Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 9: De wet van tiende


Hoofdstuk 9

De wet van tiende

‘We krijgen een getuigenis van de wet van tiende door tiende te betalen.’

Uit het leven van Howard W. Hunter

Kort voordat Howard W. Hunter en Claire Jeffs trouwden, ging Howard naar zijn bisschop voor een tempelaanbeveling. Hij schrok toen de bisschop hem vroeg of hij met zijn inkomen wel een vrouw en kinderen kon onderhouden. Howard herinnerde zich: ‘Toen ik hem vertelde hoeveel ik verdiende, zei hij dat hij vanwege het bedrag dat ik aan tiende betaald had, in twijfel trok of ik mijn vrouw wel kon onderhouden.’

Tot die tijd had Howard geen volledige tiende betaald omdat hij het belang er niet van inzag. Hij legde uit: ‘Omdat mijn vader in mijn jeugd geen lid van de kerk was, werd tiende nooit in het gezin besproken en had ik nooit bij het belang ervan stilgestaan.’

Howard zei dat de bisschop hem ‘op liefdevolle manier […] het belang van de wet had uitgelegd. En toen ik hem daarna vertelde dat ik voortaan een volledige tiende zou betalen, zette hij het gesprek voort en stelde hij me gerust door de tempelaanbeveling in te vullen en te ondertekenen.’

Toen Howard Claire erover vertelde, vertelde ze dat zij wél altijd een volledige tiende betaald had. ‘We namen ons voor om deze wet ons hele huwelijk na te leven, en dat onze tiende een prioriteit was.’1

Afbeelding
jongeman vult specificatieblaadje in

‘Het betalen van tiende sterkt ons geloof, vergroot onze geestelijke ingesteldheid en bekwaamheid, en versterkt ons getuigenis.’

Leringen van Howard W. Hunter

1

De definitie die de Heer van de wet van tiende geeft, is eenvoudig.

In de wet [van tiende] staat duidelijk ‘een tiende deel van al hun opbrengsten’ (LV 119:4). Opbrengsten omvatten winst, compensatie en aanwas. Het is het salaris van de werknemer, de winst van een zaak, de aanwas van iemand die gewassen teelt, of inkomen uit alle andere bronnen. De Heer heeft gezegd dat het ‘voor eeuwig’ een vaste wet is, zoals die vroeger van kracht was.2

Net als alle geboden en wetten van de Heer is [de wet van tiende] eenvoudig als we een beetje geloof hebben. De Heer heeft in feite gezegd: ‘Verplaats de komma één plaats naar links.’ Dat is de wet van tiende. Zo eenvoudig is het.3

2

De wet van tiende bestaat al vanaf het begin en geldt ook in deze tijd.

De eerste duidelijke vermelding van het woord ‘tiende’ in de Bijbel staat in het allereerste boek van het Oude Testament. Abram […] ontmoette Melchizedek, de koning van Salem en priester van de allerhoogste God. Melchizedek zegende hem en Abram ‘gaf hem van alles een tiende deel’ (Genesis 14:20).

Een paar hoofdstukken later in hetzelfde boek legde Jakob te Bethel met de volgende woorden een gelofte af: […] ‘Van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven’ [Genesis 28:20–22].

De derde vermelding houdt verband met de Levitische wet. De Heer sprak bij monde van Mozes:

‘Alle tienden van het land, zowel van het zaaigoed van het land als van de vruchten aan de bomen, zijn voor de Heere bestemd. Ze zijn heilig voor de Heere’ (Leviticus 27:30).

Volgens de Levitische wet werd de tiende aan de Levieten gegeven voor hun onderhoud, en op hun beurt betaalden zij tiende van wat ze ontvingen, zoals blijkt uit de volgende woorden van de Heer tot Mozes:

‘U moet ook tot de Levieten spreken en tegen hen zeggen: Wanneer u van de Israëlieten de tienden ontvangt, die Ik u gegeven heb als uw erfelijk bezit onder hen, dan moet u daarvan voor de Heere een hefoffer brengen, de tienden van die tienden’ (Numeri 18:26).

Dit toont duidelijk aan dat de wet van tiende een onderdeel van de Levitische wet was en door iedereen betaald werd — zelfs de Levieten zelf, die de opdracht kregen om tiende te betalen van de tienden die ze ontvingen.

Sommigen beweren dat de wet van tiende alleen onder de Levieten was ingesteld, maar de geschiedenis toont aan dat ze altijd al een universele wet geweest is. De wet van tiende was fundamenteel in de wet van Mozes. Ze bestond al in het begin, komt in de oude Egyptische wet en in Babylonië voor, en is in de hele geschiedenis van de Bijbel te vinden. De profeet Amos en ook Nehemia, die de opdracht kreeg om de muren van Jeruzalem te herbouwen, spraken erover [zie Amos 4:4, Nehemia 10:37–38; 12:44; 13:5, 12]. Kort daarop stond Maleachi voor een nog grotere opdracht, namelijk het geloof en het moreel van het volk weer opbouwen. In een laatste poging om de hebzucht van wie alleen in theorie gelovig waren aan te kaarten, beschuldigde hij hen van een misdaad tegen God.

‘Zou een mens God beroven? Werkelijk, u berooft Mij! En dan zegt u: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer!

‘U bent door de vloek getroffen, omdat u Mij berooft, als volk in zijn geheel.

‘Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de Heere van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn’ (Maleachi 3:8–10). […]

De woorden van Maleachi sluiten het Oude Testament met een herhaling van de wet van tiende af, wat aangeeft dat deze wet die al sinds het begin bestond, niet opgeheven was. De bedeling van het Nieuwe Testament begon terwijl deze aansporing nog van kracht was. […]

Kort nadat het evangelie in deze bedeling van de laatste dagen hersteld was, gaf de Heer bij monde van een profeet een openbaring aan zijn volk, waarmee Hij de wet bepaalde […]:

‘En daarna zullen zij die aldus zijn vertiend, jaarlijks een tiende deel van al hun opbrengsten betalen, en dit zal voor eeuwig een vaste wet voor hen zijn, voor mijn heilige priesterschap, zegt de Heer’ (LV 119:4).4

3

We doen met onze tiende een schenking en betalen ook een schuld af.

De tiende is Gods wet voor zijn kinderen, en toch is de betaling ervan geheel vrijwillig. In dat opzicht is ze niet anders dan de wet van de sabbat of elke andere wet. We kunnen weigeren om een of meerdere van die wetten te onderhouden. Onze gehoorzaamheid is vrijwillig, maar de wet wordt niet opgeheven of afgeschaft omdat wij weigeren die te gehoorzamen.

Als tiendebetaling een vrijwillige zaak is, is het dan een schenking of de afbetaling van een schuld? Er is een groot verschil tussen die twee. Een schenking is het zonder meer vrijwillig overdragen van geld of bezittingen. Een schenking is geheel vrijwillig. Niemand heeft de plicht om een schenking te doen. Als de tiende een schenking is, kunnen we geven wat we willen, wanneer we dat willen, of ervoor kiezen om niets te schenken. Dat plaatst onze hemelse Vader in dezelfde categorie als de bedelaar die we op straat een muntstuk toewerpen als we hem voorbijgaan.

De Heer heeft de wet van tiende ingesteld, en omdat het zijn wet is, is het onze plicht om die wet na te komen als we Hem liefhebben en het verlangen hebben om zijn geboden te onderhouden en zijn zegeningen te ontvangen. In dat opzicht is het een schuld. Iemand die geen tiende betaalt, omdat hij schulden heeft, dient zich af te vragen of hij dan geen schuld ten opzichte van de Heer heeft. De Meester heeft gezegd: ‘Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden’ (Mattheüs 6:33).

We kunnen niet tegelijkertijd naar het oosten en het westen gaan. We kunnen niet zowel God als Mammon dienen. Iemand die de wet van tiende verwerpt, heeft die nog geen eerlijke kans gegeven. Natuurlijk kost dat iets. Het vergt fysieke en mentale inspanningen om de wetten en beginselen van het evangelie na te leven. […]

Het kan zijn dat we met onze tiende zowel een schenking doen als een schuld afbetalen. Het afbetalen van de schuld is ten aanzien van de Heer. De schenking is ten aanzien van onze naasten voor de opbouw van Gods koninkrijk. Als we stilstaan bij het zendingswerk dat de zendelingen doen, het leerplan van de kerk, het grote onderwijssysteem, en de bouw van kerkgebouwen, dan beseffen we dat tiende betalen geen last, maar een groot voorrecht is. Velen hebben dankzij onze tiende deel aan de zegeningen van het evangelie.5

Afbeelding
vrouw overhandigt envelop aan bisschop

‘Tiende betalen [is] geen last, maar een groot voorrecht.’

4

Een offer aan de Heer dient de schenker iets van waarde te kosten.

In 2 Samuël 24:18–25 lezen we dat David de Heer geen offer wilde brengen dat niets kostte. Hij dacht ongetwijfeld dat een gave pas gepast was voor de Heer als het de schenker iets van waarde kostte.

Christus heeft gezegd dat het zaliger is om te geven dan te ontvangen [zie Handelingen 20:35], en toch zijn er mensen die pas iets willen geven als het hen niets kost. Dat is niet volgens de leringen van de Meester die zei: ‘Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen (Mattheüs 16:24).

Er zijn mensen die de wet van tiende niet willen naleven, omdat het hen teveel kost. Dat staat in fel contrast met de redenering van David die de Heer geen offer wilde brengen dat niets kostte. Mensen die geen tiende betalen, vergeten de grote morele beginselen van de wet van tiende. Ze begrijpen de wet en haar redenen niet.6

5

We ontvangen grote zegeningen als we tiende betalen.

De Heer heeft de wet [van tiende] ingesteld. Als we zijn wet naleven, zijn we voorspoedig, maar als we het beter denken te weten en een ander pad volgen, zullen we falen. Als ik op mijn reizen door de kerk het resultaat van de tiende zie, kom ik tot de conclusie dat het geen last, maar een groot voorrecht is.7

Betaal een eerlijke tiende. Die eeuwige wet die de Heer geopenbaard heeft en die door de getrouwen sinds de tijd van de oude profeten tot op heden nageleefd wordt, leert ons om de Heer op de eerste plaats te zetten. Ons wordt misschien niet gevraagd om ons huis of leven op te geven, zoals de heiligen in de beginjaren van de kerk. In deze tijd wordt ons gevraagd onze zelfzucht te overwinnen. We betalen tiende omdat we de Heer liefhebben, niet omdat we er de middelen voor hebben. We mogen verwachten dat de Heer ‘de vensters van de hemel’ (Maleachi 3:10) zal openen en zegeningen over de getrouwen zal uitgieten.8

We volgen het beginsel dat we de Heer een deel van zijn goedheid aan ons teruggeven. Dat deel noemen we de tiende. De tiende […] is geheel vrijwillig. We kunnen tiende betalen of geen tiende betalen. Wie wél tiende betalen, ontvangen zegeningen die anderen niet kennen.9

Mary Fielding Smith was een kranige pioniersmoeder, en de vrouw en weduwe van Hyrum Smith, een broer van de profeet. […] Toen het gezin in het voorjaar hun aardappelkuilen openmaakte, liet ze haar jongens er een lading van de beste aardappelen uithalen, die ze vervolgens naar het tiendekantoor brachten.

Op de trappen van het kantoor kwam ze er een van de klerken tegen die [protesteerde] toen de jongens de aardappelen begonnen uit te laden. ‘Weduwe Smith,’ zei hij terwijl hij ongetwijfeld aan haar beproevingen en offers dacht, ‘het is een schande dat u tiende moet betalen.’ Hij […] sprak zijn afkeuring uit over het feit dat ze tiende betaalde en noemde haar onverstandig. […]

De kleine weduwe rechtte haar rug en zei: ‘William, je moest je schamen. Zou je mij een zegen willen ontzeggen? Als ik geen tiende betaalde, zou ik verwachten dat de Heer mij zijn zegeningen onthield. Ik betaal mijn tiende niet alleen omdat het een wet van God is, maar ook omdat ik er een zegening voor verwacht. Als ik deze wet en andere onderhoud, verwacht ik dat ik het goed zal hebben en voor mijn gezin zal kunnen zorgen.’ (Joseph Fielding Smith, Life of Joseph F. Smith [Salt Lake City, 1938], 158–159.)10

Het beginsel van de tiende dient meer dan slechts een wiskundige, werktuiglijke gehoorzaamheid aan de wet te zijn. De Heer veroordeelde de Farizeeën omdat ze werktuiglijk tiende van hun kruiden betaalden zonder er een geestelijke zaak van te maken [zie Mattheüs 23:23]. Als we onze tiende uit liefde voor de Heer en in volkomen vrijheid en geloof betalen, komen we dichter tot Hem en wordt onze band met Hem hechter. Dan worden we van de slavernij van het wettische bevrijd, door de Geest geraakt en voelen we ons met God verbonden.

Het betalen van tiende sterkt ons geloof, vergroot onze geestelijke instelling en bekwaamheid, en versterkt ons getuigenis. Het geeft ons voldoening om te weten dat we in overeenstemming met de wil van God leven. Het brengt ons de zegeningen van iets met anderen delen door de doelen waarvoor de tiende gebruikt wordt. Wij kunnen ons niet veroorloven onszelf die zegeningen te ontzeggen. Wij kunnen ons niet veroorloven geen tiende te betalen. Het heeft zowel in het heden als in de toekomst gevolgen voor ons. Wat we geven, hoe we geven, en hoe we onze plicht ten opzichte van de Heer vervullen, heeft eeuwige gevolgen.

We krijgen een getuigenis van de wet van tiende door tiende te betalen.11

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Lees de definitie van de wet van tiende in onderdeel 1. Wat is tiende? Wat kunnen we van president Hunter leren over de eenvoud van de wet van tiende?

  • Welke inzichten hebt u gekregen van president Hunters leringen over de geschiedenis van tiende? (Zie onderdeel 2.) Waarom denkt u dat President Hunter wilde dat we begrijpen dat de wet van tiende ‘altijd al een universele wet geweest is’?

  • Hoe kunnen we met onze tiende zowel een schenking doen als een schuld afbetalen? (Zie onderdeel 3.) Hoe laten we door het betalen van tiende zien dat we de Heer liefhebben? Hoe kunnen we tot het besef komen dat tiende betalen een voorrecht en geen last is?

  • Waarom dient een offer aan de Heer de schenker iets van waarde te kosten? (Zie onderdeel 4.) Hoe kunnen we onze moeilijkheden of aarzelingen bij het betalen van tiende overwinnen?

  • Neem de vele zegeningen door die president Hunter aan het betalen van tiende toeschrijft (zie onderdeel 5). Hoe hebt u deze zegeningen zelf ontvangen?

Relevante Schriftteksten

Alma 13:15; LV 64:23; 104:14–18; 119; 120; Gids bij de Schriften, ‘Tiende’

Studietip

Als u een hoofdstuk voor de eerste keer leest, kunt u het snel doorlezen of de koppen doornemen om een overzicht van de inhoud te krijgen. Lees het hoofdstuk vervolgens nog een paar keer, maar dan langzamer, en bestudeer het grondig. U kunt elk onderdeel ook met de studievragen in gedachten lezen. Op die manier ontdekt u misschien diepere inzichten en toepassingen.

Noten

  1. In Eleanor Knowles, Howard W. Hunter (1994), 80–81.

  2. The Teachings of Howard W. Hunter, red. Clyde J. Williams (1997), 105; zie ook Conference Report, april 1964, 35.

  3. The Teachings of Howard W. Hunter, 105.

  4. In Conference Report, april 1964, 33–35.

  5. In Conference Report, april 1964, 35–36.

  6. The Teachings of Howard W. Hunter, 106; zie ook Conference Report, april 1964, 33.

  7. The Teachings of Howard W. Hunter, 105.

  8. The Teachings of Howard W. Hunter, 105.

  9. ‘Dedication of Goteborg Chapel’ (toespraak gehouden in Göteborg [Zweden], 10 september 1967), 1, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.

  10. Howard W. Hunter, That We Might Have Joy (1994), 136–137.

  11. In Conference Report, april 1964, 36.