Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 6: De verzoening en opstanding van Jezus Christus


Hoofdstuk 6

De verzoening en opstanding van Jezus Christus

‘We [zullen] uit de stoffelijke dood opstaan om voor eeuwig te leven, dankzij het zoenoffer en de opstanding van de Heiland.’

Uit het leven van Howard W. Hunter

Op 20 maart 1934 werd het eerste kind van Howard en Claire Hunter geboren, een jongen met de naam Howard William Hunter jr. die ze Billy noemden. Die zomer merkten ze dat Billy futloos leek. De artsen stelden bloedarmoede bij hem vast. Howard gaf twee keer bloed voor een transfusie, maar Billy’s toestand ging er niet op vooruit. Uit verder onderzoek bleek een ernstig darmprobleem dat leidde tot bloedverlies. De artsen opereerden hem en Howard lag naast zijn zoon om bloed te geven, maar het resultaat was weinig hoopgevend. Drie dagen later, op 11 oktober 1934, sliep de kleine Billy rustig in terwijl zijn ouders naast zijn bed zaten. ‘We waren door smart overmand en verlieten die avond verdoofd het ziekenhuis’, schreef Howard.1

Bij het overlijden van Billy en andere dierbaren putte president Hunter kracht uit zijn getuigenis van de verzoening en opstanding van de Heiland. ‘We zijn er vast van overtuigd dat [de verzoening] echt is’, getuigde hij, ‘en niets in het hele goddelijke heilsplan is belangrijker dan het zoenoffer van Jezus Christus. We geloven dat ons heil door de verzoening mogelijk gemaakt wordt. Zonder de verzoening zou het hele scheppingsplan falen. […] Zonder dit zoenoffer zou de stoffelijke dood het einde zijn, zou er geen opstanding zijn en ons geestelijk leven geen doel hebben. Er zou geen hoop op eeuwig leven zijn.’2

President Hunter sprak in de aprilconferenties, die rond Pasen plaatsvinden, vaak over de opstanding van Jezus Christus. In de algemene aprilconferentie van 1983 zei hij:

‘In deze paastijd voel ik zeer sterk het belang van mijn opdracht om te getuigen dat de Heiland echt opgestaan is. Broeders en zusters, er is een God in de hemel die ons liefheeft en om ons geeft. We hebben een Vader in de hemel die de Eerstgeborene van zijn geestkinderen stuurde, zijn Eniggeborene in het vlees, om een aards voorbeeld voor ons te zijn, om de zonden van de wereld op Zich te nemen, en daarna voor de zonden van de wereld gekruisigd te worden en op te staan. […]

‘Dat is werkelijk een prachtige boodschap: er is leven na de dood. We kunnen tot onze Vader in de hemel terugkeren en in zijn tegenwoordigheid verkeren dankzij het offer dat de Heiland voor ons gebracht heeft, en door onze eigen bekering en gehoorzaamheid aan de geboden.

‘Laten we bij de heerlijke dageraad van deze paasochtend, waarop de christelijke wereld haar gedachten kortstondig op de opstanding van Jezus richt, onze hemelse Vader onze waardering betuigen voor het grote heilsplan dat Hij voor ons voorzien heeft.’3

Afbeelding
graftombe

De lege graftombe van de Heiland ‘verkondigt aan de wereld: “Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt”’ (Lukas 24:6).

Leringen van Howard W. Hunter

1

De verzoening was een verheven liefdesdaad van onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon, Jezus Christus.

De verzoening van Jezus Christus was een voorgeordende opdracht van onze hemelse Vader om zijn kinderen uit hun gevallen staat te verlossen. Het was een liefdesdaad van onze hemelse Vader om zijn Eniggeborene toe te staan een zoenoffer te brengen. En het was een verheven liefdesdaad van zijn geliefde Zoon om de verzoening uit te voeren.

Ik heb meermaals in de hof van Gethsémané gestaan. Ik heb er nagedacht over het lijden en de smart van de Heiland — de smart die Hij ervoer toen onze hemelse Vader Hem toestond om de pijn en zonden van de hele mensheid op Zich te nemen op een manier die wij niet kunnen bevatten. Mijn ziel werd van verdriet vervuld toen ik over dat grote offer voor de mensheid nadacht.

Ik ben bij Golgotha, de schedelplaats, geweest en heb er nagedacht over de vernedering van de kruisiging die tot de stoffelijke dood van onze Heiland leidde, maar die zijn onsterfelijkheid en de onsterfelijkheid van de hele mensheid tot stand bracht. En ook daar was ik somber gestemd.

En ik heb voor de graftombe gestaan en me die heerlijke dag van de opstanding voorgesteld, waarop de Heiland levend, herrezen en onsterfelijk uit het graf tevoorschijn kwam. Mijn hart was bij die gedachte van blijdschap vervuld.

Die ervaringen brachten mij ertoe mijn ziel in dank en waardering voor onze hemelse Vader uit te storten voor de liefde die Hij en zijn Zoon ons door middel van het heerlijk zoenoffer gegeven hebben. Om het met de woorden van Charles Gabriel te zeggen: ‘’k Sta spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan, verward dat Hij mij zo genadig bedenken kan. ’t Ontroert mij ten diepst dat Hij zo voor mijn schulden leed, dat voor mij, een zondaar, Hem ’t kruis zoveel dulden deed. O, het is wonderbaar dat Hij zo hield van mij dat Hij ’s ontzield voor mij! O, het is wonderbaar, wonderbaar voor mij!’ […]

Ik getuig tot u, broeders en zusters, dat onze hemelse Vader zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, naar de aarde heeft gestuurd om aan de voorwaarden van het heilsplan te voldoen. De verzoening is een teken van zijn grote liefde voor ons.4

2

De Heiland nam al onze zonden, zwakheden, smart en pijn op Zich.

Toen Jezus en zijn apostelen samenkwamen om het Pascha te vieren, namen ze van de zinnebeelden die Hij tijdens hun laatste gezamenlijke avondmaal instelde. Vervolgens gingen ze naar de Olijfberg.

Daar Hij tot het einde toe leraar bleef, zette Hij zijn leerrede over het offerlam voort. Hij vertelde hun dat Hij geslagen zou worden en dat zij als schapen zonder herder uiteengedreven zouden worden (zie Mattheüs 26:31). ‘Maar nadat Ik opgewekt zal zijn’, zei Hij, ‘zal Ik u voorgaan naar Galilea’ (Mattheüs 26:32).

In de daaropvolgende uren, zweette Hij druppels bloed, werd Hij gegeseld [op last van] de leiders die beweerden de bewaarders van zijn wet te zijn, en werd Hij te midden van dieven gekruisigd. Het gebeurde zoals koning Benjamin in het Boek van Mormon voorspeld had: ‘Hij zal verzoekingen ondergaan, en lichamelijke pijn, honger, dorst en vermoeidheid, ja, meer dan de mens verdragen kan zonder eraan te sterven; want zie, er komt bloed uit iedere porie, zo groot zal zijn smart zijn wegens de goddeloosheid en gruwelen van zijn volk. […]

‘Hij komt tot de zijnen, opdat de mensenkinderen redding ten deel valt, […] en zelfs na dit alles zullen ze Hem voor een mens houden en zeggen dat Hij van een duivel bezeten is, en zij zullen Hem geselen, en Hem kruisigen’ (Mosiah 3:7, 9).

Dankzij de profeet Alma zijn we op de hoogte van de volledige maat van zijn lijden: ‘Hij zal uitgaan en pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en wel opdat het woord wordt vervuld dat zegt dat Hij de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich zal nemen.

‘En Hij zal de dood op Zich nemen, om de banden des doods, die zijn volk binden, los te maken; en Hij zal hun zwakheden op Zich nemen, opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld, naar het vlees, opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen naargelang hun zwakheden’ (Alma 7:11–12).

Denk daar eens over na! Toen zijn lichaam van het kruis genomen was en haastig in een geleende graftombe geplaatst was, had Hij, de zondeloze Zoon van God, niet alleen de zonden en verleidingen van iedere ziel die zich wil bekeren op zich genomen, maar ook al onze ziekten, pijnen en al ons verdriet. Hij leed deze benauwingen zoals wij ze lijden naar het vlees. Hij leed ze allemaal. Dat deed Hij om zijn barmhartigheid te vervolmaken en zijn vermogen om ons boven elke aardse beproeving te verheffen.5

We kunnen foute keuzes, slechte keuzes en pijnlijke keuzes maken. En soms doen we dat ook, maar op dat ogenblik treden de zending en de barmhartigheid van Jezus Christus op volle kracht en in al hun heerlijkheid in werking. […] Hij heeft in een bemiddelende verzoening voor onze foute keuzes voorzien. Hij is onze voorspraak bij de Vader en heeft op voorhand de prijs betaald voor de fouten en dwaasheden die we vaak bij het uitoefenen van onze vrijheid begaan. We moeten zijn geschenk aanvaarden, ons van die fouten bekeren, en zijn geboden onderhouden om het beste uit die verlossing te halen. Het aanbod is er altijd; de weg is altijd vrij. We kunnen altijd, zelfs in de donkerste tijden en na de rampzaligste fouten, naar de Zoon van God opkijken en leven.6

3

Jezus Christus is als Eersteling van de opstanding uit het graf herrezen.

Laten we even terug in de tijd gaan naar die laatste momenten in het Heilige Land. Het einde van het sterfelijke leven van onze Heer was nabij. Hij had de zieken genezen, de doden opgewekt en de Schriften uitgelegd, inclusief de profetieën over zijn eigen dood en opstanding. Hij zei tegen zijn discipelen:

‘Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen;

‘en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden’ (Mattheüs 20:18–19). […]

Bij de dageraad van die derde dag gingen Maria Magdalena en ‘de andere Maria’ naar het graf waarin men zijn levenloze lichaam gelegd had [Mattheüs 28:1; zie ook Markus 16:1; Lukas 24:10]. Eerder hadden de overpriesters en Farizeeën Pilatus benaderd en hem overtuigd om een bewaker bij de ingang van het graf te plaatsen ‘opdat Zijn discipelen Hem ’s nachts misschien niet komen stelen en tegen het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden’ (Mattheüs 27:64). Maar twee krachtige engelen hadden de steen voor de ingang van de graftombe weggerold en de aangewezen bewakers waren in doodsangst weggevlucht.

Toen de vrouwen naar de graftombe gingen, zagen ze dat die open en leeg was. De engelen waren gebleven om hun het grootste nieuws te verkondigen dat mensenoren ooit hebben vernomen: ‘Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft’ (Mattheüs 28:6).7

Er staat geen leerstelling in de christelijke canon die belangrijker voor de hele mensheid is dan die van de opstanding van de Zoon van God. Door Hem werd de opstanding van alle mannen, vrouwen en kinderen die ooit op aarde geleefd hebben, of zullen leven, teweeggebracht.

Hoewel we de opstanding in onze leer erg belangrijk vinden, zijn er misschien velen onder ons die haar geestelijk belang en eeuwige grootsheid niet ten volle begrijpen. Als we dat wél deden, zouden we ons net als Jakob, de broer van Nephi, over haar schoonheid verwonderen en huiveren om het alternatief dat ons ten deel gevallen zou zijn als we dat goddelijk geschenk niet gekregen hadden. Jakob heeft geschreven

‘O, de wijsheid Gods, zijn barmhartigheid en genade! Want zie, indien het vlees niet meer opstond, zou onze geest moeten worden onderworpen aan die engel die uit de tegenwoordigheid van de eeuwige God is gevallen en de duivel is geworden, om niet meer op te staan’ (2 Nephi 9:8).

De opstanding is ongetwijfeld de kern van het geloof van ieder christen en het grootste wonder dat de Heiland van de wereld verricht heeft. Zonder de opstanding zouden we geen hoop hebben. Sta me toe Paulus te citeren: ‘Als er geen opstanding van de doden is, […] dan is onze prediking zonder inhoud, […] en dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn. Wij hebben namelijk van God getuigd dat Hij Christus heeft opgewekt. […] Als Christus niet is opgewekt, is uw geloof zinloos; u bent dan nog in uw zonden’ (1 Korinthe 15:13–15, 17).8

Zonder de opstanding zou het evangelie van Jezus Christus een opsomming van wijze gezegden en schijnbaar onverklaarbare wonderen zijn — gezegden en wonderen zonder de uiteindelijke overwinning. Nee, de uiteindelijke overwinning komt voort uit het grootste wonder: voor het eerst in de geschiedenis van de mens is iemand die dood was uit de dood herrezen. Hij is de Zoon van God, de Zoon van onze onsterfelijke Vader in de hemel, en zijn overwinning over de lichamelijke en de geestelijke dood is het goede nieuws dat iedere christelijke tong dient te belijden.

De eeuwige waarheid is dat Jezus Christus als Eersteling van de opstanding uit het graf herrezen is. (Zie 1 Korinthe 15:23.) De getuigen van die prachtige gebeurtenis kan men niet in twijfel trekken.

De apostelen van de Heer behoren tot die uitverkoren getuigen. De roeping van het heilige apostelschap wil zeggen tot de wereld getuigen van de goddelijkheid van de Heer Jezus Christus. Joseph Smith heeft gezegd: ‘De grondbeginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus — dat Hij stierf, werd begraven, ten derden dage verrees en ten hemel opvoer. Al het andere dat verband houdt met onze godsdienst is hier slechts een aanhangsel van.’ (History of the Church, 3:30.) […]

Christus onderwees zijn apostelen ‘dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan’ (Markus 8:31). Zo is het gegaan. Hij werd gekruisigd en in een graftombe gelegd. Op de derde dag stond Hij op — de Heiland van het mensdom en de Eersteling van de opstanding. Door zijn zoenoffer zullen alle mensen uit het graf gered worden en weer leven. Dat is altijd het getuigenis van de apostelen geweest en ik voeg er het mijne aan toe.9

Afbeelding
Christus en Maria Magdalena

Jezus Christus is kort na zijn opstanding aan Maria Magdalena verschenen (zie Johannes 20:1–18).

4

Jezus Christus is na zijn opstanding aan velen verschenen.

In de dagen na zijn opstanding is de Heer aan velen verschenen. Hij toonde hun zijn vijf bijzondere wonden. Hij wandelde, sprak en at met hen, alsof Hij alle twijfel wilde wegnemen dat een herrezen lichaam wel degelijk een stoffelijk, tastbaar lichaam van vlees en beenderen is. Later bevond Hij zich onder de Nephieten, die Hij gebood: ‘Staat op en nadert tot Mij om uw hand in mijn zijde te steken, en ook om de tekens van de nagels in mijn handen en in mijn voeten te voelen, opdat gij zult weten dat Ik de God van Israël en de God der gehele aarde ben, en ben gedood voor de zonden der wereld.

‘En het geschiedde dat de menigte toetrad en de handen in zijn zijde stak en de tekens van de nagels in zijn handen en in zijn voeten voelde; en dat deden zij en traden één voor één toe totdat allen waren toegetreden en met hun ogen hadden gezien en met hun handen hadden gevoeld, en met zekerheid wisten en getuigden, dat Hij het was van wie de profeten hadden geschreven dat Hij zou komen’ (3 Nephi 11:14–15).

Het is de taak en vreugde van alle mensen over de hele wereld om ‘die Jezus — over wie de profeten en de apostelen hebben [getuigd] — te zoeken’ (Ether 12:41) en een geestelijke bevestiging van zijn goddelijke aard te krijgen. Het is het recht en de zegen van allen die nederig zoeken om de stem van de Heilige Geest te horen die van de Vader en zijn herrezen Zoon getuigt.10

Het getuigenis van wie [Jezus] na zijn dood in levenden lijve hebben gezien, is nooit weerlegd. Hij verscheen ten minste tien of elf keer: aan Maria Magdalena en de andere vrouwen in de hof, aan de twee discipelen op de weg naar Emmaüs, aan Petrus in Jeruzalem, aan de apostelen toen Thomas afwezig was, en opnieuw toen hij aanwezig was, aan de apostelen bij het Meer van Galilea, en op een berg aan ruim vijfhonderd mannen, aan Jakobus de broer van de Heer, en aan de apostelen bij de hemelvaart.11

Als iemand die geroepen en geordend is om tot de hele wereld van de naam van Jezus Christus te getuigen, verzeker ik u nu, in deze paastijd, dat Hij leeft. Hij heeft een verheerlijkt, onsterfelijk lichaam van vlees en beenderen. Hij is de Eniggeborene van de Vader in het vlees. Hij is de Heiland, het Licht en het Leven van de wereld. Na zijn kruisiging en dood verscheen Hij als herrezen persoon aan Maria, aan Petrus, aan Paulus en aan vele anderen. Hij toonde Zich aan de Nephieten. Hij heeft Zich aan Joseph Smith, de jonge profeet, en aan vele anderen in onze bedeling getoond.12

5

Wij zullen uit de dood opstaan en eeuwig leven.

Met Pasen vieren we de genadegave van de opstanding die aan alle mensen gegeven is, het leven herstelt en alle wonden geneest. Ook al sterft iedereen als onderdeel van het eeuwige plan van groei en ontwikkeling, toch kunnen we troost putten uit hetgeen de psalmist schreef: ‘Overnacht ’s avonds het geween, ’s morgens is er gejuich’ (Psalmen 30:6).

Het was Job die de vraag stelde die in alle tijden van belang is: ‘Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden?’ (Job 14:14.) Het antwoord van Christus weergalmt door de eeuwen heen tot in deze tijd: ‘Ik leef en u zult leven’ (Johannes 14:19).13

Als we sterven, vindt er een scheiding van lichaam en geest plaats. De opstanding herenigt de geest met het lichaam, en het lichaam wordt een geestelijk lichaam van vlees en beenderen, maar door de geest in plaats van door bloed levend gemaakt. Zo wordt ons lichaam na de opstanding onsterfelijk, levend gemaakt door de geest, en zal het nooit meer sterven. Dat is wat Paulus bedoelde met de uitspraken ‘er is een natuurlijk lichaam en er is een geestelijk lichaam’ en ‘vlees en bloed [kunnen] het Koninkrijk van God niet beërven’ [zie 1 Korinthe 15:44, 50]. Het natuurlijk lichaam is vlees en bloed, maar als het door de geest in plaats van door bloed levend gemaakt wordt, kan en zal het het koninkrijk betreden. […]

Ik weet dat God leeft en dat Jezus de Christus is. Net zoals Paulus in die paastijd vele jaren geleden in zijn brief tot de heiligen in Korinthe getuigde, wil ook ik getuigen dat we uit de stoffelijke dood zullen opstaan om dankzij het zoenoffer en de opstanding van de Heiland voor eeuwig te leven. Ik stel me voor dat Hij zijn armen uitstrekt naar allen die willen luisteren:

‘[…] Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven,

‘en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid’ (Johannes 11:25–26).14

De opstanding van Christus brengt de zegen van onsterfelijkheid en de mogelijkheid van het eeuwige leven teweeg. Zijn lege graftombe verkondigt aan de wereld: ‘Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt’ (Lukas 24:6). Die woorden bevatten alle hoop, zekerheid en geloof noodzakelijk om ons te sterken in dit moeilijke en soms smartelijke leven.15

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Hoe is de verzoening het bewijs van de liefde van onze hemelse Vader en Jezus Christus voor ons? (Zie onderdeel 1.) Hoe kunnen wij onze dankbaarheid voor dit geschenk van liefde uiten? (Zie LV 42:29.)

  • Zoek bij het doornemen van onderdeel 2 naar de verschillende manieren waarop de verzoening ons tot zegen is. Hoe vergroten de leringen van president Hunter en de Schriftteksten die hij aanhaalt uw begrip van de verzoening? Door welke ervaringen is uw getuigenis van de verzoening versterkt? Hoe kan de kracht van de verzoening u in uw beproevingen sterken?

  • Wat valt u bij het bestuderen van President Hunters leringen over de opstanding op? (Zie onderdeel 3.) Hoe kunnen we de opstanding meer leren waarderen?

  • Neem onderdeel 4 door, waarin president Hunter de vele getuigen van de opstanding van Jezus Christus opsomt. Waarom is het getuigenis van die getuigen belangrijk?

  • Denk na over president Hunters uitspraak dat de opstanding ‘alle hoop, zekerheid en geloof noodzakelijk om ons te sterken in dit moeilijke en soms smartelijke leven’ voorziet (onderdeel 5). Op welke manier is de opstanding een bron van hoop en troost voor u? Hoe heeft uw getuigenis van de opstanding uw leven verrijkt?

Relevante Schriftteksten

Johannes 10:17–18; 2 Nephi 2:6–9, 22–27; 9:19–25; 3 Nephi 27:13–16; LV 18:10–16; 19:15–20; Mozes 6:59–60

Studietip

‘Plan studieactiviteiten die u in uw geloof in de Heiland sterken’ (Predik mijn evangelie [2004], p. 22.) U kunt bij het studeren bijvoorbeeld nadenken over vragen zoals: ‘Hoe verruimen deze leringen mijn begrip van de verzoening van Jezus Christus? Hoe kan ik aan de hand van deze leringen meer op de Heiland lijken?’

Noten

  1. In Eleanor Knowles, Howard W. Hunter (1994), 88; zie ook 86–87.

  2. In Conference Report, oktober 1968, 139.

  3. ‘Evidences of the Resurrection’, Ensign, mei 1983, 16.

  4. ‘The Atonement of Jesus Christ’ (toespraak gehouden in een seminar voor zendingspresidenten, 24 juni 1988), 2–3, 7, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City; zie ook The Teachings of Howard W. Hunter, red. Clyde J. Williams (1997), 8–9.

  5. ‘He Is Risen’ Ensign, mei 1988, 16–17.

  6. ‘The Golden Thread of Choice’, Ensign, november 1989, 18.

  7. ‘He Is Risen’, 16–17.

  8. ‘He Is Risen’, 16.

  9. ‘An Apostle’s Witness of the Resurrection’, Ensign, mei 1986, 16–17.

  10. ‘He Is Risen’, 17.

  11. In Conference Report, april 1963, 106.

  12. ‘He Is Risen’, 17.

  13. ‘An Apostle’s Witness of the Resurrection’, 16.

  14. In Conference Report, april 1969, 138–139.

  15. ‘An Apostle’s Witness of the Resurrection’, 15–16.