Leringen van kerkpresidenten
Aspecten van aanbidding


Hoofdstuk 4

Aspecten van aanbidding

Ik bid dat we de kracht mogen hebben om zo te leven dat we goddelijke leiding en inspiratie verdienen; dat we door aanbidding, meditatie, gemeenschap en eerbied zullen ervaren wat het betekent een nauwe band met onze Vader in de hemel te hebben. Ik geef u mijn getuigenis dat die band echt is; we kunnen nauw contact met onze Hemelse Vader hebben.1

Inleiding

Al vroeg in zijn leven ervoer David O. McKay de vrede die voortkomt uit nauw contact met God. ‘Ik herinner me dat ik op een avond heel bang [in bed] lag. Als kind was ik van nature nogal, of misschien wel onnatuurlijk, bang in het donker, en vaak lag ik te denken aan inbrekers, “kwelgeesten”, en onzichtbare invloeden. En ook deze nacht lag ik te huiveren; maar mij was geleerd dat God gebeden verhoort. Ik raapte al mijn moed bij elkaar en liet me uit bed glijden, ik knielde in het donker neer en bad God dit angstige gevoel bij me weg te halen; en toen hoorde ik iemand net zo duidelijk als u nu mijn stem hoort, zeggen: “Wees niet bang; er overkomt je niets.” Sommigen zullen zeggen — “dat heb je je verbeeld.” Zeg wat u wilt, maar ik weet dat mijn kinderziel de vrede ervoer van een verhoord gebed. Dat is het geloof waarvan het denken van de [kinderen] in elke mormoons gezin in het hele land doordrongen is. Ik meen te mogen beweren dat waar kinderen in nauw contact met onze eeuwige Vader opgroeien er niet veel zonde of veel kwaad in dat gezin kan zijn.’2

Behalve dat hij ‘contact zocht met het oneindige’ als hij alleen was, verheugde president McKay zich ook in de aanbidding met andere heiligen der laatste dagen. Zo heeft hij eens gesproken over een gedenkwaardige ervaring die hij had gehad in een kerkvergadering:

‘Een van de indrukwekkendste diensten die ik ooit heb bijgewoond, was in een groep van ruim achthonderd mensen aan wie het avondmaal werd bediend, en gedurende die bediening was het muisstil, men hoorde alleen het tikken van de klok — achthonderd zielen, die op zijn minst in de gelegenheid waren om in contact te komen met de Heer. Er was geen afleiding, geen orkest, er waren geen gezangen, geen gesprekken. Ieder had de kans zich te bezinnen en zich af te vragen of hij het avondmaal wel of niet waardig was. Ieder had het voorrecht om dichter bij zijn Vader in de hemel te komen. Dat is ideaal!’4

President McKay moedigde alle heiligen der laatste dagen aan dit ideaal na te streven in hun erediensten en hun persoonlijk leven. Hij heeft gezegd: ‘Nauw contact te hebben met God, door zijn Heilige Geest, is een van de edelste ambities van dit leven.’5

Leringen van David O. McKay

Eerbied is diep respect vermengd met liefde

De aanvaarding van het bestaan van God is onlosmakelijk verbonden aan een eerbiedige houding, waarop ik nu de aandacht van de hele kerk wens te vestigen. De hoogste manifestatie van spiritualiteit is eerbied; in feite is eerbied spiritualiteit. Eerbied is diep respect vermengd met liefde. Eerbied is ‘een gecompliceerde emotie die bestaat uit een mengeling van zielenroerselen.’ [Een schrijver] zegt dat het ‘de hoogste van alle gevoelens is.’ Ik heb eerder gezegd: als eerbied de hoogste staat is, dan is gebrek aan eerbied de laagste staat waarin een mens in deze wereld kan leven. (…)

Eerbied sluit achting, respect, eer en waardering in. Zonder eerbied, hoe gering ook, zou er derhalve geen hoffelijkheid zijn, geen welgemanierdheid, zou men geen consideratie voor andermans gevoelens of andermans rechten hebben. Eerbied is de fundamentele deugd van de godsdienst. Eerbied is ‘een van de tekenen van kracht; gebrek eraan een van de zekerste indicaties van zwakte. Iemand die spot met heilige zaken’, zo zegt iemand, ‘zal nooit hoog stijgen. Die heilige zaken’, vervolgt hij, ‘moeten worden geëerbiedigd of ze zullen worden afgezworen in tijden van beproeving.’

Ouders, eerbied begint, evenals naastenliefde, thuis. Al vroeg in hun leven moet kinderen geleerd worden respect te hebben — respect voor elkaar, voor vreemden en bezoekers — respect voor ouden van dagen en zieken — respect voor heilige zaken, voor ouders en ouderliefde.

Er zijn drie zaken in het gezinsleven die ertoe bijdragen dat in de kinderen eerbied ontluikt en die tot ontwikkeling brengt in hun ziel. Dat zijn: één, resolute maar liefdevolle begeleiding, twee, hoffelijkheid van de ouders voor elkaar, en voor de kinderen; en drie, gebed waaraan de kinderen deelnemen. In elk gezin in deze kerk behoren de ouders ernaar te streven hun kinderen op intelligente wijze te doordringen van deze drie fundamentele beginselen.6

Eerbied richt het denken op God. Zonder eerbied is er geen godsdienst.7

Ik vind eerbied een van de hoogste deugden van de ziel. Een oneerbiedig mens is een ongelovig mens. (…)

Eerbied is een indicatie van cultuur, en van waar geloof in God en in zijn gerechtigheid.8

Iets zegt mij dat eerbied gelijk staat aan liefde. Jezus noemt het als eerste in het gebed des Heren: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd (…)’ [Matteüs 6:9]. Heiligen — heilig maken — als heilig erkennen, eren.9

Als er meer eerbied in het menselijk hart was, zou er minder ruimte voor zonde en verdriet zijn, en meer vermogen tot vreugde en blijdschap. Dit kleinood onder de briljante deugden geliefder, toepasbaarder en aantrekkelijker te maken is een project dat de verenigde en gebedvolle inspanning van elke functionaris, elke ouder en elk lid van de kerk waard is.10

Meditatie leidt tot geestelijk contact met God door de Heilige Geest

We besteden te weinig aandacht aan de waarde van meditatie, een beginsel van toewijding. Onze aanbidding bestaat uit twee elementen: de ene is geestelijk contact dat voortkomt uit onze meditatie; de andere is instructie van anderen, in het bijzonder van wie het gezag hebben om ons te leiden en instrueren. Van die twee komt de meditatie onze innerlijke beschouwing het meest ten goede. Meditatie is de taal van de ziel. Zij is omschreven als ‘een vorm van innerlijke toewijding, of geestelijke oefening, bestaand uit een diepe, voortdurende overpeinzing van een bepaald godsdienstig thema.’ Meditatie is een vorm van gebed. (…)

Meditatie is een van de vertrouwelijkste, heiligste deuren waardoor we in de tegenwoordigheid van de Heer komen. Jezus heeft ons het voorbeeld gegeven. Zodra Hij zich had laten dopen en de goedkeuring van de Vader had ontvangen — ‘deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb’ [Matteüs 3:17] — begaf Jezus Zich naar de berg der verleiding. Ik beschouw die als de berg van overpeinzing waar Hij veertig dagen vastte, en waar Hij zich één voelde met zichzelf en met zijn Vader, en nadacht over de verantwoordelijkheid van zijn grote zending. Een gevolg van dit geestelijke contact was dat Hij het volgende tegen de verleider kon zeggen:

‘(…) Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.’ (Matteüs 4:10.)

Voordat Hij (…) de schitterende bergrede hield, had Hij zich afgezonderd om met God in contact te treden. Hij deed hetzelfde na die drukke sabbat, toen hij vroeg in de morgen opstond, na de gast van Petrus te zijn geweest. Petrus trof het gastenvertrek ongetwijfeld leeg aan, en toen ze naar [Jezus] op zoek gingen, bleek Hij zich te hebben afgezonderd. Het was op die morgen dat Petrus zei:

‘(…) Allen zoeken U.’ (Marcus 1:37.)

En ook nadat Jezus de vijfduizend te eten had gegeven, vroeg Hij de twaalf de menigte naar huis te sturen, maar Jezus ging de bergen in om alleen te zijn. De historicus heeft geschreven: ‘Bij het vallen van de avond was Hij daar alleen.’ (Matteüs 14:23.) Meditatie! Gebed!11

Laten we God het middelpunt van ons leven maken. (…) Nauw contact te hebben met God, door zijn Heilige Geest, is een van de edelste ambities van dit leven. Dan zijn de vrede en liefde van God de ziel binnengegaan, en wordt Hem dienen de motiverende factor in iemands leven en bestaan.12

We gaan naar het godshuis om met Hem in de Geest te verblijven

We gaan een kerk binnen om de Heer te aanbidden. We willen zijn Geest ervaren, en door die Geest tot ons te nemen bouwen we aan onze geestelijke kracht.13

Kerken worden ingewijd en bestemd tot aanbidding. Dat betekent, uiteraard, dat wie er binnengaan dat doen, of dat in elk geval voorgeven te doen, met de intentie dichter in de tegenwoordigheid van God te komen dan ze op straat of in het dagelijks leven zouden kunnen. Met andere woorden, we gaan naar het huis van de Heer om Hem te ontmoeten en met Hem in de Geest in contact te komen. Een dergelijke plaats van samenkomst dient derhalve ten eerste in alle opzichten geschikt en gepast te zijn, ongeacht of God wordt gezien als de genode gast, of de aanbidders als zijn gasten.

Of het kerkgebouw nu een bescheiden kapelletje is of een ‘architecturaal hoogstandje’, gebouwd van wit marmer en afgezet met kostbare edelstenen, maakt weinig of geen verschil voor onze benadering en houding ten opzichte van de Oneindige Tegenwoordigheid. Weten dat God daar is, zou genoeg reden voor ons moeten zijn om onszelf netjes en eerbiedig te gedragen.

Wat dit aangaat is er voor de leden van de kerk op zondag veel ruimte voor verbetering. De presiderende autoriteiten in de bijeenkomsten in ring, wijk en quorum, en vooral de leerkrachten, behoren veel aandacht te besteden aan de orde en de eerbied gedurende de bijeenkomsten en in de lessen. Minder praten op het podium heeft een weldadige invloed op de mensen in de kapel. Kinderen behoort door voorbeeld en voorschrift geleerd te worden dat wanorde en ordeverstoringen in de kerk ongepast zijn. Hun dient al jong te worden geleerd, en dat dient in hun tienertijd nog eens te worden benadrukt, dat het niet van respect getuigt als ze praten of zelfs fluisteren tijdens een toespraak, en dat het bijzonder onbeschoft is, behalve in een noodgeval, om de vergadering te verlaten voordat die is afgelopen.14

Er zijn twee redenen waarom er een kerk wordt gebouwd: ten eerste, om een plek te hebben waar men instructie krijgt in de wegen van God, en ten tweede, om allen in staat te stellen om onze Vader in de hemel te verheerlijken, die niets meer vraagt dan dat zijn kinderen zich ontpoppen tot mensen met een edel karakter die in zijn tegenwoordigheid kunnen terugkeren.15

Wanneer u een kerk binnengaat, komt u in de tegenwoordigheid van onze Vader in de hemel; en die gedachte zou reden genoeg moeten zijn om uw hart, uw gemoed en zelfs uw kleding voor te bereiden, opdat u zich op gepaste wijze in zijn tegenwoordigheid bevindt.16

Laten we van de zondag geen vakantiedag maken. Het is een heilige dag, en op die dag behoren we naar de kerk te gaan en onze God te zoeken. Als we Hem op de sabbat zoeken, en op die dag in zijn tegenwoordigheid komen, zullen we het minder moeilijk vinden om doordeweeks in zijn tegenwoordigheid te zijn.17

Het avondmaal biedt de gelegenheid om met de Heer in contact te komen

De grootste troost in dit leven is de zekerheid dat men een nauwe band met God heeft. (…) Het avondmaal behoort bij te dragen tot het ontluikend besef van deze band.

‘(…) dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam,

de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.

‘Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.

‘Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.

‘Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.

‘Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker.’ [1 Korintiërs 11:23–28.]

‘Er is geen verordening in de kerk van Christus die heiliger is dan de bediening van het avondmaal. (…)

Er zijn drie uiterst belangrijke zaken aan de bediening van het avondmaal. De eerste is zelfkennis. Het is zelfonderzoek. ‘Doet dit ter mijner gedachtenis’, maar wij behoren waardig te zijn om deel te nemen en eenieder van ons behoort zichzelf te onderzoeken wat zijn waardigheid betreft.

Ten tweede, wordt er een verbond gesloten; een verbond dat meer is dan een belofte. (…) Er is niets belangrijker in het leven dan dat (…). Een verbond, een belofte, behoort zo heilig te zijn als het leven. Met dat beginsel hebben we elke zondag wanneer we het avondmaal gebruiken, te maken.

Ten derde, is er een andere zegen, en dat is een gevoel van nauwe verbondenheid met de Heer. Het is een gelegenheid om ons één te voelen met onszelf en met de Heer. We vergaderen in het huis dat aan Hem is gewijd; we hebben het aan Hem opgedragen; we noemen het zijn huis. U kunt er zeker van zijn dat Hij daar zal zijn om ons te inspireren als we ons op Hem hebben afgestemd. Als we ons niet op Hem hebben afgestemd, als we naar de kerk komen met andere zaken aan ons hoofd, en vooral als we het godshuis betreden met haatgevoelens jegens onze naaste in ons, of vijandschap en jaloezie jegens de autoriteiten van de kerk. Niemand die dergelijke gevoelens heeft, hoeft de hoop te hebben dat hij zich één zal voelen met de Vader. Aanbidding is hun vreemd, en het avondmaal zegt hun al helemaal niets. (…)

Ik ben van mening dat de korte tijd waarin het avondmaal wordt bediend een goede gelegenheid is om (…) te mediteren, en er behoort gedurende dat heilige tijdsbestek niets te gebeuren dat onze aandacht afleidt van het doel van die verordening. (…)

We [moeten] deze heilige verordening omringen met meer eerbied, met volmaakte orde, opdat ieder die naar het huis van God komt, zijn goedheid kan bepeinzen en in stilte en gebed waardering kan uiten voor Gods goedertierenheid. Laat het avondmaalsuur in ieder geval de ervaring van de dag zijn waarin de aanbidder minimaal tot het innerlijk besef komt dat het voor hem mogelijk is om in contact met God te komen.

Er is in deze kerk veel groots tot stand gebracht doordat er dergelijk contact is geweest, doordat de ziel zich heeft opengesteld voor de inspiratie van de Almachtige. Dat is echt zo. President Wilford Woodruff bezat die gave in grote mate. Hij kon reageren; hij kende de ‘stille, zachte stem’ die velen nog vreemd is. U zult ervaren dat wanneer die zeer inspirerende momenten tot u komen, u alleen bent met uzelf en met uw God. U zult die waarschijnlijk ervaren als u een zware beproeving ondergaat, als u met uw rug tegen de muur staat, en als het lijkt dat u voor een onoverkomelijk obstakel staat, of als u verdrietig bent omdat er iets treurigs in uw leven heeft plaatsgevonden. Ik herhaal: de grootste troost die ons in dit leven deelachtig kan worden is het besef dat we in contact staan met God. In die momenten zijn er grote getuigenissen geboren. (…)

Als u de kwestie overdenkt, beseft u dat er gedurende de bediening van het avondmaal niets belangrijkers is dan aan onze Heer en Heiland te denken, dat we aan niets anders aandacht moeten schenken dan aan de belofte die we doen en welke waarde dat heeft voor ons. Waarom zouden we ons door iets laten afleiden? Is er iets meer verheven? We betuigen daar, in het bijzijn van elkaar, en voor Hem, onze Vader, dat we bereid zijn de naam van Christus op ons te nemen, dat we altijd aan Hem zullen denken, altijd, en dat we de geboden zullen onderhouden die Hij ons heeft gegeven. Kunt u, of wie dan ook, die een moment nadenkt, ons iets aan de hand doen wat heiliger is of verstrekkender is? Als we er zonder nadenken aan deelnemen, zijn we niet eerlijk, of laten we zeggen dat we toelaten dat we worden afgeleid van een zeer heilige verordening. (…)

Laten we van dat avondmaalsuur een van de krachtigste middelen maken waarmee we in contact kunnen komen met Gods Geest. Laat de Heilige Geest, waarop wij recht hebben, ons in zijn tegenwoordigheid leiden, en laten wij die nabijheid aanvoelen, en een gebed in ons hart hebben dat Hij zal horen.18

Ideeën voor studie en bespreking

  • Wat betekent het om ‘een eerbiedige houding’ te hebben? (Zie pp. 30–31.) Hoe is eerbied meer dan alleen maar stil zijn? Hoe kunnen we ‘diep respect vermengd met liefde’ ontwikkelen?

  • Hoe kunnen we thuis en in de kerk in het beginsel eerbied onderwijzen? (Zie pp. 31–33.)

  • Waarom is het soms moeilijk om tijd voor meditatie te vinden? Wat kunnen we doen om tijd voor meditatie vrij te maken? Welke zegeningen kunnen het resultaat zijn van onze meditatie? (Zie pp. 31–32, 35–36.)

  • Hoe kunnen we ons voorbereiden om ‘naar het huis van de Heer [te gaan] om Hem te ontmoeten en met Hem in de Geest in contact te komen?’ (Zie pp. 32–36.) Hoe kunnen we ons op deelname aan het avondmaal voorbereiden? (Zie pp. 32–36.)

  • Hoe kunnen we onze kinderen en anderen leren eerbiediger in de tempel, gedurende de avondmaalsdienst en in andere kerkbijeenkomsten te zijn? (Zie pp. 31, 33.) Hoe verstoort het te laat komen of eerder weggaan de eerbied in de bijeenkomst?

  • Wat is de betekenis van het avondmaal in ons leven?

Relevante teksten: Psalmen 89:5–7; LV 20:75–79; 63:64; 76:19–24; 109:21; 138:1–11

Noten

  1. Conference Report (april 1967), 88.

  2. Conference Report (april 1912), 52.

  3. Conference Report (oktober 1936), 103.

  4. Conference Report (april 1946), 114.

  5. Conference Report (april 1967), 133.

  6. Conference Report (oktober 1956), 6–107.

  7. Conference Report (april 1929), 102.

  8. Conference Report, (oktober 1951), 179–180.

  9. Conference Report (oktober 1950), 163.

  10. Conference Report (oktober 1955), 5–6.

  11. Conference Report (april 1946), 113.

  12. Conference Report (april 1967), 133.

  13. Reverence. Improvement Era, juli 1962, 508.

  14. Conference Report (oktober 1956), 7.

  15. Our Places of Worship. Improvement Era, september 1969, 2.

  16. Reverence. Improvement Era, juli 1962, 509.

  17. Conference Report (april 1929), 102.

  18. Conference Report (april 1946), 111-112, 114–116; alinea-indeling gewijzigd.