Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 4: Hemelse hulp


Hoofdstuk 4

Hemelse hulp

‘Er is misschien geen geruststellender belofte dan de belofte van goddelijke hulp en geestelijke leiding in tijden van nood.’

Uit het leven van Howard W. Hunter

Howard W. Hunter leerde als kleine jongen al bidden. ‘Mijn moeder had me geleerd te bidden en mijn hemelse Vader te danken voor alles wat ik had’, zei hij. ‘Ik dankte Hem vaak voor de schoonheid van de aarde en voor de geweldige ervaringen die ik op de boerderij, bij de rivier en bij de scouts had. Ik leerde Hem ook vragen om zaken die ik wilde of nodig had. […] Ik wist dat God me liefhad en naar me luisterde.’1

Zijn hele leven gebruikte president Hunter het gebed als bron van goddelijke hulp, en hij leerde anderen om dat ook te doen. Toen hij bijvoorbeeld bisschop was, vertelde een man in zijn wijk hem dat hij negatieve gevoelens tegenover een andere man had. De raad die president Hunter gaf, toonde aan dat hij geloofde in de hulp die uit het gebed voortvloeit:

‘Ik zei: “Broeder, als u naar huis gaat en elke ochtend en elke avond voor hem bidt, zal ik over twee weken op ditzelfde tijdstip met u spreken en dan zullen we beslissen wat er moet gebeuren.”’

De man volgde zijn raad op, keerde terug en zei nederig over de andere man: ‘Hij heeft hulp nodig.’

‘Bent u bereid hem te helpen?’ vroeg president Hunter.

‘Ja, natuurlijk’, zei de man.

‘Al het venijn en alle negatieve gevoelens waren verdwenen’, zei president Hunter later. ‘Zo gaat dat als we voor een ander bidden.’2

Afbeelding
biddende vrouw

‘De Heer [beloofde] dat we, als we in moeilijke tijden nederig zijn en Hem om hulp vragen, “sterk gemaakt [zullen] worden en gezegend worden uit den hoge”’ (LV 1:28).

Leringen van Howard W. Hunter

1

Onze hemelse Vader belooft ons in tijden van nood hulp en leiding te geven.

We maken allemaal periodes mee waarin we dringend bijzondere hemelse hulp nodig hebben. We maken allemaal momenten mee waarin we door omstandigheden overweldigd worden of door de raad van anderen in verwarring raken. We hebben dan grote behoefte aan geestelijke leiding, grote behoefte het juiste pad te vinden en het goede te doen. In het Schriftuurlijke voorwoord van deze bedeling van de laatste dagen beloofde de Heer dat we, als we in moeilijke tijden nederig zijn en Hem om hulp vragen, ‘sterk gemaakt [zullen] worden en gezegend worden uit den hoge en van tijd tot tijd kennis [zullen] ontvangen’ (LV 1:28). We krijgen die hulp als we erom vragen, erop vertrouwen en als we volgen wat koning Benjamin in het Boek van Mormon ‘de ingevingen van de Heilige Geest’ noemde (Mosiah 3:19).

Er is misschien geen geruststellender belofte dan de belofte van goddelijke hulp en geestelijke leiding in tijden van nood. Het is een hemels geschenk dat vrijelijk gegeven wordt, een geschenk dat we van onze jonge jaren tot de laatste dagen van ons leven nodig hebben. […]

In het evangelie van Jezus Christus ontvangen we hemelse hulp. ‘Weest goedsmoeds,’ zegt de Heer, ‘want Ik zal u voortleiden’ (LV 78:18). ‘Ik zal u van mijn Geest meedelen, die uw verstand zal verlichten, die uw ziel met vreugde zal vervullen’ (LV 11:13).

Ik getuig van de goddelijke aard van Jezus Christus. God leeft en laat ons in zijn Geest delen. Mogen we in de problemen van het leven en bij het aanpakken van onze levenstaken op dat geschenk van God, onze Vader, aanspraak maken en geestelijke vreugde vinden.3

2

Net als Joseph Smith kunnen we ons tot de Schriften en het gebed wenden om hemels onderricht te ontvangen.

De jonge profeet Joseph Smith […] wilde in een tijd van verwarring en bezorgdheid de mening en wil van de Heer weten. […] In de jeugdjaren van Joseph was de omgeving van Palmyra in New York een plek van ‘ongebruikelijke opwinding over godsdienst. […] Het hele gebied leek er wel door aangetast en grote menigten sloten zich aan bij de verschillende godsdienstige groeperingen, wat onder de mensen de nodige opschudding en verdeeldheid veroorzaakte’ [Geschiedenis van Joseph Smith 1:5].

De zoektocht naar waarheid van deze amper veertienjarige jongen was nóg moeilijker en verwarrender, omdat de leden van de familie Smith in die tijd verschillende godsdienstige opvattingen hadden.

Nu wil ik u vragen om met die achtergrond en situatie in gedachten bij de volgende nogal opmerkelijke gedachten en gevoelens van zo’n jonge knaap stil te staan. Hij schreef:

‘In deze tijd van grote opwinding werd mijn gemoed tot ernstige bezinning en grote onrust aangezet; maar ofschoon mijn gevoelens diep en dikwijls aangrijpend waren, hield ik mij toch afzijdig van al die groeperingen […]; zo groot waren de verwarring en de twist tussen de verschillende gezindten dat het onmogelijk was voor iemand van mijn jeugdige leeftijd, en zo weinig bekend met mensen en zaken, om met enige zekerheid uit te maken wie er gelijk had en wie ongelijk.

‘Mijn gemoed was soms zeer opgewonden, zo hevig en onophoudelijk waren het geschreeuw en de opschudding. […]

‘Te midden van deze woordenstrijd en botsende meningen vroeg ik me vaak af: Wat staat mij te doen? Welke van al deze groeperingen heeft gelijk, of hebben ze allemaal ongelijk? Als er één gelijk heeft, welke is dat dan en hoe kom ik dat te weten?

‘In de tijd dat de buitengewone moeilijkheden die veroorzaakt werden door de twisten tussen deze groeperingen godsdienstijveraars, op mij drukten, las ik op zekere dag de zendbrief van Jakobus, hoofdstuk 1 vers 5, dat luidt: Indien echter iemand van u in wijsheid tekortschiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, mildelijk en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden.

‘Nooit heeft enige passage uit de Schrift een mensenhart sterker getroffen dan deze op dat moment het mijne. Zij leek met grote kracht in iedere vezel van mijn hart door te dringen. Ik dacht er keer op keer over na, in het besef dat als iemand wijsheid van God nodig had, ik dat was; ik wist immers niet wat ik moest doen, en tenzij ik méér wijsheid kon krijgen dan ik toen bezat, zou ik het nooit weten’ [Geschiedenis van Joseph Smith 1:8–12].

Wat er daarna gebeurde, veranderde vanzelfsprekend de geschiedenis. De jonge Joseph besloot God erom te bidden en trok zich in een bos bij zijn ouderlijk huis op het platteland terug. In antwoord op zijn vurig gebed verschenen God, de eeuwige Vader, en zijn Zoon, Jezus Christus, aan Joseph en gaven hem raad. Die grote manifestatie, waarvan ik nederig getuig, beantwoordde voor onze bedeling veel meer vragen dan alleen maar bij welke kerk de jonge Joseph zich moest aansluiten.

Maar het is niet mijn bedoeling om een overzicht te geven van die eerste ogenblikken van de herstelling, ook al is het een van de heiligste verhalen in de Schriften. Ik wil eenvoudigweg de indrukwekkende mate van geestelijke gevoeligheid beklemtonen waarvan deze erg jonge en ongeletterde knaap blijk gaf.

Wie van ons zou op veertienjarige leeftijd of welke leeftijd dan ook onder invloed van zoveel verschillende krachten helder genoeg kunnen nadenken, en vooral over zo’n belangrijk onderwerp, namelijk ons eeuwig heil? Wie van ons zou tegen het emotionele conflict opgewassen zijn dat ontstaat doordat beide ouders andere godsdienstige opvattingen hebben? Wie van ons zou op veertien- of zelfs vijftigjarige leeftijd zijn ziel doorzoeken en in de heilige Schrift naar antwoorden zoeken op wat de apostel Paulus ‘de diepten van God’ noemde? (1 Korinthe 2:10).

Wat is het opmerkelijk […] dat deze knaap zich ernstig tot de Schriften en vervolgens tot persoonlijk gebed wendde, misschien wel de twee belangrijkste bronnen van geestelijk inzicht en geestelijke ingevingen die alle mensen ter beschikking staan. Hij had het zeer zeker moeilijk met verschillende meningen, maar hij was vastberaden om het goede te doen en het juiste pad te vinden. Hij geloofde, net zoals wij behoren te geloven, dat hij hemels onderricht en hemelse zegeningen kon ontvangen. En die ontving hij ook.

Maar, zeggen we misschien, Joseph Smith was een heel bijzondere geest, en zijn situatie was bijzonder. Wat moeten wij doen? Wij die misschien ouder zijn — alleszins ouder dan veertien — en niet bestemd zijn om een evangeliebedeling te openen? Wij moeten ook beslissingen nemen, verwarring ophelderen en ons een weg banen door een zee van tegenstrijdige woorden over een verscheidenheid aan onderwerpen die ons leven beïnvloeden. Er zijn veel moeilijke beslissingen die we moeten nemen, en soms worden we ons daarbij van onze leeftijd of onze zwakheden bewust.

Soms denken we dat we onze geestelijke scherpte kwijt zijn. Op heel moeilijke dagen krijgen we misschien zelfs het gevoel dat God ons vergeten is, dat Hij ons in onze verwarring en bezorgdheid aan ons lot overlaat. Maar dat gevoel is zowel voor de oudere als de jongere en minder ervaren mensen onder ons niet te rechtvaardigen. God kent ons allemaal en heeft ons allen lief. Ieder van ons is zijn zoon of dochter en wat het leven ons ook wil leren, de belofte houdt stand: ‘Als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden’ (Jakobus 1:5).4

Afbeelding
Joseph Smith in bos

We kunnen het voorbeeld van Joseph Smith volgen en wijsheid aan God vragen.

3

Bidden is een manier om geestelijke kennis en leiding te ontvangen.

De kennis en wijsheid van de aarde en al wat stoffelijk is, ontvangen we door onze lichamelijke zintuigen op aardse, stoffelijke manieren. We voelen, zien, horen, proeven, ruiken en leren. Maar geestelijke kennis ontvangen we zoals Paulus gezegd heeft op een geestelijke manier van haar geestelijke bron. Paulus vervolgt:

‘Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden’ (1 Korinthe 2:14).

We hebben ontdekt en weten dat onze Vader in de hemel door de Heilige Geest in de naam van Jezus Christus benaderen de enige manier is om geestelijke kennis te ontvangen. Als we dat doen en geestelijk voorbereid zijn, zien we dingen die onze ogen niet eerder gezien hebben, en horen we dingen die we niet eerder gehoord hebben. Om het met de woorden van Paulus te zeggen: ‘Wat God bereid heeft’ (1 Korinthe 2:9). Die dingen ontvangen we door de Geest.

We geloven en getuigen tot de wereld dat communicatie met onze Vader in de hemel en leiding van de Heer vandaag de dag beschikbaar zijn. We getuigen dat God tot de mens spreekt zoals Hij dat in de tijd van de Heiland en in oudtestamentische tijden gedaan heeft.5

4

We kunnen altijd bidden, niet alleen op momenten van wanhoop.

In deze tijd worden gebedvolle toewijding en eerbied voor het heilige als onredelijk of ongewenst, of beide, voorgesteld. En toch kunnen ook sceptische ‘moderne’ mensen niet zonder gebed. Gevaarlijke situaties, grote verantwoordelijkheid, grote benauwdheid en hartverscheurend verdriet — dat zijn de beproevingen die ons uit onze zelfingenomenheid en gevestigde routines wakker schudden en ons bewust maken van onze aangeboren impulsen. Als we dat toestaan, zullen ze ons nederig maken, verzachten en ons tot eerbiedig gebed aansporen.

Als het gebed alleen een krampachtige kreet in moeilijke tijden is, dan is dat zeer egoïstisch, en beschouwen we God als een reparateur of dienstverlener om ons alleen in noodgevallen te helpen. We moeten de Allerhoogste dag en nacht gedenken — altijd — niet alleen als alle andere hulp gefaald heeft en we wanhopig zijn. Als er één element in het leven is dat bewezen heeft wonderbaarlijk succes voort te brengen en van onschatbare waarde voor de menselijke ziel te zijn, dan is het wel gebedvolle, eerbiedige, toegewijde communicatie met onze hemelse Vader.

‘Heere, neem mijn woorden ter ore, let op mijn zuchten’, zong de psalmist.

‘Sla acht op mijn stem als ik roep, mijn Koning en mijn God, want tot U bid ik.

‘’s Morgens hoort U mijn stem, Heere; ’s morgens leg ik mijn gebed voor U neer en zie ik naar U uit’ (Psalmen 5:2–4).

Misschien heeft deze wereld vooral behoefte aan ‘uitkijken’, zoals de psalmist het noemde — zowel in vreugde als smart, zowel in overvloed als in nood. We moeten voortdurend uitkijken en God als schenker van al het goede en de bron van ons heil erkennen. […]

De geest van gebed, eerbied en aanbidding is in grote delen van onze samenleving verdwenen. Mensen in allerlei kringen zijn slim, interessant of briljant, maar het ontbreekt hen aan één cruciaal element voor een compleet leven. Ze kijken niet omhoog. Ze dragen geen geloften op in gerechtigheid [zie LV 59:11]. Hun gesprekken bruisen, maar zijn niet heilig. Hun taal is gevat, maar niet wijs. Of het nu op kantoor, in de kleedkamer of het laboratorium is, wie hun eigen beperkte macht tentoonspreiden en het vervolgens noodzakelijk achten om de hemelse onbeperkte macht te bespotten, hebben te veel waardigheid verloren.

Helaas komt dit gebrek aan eerbied soms zelfs in de kerk voor. Af en toe zijn we te luidruchtig, en beginnen en beëindigen we bijeenkomsten op een respectloze manier, terwijl ze eigenlijk momenten van gebed en zuiverende aanbidding behoren te zijn. Eerbied is de sfeer van de hemel. Het gebed is het gesprek tussen onze ziel en God de Vader. We doen er goed aan om meer zoals onze Vader te worden door naar Hem uit te kijken, Hem altijd indachtig te zijn, en zeer veel om zijn wereld en zijn werk te geven.6

Afbeelding
biddende vrouw

‘Het gebed is de uiting van de ziel tegenover God de Vader.’

5

We ontwikkelen ons vermogen om geestelijke kennis te ontvangen door de tijd te nemen voor meditatie, overpeinzing en gebed.

Het is niet makkelijk om spiritualiteit te ontwikkelen en ons af te stemmen op de hoogste invloed van goddelijkheid. Dat kost tijd en vaak ook enorme inspanning. Het gebeurt niet toevallig, maar komt uitsluitend door doelbewuste inspanning tot stand, en door God aan te roepen en zijn geboden te onderhouden. […]

De profeet Joseph Smith […] heeft misschien wel de allerduidelijkste uitspraak gedaan over de noodzaak om een geestelijke instelling te ontwikkelen en in te zien dat dit tijd en geduld vergt. [Hij] heeft gezegd: ‘Wij zijn van mening dat God de mens geschapen heeft met een verstand dat in staat is onderricht te ontvangen, en verstandelijke vermogens die vergroot kunnen worden, evenredig aan de mate van de ijver waarmee acht geslagen wordt op het licht dat vanuit de hemel aan het intellect gegeven wordt; en dat, naarmate de mens de volmaaktheid dichter nadert, zijn visie helderder en zijn vreugde groter wordt, totdat hij het kwaad van zijn leven heeft overwonnen en elk verlangen naar zonde verloren heeft; en, zoals de mensen van weleer, dat punt in zijn geloofsleven bereikt waarop hij omhuld is door de macht en de heerlijkheid van zijn Schepper en opgenomen wordt om bij Hem te wonen. Maar wij zijn van mening dat niemand dit stadium in een oogwenk kan bereiken.’ [Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 227.]7

We moeten de tijd nemen om ons verstand op geestelijke zaken voor te bereiden. We ontwikkelen geen geestelijk vermogen op het moment dat we gezag krijgen. Er moet sprake zijn van verlangen, inspanning en persoonlijke voorbereiding. Dat vergt uiteraard […] vasten, gebed, Schriftstudie, beleving, meditatie, en hongeren en dorsten naar een rechtschapen leven.

Ik vind het nuttig om de volgende aansporingen van de almachtige God door te nemen:

‘Indien gij vraagt, zult gij openbaring op openbaring, kennis op kennis ontvangen, opdat gij de verborgenheden en de vredige dingen zult kennen — datgene wat vreugde brengt, datgene wat het eeuwige leven brengt’ (LV 42:61).

‘Bidt de Vader in mijn naam, in vertrouwen gelovende dat u zult ontvangen, en u zult de Heilige Geest hebben, die alle dingen openbaart die de mensenkinderen nodig hebben’ (LV 18:18).

‘Laat de plechtige ernst der eeuwigheid immer in uw gedachten zijn’ (LV 43:34).

‘Verzamelt de woorden des levens steeds als een schat in uw gedachten, en in die ure zal u het deel worden gegeven dat eenieder moet worden toegemeten’ (LV 84:85).

‘Zoekt ijverig, bidt altijd en weest gelovig, en alle dingen zullen voor uw welzijn samenwerken, indien gij oprecht wandelt en het verbond in gedachten houdt waarmee gij u onderling verbonden hebt’ (LV 90:24).

‘God zal u kennis geven door zijn Heilige Geest, ja, door de onuitsprekelijke gave van de Heilige Geest’ (LV 121:26).

Dat zijn beloften waaraan de Heer Zich zeker zal houden als wij ons voorbereiden.

Neem de tijd om over geestelijke zaken te mediteren, na te denken en te bidden.8

6

God zal ons helpen om stap voor stap geestelijke vooruitgang te maken.

Bij ons streven naar spiritualiteit krijgen we vaak het gevoel dat er zoveel te doen is en dat we tekortschieten. Vervolmaking is voor ieder van ons iets wat nog in de toekomst ligt. Maar we kunnen ons concentreren op onze sterke punten, beginnen waar we ons nu bevinden en streven naar het geluk dat gevonden wordt als we ons op goddelijke zaken richten. We zouden de raad van de Heer indachtig moeten zijn:

‘Welnu, wordt niet moede goed te doen, want gij legt het fundament van een groot werk. En uit het kleine komt het grote voort.

‘Zie, de Heer verlangt het hart en een gewillige geest; en de gewilligen en de gehoorzamen zullen in deze laatste dagen het goede van het land Zion eten’ (LV 64:33–34).

Het feit dat de Heer zegt dat het ‘de gewilligen en de gehoorzamen [zijn die] in deze laatste dagen het goede van het land Zion [zullen] eten’, heeft me altijd bemoedigd. We kunnen allemaal gewillig en gehoorzaam zijn. Ik neem aan dat als de Heer gezegd had dat het de volmaakten zijn die in deze laatste dagen het goede van het land Zion zullen eten, sommigen onder ons ontmoedigd zouden zijn en het op zouden geven. […]

Dit is de plek om te beginnen. Dit is de tijd om te beginnen. We hoeven maar één stap tegelijk te zetten. God, die ‘ons geluk voor ogen heeft’, zal ons als kleine kinderen bij de hand nemen, en zo zullen we volmaaktheid naderen.

Niemand onder ons heeft de volmaaktheid, of de grootste geestelijke groei die in dit leven mogelijk is, bereikt. Iedereen kan en moet geestelijk vooruitgang maken. Het evangelie van Jezus Christus is het goddelijke plan voor die eeuwige, geestelijke groei. Het is meer dan een gedragscode. Het is meer dan een ideale maatschappelijke structuur. Het is meer dan positief denken over zelfverbetering en vastberadenheid. Het evangelie is de verlossende macht van de Heer Jezus Christus, met zijn priesterschap, zijn steun en met de Heilige Geest. Als we ons door geloof in de Heer Jezus Christus en gehoorzaamheid aan zijn evangelie stap voor stap verbeteren, om kracht bidden en onze houding en aspiraties verbeteren, worden we tot de kudde van de goede Herder gerekend. Daar is discipline, training, inspanning en kracht voor nodig. Maar zoals de apostel Paulus gezegd heeft: ‘Alle dingen zijn mij mogelijk door Christus, Die mij kracht geeft’ (Filippenzen 4:13).

In een hedendaagse openbaring staat deze belofte: ‘Stel uw vertrouwen in die Geest die ertoe beweegt goed te doen — ja, recht te doen, ootmoedig te wandelen, rechtvaardig te oordelen; en dat is mijn Geest.

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik zal u van mijn Geest meedelen, die uw verstand zal verlichten, die uw ziel met vreugde zal vervullen.

‘En dan zult gij alle dingen weten, ofwel hierdoor zult u alle dingen weten die u maar van Mij verlangt, die verband houden met de dingen der gerechtigheid, vol geloof vertrouwend op Mij dat u zult ontvangen’ (LV 11:12–14).9

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Denk na het lezen van onderdeel 1 na over momenten waarop u hemelse hulp nodig had. Hoe is de belofte van hemelse hulp in tijden van nood u tot zegen geweest?

  • Wat kunnen we in onderdeel 2 van Joseph Smiths voorbeeld leren dat ons kan helpen als we verward zijn? Hoe kunnen we een grotere geestelijke gevoeligheid zoals die van Joseph ontwikkelen?

  • Denk na over de leringen van president Hunter aangaande de manieren waarop we geestelijke kennis ontvangen (zie onderdeel 3). Hoe kunnen we ons verlangen en ons vermogen tot het ontvangen van geestelijke kennis vergroten? Op welke manieren heeft geestelijke kennis u geholpen?

  • Wat zijn de gevaren van God ‘als een reparateur of dienstverlener [zien] om ons alleen in noodgevallen te helpen’? (Zie onderdeel 4.) Hoe is gebed u tot zegen geweest?

  • In onderdeel 5 leert president Hunter ons hoe we spiritualiteit kunnen ontwikkelen. Waarom zijn inspanningen noodzakelijk voor het ontwikkelen van geestelijke kracht? Wat kunnen we leren uit de Schriftteksten die president Hunter in dit onderdeel aanhaalt?

  • Neem president Hunters leringen in onderdeel 6 over geestelijke groei door. Hoe is geestelijke groei voor u een stapsgewijs proces geweest? Hoe kunnen de leringen van president Hunter in dit onderdeel u van nut zijn als u het gevoel hebt dat u in uw geestelijke groei tekortschiet?

Relevante Schriftteksten

Psalmen 25:5; Spreuken 3:6; 2 Nephi 32:8–9; Alma 5:46; 34:17–27; 37:36–37; LV 8:2–3; 88:63; 112:10; Geschiedenis van Joseph Smith 1:13–17

Onderwijstip

Vraag de aanwezigen om in het hoofdstuk zinnen of alinea’s op te zoeken die ze belangrijk vinden. Vraag hun die zinnen of alinea’s te bespreken, en uit te leggen waarom ze belangrijk zijn.

Noten

  1. In Kellene Ricks, ‘Friend to Friend: From an Interview with Howard W. Hunter, President of the Quorum of the Twelve Apostles’, Friend, april 1990, 6.

  2. The Teachings of Howard W. Hunter, ed. Clyde J. Williams (1997), 39–40.

  3. ‘Blessed from on High’, Ensign, november 1988, 59, 61.

  4. ‘Blessed from on High’, 59–60.

  5. ‘Conference Time’, Ensign, november 1981, 13.

  6. ‘Hallowed Be Thy Name’, Ensign, november 1977, 52–53.

  7. ‘Developing Spirituality’, Ensign, mei 1979, 25.

  8. The Teachings of Howard W. Hunter, 36–37.

  9. ‘Developing Spirituality’, 25–26.