Leringen van kerkpresidenten
Onderwijs, een edele taak


Hoofdstuk 20

Onderwijs, een edele taak

God geve dat onze leerkrachten hun verantwoordelijkheid voelen, en dat ze beseffen dat verantwoordelijkheid niet alleen wordt afgemeten aan wat ze zeggen, maar ook aan wat ze doen. (…) O, hoe groot is de verantwoordelijkheid van een leerkracht!1

Inleiding

President David O. McKay was het grootste deel van zijn leven leraar. Hij vervulde die rol in de hoedanigheid van zendeling, schoolonderwijzer, bestuurder, apostel, kerkpresident en vader.

In een boodschap aan voornamelijk priesterschapsdragers, vertelde hij een ervaring die van belang is voor iedereen die les geeft:

‘Onlangs reed ik langs de akkers rond mijn geboortestad. Ik kwam langs twee boerderijen in de buurt van het bergkanaal. Bij de ene zag ik op het land de haver er bijzonder florissant bij staan. Niettegenstaande de droogte, de kou in de lente, en andere nadelen, zou de boer een hele goede oogst hebben. Net over het hek stond er ook haver op de akker, maar die stond er verhoudingsgewijs slecht bij. Ik vroeg aan de man: ‘Wat is er gebeurd? U hebt zeker slecht zaad gezaaid?’

‘“Nee, het is hetzelfde zaad als bij mijn buurman.”

‘“Dan hebt u het zeker te laat gezaaid, en was de grond te droog om het te laten opkomen.”

‘“We hebben het op dezelfde middag gezaaid.”

‘Bij navraag bleek dat de eerste man zijn akker in de herfst had geploegd; daarna had hij hem in de lente geëgd, en vervolgens een deklaag van organisch materiaal aangebracht, en had daarmee het vocht dat in de winter was gevallen, vastgehouden. Zijn buurman daarentegen had laat in de lente geploegd, had de voren niet geëgd, en daardoor was het vocht verdampt. Nadat er gezaaid was, volgden er vier tot zes weken [droogte], en er was niet genoeg vocht in de grond om het zaad te laten ontkiemen. De eerste man had voorbereidingen getroffen, de juiste soort voorbereiding, en het resultaat was een goede oogst. De tweede man werkte hard, maar zijn voorbereiding was armzalig; ja, zijn voorbereiding was onvoldoende geweest.’

President McKay gebruikte dit verhaal om de invloed van leerkrachten te illustreren. Hij zei: ‘God heeft in zijn grote tuin toezichthouders gesteld, leerkrachten genaamd, en hun wordt gevraagd Gods kinderen te voeden en te inspireren. Ik waag te beweren dat de grote Tuinman als Hij over zijn akkers kijkt, kan zien dat sommige gedijen met rechtschapen bezigheden en dat andere verdorren vanwege de droogte van veronachtzaamde plicht, van de koude atmosfeer van ijdelheid, of de kwade werking van onmatigheid. Waarom? Misschien omdat de tuinlieden, de toezichthouders, niet de nodige voorbereidingen hadden getroffen, of hun taak niet goed hadden vervuld.’2

Of hij zich nu richtte tot ouders, leerkrachten, huisonderwijzers of huisbezoeksters, president McKay heeft in zijn bediening veel aandacht besteed aan het grote belang en de invloed van doeltreffend onderwijs.

Leringen van David O. McKay

In de kerk hebben we veel kansen om anderen te onderwijzen en kracht op te doen

Wij zijn een kerk van leerkrachten. In een gezin van heiligen der laatste dagen is het van de vader en moeder vereist dat zij onderricht geven in het woord — dat heeft de Heer door openbaring uitdrukkelijk vereist. Elke hulporganisatie, elk quorum, bestaat uit een groep mannen en vrouwen (…) die in de hoogste zin van het woord leerkracht zijn.3

Ik ben dankbaar voor mijn lidmaatschap in een kerk met een godsdienst die mensen toerust voor hun worsteling met de krachten van de wereld en die hen in staat stelt dat gevecht te winnen. Een van de manieren waarop we worden toegerust voor die worsteling is de verantwoordelijkheid van onderwijs, en de gelegenheid die in deze kerk aan velen wordt geven om in deze verantwoordelijkheid te delen.

En door velen in de gelegenheid te stellen om de ontwikkeling door te maken die voor een ware leerkracht is weggelegd, doet de kerk veel, sta daar maar eens bij stil, om dit leger van leerkrachten individueel sterk te maken in de strijd tegen de krachten van de wereld!

Ten eerste hebben de leerkrachten de plicht om een goed voorbeeld te zijn voor hun leerlingen; en is er geen betere bescherming voor een eerlijk man of een oprechte vrouw.

Ten tweede wordt de goddelijke eigenschap van naastenliefde ontwikkeld. Jezus heeft tegen een van de apostelen gezegd: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief, meer dan dezen? (…) Ja, Here, Gij weet, dat ik U liefheb (…) Weid mijn lammeren.’ (Johannes 21:15.) Liefde behoort vooraf te gaan aan de plicht om die lammeren te weiden. En die tienduizenden leerkrachten moeten in hun hart het onderwijs zijn toegedaan, zij moeten hun medemens liefhebben en bereid zijn om de goddelijke eigenschap van liefde in deze verantwoordelijkheid tot ontplooiing te brengen.

Dan is er de derde vereiste, namelijk: een rein leven. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die zichzelf heeft bezoedeld een geslaagde les over reinheid kan geven. Ik kan me niet indenken dat iemand die niet zeker is van het bestaan van God, jongens en meisjes een goede les kan geven over het bestaan van God. Dat lukt hem niet. Als hij hypocriet is en het toch doet, zal zijn houding meer zeggen dan zijn woorden — en dat is het gevaar als we twijfelaars les laten geven aan onze kinderen. Het vergif doet zijn werk, en onbewust wordt hun geest ziek, door het vergif dat de persoon in wie zij hun vertrouwen hadden gesteld, hun ziel heeft toegediend. De gedachte dat iemand onze jongeren geloof in God kan bijbrengen, hoewel hij dat zelf niet heeft, is inconsequent, zo niet volledig ondenkbaar. Daarom is de derde vereiste reinheid en geloof in het evangelie van Jezus Christus.

Ten slotte krijgen zij de mogelijkheid om hun medemens te dienen, en daarmee de roeping groot te maken die zij hebben gekregen, en te bewijzen dat zij ware discipelen van Christus zijn.4

Wat de vorming van het karakter en de begeleiding in de kinderjaren betreft is de ouderlijke invloed het grootste; dan volgt de invloed van de leerkracht. (…) ‘De man of vrouw die oprecht verlangt kinderen weg te leiden van verderfelijke invloeden naar een sfeer van hoge idealen en edele plichtsbetrachting, is waarlijk een edel mens.’5

De voorbereiding van doeltreffende leerkrachten bestaat uit studie, geloof en gebed

Het is van groot belang dat de leerkracht zijn les goed voorbereidt. Een leerkracht kan niet in iets onderwijzen dat hijzelf niet weet. Hij kan zijn leerlingen niet laten voelen wat hij zelf niet voelt. Hij kan een jongeman of jongevrouw niet tot een getuigenis van het evangelie van God leiden als hijzelf geen getuigenis heeft.

De leerkracht moet zich door drie zaken laten leiden: ten eerste moet hij het onderwerp door en door kennen; ten tweede moet hij het onderwerp deel van zijn leven maken; en ten derde moet hij zijn leerlingen zover zien te krijgen dat het onderwerp deel van hen wordt — niet door het er bij ze in te stampen, maar door hen te laten zien wat u ziet, te laten weten wat u weet, te laten voelen wat u voelt.

Iedere leerkracht moet zijn les goed hebben voorbereid wanneer hij of zij voor de klas staat; want, denk erom, uw presentatie van de les, uw houding ten opzichte van de waarheid in die les zal grotendeels de houding bepalen van de jongens en meisjes ten opzichte van die waarheid of de kerk in het algemeen. Al u ze na de les laat gaan met het gevoel in hun jeugdige hart dat ze er niets aan hebben gehad, zult u ze de volgende week maar moeilijk naar uw les kunnen krijgen. Maar als u hen daarentegen enthousiast hebt gemaakt, of als u dat niet lukt, ze wel een gedachte hebt meegegeven waar ze wat mee kunnen, zult u zien dat ze de volgende week weer graag bij u in de klas komen.

Alleen de les doorlezen is niet voldoende. Daarmee heb ik mij de les nog niet eigen gemaakt, en totdat ik die mij eigen heb gemaakt, totdat ik voel dat ik een boodschap voor de klas heb, ben ik niet voorbereid zoals de Heer dat van mij verwachtte toen Hij mij riep om zijn woord te verkondigen. Ik moet de les kennen; wat telt is wat ik de jongens en meisjes wil geven als ik voor hen sta. Ik kan mij de les in het boek eigen maken door die te bestuderen, door geloof te hebben en te bidden.6

Een goed voorbereide les geven heeft veel weg van barmhartigheid — het is de leerkracht tot zegen en ook de leerlingen. Voor onderwijs geldt hetzelfde wat voor het leven geldt: ‘Geef de wereld het beste wat u hebt, en het beste zal tot u terugkeren.’ (…)

Leerkrachten, begin de voorbereiding van uw les met gebed. Geef les met een gebed in uw hart. Bid daarna dat God uw boodschap zal verrijken in de ziel van uw kinderen door middel van de invloed van zijn Heilige Geest.7

Orde en eerbied tijdens de les leren jongeren respect en zelfbeheersing

Ik ben van mening dat orde in de les, wat zowel zelfbeheersing als consideratie voor anderen impliceert, het belangrijkste bestanddeel van onderricht is. (…)

Het beste wat een kind kan leren is zich te beheersen, en zijn relatie te voelen tot anderen, in die mate dat hij beseft dat hij hun gevoelens dient te respecteren. (…)

Een wanordelijke omgeving, waarin er geen respect is voor de leerkracht en de medeleerlingen, zal de belangrijkste karaktereigenschappen verstikken.8

Soms is men behoorlijk luidruchtig in onze klassen. Daar hebben we goede leerkrachten nodig. Een leerkracht die een interessante les kan geven zal orde hebben in zijn klas, en als hij of zij te maken krijgt met leerlingen die opstandig zijn, met propjes gooien, niet meedoen, lawaai maken, elkaar schoppen, dan is dat een teken dat de les niet goed wordt gegeven. Misschien is die ook niet goed voorbereid. (…)

In de klas behoren kinderen les te krijgen, ze moeten vrij aan de discussie kunnen meedoen, vrij zijn om zich te uiten, vrij om mee te doen aan groepswerk, maar niemand in de klas heeft het recht om een ander af te leiden door hem aan te stoten of lichtzinnige opmerkingen te plaatsen. En ik vind dat in deze kerk, in de priesterschapsquorums en -klassen en in de hulporganisaties, de leerkrachten en [leiders] dat ook niet moeten toestaan. Het kind dat trammelant schopt, wordt erdoor geschaad. Het behoort te leren dat wanneer het in gezelschap is, het niet alles ongestraft kan uithalen. Het kan geen loopje nemen met de rechten van zijn klasgenoten.

Laat de kinderen deze les in hun jeugd leren, want als ze de maatschappij ingaan en de wet proberen te overtreden, zullen ze de sterke arm voelen en wellicht straf krijgen.

Orde in de klas is van wezenlijk belang om in het hart en het leven van jongens en meisjes het beginsel van zelfbeheersing te laten inzinken. Ze willen praten en ze willen fluisteren, maar dat mogen ze niet doen, omdat het iemand anders zou storen. Leer de kracht en zin van zelfbeheersing.9

De zondagsschool kijkt uit naar de tijd dat in elke zondagsschoolklas de beginselen van stiptheid, beleefdheid, zelfbeheersing, respect voor gezag, leergierigheid, openheid en, vooral, eerbied en aanbidding aanwezig (…) zullen zijn.10

Bij ons onderwijs in de waarheid is Jezus Christus ons grote voorbeeld

Qua persoonlijkheid en karakter is Christus ongeëvenaard. Met persoonlijkheid bedoel ik alles wat in individualiteit kan worden vervat. Persoonlijkheid is een gave van God. Het is werkelijk een parel van grote waarde, een eeuwige zegening.

Collega-leerkrachten, u en ik kunnen niet, zelfs niet in de geringste mate, de persoonlijkheid van onze grote Leraar, Jezus Christus, benaderen. De persoonlijkheid van ieder van ons verhoudt zich tot die van de Heiland als een klein zonnestraaltje tot de machtige zon zelf; en toch, hoewel oneindig kleiner behoort de persoonlijkheid van elke leerkracht van dezelfde orde te zijn. In de sfeer van het karakter kan elke leerkracht superieur zijn en gelijk een magneet op onbeschrijfbare manier aantrekkingskracht uitoefenen op de mensen die onder zijn gehoor zijn.

Maar ongeacht hoe aantrekkelijk zijn persoonlijkheid ook mag zijn voor de leerlingen, de leerkracht die de liefde van het kind alleen met zijn persoonlijkheid weet te krijgen, zal falen. Het is de plicht van de leerkracht het kind liefde bij te brengen —niet alleen voor de leerkracht, maar ook voor de waarheid. Altijd en overal zien we dat Christus zich aan de wil van zijn Vader onderwerpt; en zo moet ook de leerkracht zich, wat zijn persoonlijkheid betreft, onderwerpen aan de waarheid waarin hij wil onderwijzen.11

De leerkracht moet weten wie zij les geeft, om in zekere mate de mentaliteit en capaciteiten van haar klas te kunnen onderscheiden. Ze behoort de innerlijke gesteldheid van de gezichten af te kunnen lezen en zich open te stellen voor de mentale en geestelijke houding van haar leerlingen. De grote Leraar beheerste dit onderscheidingsvermogen volmaakt. Hij kende de verborgen gedachten van zijn toehoorders en wist die volmaakt te interpreteren. De oprechte leerkracht kan bij de verwerving van deze macht niet in zijn schaduw staan. Te weinig leerkrachten ontwikkelen deze gave, en niet eens tot een noodzakelijk niveau. Toch heeft iedere leerkracht de verantwoordelijkheid om vast te stellen hoe de leerlingen het best benaderd kunnen worden om bij hen een blijvende indruk achter te laten.12

Gebruik de voorwerpen om u heen. Laat het voorbeeld van de grote Leraar zien, die bij zijn discipelen zat en de boeren zag die hun lentetarwe zaaiden. Hij zei: ‘Een deel van het zaad viel in goede grond, een deel op steenachtige grond.’ [Zie Marcus 4:3–8.] Dat was een les uit het leven gegrepen. De vrouw uit Samaria die haar dorst kwam lessen bij de bron is nog een voorbeeld. Jezus zei haar dat het water waarvan Hij haar voorzag een fontein van water zou worden, die zou springen tot het eeuwige leven [zie Johannes 4:14]. Doe ervaringen op, en leer die toepassen. Ik denk dat dat een les is voor elke leerkracht, u die een les moet voorbereiden, niet een toespraak, maar een boodschap.13

U bent waardige dienstknechten van Christus! Leerkrachten! Volgelingen van de ware Leraar, ons grote Voorbeeld! Ga door met uw edele werk! Er is geen groter werk; er is geen beter! U zal de vreugde ten deel vallen die de Heiland heeft beloofd.14

Ideeën voor studie en bespreking

  • Welke plicht heeft een leerkracht? (Zie pp. 188–191.) Waarom is het belangrijk dat een evangelieleerkracht een getuigenis heeft?

  • Welke zegeningen zijn u ten deel gevallen door goed evangelieonderwijs? Hoe is uw leven ten goede gekeerd door de invloed van getrouwe, doeltreffende leerkrachten?

  • Op welke manieren beïnvloedt een goed voorbereide les zowel de leerkracht als de leerling? (Zie pp. 190–191.) Hoe kan een leerkracht zich zoal voorbereiden? (Zie pp. 190–191.) Welke hulpbronnen zijn er in de kerk aanwezig voor onderwijsverbetering?

  • Wat kunnen we doen om orde en respect in de lessen in de kerk te bevorderen? (Zie pp. 191–192.) Hoe gaan jongeren erop vooruit als er orde heerst in de klas? Wat kunnen ouders doen om de leerkracht te helpen, zodat hij de orde in de les kan handhaven?

  • Wat is het verschil tussen ‘een les geven’ en mensen onderwijs geven? Hoe bracht de Heiland deze vaardigheid in praktijk? Wat kunnen we nog meer leren van het voorbeeld van Jezus Christus, de Meesterleraar? (Zie pp. 192–193.)

  • Wat kan een leerkracht doen om ervoor te zorgen dat zijn leerlingen niet alleen de leerkracht liefhebben, maar ook de waarheid?

  • Hoe kunnen we het advies van president McKay gebruiken om ons onderwijs thuis te verbeteren? Welke lesmethoden zijn voor uw kinderen het effectiefst geweest?

Relevante teksten: Johannes 21:15–17; 3 Nephi 27:21; LV 11:21; 42:14; 88:77–80, 118; 132:8

Noten

  1. The Teacher. Improvement Era, september 1951, 622.

  2. Conference Report (oktober 1916), 58–59; alinea-indeling gewijzigd.

  3. That You May Instruct More Perfectly. Improvement Era, augustus 1956, 557.

  4. The Teacher, 621–622.

  5. Gospel Ideals (1953), 214.

  6. That You May Instruct More Perfectly, 557.

  7. Gospel Ideals, 222–223.

  8. Clare Middlemiss (red., 1967). Man May Know for Himself: Teachings of President David O. McKay, 337–338.

  9. Conference Report (oktober 1950), 164–166.

  10. Gospel Ideals, 221.

  11. To the Teacher. Improvement Era, augustus 1955, 557.

  12. Llewelyn R. McKay (red., 1966). True to the Faith: From the Sermons and Discourses of David O. McKay, 251.

  13. We Believe in Being True… . Improvement Era, september 1959, 647.

  14. Gospel Ideals, 135.