Leringen van kerkpresidenten
Een christelijk karakter ontwikkelen


Hoofdstuk 23

Een christelijk karakter ontwikkelen

De grootste zorg van de mens zou niet het najagen van goud, roem of stoffelijke bezittingen moeten zijn. Noch moet hij zich alleen maar bezighouden met het lichaam, noch met het intellect. Zijn doel, het hoogste in dit leven, behoort de ontwikkeling van een christelijk karakter te zijn.1

Inleiding

President David O. McKay begreep dat het belangrijk is om een rechtschapen karakter te ontwikkelen, gevormd naar het karakter van de Heiland. Dat was evident in zowel zijn openbare als zijn privé-leven. Zijn zoon Robert heeft over hem gezegd: ‘In al die jaren van nauwe omgang met hem thuis, op de boerderij, in zaken en in de kerk, heeft hij nooit iets gedaan of gezegd, zelfs niet als hij een koppig paard africhtte, dat mij deed twijfelen aan zijn geschiktheid als gezant en profeet van onze hemelse Vader, wat hij uiteindelijk ook is geworden.’2

President McKay vond dat ieder de verantwoordelijkheid heeft om zich elke dag te wijden aan de ontwikkeling van een christelijk karakter. Voor jongeren verduidelijkte hij dit beginsel door hun een voorval te vertellen dat plaatsvond in de tuin van een beeldhouwer in Florence (Italië): ‘Verstrooid over de tuin lagen ruwe blokken graniet waaraan de beeldhouwer later naar eigen inzicht vorm zou geven.

‘Als jullie daar in de tuin waren geweest en iemand je een beitel en hamer in handen had gegeven, zou je dan de moed hebben gehad om uit een van die vormloze blokken een beeld van een mens te houwen? Dat zou je niet kunnen. Of als iemand je een palet en penseel in handen had gegeven, zou je dan op het linnen de ideale ziel hebben kunnen schilderen? Je had waarschijnlijk tegen de eerste gezegd: “Ik ben geen beeldhouwer”, en tegen de tweede: “Ik ben geen schilder. Dat lukt me niet.”

‘Niettemin is ieder van ons op dit moment een ziel aan het vormen — onze eigen ziel. Zal het een misvormde ziel zijn, of zal die bewonderenswaardig en mooi zijn?

‘Dat is aan jou. Niemand anders kan die voor je vormen. Ouders kunnen je erin voorgaan, en leerkrachten kunnen adviezen geven, maar iedere jongeman en jongevrouw heeft de plicht vorm te geven aan zijn eigen karakter.’

President McKay gaf daarna aan wat de gevolgen zijn van een rechtschapen karakter: ‘Als u uw karakter onberispelijk houdt, dan kunt u, ongeacht wat anderen mogen denken of welke aantijgingen ze hebben, uw hoofd oprichten, een licht hart hebben en de wereld onbevreesd tegemoet treden, omdat u weet dat u uw ziel onbesmet hebt gehouden.’3

Leringen van David O. McKay

We behoren het uitmuntende voorbeeld van de Heiland na te volgen

Er is in deze wereld maar één persoon met een volmaakt karakter geweest — de ongeëvenaarde persoonlijkheid Jezus van Nazaret, de Zoon van God, de Verlosser van de wereld. Het beste wat iemand kan doen is Christus als grote voorbeeld en als veiligste gids nemen.4

Als we willen weten hoe we het ideale leven onder onze medemensen kunnen leiden, verschaft het leven van Jezus ons het volmaakte voorbeeld. Hoe edel onze verlangens ook zijn, hoe lofwaardig onze ambities, en onze idealen in elke fase van ons leven, we kunnen ons tot Christus wenden en volmaking vinden. (…)

De deugden die gecombineerd dit volmaakte karakter hebben gecreëerd, zijn waarheid, gerechtigheid, wijsheid, liefdadigheid en zelfbeheersing. Elke gedachte, elk woord, elke daad van Hem was in overeenstemming met de goddelijke wet en bijgevolg waar. De communicatielijn tussen Hem en zijn Vader was altijd open. Daarom was de waarheid, gebaseerd op openbaring, Hem altijd bekend.

Zijn ideaal van wat rechtschapen is, wordt samengevat in de aansporing: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus.’ (Zie Matteüs 7:12.) Zijn wijsheid was zo groot en diep dat hij de gewoonten van de mens en de doelen van God doorvorste. (…) Uit elke daad die is opgetekend van zijn korte maar bewogen leven sprak zijn naastenliefde. Zijn zelfbeheersing, of die nu tot uiting kwam in zijn controle over driften en begeerten of in zijn waardigheid en rust als hij voor zijn aanklagers stond, was volmaakt — zij was goddelijk.5

Er zijn [verschillende] platen die ik graag bekijk. De eerste is een plaat van Christus voor Pilatus toen die Romeinse functionaris tegen de boze menigte zei: ‘Zie, de mens!’ (Johannes 19:5.) Toen hij het zei, wees hij op Jezus, met een doornenkroon op het hoofd en een purperen kleed om de schouders. Hij wees naar iemand die de hoon van de menigte over zich heen kreeg, veroordeeld als een misdadiger en een godslasteraar, en toch, toen hij zei ‘Zie, de mens’, beschreef hij daarmee iemand die volmaakt was in karakter, die meester was over zwaktes en verleidingen, en die kon zeggen, zoals Hij tegen zijn medearbeiders had gedaan: ‘Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. (…) houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.’ (Johannes 16:33.) Hij is ons voorbeeld.6

Wij dienen Jezus Christus na te volgen vanwege zijn goddelijke karakter (…). Christenen eren hem niet, met alle eer die wij Hem geven, omdat Hij een groot dichter was, of een groot geleerde, een groot ontdekkingsreiziger, een groot uitvinder, een groot staatsman of een groot generaal. Ze eren Hem omdat Hij een groot mens was. Qua karakter was Hij ongeëvenaard.7

Rechtschapen gedachten zijn van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van een rechtschapen karakter

Het soort leven dat u leidt, uw mentaliteit, de kern van uw eigen wezen, wordt bepaald door uw gedachten, waarvan uw daden slechts de uiterlijke expressie zijn. De gedachte is het zaad van de handeling.8

Karakter ontspringt in de diepten van de ziel. Vertel me maar waar u aan denkt als u niets hebt om over na te denken, en ik zal u zeggen wat voor iemand u bent.9

Gedachten maken ons tot wie we zijn. Zo zeker als de wever zijn bloemen en figuren weeft uit de schering en inslag van zijn weefgetouw, zo beweegt elke keer de spoel van ons denken heen en weer, waardoor ons karakter wordt gevormd en zelfs onze gelaatstrekken vorm krijgen. Gedachten kunnen uw ziel tot de hemel verheffen, of u meesleuren naar de hel.10

Er is geen levensbeginsel zo nadrukkelijk onder de aandacht gebracht door de grote Leraar als de noodzaak van rechtschapen gedachten. Voor Hem was de mens niet wat hij van buiten leek, noch wat hij door zijn woorden voorwendde te zijn: wat de mens was werd in alle gevallen bepaald door wat de mens dacht. Geen enkele leraar heeft meer dan Hij nadruk gelegd op de waarheid: ‘Zoals iemand diep in zijn hart denkt, zo is hij.’ [zie Spreuken 23:7.] (…)

In zijn leringen komt steeds weer de waarheid naar voren dat wat de mens denkt bepalend is voor zijn recht op geluk of veroordeling wegens zonde, en dat zowel in relatie tot zichzelf als tot zijn medemens. (…)

Of men het nu inziet of niet, ieder die zondigt ondergaat de straf voor zonde en onbezonnenheid. De gedachte die voorafgaat aan de daad laat een onuitwisbare indruk op het karakter achter. En hoewel de boosdoener zijn geweten kan sussen met de gedachte (…) dat deze zonde er niet echt toe doet, zal die toch, ergens diep in het zenuwstelsel, gewoon worden geregistreerd, en de littekens in zijn karakter zullen zich op de oordeelsdag tegen hem keren. Niemand kan ontkomen aan zijn gedachten noch aan de onvermijdelijke gevolgen.11

De Heiland wist dat als het denken in goede banen wordt geleid, als kwade gedachten en intenties weerstaan worden, de boze daden beperkt blijven. Jezus bagatelliseerde de ernst van die daden niet, noch zei Hij dat er geen straf op moest volgen; maar Hij legde meer nadruk op de noodzaak om de gedachten rein en de geest zuiver te houden. Een slechte boom zal slechte vruchten voortbrengen; een goede boom zal goede vruchten voortbrengen. Houd de boom zuiver, de gedachten zuiver, en de vruchten zullen goed zijn en het leven rein.12

Een rechtschapen karakter is slechts het resultaat van constante aandacht en goede gedachten, het gevolg van het zich over lange tijd vertrouwd maken met goddelijke gedachten. Wie God tot de kern van zijn denken maakt, benadert de geest van Christus het meest; en wie in zijn hart kan zeggen, ‘niet mijn wil, maar de uwe geschiede’ [zie Lucas 22:42], benadert het Christusideaal het dichtst.13

Ons karakter wordt gevormd door kleinigheden

Zoals het riet aangeeft hoe de wind waait, zo kun je uit kleinigheden opmaken hoe iemand denkt en voelt.14

Kleinigheden maken deel uit van het grotere geheel. Het gras staat niet plotsklaps op kniehoogte. Het groeit geluidloos en zachtjes, onhoorbaar voor zelfs het meest geoefende oor, en misschien zelfs onzichtbaar voor het scherpste oog. De regen valt niet in bakken uit de hemel maar in druppels; de planeten bewegen zich niet sprongsgewijs in hun baan, maar ze maken hun omwentelingen millimeter voor millimeter. Intellect, gevoel, gewoonte, karakter, alle krijgen ze vorm onder invloed van kleinigheden, en in moraal en godsdienst zijn het de kleinigheden, de kleine daden, die ieder van ons tot het eeuwige leven of de eeuwige dood brengen — niet met grote sprongen, maar eerder voetje voor voetje.

De grote les die onze huidige wereld moet leren, is om de heerlijke beginselen van het evangelie te gaan toepassen in de kleine daden en plichten van het leven. Laten we niet denken dat sommige zaken die hier vanmiddag genoemd zijn, onbelangrijk zijn, omdat ze klein en triviaal lijken. Op de keper beschouwd is het leven zelf een opeenstapeling van kleinigheden. Ons leven, ons lichamelijk bestaan, is de optelsom van kleine hartslagen. Houdt dat kleine hart op met kloppen, dan houden we hier op te bestaan. De grote zon is een geweldige kracht in het heelal, maar wij ontvangen de zegeningen van haar warmte alleen wanneer die tot ons komt in kleine stralen die, gezamenlijk, de hele wereld met zonlicht vervullen. De donkere nacht wordt verfraaid door de glinsteringen van wat kleine sterren lijken te zijn. Op dezelfde manier is het ware christelijke leven opgebouwd uit kleine christelijke daden die verricht worden in het gezin, het quorum, de organisatie, in onze stad, om het even waar ons leven en onze daden zich ook mogen afspelen.15

Wat iemand vandaag is, bepaalt in grote mate wat hij morgen zal zijn. Wat hij het afgelopen jaar is geweest, bepaalt in grote mate wat zijn koers zal zijn in het jaar dat voor hem ligt. Dag in dag uit, uur na uur, bouwt de mens aan het karakter dat door de eeuwen heen zijn positie en reputatie onder de zijnen zal bepalen.16

We ontwikkelen een christelijk karakter door gehoorzaamheid en zelfbeheersing

Men krijgt karakter door zich aan beginselen te houden. Karakter vormt zich van binnenuit net zoals bomen groeien, net zoals iets dat leeft groeit. U kunt niets opdoen om uzelf mooier te maken; [producten] van de drogist [helpen], dat is waar; toch zijn ze maar tijdelijk en een lapmiddeltje. Ware schoonheid, zoals karakter, komt van binnenuit, en datgene wat bijdraagt tot een sterk karakter komt overeen met de beginselen waar de profeet Joseph in heeft onderwezen, en ook de Heiland persoonlijk: deugd, oprechtheid, heiligheid — naleving van de geboden van God [zie History of the Church, deel 5, p. 134–135].17

Bij de vorming van het karakter, vergelijkbaar met de verfraaiing van een landschap, zijn de wetten van vrede en geluk immer in werking. Inspanning, opoffering en doelgerichte daden zijn de stapstenen van vooruitgang. Onmatigheid en zonde zijn vandalen en vernietigen het karakter. Ze worden op de voet gevolgd door spijt en berouw.18

Zelfbeheersing houdt in dat men alle driften, begeerten, hartstochten en neigingen onder controle houdt en richting geeft; en er is niets dat iemand een sterker karakter geeft dan het gevoel zichzelf overwonnen te hebben, dan het besef dat hij geen slaaf is van zijn driften en hartstochten, maar dat hij ze voor zich kan laten werken. Deze deugd omvat matigheid, onthouding, moed, vastberadenheid, hoop, kalmte, kuisheid, onafhankelijkheid, verdraagzaamheid, geduld, ootmoed, bescheidenheid, reinheid.19

Wat is op deze aarde de opperste heerlijkheid van de mens wat zijn eigen prestaties betreft? Het is karakter — karakter dat hij ontwikkelt door gehoorzaamheid aan de wetten van het leven die geopenbaard zijn door middel van het evangelie van Jezus Christus, Die gekomen is opdat wij leven hebben, en in overvloediger mate [zie Johannes 10:10]. De grootste betrachting van de mens zou niet het najagen van goud, roem of stoffelijke bezittingen moeten zijn. Noch moet hij zich alleen maar bezighouden met het lichaam, noch met het intellect. Zijn doel, het hoogste in dit leven, behoort de ontwikkeling van een christelijk karakter te zijn.20

We kunnen kinderen en jongeren een christelijk karakter helpen vormen

Er is niets afhankelijker en hulpelozer dan een pasgeboren kind; toch is er niets vertederender en liefelijker. (…) Hun ziel is zo onbevlekt als een vel wit papier waarop de idealen of prestaties van een mensenleven worden geschreven.21

Zoals een kind groter wordt door geregeld te eten, door constant frisse lucht in te ademen, door geregeld slaap te krijgen, zo krijgt het karakter vorm door kleinigheden, door dagelijks contact, door een invloed hier, een feit of een waarheid daar.22

Ons karakter wordt primair gevormd in het gezin. Het gezin is een goddelijk instituut. De hoogste plicht in dat gezin is jongens en meisjes groot te brengen die gezond zijn, een goed verstand hebben en, het belangrijkste van alles, een christelijk karakter hebben. Ons thuis is de fabriek waar deze producten worden vervaardigd.23

Van grote waarde voor de gemeenschap zijn de onderwijzers en opvoeders van jongeren, zij kerven en vormen de morele sfeer waarin de mensen zich bewegen. Bloemen verspreiden maar kort hun zoete geuren en verwelken spoedig; maar kinderen die dankzij de lessen van goede leerkrachten bezield raken met eeuwige waarheidsbeginselen, stralen een goede invloed uit die, gelijk hun eigen ziel, eeuwig zal voortleven.24

Ideeën voor studie en bespreking

  • Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het karakter van de Heiland? (Zie pp. 216–217.) Hoe kunnen we deze eigenschappen in ons eigen leven toepassen?

  • Waarom zijn edele gedachten het fundament van een christelijk karakter? (Zie pp. 217–218.) Hoe zou u de volgende uitspraak van president McKay uitleggen: ‘Vertel me maar waar u aan denkt als u niets hebt om aan te denken, en ik zal u zeggen wat voor iemand u bent’? Wat kunnen we doen om zuivere gedachten te hebben?

  • Welke ‘kleinigheden’ in uw leven hebben mede uw karakter gevormd? Wat kunt u elke dag doen om meer op Christus te gaan lijken? (Zie ook LV 64:33.)

  • In welk opzicht is gehoorzaamheid aan het evangelie van Jezus Christus een cruciale factor bij het krijgen van een sterk karakter? (Zie p. 220.) Hoe dragen zelfbeheersing en dienstvaardigheid hieraan bij? (Zie p. 220.)

  • Hoe kunnen ouders en leerkrachten jongeren bijstaan bij de ontplooiing van een christelijk karakter? (Zie pp. 221–222.)

Relevante teksten: Filippenzen 4:8; Mosiah 4:30; 3 Nephi 27:27; LV 64:33; 93:11–14

Noten

  1. Conference Report (oktober 1926), 111.

  2. Conference Report (april 1967), 84.

  3. Llewelyn R. McKay (red., 1960). Secrets of a Happy Life, 145–146, 147.

  4. Conference Report (oktober 1945), 132.

  5. Conference Report (april 1968), 7.

  6. Gospel Ideals (1953), 355.

  7. Llewelyn R. McKay (red., 1966). True to the Faith: From the Sermons and Discourses of David O. McKay, 133.

  8. Clare Middlemiss (red., 1962). Treasures of Life. p. 200.

  9. Llewelyn R. McKay (red., 1957). Pathways to Happiness, 257.

  10. Secrets of a Happy Life, 160.

  11. ‘As a Man Thinketh…’. Instructor, september 1958, 257–258.

  12. Clare Middlemiss (red., 1967). Man May Know for Himself: Teachings of President David O. McKay, 8–9.

  13. Conference Report (oktober 1953), 10.

  14. True to the Faith, 270.

  15. True to the Faith, 153.

  16. Man’s Soul Is as Endless as Time. Instructor, januari 1960, 1.

  17. True to the Faith, 95–96.

  18. True to the Faith, 29.

  19. Conference Report (april 1968), 8.

  20. Conference Report (oktober 1926), 111.

  21. The Sunday School Looks Forward. Improvement Era. (Dec. 1949), 804.

  22. The Home and the Church as Factors in Character Building. Instructor, april 1946, 161.

  23. True to the Faith, 107.

  24. True to the Faith, 248.