Leringen van kerkpresidenten
De moed rechtschapen te leven


Hoofdstuk 18

De moed rechtschapen te leven

Wat men tegenwoordig het hardst nodig heeft, is geloof in God en de moed om zijn wil te doen.1

Inleiding

President David O. McKay heeft in een conferentietoespraak een verhaal aangehaald dat afkomstig was van ene James L. Gordon:

‘Een jongen (…) besloot in de leer te gaan bij een timmermansbedrijf. Hij was getalenteerd en nog in zijn tienerjaren, en de mannen waren blij dat hij voor hen kwam werken. Ze zeiden: “Kom, laten we proosten op deze jongeman die ons bedrijf komt versterken!” Ze schonken een glas bier in en reikten hem dat aan.

‘Hij zei: “Nee, dank u, ik drink niet.”

‘“Nou,” zei een norse oude timmerman, “we willen geen geheelonthouders in onze groep hebben.”

‘“Tja,” zei de jongen, “je hebt er wel een als jullie mij nemen.”

‘Een ander greep hem bij de kraag en zei: “jongeman, je drinkt dat glas bier leeg of we schenken het over je uit!”

‘“Ga je gang. Ik ben hier naar toe gekomen met een schone jas en een rein geweten. U kunt mijn jas vuilmaken, maar mijn karakter niet.”’

Verwijzend naar de jongeman in dit verhaal, zei president McKay vervolgens:

‘Hem was geleerd — ik gebruik dit woord met opzet — niet alleen verteld, maar geleerd om geen tabak of sterkedrank te gebruiken. Dat is wat ik met morele moed bedoel. Wat men tegenwoordig het hardst nodig heeft is geloof in God en de moed om zijn wil te doen.’2

Leringen van David O. McKay

De Heiland is het beste voorbeeld van moed

Hij die de Gids in ons leven is, of dat behoort te zijn, was de moedigste van alle mensen. ‘In Jezus ontwaren we de grootste moed; de edelste onverschrokkenheid; de hoogste dapperheid.’ Waar heldendom verdedigt het goede en ziet rampspoed onder ogen zonder terug te deinzen. In dit opzicht was de Heiland de personificatie van ware moed en heldendom. Ter illustratie hoef ik alleen maar de reiniging van de tempel te noemen [zie Matteüs 21:12–13]; of toen hij onbevreesd de waarheid sprak in Nazaret en zijn stadgenoten vervolgens niets van Hem moesten hebben [zie Lucas 4:16–32, 43–44]; of toen de velen van de vijfduizend in Kapernaüm (…) [hem in de steek lieten en] Hij zich [tot de Twaalf] wendde en vroeg: ‘Gij wilt toch ook niet weggaan?’ [Zie Johannes 6:66–67.] Maar niet een keer heeft de Meester de hoop opgegeven of is Hij van zijn beoogde koers afgeweken. Dat is de soort moed die we nu in de wereld nodig hebben.3

Toen soldaten Jezus gevangen wilden nemen, sprong (…) Petrus voor zijn Meester in de bres, hij trok zijn zwaard en ‘trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af’. [Zie Johannes 18:10.] (…) ‘Jezus dan zeide tot Petrus: Steek het zwaard in de schede; de beker, die de Vader Mij gegeven heeft, zou Ik die niet drinken?’ [Johannes 18:11.] Wat een les voor Petrus! Hoewel de plicht lijden en de dood tot gevolg zou hebben, toch wilde de Heer niet inboeten op zijn kracht. (…).

Petrus’ kracht en loyaliteit wankelden, maar hij kon zich er niet toe brengen om met de anderen te vluchten. Noch wist hij of het goed was om met Jezus mee te gaan; daarom deed hij geen van beide, maar ‘volgde Hem van verre tot [bij het huis van] van de hogepriester.’ [Marcus 14:54.] Aanvankelijk bleef hij buiten, maar later waagde hij zich in de hof waar de slaven zaten. (…)

[Nadat Petrus drie keer had ontkend dat hij de Heer kende], ‘keerde [de Heiland] zich om en zag Petrus aan.’ Toen herinnerde hij zich de woorden van de Heer, ‘Eer de haan heden kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen’, en hij ging naar buiten en weende bitter. [Zie Lucas 22:54–62.]

Er wordt gezegd dat Petrus ‘wegging en met niemand wilde praten, (…) zich stilhield en bitter huilde’, en dat zijn verdriet zo groot was dat hij na de kruisiging van de Heer de hele vrijdag en zaterdag alleen is gebleven. Als dat zo is, zal zijn wroeging om wat hij had gedaan hem des te zwaarder zijn gevallen nu hij alleen was en kon terugdenken aan de vele vriendelijke woorden die de Heer tegen Hem gesproken had, en de vele, vele gelukkige momenten die hij in gezelschap van de Heer had gekend. Elk woord, elke daad, elke blik van zijn Meester zal in zijn gedachten zijn opgekomen en nieuwe betekenis hebben gekregen. (…) Door zijn bittere tranen heen zal hij alle ware eigenschappen van mannelijkheid hebben gezien zoals die in Jezus waren gepersonifieerd — eerbied, broederschap, geduld, oprechtheid, moed.4

De hoop en het lot van de wereld liggen in de handen van de Mens uit Galilea, onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Wilt u bij uw worsteling in uw dagelijks leven een moment de tijd nemen om bij uzelf na te gaan of u dat echt gelooft? [Een schrijver] heeft eens deze vraag gesteld: ‘Is Jezus alleen een legendarische figuur uit de geschiedenis, een heilige uitgebeeld in de gebrandschilderde ramen van de kerken, (…) onbenaderbaar en zelden nog door iemand bij naam genoemd, of is Hij nog steeds wat Hij was toen Hij leefde, een realiteit, een mens met dezelfde hartstochten als wij, een oudere broer, een leidsman, een raadgever, een trooster, een heldere stem die ons uit het verleden toeroept om verheven te leven, die ons dapper voorgaat, en ons tot het einde toe moed inspreekt?’ Wat betekent Hij voor u, mijn medearbeiders?5

Moed komt voort uit geloof en hoop

Het is belangrijker dan ooit dat we het evangelie van Jezus Christus leren en naleven. Er wachten ons grotere taken. Het werk is nog niet helemaal gedaan. (…) We hebben moed nodig om nieuwe gebieden te betreden; we hebben de moed nodig om onze huidige situaties en omstandigheden onder ogen te zien, en daarom heb ik als tekst gekozen: ‘Weest sterk en uw hart zij onversaagd, gij allen, die op de Here hoopt.’ [Psalmen 31:24].

In deze belofte zijn twee beginselen die door elke rechtgeaard godsdienstige mens gekoesterd dienen te worden — geloof en hoop. Wat wordt er in deze tekst geïmpliceerd? We weten met zekerheid dat de Heer zijn volk niet in de steek laat; laat niemand van ons dus wanhopen, maar moed vatten en zijn hoop zal niet vergeefs zijn. Geloof in God, oprechte hoop, vertrouwen in onze medemens, onze overtuigingen die ons moed schenken, zullen ons in staat stellen uiteindelijk elke rechtvaardige zaak te verwezenlijken.6

Laten we onze moeilijkheden moedig tegemoet treden, met geloof in een alles beheersende macht, in de individuele bescherming van onze Vader — want zo willen we Hem zien, een liefhebbende Vader.7

Jonge mensen moeten de moed ontwikkelen om hun geestelijke waarden hoog te houden

Het [hooghouden] van onze idealen is nog een terrein waarop we onze moed kunnen tonen, en de goedkeuring van de God in wie wij ons vertrouwen stellen, kunnen krijgen. Dit zijn tijden waarin de mensen kalm moeten blijven, en zich niet van hun stuk moeten laten brengen door elke ongrijpbare theorie die wordt aangeboden als een wondermiddel voor onze heersende kwalen. Onze tijd vraagt om jongeren die moedig zijn en hun morele normen hooghouden. Op dit terrein kunnen we de grootste mogelijke morele moed aantreffen. Er wordt gezegd dat heldendom voortkomt uit intense moed. Maar onze grootste helden worden niet altijd op het slagveld gevonden. Ik denk dat er ook helden onder onze jongeren zijn. Jonge mannen en jonge vrouwen die in gezelschap onbevreesd voor hun mening uitkomen en zaken afkeuren waarvan we weten dat ze het karakter, de jeugdige levenskracht, ondermijnen.

‘Er is nooit een tijd in de wereldgeschiedenis geweest’, zo schrijft iemand, ‘dat er meer behoefte was aan morele helden. De wereld wacht op ze. De voorzienigheid van God heeft de wetenschap bevolen de weg te bereiden voor zulke helden. Het is voor hen dat zij haar ijzeren rails neerlegt, en haar draden uitlegt, en de oceanen overbrugt. Maar waar zijn ze? Wie zal onze maatschappelijke en politieke relaties de adem van een hoger leven inblazen?’ ‘Het belangrijkste in de wereld’, zegt een groot geleerde, ‘is niet de ontdekking van Galileo, van Faraday, of van anderen, maar het geloof dat morele en geestelijke waarden werkelijk bestaan.’ Ik doe een beroep op de jongeren om moedig te zijn in het hooghouden van de morele en geestelijke waarden van het evangelie van Jezus Christus. ‘Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?’ [Matteüs 16:26.]8

Het oogmerk van onderwijs is om in een kind kwaliteiten te ontwikkelen die zijn hele leven zullen bijdragen tot zijn welzijn; om in het kind de kracht van zelfbeheersing te ontwikkelen opdat het nimmer de slaaf van een of andere zwakte zal worden, om een sterke man of een mooie vrouw tot ontwikkeling te brengen, opdat in elk kind op zijn minst de belofte van een vriend, een metgezel gevonden wordt, iemand die later geschikt is om een goede echtgenoot of echtgenote te zijn, een voorbeeldige vader of een liefdevolle, intelligente moeder, iemand die het leven moedig aandurft, rampspoed vastberaden tegemoet treedt, en de dood onbevreesd onder ogen ziet.9

Ik heb het 53ste hoofdstuk van Alma gelezen, waarin een verslag staat over jonge mannen die buitengewoon heldhaftig waren wat hun moed, hun kracht en hun inzet betrof — mannen die te allen tijde getrouw waren in alle dingen die hun werden toevertrouwd. Wie waren deze jonge mannen? Het waren zoons van ouders die evenzo loyaal waren aan wat hun was toevertrouwd. Hun ouders waren bekeerde Lamanieten die, toen de Geest Gods over hen kwam, hun leven toewijdden aan het dienen van hun naasten, en zich in hun bediening in de kerk ertoe verbonden om nooit meer hun wapens op te nemen tegen hun broeders, om nooit meer ten strijde te trekken. Zo was hun eed; zo was hun verbond; en dat zijn ze trouw gebleven, zelfs tot in de dood.10

Ik doe een beroep op de jongeren om moedig te zijn in het hooghouden van de morele en geestelijke waarden van het evangelie van Jezus Christus. De wereld heeft behoefte aan morele helden!11

Met de woorden van [een schrijver]: (…) ‘Er liggen twee wegen voor je — de ene leidt tot de laagvlakten, waar de wanhoopskreten klinken (…); en de andere leidt tot de hooglanden van de dageraad, waar de blijde kreten van welwillendheid klinken en waar eerlijke inspanning wordt beloond met onsterfelijkheid.’ (…)

Moge God je, bij het maken van deze keuze, (…) een heldere kijk, een duidelijk beeld, een sterke wil, een moedig hart geven. Als je wijs kiest, kun je met opgeheven hoofd door het leven gaan, met een open gelaat dat aangeeft dat je niemand te kort doet. Zelfs als de levenstaak zwaar wordt en verdriet je neerdrukt, moge dan het licht van Christus je voorwaarts wenken, opdat je niet ontmoedigd zult zijn.12

Met morele moed kunnen we tegenspoed te boven komen

Moed is de kwaliteit van de geest die gevaar of tegenwerking kalm en vastberaden onder ogen ziet, die de mens in staat stelt de moeilijkheden die op zijn pad komen positief om te buigen. (…) Moed impliceert de moeilijkheden onder ogen zien en ze te boven komen.13

Het is makkelijk genoeg om goed te doen in het gezelschap van goede mensen, maar het is niet even makkelijk om het goede te verdedigen als de overgrote meerderheid er anders over denkt; en toch is dat het moment om ware moed ten toon te spreiden. De profeet Joseph bijvoorbeeld werd gehekeld en vervolgd omdat hij zei dat hij een visioen had ontvangen, maar hij is zijn getuigenis altijd trouw gebleven. Hoewel hij ‘gehaat en vervolgd werd bleef hij volhouden dat God tot hem gesproken had’, en ‘de gehele wereld kon hem niet anders doen denken of geloven.’ [Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:24–25; cursivering toegevoegd.]

Dat is de moed en de vastberadenheid die iedereen zou moeten hebben. Wanneer iemand weet wat juist is, moet hij de moed hebben het te verdedigen, zelfs als dat spot of straf tot gevolg heeft.14

Laten we het goede moedig verdedigen. Wees niet bang om je uit te spreken voor het goede. Laten wij trouw zijn.15

God geve ons de moed om het goede te kiezen, het vermogen om de goede kanten van het leven te waarderen, en de kracht om Hem en onze medemens toegewijd te dienen.16

Waarheid is trouw zijn aan het goede zoals wij het zien; het betekent moedig te leven in overeenstemming met onze idealen; het is altijd macht.17

Ideeën voor studie en bespreking

  • Wat is moed? (Zie p. 176.) Waarom is morele moed belangrijker dan fysieke moed? Hoe kunnen we onze morele moed vergroten of sterken? Hoe kunnen we het evangelie dagelijks moedig naleven?

  • Welke voorbeelden staan er zoal in de Schriften over de Heiland en anderen die volmaakte morele moed tentoonspreidden? (Zie pp. 172–173.) Hoe heeft hun voorbeeld u gesterkt?

  • Wat is het verband tussen geloof en moed? (Zie p. 173.) Hoe geeft de Heer ons de kracht om ogenschijnlijk overstelpende tegenwerking onder ogen te zien? Wat moeten wij doen om zijn hulp te ontvangen?

  • Ontmoediging houdt in de moed verliezen. Waarom is ontmoediging zo’n gevaarlijk wapen van de tegenstander? Hoe kunnen we ons beschermen tegen ontmoediging of die te boven komen?

  • Welk soort situaties in de maatschappij of anderszins vergen buitengewoon veel moed? Hoe kunnen heiligen der laatste dagen moed tonen in deze situaties? Hoe kunnen we de kinderen en jongeren van de kerk helpen en aanmoedigen om de evangelienormen moedig hoog te houden? (Zie pp. 174–176.) Hoe kan de publicatie Voor de kracht van de jeugd hierbij helpen?

Relevante teksten: Deuteronomium 31:6; 2 Koningen 6:16; Romeinen 15:13; 1 Nephi 3:7; LV 121:7–9

Noten

  1. Conference Report (april 1963), 95.

  2. Conference Report (april 1963), 95; verhaal uit James L. Gordon, The Young Man and His Problems.

  3. Conference Report (april 1936), 58.

  4. Ancient Apostles (1918), 63–66; alinea-indeling gewijzigd.

  5. Conference Report (oktober 1954), 84; alinea-indeling gewijzigd.

  6. Conference Report (april 1936), 57–58; alinea-indeling gewijzigd.

  7. Conference Report (april 1936), 61.

  8. Conference Report (april 1936), 60–61; alinea-indeling gewijzigd.

  9. Gospel Ideals (1953), 436.

  10. Conference Report (oktober 1927), 11–12.

  11. Conference Report (april 1969), 152.

  12. Whither Shall We Go? Brigham Young University Speeches of the Year (10 mei 1961), 7.

  13. Conference Report (april 1936), 58.

  14. Ancient Apostles, 185; alinea-indeling gewijzigd.

  15. Conference Report (oktober 1968), 145.

  16. Conference Report (april 1940), 118.

  17. Conference Report (april 1959), 73.