Leringen van kerkpresidenten
Het doel van de kerk


Hoofdstuk 3

Het doel van de kerk

De kerk, met haar complete organisatie, is iedereen tot hulp en inspiratie.1

Inleiding

President David O. McKay had grote liefde voor de kerk en een groot getuigenis van haar zending om de weg te bereiden voor de definitieve vestiging van het koninkrijk van God. Toen hij nog zitting had in het Quorum der Twaalf Apostelen, besprak hij het volgende voorval:

‘Aan de muur achter het spreekgestoelte in het gebouw waar ik als jongen op zondag naar de kerk ging, hing lange tijd een grote foto van wijlen president John Taylor, en daaronder, in wat volgens mij gouden letters waren, deze zin:

‘“Het koninkrijk Gods of niets.”

‘Ik was er als kind al diep van onder de indruk, jaren voordat ik de uitspraak goed begreep. Ik bleek toen al te beseffen dat er geen andere kerk of organisatie is die de perfectie benadert of de goddelijkheid bezit die de kerk van Jezus Christus kenmerkt. Als kind voelde ik dat intuïtief; in mijn jeugd raakte ik er grondig van overtuigd; en nu koester ik het als een vaste overtuiging in mijn ziel (…).

‘De goddelijkheid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen komt zowel tot uiting in haar organisatie als in haar leringen. Godschap, broederschap, dienstbaarheid — die drie leidende beginselen (…) vindt men terug in al onze kerkactiviteiten.’2

Het leiderschap van president McKay weerspiegelt zijn vaste overtuiging. In de tijd dat hij president was, maakte de kerk mondiaal een grote groei en ontwikkeling door, waarbij het ledental van ongeveer een miljoen naar bijna drie miljoen steeg. Twee historici hebben de bijdrage van president McKay tot deze groei als volgt verwoord:

‘Vroeg in zijn bewind bezocht president David O. McKay, de eerste kerkpresident die over de hele wereld reisde, zendingsgebieden in Europa, Latijns-Amerika, Afrika en zuidelijk Oceanië, wijdde twee tempels in Europa in en kondigde de bouw van een tempel in Nieuw-Zeeland aan. In 1955 verklaarde hij dat de kerk ‘er alles aan moet doen, voor zover logisch en uitvoerbaar, om elke geestelijke zegening die de kerk te bieden heeft, binnen bereik van de kerkleden in die afgelegen zendingsgebieden te brengen.’ [Conference Report (april 1955), 25.] De bouw van tempels, de toename in zendingsgebieden, de stichting van ringen overzee, de vraag aan de heiligen om Zion in hun vaderland op te bouwen in plaats van naar Amerika te emigreren, en om hun, uiteindelijk, de leiding van de kerk in hun land te geven, waren allemaal belangrijke stappen tot de verwezenlijking van dat doel.3

President David McKay is tot aan zijn dood blijven geloven in de goddelijke zending en bestemming van de kerk. Minder dan een jaar vóór zijn dood zei hij in een toespraak in de algemene conferentie: ‘God heeft deze kerk gesticht. Zij zal nooit meer verdwijnen noch aan een ander volk worden gegeven. En zo zeker als God leeft, en zijn volk Hem en elkaar trouw blijven, hoeven we ons geen zorgen te maken over de uiteindelijke triomf van de waarheid.’4

Leringen van David O. McKay

De zending van de kerk is de weg vrij te maken voor de definitieve vestiging van het koninkrijk van God

De zending van de kerk is de weg vrij te maken voor de definitieve vestiging van het koninkrijk van God op aarde. Haar doel is, ten eerste, in de mens christelijke eigenschappen te ontwikkelen, en, ten tweede, de samenleving zo te veranderen, dat de wereld een betere en vredigere plek wordt om te leven.5

Waarop legde Christus in zijn leringen [nadruk] toen Hij onder de mensen was? De eerste belangrijke proclamatie was dat het koninkrijk Gods nabij was gekomen. ‘Bekeert u want het koninkrijk Gods is nabijgekomen.’ [Zie Marcus 1:15.] De voorloper, Johannes de Doper, predikte dat. Hij predikte de komst van de Heer. Hij liet zien welke positie de Heer in dat koninkrijk hield en de Heiland getuigde daarvan en predikte hetzelfde. En wat was het koninkrijk? Niet een mythisch, maar een echt koninkrijk; niet alleen een innerlijk gevoel, maar ook een uiterlijke expressie van rechtschapenheid. Het was goddelijk bestuur onder de mensen. Dat was wat de Heiland in gedachte had, de vestiging van een goddelijk bestuur onder de mensen.6

De term [koninkrijk Gods] impliceert hemelse regels in het hart en in de wil van de mens en in de samenleving. De mens erkent een macht en gezag die superieur is aan die van hem. ‘Het gaat hierbij niet om de willekeurige heerschappij van een tirannieke God, maar om de vrijwillige overgave van de wil van de mens aan de wil van God.’ Zo heeft Jezus gezegd: ‘(…) het Koninkrijk Gods is binnen in u.’ [Lucas 17:21; Leidse vertaling.] Dat is waar, want het lidmaatschap in het uitwendige koninkrijk heeft zijn oorsprong in het hart van de mens (…). Alleen een dergelijke groep, die zich één van geest tot de hemel richt om leiding zal uiteindelijk het karakter van een samenleving kunnen veranderen.

Het koninkrijk Gods impliceert ook een universele broederschap waarin alle mensen God erkennen als hun Opperheerser en verlangen zijn goddelijke wil te gehoorzamen.7

Er zijn mensen die zeggen dat de jaloezie, vijandschap [en] zelfzucht die in het hart van de mens woeden, de vestiging van de ideale maatschappij, bekend als het koninkrijk Gods, altijd blijven verhinderen. Ongeacht wat de twijfelaars en spotters zeggen, is het de zending van de kerk van Christus om zonde en slechtheid uit het hart van de mens te verwijderen, en al doende het karakter van de samenleving te veranderen, opdat vrede en welwillendheid de overhand krijgen op aarde.8

De priesterschapsquorums en hulporganisaties zijn er om de zending van de kerk te helpen verwezenlijken.

Neem nu eens de priesterschap van de kerk. Stel u zich daarin de mannen en jongens voor, georganiseerd in werkgroepen, van de vader van negentig jaar tot de jongen van twaalf. In deze groepen vindt u alles wat de samenleving zoekt in sociale groepen en in verenigingen. In deze quorums is gelegenheid tot kameraadschap, broederschap en georganiseerd dienstbetoon (…).

Wie actief betrokken zijn, werken op georganiseerde wijze om elkaars situatie te verbeteren, voor het welzijn van de leden en voor het algemeen welzijn van de samenleving. Als we slechts de quorums voor ogen houden, is dat dan geen subliem beeld, waarin mannen en jongens samenkomen, met elkaar omgaan, zich verenigen in dienstbetoon ten gunste van de mens, en men elkaar ziet als broeder? In dat quorum zit de arts naast de timmerman, ieder geïnteresseerd in de edelste van alle ambities — God aanbidden en goeddoen aan de medemens!9

De ZHV heeft tot taak met de priesterschap aan de vestiging van het koninkrijk Gods mee te werken, lijden te verlichten en hulp te bieden aan de armen, en op vele manieren bij te dragen tot de vrede en het geluk van de wereld. (…)

Een van de bemoedigendste beloften ooit aan hulpvaardige mensen gegeven is de belofte van de Heiland: ‘in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Matteüs 25:40). (…) Ik was al volwassen voordat ik besefte hoe belangrijk het liefdewerk is dat de zusters van deze kerk doen.10

De kerk, in het besef hoe sterk andere invloeden dan het gezin zich in het leven van het opgroeiende kind laten gelden voordat het voor zichzelf kan kiezen, biedt, bijna van de geboorte af, een religieus milieu. De zondagsschool, het jeugdwerk, de [jongemannen- en jongevrouwenorganisaties] zorgen voor geschikte instructie, ontspanning en goede begeleiding van de kinderjaren tot volwassenheid.11

De heiligen der laatste dagen zijn een volk dat elkaar bijspringt in een renderend leven, een leven dat het heil van de mens betracht. Met dat heil bedoel ik niet louter een plek in het hiernamaals waar alle zorgen en bekommeringen verleden tijd zijn, maar een heil dat betrekking heeft op het hier en nu van het individu, het gezin en de samenleving. Door het evangelie van Jezus Christus en de volmaakte organisatie van de kerk, in deze bedeling aan de profeet Joseph Smith geopenbaard, staan wij elkaar geestelijk bij, waarbij we ons voordeel doen met de vele mogelijkheden tot dienstbetoon in de kerk. We moedigen broederschap aan door de activiteiten en omgang in de priesterschapsquorums, in de hulporganisaties en in onze samenkomsten.12

De zending van de kerk leidt tot zegening en volmaking van het individu

Voor leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft de waarde van de ziel bijzondere betekenis. De quorums, hulporganisaties, wijken, ringen, ja, zelfs de kerk, zijn alle in het leven geroepen om het welzijn van de mens te bevorderen. Alle zijn slechts middel tot een doel, en dat doel is het geluk en eeuwig welzijn van ieder kind van God. Daarom doe ik een beroep op alle leden van de kerk, en in het bijzonder op de quorumpresidenten en functionarissen van alle hulporganisaties, om eensgezind het leven van de mens te veraangenamen.13

In de mens zit niet alleen instinct, maar ook een goddelijk element dat hem voorwaarts en opwaarts duwt. Dat besef is universeel, en ergens in zijn leven zal ieder mens zich daarvan bewust worden.

Er zijn aan deze geestelijke drang drie belangrijke behoeften verbonden die door de eeuwen heen onveranderd zijn gebleven: (1) Ieder normaal mens verlangt ernaar iets over God te weten te komen. Wat voor persoon is Hij? Bekommert Hij zich om de mens, of laat Hem dat volkomen koud? (2) Hoe moet ik leven om zoveel mogelijk succes te hebben en het meeste geluk te ervaren? (3) Hoe zit het met de dood? Is er leven na de dood?

Als u antwoord wilt krijgen op deze mijmeringen van de mensenziel moet u naar de kerk komen. Alleen ware godsdienst kan de zoekende ziel thuisbrengen.14

Waarom houden we deze conferentiebijeenkomsten en alle andere bijeenkomsten in de kerk? Ze komen het individu ten goede — uw zoon en mijn zoon, uw dochter en mijn dochter. De Heer heeft gezegd: ‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!’ [LV 18:15.] (…)

Het (…) doel van de organisatie van deze geweldige kerk, die zo volledig is, zo volmaakt, is de mens tot zegen te zijn.15

De kerk is gesticht op de enige manier waarop de kerk van Christus gesticht kan worden, met rechtstreeks gezag van God. Aldus gesticht nodigt zij de hele wereld uit naar een kerk te komen die door God zelf wordt erkend, met alle mogelijkheden die het verstand, de emoties en verlangens van de mens maar kunnen bepeinzen om de individuele zending op deze aarde te vervullen. ‘Zij is een steeds breder wordende golf met directe invloed op de persoon, bestemd om alle mensen aan te raken en te veranderen, zodat zij evenals Jezus goddelijk mogen worden.’ ‘Het mormonisme’, evenals waar christendom, ‘bedwingt de zelfzucht, stelt de begeerten bij, onderwerpt de driften, verlevendigt het intellect, verheft de gevoelens. Het bevordert ijver, eerlijkheid, waarheid, reinheid, vriendelijkheid. Het verdeemoedigt de hoogmoedigen, verheft de deemoedigen, steunt de wet, is voor vrijheid, komt die ten goede, en wil alle mensen in een grote broederschap verenigen.’16

De zending van de kerk draagt bij tot het welzijn van de mens

Veel burgers zijn verontrust over de toename van de misdaad, het toenemende aantal echtscheidingen en buitenechtelijke geboorten, de toename van geslachtsziekten, de corruptieschandalen en andere symptomen van particuliere en publieke oneerlijkheid.

Zijn de goede zeden aan het afbrokkelen? Is er reden tot ongerustheid? De wereld is om ons heen, en de statistieken die we lezen zijn zeker beangstigend, en ze geven een noodzakelijk signaal af (…).

De zending van de kerk is het kwaad in de wereld in te perken en, zo mogelijk, teniet te doen. Het is duidelijk dat we daarvoor een verenigende kracht nodig hebben. Een dergelijke verenigde kracht, een dergelijk ideaal is het evangelie van Jezus Christus, zoals dat door de profeet Joseph Smith is hersteld. Het geeft zin aan het leven en draagt in zich de vitale reddende elementen, edele idealen en geestelijke invloeden waar het hart van de mens naar hunkert.

Alle weldenkende, oprechte mannen en vrouwen waar ook zijn verlangend de kwade elementen die de samenleving ontwrichten uit hun gemeenschappen te verwijderen — het drankprobleem met openbare dronkenschap, het drugsprobleem met al zijn bijkomende kwalen, onzedelijkheid, armoede enzovoort. De kerk streeft ernaar het leefmilieu in zowel het gezin als de gemeenschap te verbeteren en op te fleuren.17

Laten we hier en nu onze dankbaarheid uitspreken voor de Kerk van Jezus Christus met haar quorums en hulporganisaties, speciaal opgericht om deze kwaden te bestrijden. Zij is gesticht door middel van goddelijke openbaring van God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus. Haar glorieuze zending is de waarheid van het herstelde evangelie te verkondigen; de samenleving te verbeteren opdat de mensen vriendelijker met elkaar omgaan; een prettige leefsituatie in onze gemeenschappen te scheppen, waaruit onze kinderen de kracht kunnen putten om verleiding te weerstaan en de bemoediging om zich cultureel en geestelijke te ontwikkelen.18

De kerk, gesticht door goddelijke inspiratie aan een ongeleerde jongen, biedt de wereld de oplossing voor al zijn sociale problemen. Zij heeft de toets van de eerste eeuw glansrijk doorstaan. Te midden van de briljante ideeën van mensen in deze twintigste eeuw, die zich consciëntieus inzetten voor sociale hervormingen en die blind de toekomst in turen om de bestemming van de mens te ontwaren, straalt de kerk als de zon aan de hemel, waar omheen andere hemellichamen van minder groot belang draaien. Zij is de schepper en behoeder van de hoogste waarden van de mens. Haar ware taak is de verlossing van onze wereld. ‘Zij is het licht van de waarheid dat overal in de wereld straalt, en dit licht zal, dat kan niet anders, vroeg of laat, aan de mens de goddelijke idealen openbaren, waarnaar de mens behoort te leven.’19

De kerk, met haar complete organisatie, biedt iedereen hulp en inspiratie. (…) Zij zondert de mens niet af van de samenleving, in plaats daarvan probeert zij midden in de samenleving volmaakte, goddelijke mensen te ontwikkelen, en door middel van hen de problemen van de samenleving op te lossen.20

Ideeën voor studie en bespreking

  • Hoe zou u op de basis van de leringen van president McKay het doel van de kerk omschrijven? (Zie pp. 22–23.) Waarom houden we kerkelijke bijeenkomsten en conferenties? (Zie pp. 25–26.)

  • Hoe maakt de kerk de weg vrij voor de definitieve vestiging van het koninkrijk van God? (Zie pp. 23–27.) In welk opzicht lijkt de kerk op en is zij een voorbeeld van het koninkrijk Gods dat nog gevestigd zal worden? (Zie pp. 22–23.)

  • Waar voorziet de kerk in dat de getrouwe leden tot het eeuwige leven zal leiden? (Zie pp. 23–27.) Hoe draagt de organisatie van de kerk, met al haar quorums en hulporganisaties, naar uw eigen ervaring bij tot de vervolmaking van het individu? (Zie ook Efeziërs 4:11–13.)

  • Met welke problemen kampt de samenleving tegenwoordig? (Zie p. 26.) Hoe kunnen de evangeliebeginselen bijdragen tot de oplossing van deze problemen? (Zie pp. 26–27.)

  • In welke opzichten is het lidmaatschap in de kerk u tot zegen geweest? Wat kunnen u en uw gezin doen om meer profijt te krijgen van wat de kerk te bieden heeft?

  • Wat kunnen we doen om de kerk de kans te bieden haar taken in deze laatste dagen uit te voeren?

Relevante teksten: Efeziërs 2:19–22; 4:11–15; Moroni 6:4–9; LV 10:67–69; 65:1–6

Noten

  1. Gospel Ideals (1953), 109.

  2. Clare Middlemiss (red., 1976). Cherished Experiences from the Writings of President David O. McKay. 15–16.

  3. James B. Allen en Richard O. Cowan (1992). History of the Church: C. 1945–1990, Post–World War II International Era Period. Encyclopedia of Mormonism, 4 delen, 2:639.

  4. Conference Report (april 1969), 152.

  5. Conference Report (april 1941), 106.

  6. Conference Report (oktober 1919), 76.

  7. Conference Report (april 1941), 106.

  8. Conference Report (april 1941), 109.

  9. Conference Report (april 1963), 97.

  10. Gospel Ideals, 255–256.

  11. Conference Report (april 1941), 107.

  12. Conference Report (april 1915), 103.

  13. Conference Report (oktober 1969), 8.

  14. Conference Report (april 1968), 91–92.

  15. Conference Report (april 1965), 137.

  16. Conference Report (april 1927), 105.

  17. Conference Report (april 1967), 5–6.

  18. Conference Report (oktober 1948), 122.

  19. Conference Report (april 1930), 83.

  20. Gospel Ideals, 109–110.