Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 24: Het voorbeeld van Jezus Christus volgen


Hoofdstuk 24

Het voorbeeld van Jezus Christus volgen

‘We zouden ons in iedere situatie moeten afvragen: “Wat zou Jezus doen?” en dan moediger in overeenstemming met het antwoord handelen.’

Uit het leven van Howard W. Hunter

President Thomas S. Monson, die als tweede raadgever van president Hunter werkzaam is geweest, heeft gezegd: ‘Hij bracht in praktijk wat hij onderwees, naar het voorbeeld van de Heiland die hij diende.’1

Een goede vriend heeft eens opgemerkt: ‘De eigenschappen die onze Heer en Heiland, Jezus Christus, belichaamde, werden prachtig door president Hunters buitengewone en onzelfzuchtige leven gekarakteriseerd. Iedereen was zijn vriend.’2

Iemand die ruim dertig jaar met president Hunter samengewerkt had, heeft gezegd: ‘[Hij] wist instinctmatig welk pad hij zou bewandelen. Dat pad was het nastreven van het karakter van zijn Heiland, Jezus Christus.’3

President Hunter spoorde de leden van de kerk tijdens zijn bediening liefdevol aan om het voorbeeld van de Heiland te volgen. In zijn eerste verklaring als president van de kerk zei hij:

‘Ik nodig alle leden van de kerk uit steeds grotere aandacht te schenken aan het leven en het voorbeeld van de Heer Jezus Christus, in het bijzonder de liefde, hoop en barmhartigheid die Hij ten toon heeft gespreid.

‘Ik bid dat we elkaar vriendelijker, hoffelijker, nederiger, geduldiger en vergevensgezinder zullen bejegenen. We hebben hoge verwachtingen van elkaar, en iedereen kan zich verbeteren. Onze wereld heeft dringend behoefte aan meer discipline in de naleving van Gods geboden. Wij moeten dat aanmoedigen op de manier die aan de profeet Joseph Smith in de gevangenis te Liberty is geopenbaard, namelijk “door overreding, door lankmoedigheid, door mildheid en zachtmoedigheid, en door ongeveinsde liefde; […] zonder huichelarij en zonder bedrog” (LV 121:41–42).’4

Afbeelding
Christus bidt

‘Om het voorbeeld van Christus te volgen en in zijn voetspoor te treden, moeten we ernaar streven om hetzelfde te doen als Hij.’

Leringen van Howard W. Hunter

1

Jezus Christus heeft ons het volmaakte voorbeeld gegeven.

Een licht zijn, betekent een voorbeeld geven — een voorbeeld dat anderen kunnen volgen. [We hebben een verbond gesloten] om Christus, het grote voorbeeld, te volgen. Het is onze taak om van Hem en van de dingen die Hij tijdens zijn aardse bediening onderwees en deed te leren. Ons is geboden om na het leren van die lessen zijn voorbeeld te volgen. Dit zijn enkele zaken waarin Hij een voorbeeld voor ons was:

1. Christus was in het voorsterfelijke leven gehoorzaam en kloekmoedig, en kreeg daarom het voorrecht om naar de aarde te gaan en een lichaam van vlees en beenderen te krijgen.

2. Hij liet zich dopen om de poort naar het celestiale koninkrijk open te doen.

3. Hij droeg het priesterschap en ontving alle verhogende heilsverordeningen van het evangelie.

4. Jezus’ bediening duurde ongeveer drie jaar. Het was een periode waarin Hij het evangelie onderwees, van de waarheid getuigde, en alle mensen leerde wat ze moesten doen om in dit leven vreugde en geluk te vinden en in het hiernamaals eeuwige heerlijkheid te verkrijgen.

5. Hij verrichtte verordeningen, waaronder het zegenen van kinderen, dopen, zalven van zieken, en ordenen tot het priesterschap.

6. Hij verrichtte wonderen. Op zijn bevel konden de blinden zien, de doven horen, de lammen opspringen en de doden tot leven komen.

7. In overeenstemming met de bedoelingen en de wil van de Vader, leidde Jezus een volmaakt, zondeloos leven en verwierf Hij alle goddelijke eigenschappen.

8. Hij overwon de wereld; dat betekent dat Hij alle lusten beteugelde en boven het vleselijke en zinnelijke uitsteeg, zodat Hij naar de aanwijzingen van de Geest leefde en wandelde.

9. Hij bracht de verzoening tot stand, waardoor Hij het losgeld betaalde en alle mensen van de [geestelijke en lichamelijke] dood redde, die door de val van Adam veroorzaakt [waren].

10. Nu is Hij opgestaan, verheerlijkt en heeft Hij alle macht in de hemel en op aarde, heeft Hij de volheid van de Vader gekregen en is Hij één met de Vader.

Om het voorbeeld van Christus te volgen en in zijn voetspoor te treden, moeten we ernaar streven om hetzelfde te doen als Hij deed.5

Het is belangrijk om te onthouden dat Jezus kon zondigen, dat Hij had kunnen toegeven, dat het levens- en heilsplan verijdeld had kunnen worden, maar dat Hij standvastig bleef. Als Hij geen mogelijkheid had gehad om aan de verleiding van Satan toe te geven, zou er geen echte beproeving geweest zijn, en zou het resultaat geen echte overwinning geweest zijn. Als Hem het vermogen om te zondigen ontnomen was, zou Hem zijn keuzevrijheid ontnomen zijn. Hij was degene die de keuzevrijheid van de mens kwam beschermen en waarborgen. Hij moest het vermogen behouden om te zondigen als Hij dat wilde.6

Tot aan het eind van zijn aardse leven toonde Jezus de grootsheid van zijn karakter en de omvang van zijn kracht. Zelfs op dat late moment was hij niet zelfzuchtig door zijn eigen leed in beslag genomen en dacht Hij niet aan de dreigende pijn. Hij was om de huidige en toekomstige behoeften van zijn dierbare volgelingen bezorgd. Hij wist dat hun veiligheid als individu en als kerk volledig van hun onvoorwaardelijke liefde voor elkaar afhing. Hij leek zich volledig om hun behoeften te bekommeren, en leerde hun op die manier door zijn voorbeeld wat Hij hun met zijn woorden verteld had. Hij schonk hun woorden van troost, gebod en waarschuwing.7

Zowel tijdens zijn aardse bediening bij zijn kudde in het Heilige Land als tijdens zijn bezoek aan zijn verspreide schapen op het westelijke halfrond toonde de Heer zijn liefde en bezorgdheid om het individu.

In de drukte van een grote menigte voelde hij de enkele aanraking van een vrouw die wilde genezen van een aandoening die ze al twaalf jaar had. (Zie Lukas 8:43–48.) Op een andere keer ging Hij voorbij aan de bekrompen vooroordelen van een kritische menigte en de zonde van de beschuldigde. Christus voelde misschien haar bereidheid om zich te bekeren, koos ervoor om haar waarde in te zien en stuurde haar weg met de aansporing om niet meer te zondigen. (Zie Johannes 8:1–11.) Een andere keer ‘nam [Hij] hun kleine kinderen een voor een en zegende hen en bad tot de Vader voor hen’ (3 Nephi 17:21; cursivering toegevoegd).

Terwijl de beproevingen van Gethsémané en Golgotha naderden, wat Hem innerlijk in grote mate bezighield, nam de Heiland de tijd om de weduwe op te merken die haar penninkje schonk. (Zie Markus 12:41–44.) Zo merkte Hij ook de kleine Zacheüs op die door de menigte rond de Heiland niets kon zien en in een wilde vijgenboom geklommen was om een glimp van de Zoon van God op te vangen. (Zie Lukas 19:1–5.) In zijn lijden aan het kruis negeerde Hij zijn eigen pijn en reikte Hij met bezorgdheid de huilende vrouw die Hem het leven geschonken had de hand. (Zie Johannes 19:25–27.)

Wat een prachtig voorbeeld om na te volgen! Zelfs in groot persoonlijk verdriet en leed was ons Voorbeeld anderen tot zegen. […] Hij concentreerde Zich tijdens zijn leven niet op de dingen die Hij niet had. Zijn leven bestond uit anderen de helpende hand toesteken.8

2

Laten we de Zoon van God volgen, in alle opzichten en bij alles wat we doen.

Een van de belangrijkste vragen die de mens ooit is gesteld, kwam van de Zoon van God, de Heiland van de wereld. Hij vroeg een groep discipelen in Amerika, een groep die erg graag van Hem wilde leren, vooral omdat Hij hen spoedig zou verlaten: ‘Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn?’ En gaf vrijwel onmiddellijk het antwoord: ‘Zoals Ik ben’ (3 Nephi 27:27).

De wereld is vol mensen die zeggen: ‘Doe wat ik zeg.’ Het ontbreekt ons beslist niet aan mensen die over elk onderwerp raad willen geven. Maar er zijn er zo weinig die bereid zijn om te zeggen: ‘Doe wat ik doe.’ En er is uiteraard maar één persoon in de geschiedenis die dat terecht mag zeggen. Er zijn op aarde heel wat goede mannen en vrouwen geweest, maar zelfs de beste stervelingen hebben gebreken. Niemand kon als het volmaakte voorbeeld dienen dat wij moeten volgen, zelfs niet met de beste bedoelingen.

Alleen Christus kan ons ideaal, onze ‘blinkende Morgenster’ zijn (Openbaring 22:16). Hij alleen kan zonder enig voorbehoud zeggen: ‘Volg Mij, leer van Mij [en] doe de dingen die u Mij hebt zien doen. Drink van mijn water en eet van mijn brood. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben de wet en het licht. Vertrouw op Mij en u zult leven. Heb elkaar lief zoals Ik u liefgehad heb’ (zie Mattheüs 11:29; 16:24; Johannes 4:13–14; 6:35, 51; 7:37; 13:34; 14:6; 3 Nephi 15:9; 27:21).

Wat een duidelijke en welluidende oproep! Die geeft ons zekerheid en een voorbeeld in deze tijd van onzekerheid en gebrek aan voorbeelden. […]

We zouden erg dankbaar moeten zijn dat God zijn eniggeboren Zoon naar de aarde gestuurd heeft […] om het volmaakte voorbeeld van een rechtschapen leven, van vriendelijkheid, barmhartigheid en medeleven te geven, zodat alle mensen mochten weten hoe te leven, hoe vooruitgang te maken en goddelijker te worden.

Laten we de Zoon van God volgen in alle opzichten en in alles wat we doen. Laten we van Hem ons voorbeeld en onze gids maken. We zouden ons in iedere situatie moeten afvragen: ‘Wat zou Jezus nu doen?’ en dan moediger in overeenstemming met het antwoord handelen. We moeten Christus volgen, in de beste zin van het woord. We moeten zijn werk doen zoals Hij zijn Vaders werk deed. We moeten proberen te worden zoals Hij is, zoals de jeugdwerkkinderen zingen: ‘Laten wij trachten te leven zoals Hij’ (Kinderliedjes, p. 34). Voor zover onze sterfelijke krachten dat toelaten, moeten we alles doen om te worden zoals Christus — het enige volmaakte, zondeloze voorbeeld dat ooit op aarde heeft geleefd.9

Tijdens zijn aardse bediening heeft onze Heer keer op keer een oproep gedaan die zowel een uitnodiging als een aansporing was. Tegen Petrus en Andreas heeft Christus gezegd: ‘Kom achter Mij, en Ik zal u vissers van mensen maken.’ (Mattheüs 4:19.) Toen de rijke jongeman de Heiland vroeg wat hij moest doen om het eeuwige leven te ontvangen, zei Jezus: ‘Ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen […] en kom dan en volg Mij.’ (Mattheüs 19:21.) En tot ieder van ons zegt Jezus: ‘Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen.’ (Johannes 12:26.)10

Laten we alle leringen van de Meester bestuderen en ons beter aan zijn voorbeeld wijden. Hij ‘heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort.’ Hij heeft ‘ons geroepen […] door Zijn heerlijkheid en Zijn deugd’ en ‘ons de grootste en kostbare beloften geschonken, opdat [we] daardoor deel [zouden] krijgen aan de Goddelijke natuur’ (2 Petrus 1:3–4).11

Zij die Christus volgen, streven ernaar zijn voorbeeld te volgen. Zijn lijden voor onze zonden, tekortkomingen, smarten en ziekten behoort ons te motiveren om anderen op dezelfde liefdevolle, barmhartige manier de hand te reiken. […]

Blijf naar mogelijkheden tot dienstbetoon zoeken. Maak u niet te druk om status. Herinnert u zich de raad van de Heiland met betrekking tot diegenen die de ‘voorste plaatsen’ of de ‘ereplaatsen’ zochten? ‘Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn.’ (Mattheüs 23:6, 11.) Het is belangrijk om gewaardeerd te worden. Maar ons doel moet rechtschapenheid in plaats van erkenning zijn; dienstbetoon in plaats van aanzien. De trouwe huisbezoekster, die maand in maand uit op huisbezoek gaat, is net zo belangrijk voor het werk van de Heer als iemand die een ogenschijnlijk vooraanstaande roeping in de kerk vervult. Zichtbaarheid is niet met waarde te vergelijken.12

Afbeelding
Christus met apostelen

Eén manier waarop we het voorbeeld van de Heiland kunnen volgen, is door gehoor aan zijn gebod tot Petrus te geven: ‘Weid Mijn lammeren. […] Weid Mijn schapen’ (Johannes 21:15–17).

3

Ons heil hangt af van onze toewijding om de Heiland te volgen.

De uitnodiging van de Heer om Hem te volgen, is persoonlijk en onweerstaanbaar. We kunnen niet voor eeuwig op twee gedachten hinken. Iedereen moet op een bepaald moment de cruciale vraag ‘Wie zegt u dat Ik ben?’ beantwoorden. (Mattheüs 16:15.) Ons individuele heil hangt af van ons antwoord op die vraag en onze toewijding aan dat antwoord. Petrus’ antwoord was: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Mattheüs 16:16). Zeer veel getuigen kunnen door dezelfde macht een identiek antwoord geven, en ik voeg me in nederige dankbaarheid bij hen. Maar iedereen moet die vraag nu of later zelf beantwoorden, want in de laatste dagen zal elke knie zich buigen, en elke tong zal belijden dat Jezus de Christus is. Het is onze opgave om het juiste antwoord te geven voordat het voor eeuwig te laat is. Wat moeten we doen aangezien Jezus inderdaad de Christus is?

Het allesovertreffende offer van Christus kan pas volledig zijn uitwerking in ons leven hebben als wij de uitnodiging aanvaarden om Hem te volgen [zie LV 100:2]. Die oproep is niet onbelangrijk, onrealistisch of onmogelijk. Iemand volgen, betekent hem zorgvuldig gadeslaan of naar hem luisteren, zijn gezag aanvaarden, hem als leider beschouwen, hem gehoorzamen, zijn ideeën steunen en verdedigen, en hem als voorbeeld zien. Ieder van ons kan die uitdaging aannemen. Petrus heeft gezegd: ‘Christus [heeft ook] voor ons geleden; Hij laat ons zo een voorbeeld na, opdat u Zijn voetsporen zou navolgen’ (1 Petrus 2:21). Net zoals leringen die niet met de leer van Christus overeenstemmen fout zijn, is een leven dat niet met Christus’ voorbeeld overeenstemt verkeerd, waardoor de kans bestaat dat iemand zijn hoogste potentieel niet bereikt. […]

Rechtschapenheid moet bij onszelf beginnen. Het moet deel van ons gezinsleven uitmaken. Ouders hebben de taak om de beginselen van het evangelie van Jezus Christus na te leven en ze hun kinderen te leren [zie LV 68:25–28]. Godsdienst moet een deel van ons leven uitmaken. Het evangelie van Jezus Christus moet de motivatie zijn van alles wat we doen. We moeten er inwendig harder aan werken om het grote voorbeeld van de Heiland te volgen als we meer zoals Hij willen worden. Dat is onze grote uitdaging.13

Als we de Meester als voorbeeld nemen en zijn leringen en voorbeeld als voornaamste model voor ons leven beschouwen, zullen we het niet moeilijk vinden om in alles consequent en trouw te zijn, omdat we ons aan één gedrags- en geloofsnorm toewijden. Of we nu thuis of in het openbaar zijn, of we nu studeren of onze studies ver achter ons liggen, of we nu alleen zijn of we ons in een menigte bevinden, onze levenswandel en normen zullen duidelijk zijn. We hebben ons dan voorgenomen wat de profeet Alma gezegd heeft, ‘om te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen waar [we ons] ook [mogen] bevinden, als getuige van God op te treden, zelfs tot de dood.’ (Mosiah 18:9.)14

4

We dienen plaats voor Christus te maken.

Die avond in Bethlehem was er in de herberg geen plaats voor Hem, en dat was niet de enige keer tijdens zijn 33-jarige verblijf op aarde dat er geen plaats voor Hem was. Herodes stuurde soldaten naar Bethlehem om de kinderen te doden. Er was in het rijk van Herodes geen plaats voor Jezus, dus gingen zijn ouders met Hem naar Egypte. Tijdens zijn bediening waren er velen die geen plaats voor zijn leringen — geen plaats voor het evangelie — maakten. Er was geen plaats voor zijn wonderen, voor zijn zegeningen, geen plaats voor de goddelijke waarheden die Hij verkondigde, geen plaats voor zijn liefde en geloof. Hij zei tot hen: ‘De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen’ (Mattheüs 8:20).

Zelfs in deze tijd, tweeduizend jaar later, zeggen velen hetzelfde als wat men die avond in Bethlehem zei. ‘Er is geen plaats, geen plaats’ (zie Lukas 2:7). We maken plaats voor de geschenken, maar soms maken we geen plaats voor de schenker. We hebben plaats voor het commerciële aspect van Kerstmis en voor plezier op de sabbat, maar soms is er geen plaats voor aanbidding. We vullen onze gedachten met andere zaken — er is geen plaats.15

Hoewel het prachtig is om naar kerstlichtjes te kijken […], is het belangrijker dat de mens verlicht wordt door het licht van de wereld te aanvaarden [zie Alma 38:9; LV 10:70]. We dienen waarlijk als onze gids en ons voorbeeld naar Hem op te kijken.

Op de avond van zijn geboorte zongen de engelen: ‘En vrede op aarde, in mensen een welbehagen’ (Lukas 2:14). Als iedereen zijn voorbeeld zou volgen, zou de wereld vol vrede en liefde voor alle mensen zijn.16

Wat is in deze tijd onze taak als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen? We moeten ervoor zorgen dat we in woord en daad het evangelie uitdragen dat onze Heer en Heiland, Jezus Christus, verkondigd heeft. In alles wat we doen en zeggen, dienen we het voorbeeld te volgen van de enige zondeloze persoon die ooit op aarde geleefd heeft, namelijk de Heer Jezus Christus.17

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Neem in onderdeel 1 de vele manieren door waarop de Heiland ons het goede voorbeeld gegeven heeft. Welke invloed heeft het voorbeeld van de Heiland op u gehad? Wat kunnen we van zijn voorbeeld tijdens het laatste deel van zijn sterfelijk leven leren?

  • President Hunter geeft ons de raad om ons af te vragen: ‘“Wat zou Jezus nu doen?” en dan moediger in overeenstemming met het antwoord te handelen’ (onderdeel 2). Overweeg hoe u het voorbeeld van de Heiland moediger kunt volgen. Hoe kunnen we dit beginsel in ons gezin onderwijzen?

  • Wat kunnen we uit de leringen in onderdeel 3 leren over het volgen van Jezus Christus? In welk opzicht zou uw leven anders zijn als u de invloed van de leringen en het voorbeeld van de Heiland niet had? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ons geloof een belangrijker onderdeel van ons dagelijks leven wordt?

  • Denk na over hetgeen president Hunter zegt over het feit dat er ‘geen plaats’ voor de Heiland is (onderdeel 4). Hoe kunnen wij meer plaats voor de Heiland maken? Hoe bent u gezegend door meer plaats voor Hem te maken?

Relevante Schriftteksten

Mattheüs 16:24–27; Johannes 10:27–28; 14:12–15; 1 Petrus 2:21–25; 2 Nephi 31:12–13; 3 Nephi 12:48; 18:16; 27:20–22; LV 19:23–24

Onderwijstip

Geef iedereen een zangboek. Vraag de aanwezigen om een lofzang op te zoeken die over een bepaalde passage in dit hoofdstuk gaat, en er iets over te vertellen.

Noten

  1. Thomas S. Monson, ‘President Howard W. Hunter: A Man for All Seasons’, Ensign, april 1995, 33.

  2. Jon M. Huntsman sr., ‘A Remarkable and Selfless Life’, Ensign, april 1995, 24.

  3. Francis M. Gibbons, Howard W. Hunter: Man of Thought and Independence, Prophet of God (2011), 152.

  4. In Jay M. Todd, ‘President Howard W. Hunter: Fourteenth President of the Church’, Ensign, juli 1994, 4–5.

  5. The Teachings of Howard W. Hunter, red. Clyde J. Williams (1997), 40–41.

  6. ‘The Temptations of Christ’, Ensign, november 1976, 19.

  7. ‘His Final Hours’, Ensign, mei 1974, 19.

  8. ‘The Church Is for All People’, Ensign, juni 1989, 76–77.

  9. ‘What Manner of Men Ought Ye to Be?’, Ensign, mei 1994, 64; zie ook ‘He Invites Us to Follow Him’, Ensign, september 1994, 2–5; ‘Follow the Son of God’, Ensign, november 1994, 87.

  10. ‘An Apostle’s Witness of Christ’, Ensign, januari 1984, 69.

  11. ‘Exceeding Great and Precious Promises’, Ensign, november 1994, 8.

  12. ‘To the Women of the Church’, Ensign, november 1992, 96–97.

  13. ‘He Invites Us to Follow Him’, 2, 4; zie ook ‘An Apostle’s Witness of Christ’, 69–71; Conference Report, oktober 1961, 109.

  14. ‘Standing As Witnesses of God’, Ensign, mei 1990, 60.

  15. The Teachings of Howard W. Hunter, 41–42.

  16. The Teachings of Howard W. Hunter, 44–45.

  17. The Teachings of Howard W. Hunter, 45.