Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 23: ‘Niet minder van dienst’


Hoofdstuk 23

‘Niet minder van dienst’

‘De meesten onder ons zijn ongetwijfeld onopvallende, betrekkelijk onbekende mensen die […] hun werk zonder ophef doen. Tot diegenen die [dat] maar gewoontjes vinden, zeg ik dat u “niet minder van dienst” bent dan de meest in het oog springende mensen die u kent.’

Uit het leven van Howard W. Hunter

President Howard W. Hunter stond niet alleen als toegewijd leider en geliefd profeet bekend, maar ook als iemand die in stilte te werk ging. Hij wist dat het dienen zelf belangrijk was, niet of hij er erkenning voor kreeg. Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ooit over hem gezegd: ‘President Howard W. Hunter is een zachtmoedig man. […] Dit is dezelfde nederige man die, toen ik een keer na een vermoeiende, stoffige dag in Egypte wakker werd, stilletjes mijn schoenen zat te poetsen, in de hoop dat ik het niet zou merken.’1

President Thomas S. Monson zag president Hunters nederige manier van dienen voor het eerst bij de inwijding van de Los Angelestempel (Californië) in 1956, een aantal jaren vóór beide mannen als apostel geroepen werden. Hij beschreef de ervaring als volgt:

‘Ik […] ontmoette president Hunter voor het eerst toen hij als president van de ring Pasadena in Californië werkzaam was en over de plaatselijke voorbereidingen voor de inwijding van de Los Angelestempel ging. Ik had het voorrecht om de tickets te drukken. Hij had een gigantische opdracht. Ik zag alleen het deel dat met de tickets te maken had. Ze waren van een kleurencode en een ingewikkeld label voorzien, en genummerd op de ordelijkste manier die ik ooit gezien had. Hij loofde anderen overvloedig en zorgde ervoor dat zijn naam niet overmatig vermeld werd, hoewel hij een drijvende kracht achter de kolossale onderneming was.’2

Ouderling James E. Faust van het Quorum der Twaalf merkte op: ‘Hij snakte niet naar erkenning. Hij kon met al zijn wijsheid tussen zijn broeders zitten en erg weinig zeggen. Hij had volkomen vrede met zichzelf.’3

President Hunter begreep dat elk dienstbetoon in Gods ogen belangrijk is, ook als het ongemerkt plaatsvindt. Een aantal weken voor president Hunters overlijden vroeg een vriend hem: ‘Beste president, wat is de hoogste positie of roeping — die van goede en trouwe vriend, of die van profeet van God?’ Na het horen van die vraag ‘dacht de president in stilte na. Het leek wel minuten te duren. Vervolgens pakte hij rustig de hand van zijn vriend en keek hem recht in de ogen. Terwijl er een traan over zijn zwakke wang rolde, antwoordde hij: “Ze zijn allebei heilige vertrouwensposities.”’4

Afbeelding
man en jongen met honkbal

Velen ‘die niet in de schijnwerpers staan, die de aandacht van de wereld niet genieten’, verbeteren levens met hun dienstbetoon.

Leringen van Howard W. Hunter

1

Wie in stilte en onopvallend dient, is ‘niet minder van dienst’ dan mensen die de lof van de wereld krijgen.

Over de jonge en dappere bevelhebber Moroni werd gezegd: ‘Als alle mensen waren geweest, en waren, en altijd zouden zijn zoals Moroni, zie, dan zouden zelfs de machten der hel voor eeuwig hebben gewankeld; ja, de duivel zou nooit macht hebben over het hart der mensenkinderen’ (Alma 48:17).

Wat een prachtig compliment voor een beroemd en machtig man! Ik kan me geen mooier eerbetoon indenken. Twee verzen verder staat een uitspraak over Helaman en zijn broeders, die een minder opvallende rol dan Moroni speelden: ‘Welnu, zie, Helaman en zijn broeders waren het volk niet minder van dienst dan Moroni’ (Alma 48:19).

Met andere woorden: ook al trad Helaman minder op de voorgrond dan Moroni, hij was net zo van dienst; dat wil zeggen dat hij net zo nuttig als Moroni was.

We kunnen uiteraard veel leren door het leven van bevelhebber Moroni te bestuderen. Hij is een voorbeeld van geloof, dienstbetoon, toewijding en veel andere goddelijke eigenschappen. Maar in plaats van me op deze geweldige man te concentreren, heb ik ervoor gekozen om te kijken naar de mensen die niet in de schijnwerpers staan, die de aandacht van de wereld niet genieten, maar die, zoals het in de Schriften staat, ‘niet minder van dienst’ zijn.

We zullen niet allemaal zoals Moroni worden en elke dag de toejuichingen van onze collega’s in ontvangst nemen. De meesten van ons zullen onopvallende, betrekkelijk onbekende mensen zijn die komen en gaan en hun werk zonder ophef doen. Tot diegenen die [deze gedachte] eenzaam, beangstigend of maar gewoontjes vinden, zeg ik dat u ‘niet minder van dienst’ bent dan de meest in het oog springende mensen die u kent. U maakt ook deel uit van Gods leger.

Denk bijvoorbeeld eens aan de grote inzet van een moeder of vader in de stille anonimiteit van een goed mormoons gezin. Denk eens aan de leerkrachten evangeliebeginselen, de jeugdwerkdirigentes, de scoutleiders en de huisbezoeksters die miljoenen mensen tot hulp en zegen zijn, maar wier naam nooit publiekelijk toegejuicht of in de media vermeld wordt.

Tienduizenden onopvallende mensen dragen dagelijks bij aan onze mogelijkheden en ons geluk. Zoals in de Schriften staat, zijn zij ‘niet minder van dienst’ dan zij die de krantenkoppen halen.

De schijnwerpers van de geschiedenis en de aandacht in deze huidige wereld zijn vaak op die ene in plaats van op de velen gericht. Mensen worden vaak als held boven hun tijdgenoten verheven. Ik begrijp dat dergelijke aandacht een manier is om aan te geven wat men bewondert of waardevol vindt. Maar soms is die erkenning onverdiend of worden de verkeerde waarden bewierookt.

We moeten onze helden en voorbeelden zorgvuldig uitkiezen, en tegelijkertijd de legioenen vrienden en burgers bedanken die niet zo beroemd, maar daarom ‘niet minder van dienst’ dan de Moroni’s om ons heen zijn.5

2

Velen die in de Schriften in de schaduw van anderen dienden, leverden belangrijke bijdragen.

Misschien kunt u samen met mij over enkele interessante mensen uit de Schriften nadenken die niet in de schijnwerpers stonden, maar die achteraf gezien ware helden waren.

Velen die het verhaal van de grote profeet Nephi lezen, staan niet stil bij die andere dappere zoon van Lehi die Sam heette. Nephi is een van de bekendste personages in het Boek van Mormon. Maar Sam? Zijn naam staat er maar tien keer in. Toen Lehi zijn nageslacht zijn raad en zegen gaf, zei hij tegen Sam:

‘Gezegend zijt gij, en uw nageslacht; want gij zult het land erfelijk bezitten, zoals uw broeder Nephi. En uw nageslacht zal worden gerekend onder zijn nageslacht; en gij zult zoals uw broeder zijn, en uw nageslacht zoals zijn nageslacht; en gij zult in al uw dagen gezegend zijn’ (2 Nephi 4:11).

Sams taak bestond eigenlijk uit het steunen van zijn meer bejubelde jongere broer, en uiteindelijk kreeg hij dezelfde zegeningen die Nephi en diens nageslacht beloofd waren. Niets wat Nephi beloofd was, werd de trouwe Sam onthouden, en toch weten we erg weinig over Sams werk en bijdrage. Hij was in dit leven haast onbekend, maar hij is in de annalen van de eeuwigheid blijkbaar een triomferend leider en overwinnaar.

Velen dragen op onbezongen manieren bij. Ismaël bracht een groot offer door met het gezin van Lehi mee te reizen. Hij doorstond ‘veel ellende, honger, dorst en vermoeienis’ (1 Nephi 16:35). Vervolgens overleed hij te midden van al die beproevingen in de wildernis. Er zijn maar weinigen onder ons die het offer van zo’n man in die primitieve tijd en omstandigheden kunnen inschatten. Waren we meer opmerkzaam en begripvol, dan zouden wij misschien ook net als zijn dochters in de wildernis rouwen om wat die man deed — en opgaf! — zodat wij nu het Boek van Mormon hebben.

Er staan in het Boek van Mormon talrijke namen van, en herinneringen aan, zulke mannen en vrouwen die ‘niet minder van dienst’ waren. Zowel moeder Sariah als Abish, dienstmeisje van de Lamanitische koningin, leverde bijdragen die door mensen niet erkend werden, maar door God niet onopgemerkt bleven.

Er staan maar twaalf verzen in de Schriften die over het leven van Mosiah, koning van het land Zarahemla en vader van de beroemde koning Benjamin, gaan. Maar zijn werkzaamheden onder het volk waren onmisbaar. Hij leidde het volk ‘door veel prediking en profetieën’ en spoorde hen ‘voortdurend door het woord Gods’ aan. (Omni 1:13). Limhi, Amulek en Pahoran zijn ook voorbeelden van mensen die onzelfzuchtig in de schaduw van andermans schijnwerpers dienden. Die laatste was zo edel van ziel dat hij de persoon die hem volkomen onterecht beschuldigde niet veroordeelde.

Militair leider Teancum, die zijn leven gaf, of Lachoneüs, de opperrechter die het volk ten tijde van de rovers van Gadianton leerde zich te bekeren, of de zendelingen Omner en Himni, over wie bijna niets gezegd wordt, waren ‘niet minder van dienst’ dan hun collega’s, maar kregen zeer weinig aandacht in de Schriften.

We weten niet veel over Shiblon, de trouwe zoon van Alma wiens verhaal tussen dat van Helaman, de toekomstige leider, en Corianton, de overtreder, geplaatst is; maar het is belangrijk dat hij als ‘een rechtvaardig man [die] in oprechtheid voor het aangezicht van God [wandelde]’ beschreven wordt (Alma 63:2). De grote profeet Nephi in het boek Helaman had een broer die Lehi heette. Lehi wordt maar heel even vermeld, maar men zegt over hem dat hij ‘niet in het minst voor [Nephi onderdeed] wat de dingen der gerechtigheid betreft’ [Helaman 11:19; zie ook vers 18].6

Afbeelding
Benjamin en Mosiah

Toen Abish (links) de hand van de Lamanitische koningin aanraakte, richtte deze zich op (zie Alma 19:15–29).

3

Al zijn we onbekend, we kunnen een grote dienst in het koninkrijk verrichten.

Natuurlijk zijn er in deze bedeling ook voorbeelden van zulke dienstbare mensen. Oliver Granger is een van die stille, behulpzame mensen in de laatste dagen die de Heer in afdeling 117 van de Leer en Verbonden noemt. Voor velen is Oliver onbekend; sta me daarom toe dat ik u wat meer over deze trouwe volgeling uit de beginjaren van de kerk vertel.

Oliver Granger was elf jaar ouder dan Joseph Smith, en kwam net als de profeet uit het noorden van de staat New York. Oliver verloor op 33-jarige leeftijd door ernstige blootstelling aan de kou veel van zijn gezichtsvermogen. Hij kon slechts weinig zien, maar vervulde toch drie voltijdzendingen. Hij werkte ook aan de bouw van de Kirtlandtempel en was lid van de hoge raad in Kirtland.

Toen de meeste heiligen uit Kirtland in Ohio verdreven werden, had de kerk nog enkele onafgeloste schulden. Oliver werd als vertegenwoordiger van Joseph Smith en het Eerste Presidium naar Kirtland teruggestuurd om de zaken van de kerk op orde te stellen. In de Leer en Verbonden staat daarover: ‘Welnu, laat hij zich ernstig beijveren voor de verlossing van het Eerste Presidium van mijn kerk, zegt de Heer’ (LV 117:13).

Hij vervulde die taak zo goed dat een van de betrokken schuldeisers schreef: ‘Oliver Grangers beheer van de onafgehandelde zaken van de mensen die naar het westen getrokken zijn, namelijk het inlossen van hun beloftes en daardoor het behouden van hun integriteit, was echt prijzenswaardig. Hij heeft mijn grootste hoogachting en dankbare herinneringen verdiend.’ (Horace Kingsbury, geciteerd in Joseph Smith, History of the Church, 3:174.)

Tijdens Olivers verblijf in Kirtland probeerden sommige mensen, onder wie afvallige leden van de kerk, het Eerste Presidium in diskrediet te brengen en hun integriteit in twijfel te trekken door valse beschuldigingen te verspreiden. Oliver Granger herstelde de reputatie van het Eerste Presidium door zijn trouwe inzet. […] De Heer heeft over Oliver Granger gezegd: ‘zijn naam [zal] in heilige gedachtenis van geslacht op geslacht worden bewaard, tot in alle eeuwigheid’ (LV 117:12). ‘Ik zal mijn dienstknecht Oliver verheffen en zijn naam groot maken op de aarde, en onder mijn volk, vanwege de integriteit van zijn ziel.’ (History of the Church, 3:350.)

Toen Oliver in 1841 stierf, bleven er in de buurt van Kirtland maar weinig heiligen en nog minder vrienden van de heiligen over. Zijn begrafenis werd echter door een grote menigte inwoners uit nabijgelegen dorpen bijgewoond.

Hoewel Oliver Granger tegenwoordig niet zo bekend is als de andere leiders in de beginjaren van de kerk, was hij een groot en belangrijk man vanwege zijn inzet voor de opbouw van het koninkrijk. En zelfs als alleen de Heer zijn naam kende, zou dat voor hem — of ons — voldoende zijn.7

4

Nephi is ons tot voorbeeld omdat hij God als bron van zijn kracht en zegeningen beschouwde.

Ik denk dat we ons bewust moeten zijn van het geestelijk gevaar dat dreigt voor wie de bijzonderheid van altijd in de schijnwerpers staan verkeerd begrijpen. Zij gaan hun zinnen misschien op bekendheid zetten en het belang van de verleende dienst vergeten.

We mogen niet toestaan dat we dat vluchtige licht van populariteit of die aandacht nastreven in plaats van echte, maar vaak anonieme werkzaamheden die Gods aandacht trekken, ook al komen die niet in het nieuws. Lof en aandacht kunnen zelfs de achilleshiel van de meest begaafden onder ons worden.

Als de schijnwerpers van populariteit zich ooit op u richten, doet u er goed aan om het voorbeeld van de bekende mensen in de Schriften te volgen. Nephi is een van die grote voorbeelden. Zelfs na alles wat hij met zijn familieleden in de wildernis bereikt had, was hij nog steeds op de belangrijkste dingen gericht. Hij zei:

‘En wanneer ik ernaar verlang mij te verblijden, zucht mijn hart wegens mijn zonden; toch weet ik op wie ik heb vertrouwd.

‘Mijn God is mijn steun geweest; in de wildernis heeft Hij mij door mijn ellende heengevoerd; en op de wateren van het grote diep heeft Hij mij bewaard.

‘Hij heeft mij met zijn liefde vervuld, zelfs tot het verteren van mijn vlees toe.

‘Hij heeft mijn vijanden beschaamd en hen voor mij doen sidderen’ (2 Nephi 4:19–22).

Nephi liet zich nooit door de schijnwerpers verblinden zodat hij de bron van zijn kracht en zegeningen niet uit het oog verloor.8

5

Als we begrijpen waarom we dienen, zullen we ons geen zorgen maken over waar we dienen.

Als we in de schijnwerpers staan, is het goed om de volgende vraag te beantwoorden: ‘Waarom dienen we?’ Als we begrijpen waarom, zullen we ons geen zorgen maken over waar we dienen.

President J. Reuben Clark jr. onderwees dat essentiële beginsel door zijn gedrag. Tijdens de algemene aprilconferentie in 1951 werd president David O. McKay na het overlijden van president George Albert Smith als president van de kerk gesteund. President Clark was eerste raadgever van president Heber J. Grant en vervolgens van president George Albert Smith geweest. President McKay was tweede raadgever van beide mannen geweest.

Tijdens de slotbijeenkomst van de conferentie werden de zaken van de kerk afgehandeld. Broeder Stephen L. Richards werd als lid van het Eerste Presidium geroepen en als eerste raadgever gesteund. President J. Reuben Clark jr. werd daarna als tweede raadgever gesteund. Na de steunverlening aan de functionarissen van de kerk legde president McKay uit waarom hij zijn raadgevers in die volgorde gekozen had. Hij zei:

‘Ik had het gevoel dat ik me bij deze keuze door de anciënniteit in de Raad [der Twaalf] moest laten leiden. Deze twee mannen hadden hun respectievelijke plaats in dat bestuursorgaan van de kerk, en ik had het gevoel dat het verstandig zou zijn om diezelfde anciënniteit in het nieuwe quorum van het Eerste Presidium te behouden.’ (In Conference Report, 9 april 1951, p. 151.)

Vervolgens werd president Clark gevraagd om na president McKay te spreken. Hij had een korte, maar krachtige boodschap: ‘In dienst van de Heer komt het er niet op aan waar je dient, maar hoe. In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen neemt ieder de plek in waartoe hij geroepen wordt, een plek die hij ambieert noch afwijst. Ik beloof president McKay en president Richards dat ik mij geheel en al zal wijden aan de taken die ik krijg, voor zover zij mij in staat stellen die uit te voeren, hoe incapabel ik ook ben.’ (Ibid., p. 154.)

De les die president Clark onderwees, komt op een andere manier tot uiting in dit vaak geciteerde gedicht van Meade McGuire:

‘Vader, waar moet ik vandaag mijn werk doen?’

En mijn liefde vloeide warm en rijk.

Toen wees Hij een plekje aan

en zei: ‘Verzorg dat voor Mij.’

Ik antwoordde snel: ‘O nee, dat niet!

Niemand zou ooit zien

hoe goed ik mijn werk deed;

dat plekje is niets voor mij.’

En wat Hij zei was niet eens streng;

Hij antwoordde mild:

‘Ach, mijn kleine, denk eens goed na.

Werk je voor hen of voor Mij?

Nazaret was klein,

en Galilea eveneens.’

[Zie Best-Loved Poems of the LDS People, samengesteld door Jack M. Lyon en anderen (1996), 152.]

Koning Benjamin zei: ‘Zie, ik zeg u dat hoewel ik u heb gezegd mijn dagen in uw dienst te hebben doorgebracht, ik niet wens te roemen, want ik ben louter in dienst van God geweest. En zie, ik vertel u deze dingen opdat gij wijsheid zult leren; opdat gij zult leren dat wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, gij louter in dienst van uw God zijt’ (Mosiah 2:16–17).9

Afbeelding
vrouwen in conservenfabriek

We zijn het gelukkigst en meest succesrijk als we ‘anderen helpen en hun de weg wijzen’.

6

We moeten trouw en in stilte dienen, en oppassen voor de lof van anderen.

De mensen die het gelukkigst zijn en het meeste succes hebben, zijn diegenen die anderen helpen en hun de weg wijzen.

Het verkeersbord aan de spoorwegovergang dat ons waarschuwt om te stoppen, te kijken en te luisteren, is een goede leidraad. Ons leven gaat zo snel, we moeten af en toe even stilstaan. Ga op zoek naar alle aardige, attente, hoffelijke dingen die we kunnen doen, en alle kleine menselijke behoeften die we kunnen vervullen. Luister naar anderen en kom meer over hun dromen en problemen te weten zodat u op kleine manieren aan hun succes en geluk kunt bijdragen.10

President Ezra Taft Benson heeft gezegd […]: ‘Christelijk dienstbetoon verheft. […] De Heer heeft beloofd dat zij die zich verliezen in de dienst van anderen, zichzelf zullen vinden. De profeet Joseph Smith heeft gezegd dat we “ons leven [moeten] aanwenden en verslijten” om de oogmerken van de Heer te verwezenlijken (LV 123:13).’ (Ensign, november 1989, pp. 5–6.)

Als u het gevoel hebt dat veel van uw werkzaamheden u niet erg beroemd maken, vat dan moed. De beste mensen in de geschiedenis waren ook niet erg beroemd. Dien en groei getrouw en in stilte. Pas op voor de lof van mensen. Jezus heeft in de bergrede gezegd:

‘Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.

‘Wanneer u dan een liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al.

‘Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet,

‘zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden’ (Mattheüs 6:1–4).

Moge onze Vader in de hemel u altijd zo vergelden.11

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Wat probeert president Hunter ons in te laten zien door te benadrukken dat Helaman en zijn broeders ‘niet minder van dienst’ dan bevelhebber Moroni waren? (Zie onderdeel 1.) Hoe kan dat inzicht u helpen?

  • Wat leren we uit de Schriftuurlijke voorbeelden in onderdeel 2? Hoe kunnen die voorbeelden een invloed op onze gevoelens hebben als we dienen? Hoe zijn anderen die op stille, onbezongen manieren gediend hebben u tot zegen geweest?

  • Wat kunnen we uit president Hunters verhaal over Oliver Granger leren? (Zie onderdeel 3.) Waarom hoeven we ons bij het dienen niet bezig te houden met erkenning krijgen?

  • In welk opzicht kunnen ‘de schijnwerpers van populariteit’ of roem gevaarlijk zijn? (Zie onderdeel 4.) Wat leren we uit het voorbeeld van Nephi over manieren om ‘op de belangrijkste dingen gericht’ te blijven?

  • Neem het verhaal over president J. Reuben Clark jr. in onderdeel 5 door. Wat valt u op aan de houding en de woorden van president Clark? Bedenk wat u zou antwoorden op de vraag: ‘Waarom dien ik?’ Hoe kunnen we steeds ons best doen ongeacht waar we dienen?

  • In onderdeel 6 haalt president Hunter de belofte van de Heer aan dat ‘zij die zich verliezen in de dienst van anderen, zichzelf zullen vinden’ (zie Mattheüs 10:39; 16:25). Wat betekent dat? Hoe hebt u gezien dat dit waar is? Hoe heeft dienen u gelukkig gemaakt?

Relevante Schriftteksten

Mattheüs 6:2–7, 24; 20:25–28; Jakobus 1:27; LV 76:5–7; 121:34–37

Studietip

‘Vertel anderen wat u hebt geleerd. Dat zal het voor u zelf helder maken en zo zult u het beter kunnen onthouden.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], 17.)

Noten

  1. Neal A. Maxwell, ‘Meek and Lowly’ (devotional aan de Brigham Young University, 21 oktober 1986), 8; speeches.byu.edu.

  2. Thomas S. Monson, ‘President Howard W. Hunter: A Man for All Seasons’, Ensign, april 1995, 31.

  3. James E. Faust, ‘Howard W. Hunter: Man of God’ Ensign, april 1995, 27.

  4. Jon M. Huntsman sr., ‘A Remarkable and Selfless Life’, Ensign, april 1995, 24.

  5. ‘No Less Serviceable’, Ensign, april 1992, 64–65.

  6. ‘No Less Serviceable’, 65.

  7. ‘No Less Serviceable’, 65–66.

  8. ‘No Less Serviceable’, 66.

  9. ‘No Less Serviceable’, 66–67.

  10. The Teachings of Howard W. Hunter, red. Clyde J. Williams (1997), 267.

  11. ‘No Less Serviceable’, 67.