Leringen van kerkpresidenten
De macht van het gebed


Hoofdstuk 8

De macht van het gebed

God zal er zijn om raad en leiding te geven aan wie ‘Hem met al zijn kracht en met heel zijn ziel in geloof zoekt’.1

Inleiding

Als onderdeel van hun wereldreis langs de zendingsgebieden van de kerk deden ouderling David O. McKay en broeder Hugh J. Cannon in de lente van 1921 Nieuw-Zeeland aan. Op zekere zondag zou ouderling McKay in de middag in een conferentie de heiligen daar toespreken. Toen hij echter die morgen ontwaakte was hij ziek en zo schor dat hij nauwelijks kon spreken. Niettemin ging hij naar de conferentie met het geloof dat hij zijn toespraak zou kunnen houden. Later heeft hij geschreven:

‘Er hadden zich minstens duizend mensen verzameld voor de middagbijeenkomst. Ze waren benieuwd en hadden hoge verwachtingen. Het was mijn plicht een boodschap te brengen, maar ik was niet alleen te schor om te spreken, ik voelde me ook ziek.

‘Toch stond ik op, met een gebed in mijn hart voor goddelijke hulp en leiding, om mijn plicht te vervullen. Mijn keel was zo rauw als een rasp, mijn stem schor.

‘Toen gebeurde er iets met me wat nog nooit was gebeurd. Ik begon mijn toespraak met alle wilskracht en enthousiasme die ik kon opbrengen en sprak zo luid mogelijk. Toen ik mijn stem helderder en voller hoorde worden, vergat ik al gauw dat ik een stem had en dacht alleen aan de waarheid die ik mijn publiek wilde laten begrijpen en aanvaarden. Ik sprak veertig minuten en toen ik mijn toespraak beëindigde, was mijn stem nog nooit zo helder en vol geweest.

‘Toen ik broeder Cannon en sommige andere broeders vertelde hoe vurig ik had gebeden om de zegen die ik had ontvangen, zei hij: “Ik heb zitten bidden — en ik heb nog nooit zo vurig voor een spreker gebeden als nu.”’2

Leringen van David O. McKay

God is een Persoon die we in gebed kunnen benaderen

Ik heb vanaf mijn kinderjaren de waarheid gekoesterd dat God een Persoon is en dat Hij onze Vader is, tot wie we kunnen bidden en van wie we antwoord krijgen. Ik weet uit ervaring, en die kennis is mij zeer dierbaar, dat God het gelovige gebed hoort. Het is waar dat het antwoord op onze gebeden niet altijd op de tijd of op de manier komt waarop wij dat verwachten; maar het komt wel, en op een tijd en op een manier die het beste is voor degene die de smeekbede heeft opgezonden.

Het is echter ook voorgekomen dat ik de ondubbelzinnige en onmiddellijke verzekering heb ontvangen dat mijn verzoek was ingewilligd. Bij één gelegenheid in het bijzonder kwam het antwoord zo duidelijk dat het was alsof mijn hemelse Vader naast me stond en tot me sprak. Deze ervaringen hebben zich in mij vastgezet en zullen blijven zo lang het geheugen en denkvermogen intact blijven. De Heiland van de wereld is voor mij net zo echt en net zo dichtbij.

Ik voel als nooit tevoren dat God mijn Vader is. Hij is niet slechts een onstoffelijke macht, een morele kracht in de wereld, maar een persoonlijk God met scheppingskracht, de regeerder van de wereld, de raadsman van onze ziel. Ik zou willen dat alle mensen, en vooral de jonge mensen van de kerk, zich zo dicht bij onze Vader in de hemel voelen dat ze Hem dagelijks benaderen — niet alleen publiekelijk, maar ook privé. Als onze mensen dat geloof hebben, zullen zij grote zegeningen ontvangen. Hun ziel zal vervuld zijn van dankzegging voor wat God voor hen gedaan heeft; ze zullen merken dat ze rijkelijk worden gezegend. Het is geen verbeelding dat we God kunnen benaderen en licht en leiding van Hem kunnen krijgen, en dat ons verstand zal worden verlicht en onze ziel doortrokken van zijn Geest.3

Voelt u, wanneer u ’s avonds neerknielt in gebed, zijn nabijheid, voelt u dat Hij naar u luistert, voelt u een macht die wellicht zoals een radio of een krachtiger medium functioneert, zodat u het gevoel hebt dat u met Hem communiceert?4

Ik zou willen dat de jongemannen van Israël zich zo dicht bij [God] voelen dat ze Hem dagelijks zullen benaderen — niet alleen publiekelijk, maar ook privé. Ik zou willen dat ze in Hem vertrouwen zoals het blinde meisje haar vader vertrouwde. Ze zat bij hem op schoot in de trein, en een vriend die bij hun zat zei: ‘Rust wat uit’, en hij nam het kind bij hem op schoot. De vader zei tegen haar: ‘Weet je bij wie je op schoot zit?’ ‘Nee,’ antwoordde ze, ‘maar u wel.’ O, het vertrouwen van dat kind in haar vader (…). Zo groot moet ook het vertrouwen zijn dat de jongens en meisjes in de kerk in hun hemelse Vader hebben.5

Het is goed dat de jongens en meisjes leren dat ze tot God kunnen bidden. Jullie, studenten aan de universiteit, zullen leren, zoals de studenten aan elke school behoren te leren, dat je in geval van moeilijkheden hulp en leiding kunt ontvangen als je die oprecht zoekt. Misschien vind je, zoals sommigen van ons dachten in onze jeugd, dat je gebeden niet verhoord worden, maar op een goede dag zul je beseffen dat God je gebeden wel heeft verhoord, zoals een wijze ouder dat zou hebben gedaan. Dat is voor jongeren een hoog goed, te voelen dat je naar je Vader kunt gaan en je hart bij Hem kunt uitstorten.6

Gebed is meer dan woorden; het vergt geloof, moeite en een goede houding

Gebed is de klop van een hunkerend, teder hart dat in harmonie is met het Oneindige. Het is een boodschap van de ziel gericht aan een liefdevolle Vader. De taal is niet louter woorden (…).

De belangrijkste en fundamenteelste deugd van doeltreffend gebed is geloof. Geloof in God schenkt vrede aan de ziel. De zekerheid dat God onze Vader is, in wiens tegenwoordigheid we ons kunnen begeven voor troost en raad, is een gegarandeerde bron van troost.

Een andere belangrijke deugd is eerbied. Deze deugd komt als volgt tot uitdrukking in het voorbeeldgebed van de Heiland: ‘Uw naam worde geheiligd.’ [Matteüs 6:9.] Dit beginsel behoort in leslokalen voorgeleefd te worden, en in het bijzonder in onze kerken.

Het derde essentiële aspect is oprechtheid. Onze geest verlangt te bidden. Oprecht gebed sluit in dat wanneer we om een deugd of een zegening vragen we er alles aan doen om de zegening te krijgen en de deugd aan te kweken.

De volgende essentiële deugd is trouw. Waarom zou u bidden om de komst van het koninkrijk Gods tenzij u in uw hart verlangt mee te werken aan de vestiging van dat koninkrijk? Bidden dat zijn wil geschiede en die niet proberen na te leven, leidt onmiddellijk tot een negatief antwoord. U staat een kind toch ook niet iets toe als het met die opstelling iets aan u vraagt? Als we bidden voor het succes van enige zaak of onderneming, dan geven we daarmee aan dat we die goed gezind zijn. Het is het toppunt van trouweloosheid om te bidden dat Gods wil geschiede en dan ons leven niet in overeenstemming te brengen met die wil.

De laatste essentiële deugd is nederigheid (…). Het beginsel van nederigheid bij gebed doet iemand beseffen dat hij niet zonder goddelijke leiding kan. Onafhankelijkheid is een deugd, maar zij behoort ook vergezeld te gaan van het besef dat men niet zonder superieure hulp kan — het besef dat er altijd de kans is dat u, hoewel u uw plicht getrouw nakomt, een inschattingsfout maakt; en aan dat besef is het gebed gekoppeld, een bede dat God u zal inspireren die misstap niet te begaan.7

Gebed in het gezin leert kinderen geloof in God

Als u mij vroeg waar ik mijn onwrikbare geloof in het bestaan van God vandaan heb, zou ik antwoordden: van thuis — waar vader en moeder zowel ’s ochtends als ’s avonds steevast hun kinderen rondom zich verzamelden en Gods zegen vroegen over hun gezin en over het mensdom. Er klonk oprechtheid door in de stem van die goede patriarch, die een onuitwisbare indruk achterliet op de ziel van zijn kinderen, en de gebeden van mijn moeder waren evenzeer indrukwekkend. Ik vraag vanavond iedere vader in de kerk ervoor te zorgen dat hij in alle oprechtheid zijn kinderen doordringt van het bestaan van God en van de zekerheid dat die God zijn kinderen zal leiden en beschermen. Dat is uw plicht. Het gezin is een van de onderdelen — het basisonderdeel — van de maatschappij. Voordat ik mijn vader hoorde getuigen dat hij een goddelijke stem had gehoord, wist ik dat hij dicht bij zijn Schepper leefde.8

De kinderen in de kerk wordt geleerd in [God] te geloven en tot Hem te bidden, omdat Hij luistert, hoort en voelt, net als een aardse vader kan luisteren, horen en voelen, en zij hebben, dankzij hun ouders, een waar getuigenis in hun binnenste dat deze persoonlijke God in deze bedeling heeft gesproken. Dat staat vast.9

Ik meen te mogen beweren dat waar kinderen in nauw contact met onze eeuwige Vader opgroeien er niet veel zonde of veel kwaad in dat gezin kan zijn. Wanneer een ziek kind, warm van de koorts, op zijn vader vertrouwt en in eenvoudig geloof zegt: ‘Papa, wilt u me zegenen’, dan zeg ik u dat uit dergelijke gezinnen de kracht en de glorie van welk land ook voortkomt. Dat zijn de gezinnen van de heiligen der laatste dagen.10

‘Heer, leer ons bidden’ was het eerbiedige verzoek van de discipelen van de Meester [Lucas 11:1]. Nederig als kinderen zochten zij de juiste leiding, en hun verzoek was niet tevergeefs.

Net zozeer als de discipelen toen kunnen kinderen soms de noodzaak van goddelijke raad en troost voelen zonder dat verlangen onder woorden te brengen. Vandaar dat de Heer ouders de plicht heeft gegeven om hun kinderen te leren bidden. [Zie LV 68:28.]

Zorgen, verwarring en verdriet zijn net zozeer aanwezig in het leven van een klein kind als in de wereld van de grote mensen, en kinderen hebben recht op de troost, verlichting en leiding die uit gebed tot God ontspringen.

En dat niet alleen, maar uit het oogpunt van geloof, oprechtheid en vast vertrouwen zal het gebed van een onschuldig kind zeker vlot antwoord van een liefdevolle Vader ontvangen.11

De vereiste dat heiligen der laatste dagen hun huis op orde houden en hun kinderen de beginselen van het evangelie van Jezus Christus leren getuigt van inspiratie van God. Daarmee wil ik niet zeggen dat we op een vormelijk manier met dat onderwijs omgaan of het onaangenaam maken. Ik bedoel dat het evangelie van Jezus Christus in elk gezin hoort te stralen; dat alle dagen het ochtend- en avondgebed in oprechtheid worden opgezonden, dat de kinderen zich dagelijks realiseren dat we de tegenwoordigheid van God in ons gezin willen. Als we de Heiland bij ons thuis uitnodigen, weten we dat de engelen niet alleen bereid zijn, maar er ook op gebrand zijn, om onze jongens en meisjes te beschermen. Ik geloof dat in de meeste gezinnen kinderen geleerd wordt om te bidden voordat ze naar bed gaan. Ik geloof echter ook dat de ochtendgebeden er over het algemeen bij inschieten. Maar wanneer we erover nadenken, is het juist overdag dat onze jongens en meisjes de bescherming van God nodig hebben, en de leiding van de Heilige Geest, zelfs meer dan wanneer ze slapen.12

Volgt u Christus’ aansporing op om tot de Vader te bidden en leert u uw kinderen bidden, opdat godsvrucht, eerbied voor God en zijn werk, elke dag in het hart van uw kinderen wordt geprent? Dat moet in elk gezin gebeuren. Bid niet alleen voor uzelf, maar bid ook voor uw vijanden.13

Ouders, al doet u niets anders, kniel ’s ochtends met uw kinderen neer. Ik weet dat u het ’s ochtends meestal druk hebt, (…) maar maak wat tijd vrij waarin u kunt knielen en God bij u thuis kunt noden. Gebed heeft een krachtige uitwerking.14

Door middel van het gezinsgebed kunnen ouders en kinderen in de tegenwoordigheid van God komen.15

Het gebed brengt grote zegeningen met zich mee

Toen ik gisteren een brief ontving van een buurman uit de stad waar ik heb gewoond, besefte ik welke kracht er schuilt in de (…) gebeden van de hele kerk. Hij was de koeien aan het melken toen hij op de radio die hij in zijn stal heeft staan, hoorde dat president [George Albert] Smith overleden was. Omdat hij begreep wat dat bericht voor zijn vroegere buurman inhield, verliet hij de stal en liep naar het huis om het aan zijn vrouw te vertellen. Onmiddellijk staakten ze hun werkzaamheden, riepen hun kinderen bij elkaar in hun eenvoudige woning en knielden in gebed. Ik laat het aan u over om dat tafereel naar waarde te schatten. Vermenigvuldig dat met honderdduizend, tweehonderdduizend, een half miljoen gezinnen, en u ziet de kracht die er kan uitgaan van de hele kerk als ze verenigd is in haar gebed en in haar steun.16

Als we onze jonge mensen zover kunnen krijgen om (…) geloof te hebben en daarmee in hun binnenkamer hun God te benaderen, zullen ze hier en nu minstens vier grote zegeningen ontvangen. De eerste is dankbaarheid — dankbaarheid voor zegeningen waarvan ze zich eerst niet bewust waren. Hun ziel zal vervuld zijn van dankzegging voor wat God voor hen gedaan heeft. Ze zullen merken dat ze rijkelijk worden gezegend. De jongeman die de deur achter zich sluit, die de gordijnen dicht doet en zich daar in stilte voorbereidt omdat hij God om hulp wil vragen, behoort eerst zijn ziel uit te storten in dankzegging voor zijn gezondheid, voor zijn vrienden, voor dierbaren, voor het evangelie, voor de manifestaties van Gods bestaan, zoals die tot uiting komt in de rotsen en de bomen, in de stenen en de bloemen, en alles om hem heen. Hij behoort eerst al zijn zegeningen te tellen, en die één voor één te noemen, en dan zal hij verbaasd zijn wat God allemaal heeft gedaan. [Zie ‘Tel uw zegeningen’ (lofzang 163).]

De tweede zegening van het gebed is leiding. Ik kan me niet voorstellen dat de jongeman die ’s morgens aan zijn bed neerknielt en God vraagt hem de kracht te geven zichzelf onbesmet van de zonden van de wereld te bewaren, zal afdwalen. Ik denk dat het meisje dat ’s ochtends neerknielt en bidt dat ze rein en zuiver de dag zal doorkomen, niet ver zal afdwalen. Ik kan me niet voorstellen dat een heilige der laatste dagen wrok in zijn hart kan blijven koesteren als hij oprecht, in het verborgene, God bidt om alle vijandige en venijnige gevoelens jegens zijn medemens uit zijn hart te verwijderen. Leiding? Ja, God zal er zijn om raad en leiding te geven aan wie ‘Hem met al zijn kracht en met heel zijn ziel in geloof zoekt’.

De derde zegening is vertrouwen. Landelijk zijn er duizenden, zo niet tienduizenden studenten die er alles aan doen om hun diploma te halen. Laten we die studenten leren dat zij, als ze hun opleiding met goed gevolg willen doorlopen, tot hun God moeten naderen, dat de grootste leraar aller tijden klaar staat om hen te helpen. Is de student er zich eenmaal van bewust dat hij de Heer in gebed kan benaderen, dan zal hij het vertrouwen krijgen dat hij nodig heeft om zijn lessen te volgen, om zijn voordracht voor te bereiden, en om zijn boodschap ten overstaan van zijn medestudenten zonder faalangst te brengen. Vertrouwen komt voort uit oprecht gebed.

En ten slotte inspiratie, want dat zal hij krijgen. Het is geen verbeelding dat we God kunnen benaderen en licht en leiding van Hem kunnen krijgen, en dat ons verstand zal worden verlicht en onze ziel doortrokken van zijn Geest. (…) Joseph Smith wist dat; en het getuigenis, het bewijs van de inspiratie van de profeet Joseph Smith is zichtbaar voor allen die met hun ogen willen zien en met hun hart willen begrijpen.17

Ideeën voor studie en bespreking

  • Hoe heeft uw gebed uw band met God versterkt? Waarom is het belangrijk te weten dat u bidt tot uw Vader in de hemel, naar wiens beeld u bent geschapen? (Zie pp. 72–73.)

  • Op welke manieren beantwoordt God gebeden? (Zie pp. 72–73.) Waarom lijkt het erop dat sommige gebeden niet onmiddellijk worden beantwoord? Welke zegeningen zijn u ten deel gevallen doordat uw gebeden zijn beantwoord?

  • Welke eigenschappen of opvattingen kunnen we ons eigen maken die onze gebeden oprechter en zinvoller maken? (Zie pp. 73–74.) Hoe kunnen we onszelf geestelijk voorbereiden op het gebed?

  • Hoe kunnen ouders hun kinderen leren bidden? (Zie pp. 74–76.) Op welke manieren kan persoonlijk en gezinsgebed het leven van kinderen beïnvloeden? (Zie pp. 74–76.) Waarom is dagelijks gebed zo’n belangrijk onderdeel van het sterken en verenigen van het gezin?

  • Wat zijn zoal de zegeningen van geregeld gebed? (Zie pp. 77–78.) Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze gebeden zinvoller en minder routineus worden?

  • Hoe kan oprecht en ernstig gebed ervoor zorgen dat we onze ziel kunnen reinigen van onvriendelijke gevoelens jegens anderen?

Relevante teksten: Matteüs 21:22; Jakobus 5:16; 2 Nephi 32:8–9; Alma 17:3; 34:17–28; 3 Nephi 18:18–21; LV 19:38

Noten

  1. Conference Report (april 1922), 65.

  2. Clare Middlemiss (red., 1976). Cherished Experiences from the Writings of President David O. McKay. 58–59.

  3. Conference Report (april 1969), 152–153; alinea-indeling gewijzigd.

  4. Conference Report (oktober 1954), 84.

  5. Conference Report (april 1922), 64; alinea-indeling gewijzigd.

  6. Llewelyn R. McKay (red., 1971). Stepping Stones to an Abundant Life, 42.

  7. Llewelyn R. McKay (red., 1957). Pathways to Happiness, 225–226.

  8. Conference Report (april 1966), 107.

  9. Conference Report (april 1934), 23.

  10. Conference Report (april 1912), 52–53.

  11. Llewelyn R. McKay (red., 1966). True to the Faith: From the Sermons and Discourses of David O. McKay, 210–211.

  12. Conference Report, oktober 1917, p. 57–58.

  13. Conference Report (oktober 1919), 78.

  14. Clare Middlemiss (red., 1967). Man May Know for Himself: Teachings of President David O. McKay, 300.

  15. Stepping Stones to an Abundant Life, 281.

  16. Conference Report (april 1951), 158.

  17. Conference Report (april 1922), 64–65.