk 15: Jakob 1–4


Hoofdstuk 15

Jakob 1–4

Inleiding

Wegens hun hoogmoed en grote rijkdom gaven de Nephieten in de tijd van Jakob zich over aan vele zonden, vooral zedelijke zonden. Jakob voelde de last van zijn profetische roeping en sprak zich uit tegen deze kwade praktijken en riep het volk stoutmoedig op tot bekering. Wanneer hebt u gemerkt dat de profeet en andere kerkleiders een duidelijke en belangrijke boodschap overbrachten? Als u de goddelijke opdracht van een priesterschapsleider begrijpt om geestelijke correctie toe te passen, begrijpt u de waarschuwende stem van hedendaagse profeten in een wereld die steeds slechter wordt ook beter.

Nadat Jakob de Nephieten op de gevolgen van hun zonden had gewezen, vestigde hij hun aandacht op de Heiland. Hij leerde dat we de macht bezitten om zonde en zwakheden door de genade van Christus te overwinnen. Daarom vroeg hij: ‘Waarom zouden wij niet spreken over de verzoening van Christus (…)?’ Op die wijze verkrijgen wij ‘kennis van een opstanding en de toekomende wereld’ (Jakob 4:12). Onze waardering neemt dan toe voor de gave van verlossing van zonde en dood die de Heiland ons biedt.

Toelichting

Jakob 1:2–8. Het doel van Jakobs geschriften

  • Jakob streefde hetzelfde doel na als zijn broer Nephi door zijn kroniek op de kleine platen bij te houden. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft Jakobs doel toegelicht:

    ‘Jakob was er kennelijk op gebrand de leer van Christus uiteen te zetten. Gezien de ruimte die Jakob aan zijn getuigenis van de verzoening van de Heiland heeft toebedeeld, vormde die basisleer in zijn ogen onmiskenbaar de heiligste leerstelling en de belangrijkste openbaring.

    ‘“Wij ontvingen (…) vele openbaringen en de geest van veel profetie;” schreef Jakob, “daarom waren wij bekend met Christus en met zijn koninkrijk dat zou komen.

    ‘“Welnu, wij arbeidden ijverig onder ons volk om hen ertoe te bewegen tot Christus te komen (…).

    ‘“Daarom, God gave (…) dat allen in Christus zouden geloven, zich zouden bezinnen op zijn dood, zijn kruis zouden opnemen en de smaad der wereld zouden dragen.” [Jakob 1:6–8.]

    ‘Geen andere profeet in het Boek van Mormon lijkt zich van nature of door zijn getuigenis ijveriger dan Jakob te hebben ingespannen om mensen te overtuigen. De lof der wereld deed hem niets, hij verkondigde duidelijke, gezonde, zelfs pijnlijke leerstellingen, en hij kende de Heer persoonlijk. Hij is een klassiek voorbeeld in het Boek van Mormon van een jongeman die besloot het kruis op te nemen en de smaad der wereld te dragen ter verdediging van de naam van Christus. Het leven, inclusief die moeilijke eerste jaren toen hij zijn vader en moeder door de goddeloosheid van Laman en Lemuël met groot verdriet zag sterven, is nooit gemakkelijk geweest voor deze eerstgeborene in de wildernis.’ (Christ and the New Covenant [1997], pp. 62–63.)

Jakob 1:9–19. Nephi en de regering van de Nephitische koningen

  • Nadat Nephi zich van zijn broers, de latere Lamanieten, had afgescheiden (zie 2 Nephi 5), vestigde hij een koninkrijk onder zijn volk, de Nephieten. Met de nodige terughoudendheid werd Nephi de eerste koning (zie 2 Nephi 5:18–19). Nephi noemde zijn tijd als koning-leider ‘mijn regering’ (1 Nephi 10:1). De tweede koning en de andere koningen na hem werden allemaal Nephi genoemd (zie Jakob 1:11–15). Het verslag van de koningen en de wereldlijke kroniek werden vooral op de grote platen van Nephi bijgehouden (zie Jarom 1:14; Omni 1:11; Woorden van Mormon 1:10).

De belangrijkste leiders in de geschiedenis van de Nephieten — 600 v.C. tot 421 n.C.

Jaar volgens de regering der rechters

Jaar volgens de christelijke jaartelling

Koning, opperrechter of regeerder

Leider of kerkleider

Legerleider

600 v.C.

Nephi (2 Nephi 5:18–19)

Nephi (1 Nephi 1:1–3; 19:1–4)

Nephi (2 Nephi 5:14; Jakob 1:10)

544 v.C.

Anderen die waren aangewezen (Jakob 1:9)

Jakob (2 Nephi 5:26; Jakob 1:1–4, 17–18)

544–420 v.C.

Enos en vele profeten (Enos 1:22, 26)

399 v.C.

‘Machtige mannen in het geloof des Heren’ (Jarom 1:7)

Jarom en de profeten van de Heer (Jarom 1:1, 10–11)

‘Machtige mannen in het geloof des Heren’ (Jarom 1:7)

361 v.C.

Omni (Omni 1:1–3)

317 v.C.

Amaron (Omni 1:4–8)

Chemish (Omni 1:9)

279–130 v.C.

Mosiah1 (Omni 1:12–23)

Benjamin (Omni 1:23–25; Woorden van Mormon)

Abinadom (Omni 1:10–11)

Amaleki (Omni 1:12)

Benjamin met de heilige profeten (Woorden van Mormon 1:16–18; Mosiah 1–6)

Mosiah1 (Omni 1:12–23)

Benjamin (Omni 1:23–25)

124 v.C.

Mosiah2 (Mosiah 1:15)

Mosiah2 (Mosiah 6:3)

122 v.C.

Alma1 (Mosiah 25:19; 26:28)

1

91 v.C.

Alma2 (Mosiah 29:44)

Alma2 (Mosiah 29:42)

Alma2 (Alma 2:16)

9

83 v.C.

Nephihah (Alma 4:17, 20)

18

74 v.C.

Moroni (Alma 43:17)

19

73 v.C.

Helaman1 (Alma 37:1; 45:20–23)

24

68–67 v.C.

Pahoran (Alma 50:39–40)

32

60 v.C.

Moronihah (Alma 62:43)

36

56 v.C.

Shiblon (Alma 63:1)

39

53 v.C.

Helaman2 (Alma 63:11)

40

52 v.C.

Pahoran2 (Helaman 1:1, 5) en Pacumeni (Helaman 1:13)

42

50 v.C.

Helaman2 (Helaman 2:1–2)

53

39 v.C.

Nephi1 (Helaman 3:37)

Nephi1 (Helaman 3:37)

62

30 v.C.

Cezoram (Helaman 4:18; 5:1)

Laatste verwijzing naar Moronihah (Helaman 4:18)

66

26 v.C.

Cezorams zoon (Helaman 6:15)

?

?

Seëzoram (Helaman 6:39; 9:23)

92

n.C.

Lachoneüs1 (3 Nephi 1:1)

Nephi2 (3 Nephi 1:1–2)

16 n.C.

Gidgiddoni (3 Nephi 3:18)

30 n.C.

Lachoneüs2 (3 Nephi 6:19)

?

Nephi3 (?) (Opschrift bij 4 Nephi)

110 n.C.

Amos1 (4 Nephi 1:19–20)

194 n.C.

Amos2 (4 Nephi 1:21)

305 n.C.

Ammaron (4 Nephi 1:47)

ca. 321–335 n.C.

Mormon (Mormon 1:1–3)

326 n.C.

Mormon (Mormon 2:2)

385 n.C.

Moroni (Mormon 6:6)

Jakob 1:15. Wat is een bijvrouw?

  • Bijvrouwen in het Oude Testament ‘werden als tweede vrouw beschouwd, ofwel vrouwen die lager stonden op de maatschappelijke ladder dan vrouwen die geen bijvrouwen werden genoemd.’ (Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 2de editie [1966], p. 154.) Bijvrouwen genoten volledige bescherming als wettige vrouw en overtraden de wet van kuisheid niet als het huwelijk door de Heer was goedgekeurd (zie LV 132:34–43). In de periode van het Boek van Mormon werden bijvrouwen echter niet door de Heer toegestaan (zie Jakob 2:27; Mosiah 11:2).

Jakob 1:18. ‘Tot priester en leraar (…) gewijd’

  • President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft toegelicht om welke priesters en leraren het in Jakob 1:18 gaat: ‘In de periode vanaf de tijd van Lehi tot aan de komst van de Heiland onder de Nephieten, officieerden zij met het gezag van het Melchizedeks priesterschap. Het is waar dat Nephi “Jakob en Jozef wijdde” tot priester en leraar over het land van de Nephieten, maar (…) in beide gevallen wordt niet verwezen naar het specifieke ambt in het priesterschap, maar naar een algemene opdracht om het volk te onderrichten, te leiden en aan te sporen.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 1, p. 124.)

Jakob 1:19. ‘Wij maakten ons ambt groot voor de Heer’

  • President Thomas S. Monson heeft bij de bespreking van de taken van priesterschapsdragers om anderen te dienen verklaard:

    ‘Wat houdt het in om een roeping groot te maken? Het betekent dat onze roeping ons heilig is en van grote waarde, achtenswaardig en prijzenswaardig in de ogen van alle mensen, dusdanig dat zij wordt vergroot en aanzienlijk wordt, zodat het hemelse licht er voor anderen in wordt weerspiegeld.

    ‘En hoe maken we onze roeping dan groot? Gewoon, door het werk te verrichten dat van ons wordt verlangd. Een ouderling maakt zijn roeping van ouderling groot door te leren wat zijn taken zijn en die taken dan uit te voeren. En wat voor een ouderling geldt, geldt ook voor een diaken, een leraar, een priester, een bisschop en alle anderen die een ambt in het priesterschap dragen.’ (Liahona, mei 2005, p. 54.)

Jakob 1:19; 2:2. ‘Bereid de zonden van het volk op ons eigen hoofd te laten neerkomen’

  • Mensen met een leidinggevende taak in de kerk dragen een grote verantwoordelijkheid. Jakob schreef dat een leider die het woord van God niet leert aan degenen over wie hij is gesteld, deels de verantwoording voor hun zonden draagt. President Hugh B. Brown (1883–1975) van het Eerste Presidium heeft over de verantwoordelijkheid die Jakob beschreef het volgende gezegd:

    ‘President John Taylor heeft eens tot de broeders van de priesterschap gezegd: “Als u uw roeping niet grootmaakt, zal God u verantwoordelijk houden voor diegenen die u had kunnen redden als u uw plicht had gedaan.”

    ‘In die verklaring schuilt een uitdaging. Als ik door iets verkeerds te doen of iets goeds niet te doen kwijtraak wat ik in het hiernamaals had kunnen krijgen, zal ik zelf moeten lijden en mijn dierbaren ongetwijfeld met mij. Maar als ik faal in mijn roeping als bisschop, ringpresident, zendingspresident of algemeen autoriteit van de kerk — als een van ons nalaat te onderwijzen, te leiden en hen te helpen verlossen die onder onze leiding staan, zal de Heer ons verantwoordelijk houden als zij ten gevolge van ons falen verloren gaan.’ (Conference Report, oktober 1962, p. 84.)

Jakob 2:8–10. Berispen ‘volgens de strenge bevelen Gods’

  • In plaats van ‘het woord dat de verwonde ziel geneest’ te verkondigen (Jakob 2:8) of ‘het aangename woord Gods’ te spreken (vers 9), voelde Jakob zich door de Heer gedrongen een onderwerp aan te snijden dat, helaas, ‘de wonden [zou] vergroten van hen die reeds verwond [waren]’ (vers 9). Soms zijn scherpe en duidelijke woorden nodig als een priesterschapsleider kerkleden tot bekering roept.

    Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de delicate balans beschreven om de waarheid zowel meevoelend als stoutmoedig over te brengen:

    ‘Jakob besteedt bijna tien volledige verzen als aanloop naar de moeilijke taak om bepaalde zonden te bespreken en de woorden waarmee hij dat moet doen. Hij zegt dat hij dat ‘in alle ernst’ doet, ‘gebukt onder een veel groter verlangen naar en een veel grotere bezorgdheid over het welzijn van [de] ziel’ van zijn toehoorders (Jakob 2:2–3). Hij zou ons gezien zijn achtergrond hebben verrast als hij iets anders had beweerd.

    ‘Luister naar de droevige toon van deze passages — letterlijk het verdriet dat eruit spreekt — als hij zich volledig richt op wat voor hem het zwaarste weegt: zijn niet-aflatende trouw aan God en zijn geboden.

    ‘“Ja, het grieft mij in de ziel en doet mij van schaamte ineenkrimpen voor de tegenwoordigheid van mijn Maker, dat ik tot u moet getuigen van de goddeloosheid van uw hart. (…)

    ‘“Daarom bezwaart het mijn ziel dat ik, wegens het strenge gebod dat ik van God heb ontvangen, gedrongen word u te berispen wegens uw misdaden, de wonden te vergroten van hen die reeds verwond zijn, in plaats van te troosten en hun wonden te genezen; en zij die niet zijn verwond, krijgen dolken aangelegd om hun ziel te doorboren en hun tere gemoed te verwonden, in plaats van zich te kunnen vergasten aan het aangename woord Gods.” (Jakob 2:6–7, 9.)

    ‘Jakob laat nog voordat hij met zijn eigenlijke toespraak begint, merken dat de onomwonden manier van prediken hem bijkans net zo zwaar valt als de schuldigen die hij toespreekt. Maar wellicht gaat dat altijd zo, en was Christus bij zijn prediking daarom vaak “een man van smarten”. De geboden vragen om gehoorzaamheid, de zonde vraagt om berisping. Maar zelfs die stringente uitgangspunten vragen om mededogen. Zelfs de strengste profeet moet vanuit de diepte van een gevoelige ziel prediken.’ (‘Jacob the Unshakable’, Heroes from the Book of Mormon [1995], pp. 39–40.)

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat wanneer priesterschapleiders zich door de Geest ‘gedrongen’ voelen aansporingen en waarschuwingen te uiten, de leden van de kerk de vermaning en instructie die ze ontvangen ter harte moeten nemen:

    ‘Vorige week sprak ik met een lid van het Quorum der Twaalf over de opmerkingen die we over onze toespraken tijdens de aprilconferentie hadden gekregen. Mijn vriend zei dat iemand had gezegd: “Ik heb echt van uw toespraak genoten.” We waren het erover eens dat we dergelijke opmerkingen niet graag horen. Mijn vriend zei: “Ik heb die toespraak niet gehouden zodat men ervan zou genieten. Wie denkt hij wel dat ik ben, een of andere conferencier?” Een ander lid van ons quorum hoorde dat en zei: “Dat doet me denken aan het verhaal van een goede predikant. Toen een kerkganger zei: ‘Ik heb vandaag van uw preek genoten’, zei de predikant: ‘Dan hebt u die niet begrepen.’”

    ‘Jullie weten wellicht nog dat ik de afgelopen aprilconferentie over pornografie heb gesproken. Niemand heeft gezegd dat ze van die toespraak hebben “genoten” — helemaal niemand! Ook ik heb er helemaal niet van “genoten”.

    ‘Ik verwijs naar deze gesprekken om het beginsel te onderstrepen dat een boodschap van een algemeen autoriteit tijdens een algemene conferentie — een boodschap die onder invloed van de Geest is voorbereid om het werk van de Heer te bevorderen — niet gegeven wordt om ervan te genieten. Die boodschap wordt gegeven om te inspireren, op te bouwen, aan te sporen of te vermanen. Maar ook om onder invloed van de Geest des Heren naar de toespraak te luisteren en de luisteraar door de Geest te laten leren wat hij of zij ermee moet doen.’ (‘The Dedication of a Lifetime’ [CES-haardvuuravond voor jongvolwassenen, 1 mei 2005], p. 1, www.ldsces.org.)

Jakob 2:12–19.
Afbeelding
scripture mastery
‘Voordat gij naar rijkdom streeft’

  • Afbeelding
    Goud en juwelen

    © Photospin

    Jakob heeft gezegd dat God de rijken niet veroordeelt om hun rijkdom. De veroordeling komt door hoogmoed of misbruik van hun overvloed (zie Jakob 2:13–14). Sommige Nephieten verkozen hun rijkdom boven God als het middelpunt van hun leven. Hun streven naar rijkdom heeft ertoe geleid dat zij hun broeders vervolgden in plaats van hen bij te staan (zie vss. 18–19).

  • President David O. McKay (1873–1970) heeft ons vermaand voorzichtig te zijn met waar we naar streven. De kans is groot dat we alles krijgen waarvoor we ons inspannen, maar soms wel tegen een hoge prijs: ‘Wat zoekt gij eerst? Wat koestert u als de belangrijkste, voornaamste gedachte? Die gedachte bepaalt in grote mate uw bestemming. (…) In deze wereld verkrijgt u wellicht nagenoeg alles waar u naar streeft. Als u streeft naar rijkdom, kunt u die verkrijgen, maar voordat u dat als doel op zich beschouwt, kijk dan eens naar wie alles voor dat doel hebben opgeofferd, naar wie rijkdom om de rijkdom zelf hebben nagejaagd. Het goud zelf is niet verderfelijk, maar het motief om dat goud te verwerven vaak wel.’ (Treasures of Life [1962], pp. 174–175.)

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft inzake het najagen van onze doelen in het leven gezegd:

    ‘We willen dat onze kinderen en hun kinderen weten dat de keuze in het leven niet draait om beroemdheid of anonimiteit, of om rijkdom of armoede. De keuze draait om goed of kwaad, wat iets heel anders is.

    ‘Wanneer we die les eindelijk doorhebben, is ons geluk voortaan niet meer van materiële zaken afhankelijk. We kunnen dan gelukkig zijn zonder of succesvol zijn ondanks die zaken.

    ‘Rijkdom en aanzien zijn niet altijd verdiend. Onze waarde valt niet af te meten aan onze bekendheid of onze bezittingen. (…)

    ‘Ons leven bestaat uit duizenden keuzes die we dagelijks maken. Door de jaren heen geven die kleine keuzes samen duidelijk aan waar we waarde aan hechten.

    ‘Ik herhaal: de cruciale test van het leven draait niet om de keuze tussen bekendheid en anonimiteit, of tussen rijkdom en armoede. De belangrijkste keuze in het leven is die tussen goed en kwaad.’ (Ensign, november 1980, p. 21.)

Jakob 2:17. ‘Vrijgevig met uw bezit’

  • In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen worden de armen en behoeftigen door middel van vastengaven geholpen. De leiders van de kerk moedigen de leden aan om een royale vastengave te geven. Ouderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd hoeveel we behoren bij te dragen:

    ‘Hoeveel vastengave behoren we te betalen? Broeders en zusters, aan de grootte van onze offergave om de armen tot zegen te zijn, kunnen we onze dankbaarheid jegens onze hemelse Vader afmeten. Zullen wij, die zo overvloedig gezegend zijn, degenen die onze hulp nodig hebben de rug toekeren? Aan een gulle vastengave kunnen we afmeten in hoeverre we bereid zijn ons toe te wijden aan de verlichting van het lijden van anderen.

    ‘Broeder Marion G. Romney, die bisschop was van onze wijk toen ik op zending werd geroepen, en die later lid werd van het Eerste Presidium, heeft uitdrukkelijk gezegd:

    ‘“Wees vrijgevig, opdat u zelf zult groeien. Geef niet alleen voor de armen, maar geef voor uw eigen welzijn. Geef genoeg zodat u uzelf kunt geven in Gods koninkrijk door uw middelen en uw tijd toe te wijden.” (Ensign, juli 1982, p. 4.)’ (Liahona, juli 2001, p. 91.)

Jakob 2:20–22. ‘Hooghartig’

  • Hoogmoed wordt soms wel de grote zonde van de geest genoemd; Satan beging die zonde in de voorsterfelijke wereld (zie Jesaja 14:12–14; Mozes 4:1–2). Verder leidt hoogmoed tot onze val en vernietiging, waarvoor de Heer ons herhaaldelijk waarschuwt:

    ‘Hoed u voor hoogmoed, opdat gij niet in verzoeking komt’ (LV 23:1).

    ‘Want de ure is nabij en de dag spoedig ophanden dat de aarde rijp is; en alle hoogmoedigen en zij die goddeloosheid bedrijven, zullen als stoppels zijn; en Ik zal hen verbranden, zegt de Heer der heerscharen, zodat er geen goddeloosheid op de aarde zal zijn’ (LV 29:9).

    ‘Staat niet beschaamd en wordt niet te schande, maar weest gewaarschuwd in al uw hooghartigheid en trots, want deze spannen een valstrik voor uw ziel’ (LV 90:17).

    ‘Wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden’ (LV 101:42).

Jakob 2:23–30. Meervoudig huwelijk

  • Jakob heeft duidelijk uiteengezet dat de Heer het meervoudig huwelijk onder de Nephieten niet toestond. Hij zei dat een man slechts één vrouw mocht hebben, tenzij de Heer anders zou gebieden (zie Jakob 2:27–30). In deze tijd heeft president Gordon B. Hinckley (1910–2008) de volgende uitspraak gedaan over het standpunt van de kerk ten aanzien van het meervoudig huwelijk:

    ‘Ik wil categorisch ontkennen dat deze kerk ook maar iets te maken heeft met de mensen die een meervoudig huwelijk hebben. Zij zijn geen lid van deze kerk. De meesten zijn er nooit lid van geweest. Zij overtreden de burgerlijke wet. Zij weten dat zij de wet overtreden. Zij zijn onderworpen aan de straffen die daarop staan. Uiteraard heeft de kerk geen enkele jurisdictie in deze aangelegenheid.

    ‘Als wij erachter komen dat een van onze leden een meervoudig huwelijk heeft, wordt hij of zij geëxcommuniceerd, de zwaarste straf die de kerk kan opleggen. De mensen die hierbij betrokken zijn, overtreden niet alleen rechtstreeks de burgerlijke wet, maar zij overtreden ook de wet van deze kerk. Een van onze geloofsartikelen is bindend voor ons. Er staat in: “Wij geloven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en magistraten, door het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet” (Geloofsartikelen 1:12). Men kan niet tegelijkertijd de wet gehoorzaam en ongehoorzaam zijn. (…)

    ‘Meer dan een eeuw geleden heeft God duidelijk aan zijn profeet Wilford Woodruff geopenbaard dat het meervoudig huwelijk afgeschaft moest worden, wat inhoudt dat het nu tegen Gods wet is. Zelfs in landen waar de burgerlijke wet of de godsdienstige wetten het meervoudig huwelijk toelaten, leert de kerk dat het huwelijk monogaam moet zijn, en accepteert men geen nieuwe leden met een meervoudig huwelijk.’ (Zie De Ster, januari 1999, p. 84.)

Jakob 2:28. Kuisheid

  • Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de wet van kuisheid duidelijk omschreven: ‘Alle seksuele intimiteit buiten het huwelijk, waarmee ik alle opzettelijke contacten bedoel met andermans intieme lichaamsdelen — of dat nu met of zonder kleding is — is zonde en is door God verboden. Het is ook een overtreding om die emoties opzettelijk bij jezelf te stimuleren.’ (Zie De Ster, januari 1995, p. 34.)

    Ouderling Scott heeft ook de goddelijke goedkeuring van intimiteit binnen het huwelijk onderstreept, alsmede de goddelijke afkeuring van onzedelijkheid. Hij heeft de volgende waarschuwing geuit:

    ‘De Heer heeft die intieme handelingen buiten het blijvende huwelijksverbond verboden omdat ze zijn doeleinden ondermijnen. Binnen het heilige huwelijksverbond voldoen dergelijke relaties aan zijn plan. Wanneer ze op enige andere wijze voorkomen, gaan ze in tegen zijn wil. Ze veroorzaken dan ernstige emotionele en geestelijke schade. Ook al beseffen de desbetreffende personen het nu niet, later zullen ze het wel inzien.

    ‘Seksuele onreinheid belemmert de invloed van de Heilige Geest met alle daarbijhorende verheffende, verhelderende en machtgevende vermogens. Ze gaat gepaard met krachtige lichamelijke en emotionele stimulatie. Na verloop van tijd schept ze een onbevredigbaar verlangen dat de overtreder tot steeds ernstiger zonde brengt. Ze brengt zelfzucht teweeg en kan voeren tot agressieve handelingen, zoals mishandeling, abortus, seksueel misbruik en geweld. Een dergelijke stimulatie kan ook leiden tot homoseksueel gedrag. Ze is slecht en absoluut verkeerd.’ (Zie De Ster, januari 1995, p. 34.)

Jakob 2:31–35. ‘Vele harten gestorven, met diepe wonden doorstoken’

  • Veel Nephitische mannen hadden het hart van hun vrouw gebroken en het vertrouwen van hun kinderen verspeeld. Gezinnen kunnen uiteenvallen wanneer de wet van kuisheid wordt overtreden. Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat meer mensen dan alleen zij die de zonde begaan met de gevolgen ervan te maken hebben:

    ‘Onkuisheid en ontrouw hebben ernstige gevolgen, zoals de uitdeinende, onontkoombare resultaten van seks vóór het huwelijk, onder meer buitenechtelijke kinderen, maar ook ziekte en uiteengeslagen gezinnen. Zoveel huwelijken hangen aan een zijden draadje of zijn al geknapt. (…)

    ‘Daarom is het bewaren van het zevende gebod een onmisbaar schild! (Zie Exodus 20:14.) Wanneer men dit schild laat zakken of verliest, gaan de zo onontbeerlijke hemelse zegeningen verloren. Geen individu of volk kan lang voorspoedig zijn zonder die zegeningen.’ (Liahona, januari 2002, pp. 90–91.)

Jakob 3:10. De slechte uitwerking van een slecht voorbeeld

  • Kinderen leren constant van het voorbeeld van de mensen om hen heen. Helaas kan een onrechtschapen voorbeeld een vernietigende uitwerking hebben op de jeugd. Ouderling Vaughn J. Featherstone van de Zeventig heeft gewaarschuwd: ‘Ik wil het volgende tegen de volwassenen en ouders zeggen. De vader van ouderling Bruce R. McConkie [Oscar Walter McConkie] heeft gezegd dat als we een gebod overtreden, hoe klein ook, onze jeugd later misschien een gebod zal overtreden dat tien of honderd keer ernstiger is en dat vervolgens zal goedpraten op basis van de kleine overtreding die wij in het verleden begaan hebben.’ (Liahona, januari 2000, pp. 15–16.)

  • Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de ouders in de kerk aangespoord om hun geloof en rechtschapenheid aan hun kinderen te tonen:

    ‘Ik denk dat sommige ouders niet begrijpen dat zij, ondanks het feit dat zij volgens henzelf een sterk getuigenis hebben, dat geloof voor hun kinderen moeilijk waarneembaar maken. We kunnen redelijk actieve heiligen der laatste dagen zijn, maar als we geen integer, evangeliegericht leven leiden en niet op onze kinderen overdragen dat we er diep van overtuigd zijn dat de herstelling heeft plaatsgevonden en dat de kerk vanaf het eerste visioen tot op dit moment door God geleid wordt, dan kan wel eens blijken dat die kinderen, tot onze spijt maar niet tot onze verbazing, geen actieve heiligen der laatste dagen meer zijn.

    Nog niet zo lang geleden ontmoetten zuster Holland en ik een aardige jongeman die met ons in contact kwam nadat hij had rondgekeken in de occulte wereld en diverse oosterse godsdiensten, op zoek naar een godsdienstige overtuiging. Zijn vader, gaf hij toe, geloofde helemaal nergens in. Maar zijn grootvader, vertelde hij, was eigenlijk lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. “Maar hij deed er niet zo veel mee”, zei de jongeman. “Hij sprak altijd nogal cynisch over de kerk.” Via een cynische grootvader naar een zoon die niet weet of God bestaat, naar een kleinzoon die nu wanhopig op zoek is naar wat God al aan zijn familie had gegeven! (…)

    ‘Geen enkele ouder of wie dan ook, heeft ooit toestemming gekregen om, al is het onopzettelijk, te zorgen dat een kind (of iemand anders) ontrouw wordt, de kern van het geloof uit het oog verliest, alleen maar omdat we slim of onafhankelijk willen zijn. (…)

    ‘Leef het evangelie zo duidelijk mogelijk na. Houd u aan uw verbonden. Uw kinderen weten dat u die hebt gesloten. Geef priesterschapszegens. En geef uw getuigenis! Ga er niet zomaar van uit dat uw kinderen op eigen houtje aanvoelen wat u gelooft.’ (Liahona, mei 2003, p. 86–87.)

Jakob 3:11. ‘De tweede dood’

  • De tweede dood wordt ook wel de geestelijke dood genoemd. In de Gids bij de Schriften staat de geestelijke dood omschreven als ‘gescheiden worden van God en van zijn invloed’. De geestelijke of tweede dood die Jakob noemt, komt ‘na de dood van het sterfelijke lichaam. Zowel herrezen mensen als de duivel en zijn engelen zullen worden geoordeeld. Wie zich willens en wetens hebben verzet tegen het licht en de waarheid van het evangelie, zullen de geestelijke dood ondergaan. (…) (Alma 12:16; Helaman 14:16–19; LV 76:36–38)’ (Gids bij de Schriften, ‘Dood, geestelijke’).

Jakob 4:5. De Vader aanbidden in de naam van Jezus Christus

  • Afbeelding
    Adam en Eva brengen een offer

    © 1995 Del Parson

    Jakobs geschriften geven ons een waardevol inzicht in de wet van Mozes en het Oude Testament. In Jakob 4:5 lezen we dat de profeten uit het Oude Testament vóór de tijd van Jakob wisten dat Christus en de Vader afzonderlijke personen zijn en dat zij de Vader in de naam van Christus aanbaden. Uit Jakobs woorden blijkt dat de wet van Mozes veel meer inhield dan slechts een wet van strikte geboden en voorschriften, zoals sommige hedendaagse geleerden beweren. De wet van Mozes getuigde van Jezus Christus en bracht de rechtvaardigen tot heiliging door de verzoening van Jezus Christus.

Jakob 4:10. ‘Tracht niet de Heer raad te geven’

  • President Marion G. Romney (1897–1988) van het Eerste Presidium heeft uitgelegd wat het betekent om ‘de Heer raad te geven’: ‘Ik denk niet dat veel leden van de kerk de overtuiging van mensen of hun eigen raad bewust boven die van de Heer stellen. Maar als we niet op de hoogte blijven van de raad van de Heer, vervangen we ongemerkt zijn raad door die van onszelf. In feite zit er niets anders op dan onze eigen raad te volgen als we de aanwijzingen van de Heer niet kennen.’ (’Seek Not to Counsel the Lord’, Ensign, augustus 1985, p. 5.)

Jakob 4:14–18. ‘Voorbijzien van het doel’

  • Toen ouderling Dean L. Larsen als zeventiger werkzaam was, legde hij uit dat de Israëlieten van weleer ‘zichzelf in grote moeilijkheden hadden gebracht’ en ‘zichzelf in geestelijk opzicht ernstig in gevaar brachten, omdat zij weigerden eenvoudige, fundamentele waarheden te aanvaarden. Zij vermaakten zich en lieten zich in met “dingen die zij niet konden begrijpen” (Jakob 4:14). Zij waren kennelijk behept met een pseudo-wereldwijsheid en snobisme die hun een onterecht gevoel van superioriteit gaven over hen die het duidelijke woord van de Heer onder hen brachten. Zij overschreden de grens van wijsheid en gezond verstand en bleven duidelijk niet binnen de cirkel van fundamentele evangeliewaarheden die een basis voor het geloof verschaffen. Zij moeten zich verlustigd hebben in speculatieve en theoretische zaken waardoor de fundamentele geestelijke waarheden voor hen verborgen bleven. Naarmate zij verblind raakten door die “dingen die zij niet konden begrijpen”, ging hun begrip van en geloof in de verlossende rol van de ware Messias verloren en raakten zij in verwarring over het doel van het leven. Een studie van de geschiedenis van Israël bevestigt Jakobs aantijgingen.’ (Ensign, november 1987, p. 11.)

  • Ouderling Neal A. Maxwell heeft uitgelegd hoe we ‘voorbijzien van het doel’ in deze tijd kunnen voorkomen: ‘De ongelofelijke verblindheid die uitmondde in de verwerping van de waarheden die profeten hadden verkondigd en die voorkwam dat men Jezus herkende voor wie Hij was, werd volgens Jakob veroorzaakt “door het voorbijzien van het doel”. Wie voorbijzien aan duidelijkheid, voorbijzien aan de profeten, voorbijzien aan Christus en voorbijzien aan zijn eenvoudige leringen, wachten nu, net als toen, tevergeefs. Want alleen het evangelie van Jezus Christus leert ons de dingen zoals ze werkelijk zijn en zoals ze werkelijk zullen zijn.’ (‘On Being a Light’ [toespraak gehouden aan het instituut voor godsdienstonderwijs in Salt Lake City, 2 januari 1974], p. 1.)

Stof tot nadenken

  • Jakob schreef dat hij zijn ‘opdracht van de Heer’ had verkregen (Jakob 1:17). Wat moet iemand doen om een opdracht van de Heer te verkrijgen?

  • Jakob heeft gezegd dat we iedereen als een kostbaar kind van God dienen te behandelen (zie Jakob 2:21). Hoe kunt u dat nog beter doen?

  • Wat zijn enkele gevolgen, op de korte en lange termijn, als iemand de wet van kuisheid overtreedt? Hoe hebt u zich voorgenomen dit heilige gebod van God niet te overtreden?

  • Wat betekent het ‘de Heer raad te geven’ in plaats van ‘raad uit zijn hand te aanvaarden’? (Jakob 4:10).

Voorgestelde opdrachten

  • Bestudeer de volgende teksten en noteer welke raad de Heer ons op financieel gebied geeft: Jakob 2:12–19 ; Mosiah 4:16–26. Gebruik het lijstje om enkele financiële richtlijnen voor uw verdere leven op te stellen.

  • Lees in Jakob 1:1–4 de raad van Nephi aan Jakob over wat hij op de kleine platen moest schrijven. Werk een plan uit om uw persoonlijke geschiedenis kracht bij te zetten.