Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 8: Geloof in de Heer Jezus Christus


Hoofdstuk 8

Geloof in de Heer Jezus Christus

Geloof in Jezus Christus was een grote motiverende kracht in het leven van president Brigham Young. Zijn geloof in de Heiland en in het herstelde evangelie van Jezus Christus stelde hem in staat om grote ontberingen en beproevingen te doorstaan. Met dat geloof ging hij talrijke malen op zending; hij doorstond de ontberingen van het Zionskamp; hij bleef tijdens de moeilijke tijden in Kirtland, toen vele heiligen de kerk verlieten, standvastig en trouw aan het evangelie en aan de profeet Joseph Smith. Met dat geloof leidde hij de heiligen naar de Salt Lake Valley en vestigde daar het koninkrijk van God. Hij zei: ‘Iedereen in deze kerk moet getrouw zijn. Zij kunnen niet alleen afgaan op wat zij zien, maar moeten werkelijk geloof oefenen in de Heer Jezus Christus om het licht van de Heilige Geest te ervaren. Als zij dit verwaarlozen, neemt de geest van de wereld bezit van hen, en worden zij koud en vruchteloos, en kwijnen zij weg tot in de duisternis en de geestelijke dood’ (DNW, 25 april 1855, 2).

Leringen van Brigham Young

Geloof in de Heer Jezus Christus is het eerste beginsel van het evangelie en het kan alleen door de macht van de Heilige Geest begrepen worden.

Het evangelie dat wij prediken is de macht van God tot zaligheid; en het eerste beginsel van dat evangelie is (…) geloof in God, en geloof in Jezus Christus, zijn Zoon, onze Heiland. Wij moeten geloven dat Hij de Persoon is die genoemd wordt in de heilige Schriften. (…) Wij moeten geloven dat diezelfde Jezus gekruisigd is voor de zonden van de wereld (DBY, 153).

U kunt zeggen dat de Heer en zijn evangelie uw aandacht niet waard zijn, of u kunt ervoor buigen (DBY, 153).

Om de eerste beginselen van het evangelie te begrijpen – om ze goed te begrijpen, moet een mens de wijsheid hebben die van boven komt; hij moet verlicht worden door de Heilige Geest; (…) hij moet de zegeningen van de zaligheid zelf ervaren om ze aan anderen te kunnen verstrekken (DBY, 152).

Elk stukje waarheid dat iedereen ontvangen heeft, is een gave van God. Wij ontvangen deze waarheden en gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid, (…) ontvangen een kennis van alle dingen, en worden goden, ja, zonen van God. Dat zijn de celestialen. Zij zijn het die de Heer gekozen heeft vanwege hun gehoorzaamheid. Zij hebben de waarheid niet afgewezen toen zij die hoorden. Zij zijn het die het evangelie niet hebben afgewezen, maar die Jezus en God hebben erkend in hun ware aard; zij zijn het die de engelen hebben erkend in hun ware aard. Zij zijn het die werken aan de verlossing van de mensheid (DBY, 152).

Geloof in Christus is een gave van God die verkregen wordt door geloof, gehoorzaamheid en goede werken.

Als u de evangeliebeginselen gelooft en ze u eigen maakt en daarmee uw geloof versterkt, wat een gave van God is, dan voegt Hij er meer geloof aan toe, waarna geloof op geloof volgt. Hij begiftigt zijn scheppingen met de gave van geloof; maar zijn scheppingen bezitten van nature het voorrecht om te geloven dat het evangelie al dan niet waar is (DBY, 154).

Als we in het abstracte over geloof spreken, is het de macht van God waardoor de werelden worden en zijn gemaakt, en het is een gave van God aan hen die zijn geboden geloven en gehoorzamen. Aan de andere kant handelt geen enkel levend, intelligent wezen – of het nu God dient of niet – zonder geloof. Hij mocht net zo goed proberen te leven zonder te ademen als te leven zonder het beginsel van geloof. Maar hij moet de waarheid geloven, de waarheid gehoorzamen en de waarheid in praktijk brengen om de macht van God te verkrijgen die geloof heet (DBY, 153).

Wij hebben de plicht om in onze God te vertrouwen; en dat is de basis van het werk dat wij zelf kunnen doen (DBY, 154).

Zorg er voor uw eigen welzijn voor dat u de openbaringen of de wil van de Heer voor u nooit verneemt met een twijfelend hart (DBY, 155).

Onze hemelse Vader openbaart de geheime werken van zijn voorzienigheid niet altijd aan zijn kinderen, en Hij toont hun ook niet altijd het einde vanaf het begin; want zij moeten leren op Hem te vertrouwen, op Hem die beloofd heeft onze veldslagen te leveren en ons met de overwinning te kronen als we getrouw zijn zoals Abraham getrouw was (DBY, 156).

Als de mens de gewoonte heeft om over alles te filosoferen, en alleen te vertrouwen op wat we het menselijk verstand noemen, dan is hij voortdurend geneigd om in dwaling te vervallen. Maar plaats een mens in een situatie waarin hij gedwongen is of er van hem vereist wordt geloof te hebben in de naam van Jezus Christus, dan brengt dat hem tot het punt waarop hij het voor zichzelf weet; en gelukkig zijn zij die beproevingen doormaken, als zij tenminste hun integriteit behouden en hun geloof in hun roeping (DBY, 154).

Als de mens de gewoonte heeft om over alles te filosoferen, en alleen te vertrouwen op wat we het menselijk verstand noemen, dan is hij voortdurend geneigd om in dwaling te vervallen. Maar plaats een mens in een situatie waarin hij gedwongen is of er van hem vereist wordt geloof te hebben in de naam van Jezus Christus, dan brengt dat hem tot het punt waarop hij het voor zichzelf weet; en gelukkig zijn zij die beproevingen doormaken, als zij tenminste hun integriteit behouden en hun geloof in hun roeping (DBY, 154).

Goede werken geven blijk van geloof en versterken geloof.

Als ik moest uitleggen hoeveel vertrouwen wij in God zouden moeten hebben, en ik zou een term gebruiken waaraan ik zelf de voorkeur geef, dan zou ik zeggen onvoorwaardelijk vertrouwen. Ik heb geloof in God, en dat geloof correspondeert met de werken die ik voortbreng. Ik heb geen geloof in geloof zonder werken (DBY, 155).

Als de mensen maar vol goede werken zijn, dan garandeer ik dat zij geloof zullen hebben in tijden van nood (DBY, 154).

Als er geloof ontspringt in het hart, volgen er goede werken, en goede werken zullen het zuivere geloof in hen doen toenemen (DBY, 156).

Het is mijn geloof dat als wij alles hebben gedaan wat wij kunnen, de Heer een verplichting heeft en de gelovigen niet teleur zal stellen; Hij zal de rest doen (DBY, 155).

Als iemand in omstandigheden wordt geplaatst waarin hij onmogelijk iets te pakken kan krijgen voor zijn levensonderhoud, dan is het zijn voorrecht geloof in God te oefenen om hem van voedsel te voorzien, waarop God een raaf een stuk gedroogd vlees zou kunnen laten oppakken op een plek waar er meer dan genoeg is, en het neer laten vallen bij de verhongerende persoon. Als ik mijzelf niet van voedsel kan voorzien met de middelen die God mij ter beschikking heeft gesteld, is er altijd nog tijd genoeg voor Hem om zijn voorzienigheid op ongebruikelijke wijze te benutten om te voorzien in mijn behoeften. Maar zolang we onszelf kunnen helpen, is het onze plicht om dat te doen (DBY, 155).

Veel goede mensen die veel van de Geest van de Heer bezitten, hebben de natuurlijke neiging om te twijfelen, daar zij zo weinig zelfstandigheid hebben dat zij er soms zelfs aan twijfelen of zij werkelijk goede heiligen zijn of niet. Die mensen twijfelen vaak wanneer zij dat niet zouden moeten doen. Zolang zij nederig wandelen voor God, zijn geboden onderhouden, en zijn verordeningen naleven, bereid zijn om alles te geven voor Christus, en alles doen wat zijn koninkrijk voort zal stuwen, dan hoeven zij nooit te twijfelen, want de Geest zal tot hen getuigen of zij van God zijn of niet (DBY, 155).

Als de heiligen der laatste dagen zo leven dat zij hun voorrechten waard zijn, en geloof oefenen in de naam van Jezus Christus, en zo leven dat zij dag in dag uit voortdurend de nabijheid van de Heilige Geest genieten, dan is er niets op aarde waar zij om zouden kunnen vragen dat hun niet gegeven zou worden. De Heer wacht op een kans om zijn volk uiterst genadig te zijn, en om rijkdommen, eer, heerlijkheid en macht op hen uit te storten, zelfs tot een punt waarop zij alles bezitten overeenkomstig de beloften die Hij door zijn apostelen en profeten gedaan heeft (DBY, 156).

Studiesuggesties

Geloof in de Heer Jezus Christus is het eerste beginsel van het evangelie en het kan alleen door de macht van de Heilige Geest begrepen worden.

  • Waarom geeft ons geloof in de Heer Jezus Christus ons hoop?

  • Wat moeten wij concreet geloven volgens president Young om werkelijk geloof in Jezus Christus te hebben?

  • Waarom is geloof in Jezus Christus het eerste beginsel van het evangelie? (Zie ook Moroni 7:33–34; Artikelen des geloofs 1:4.) Hoe kunnen wij volgens president Young geloof in Jezus Christus begrijpen als zijnde het eerste beginsel van het evangelie?

  • Wie zijn ‘zij […] die werken aan de verlossing van de mensheid’?

Geloof in Christus is een gave van God die verkregen wordt door geloof, gehoorzaamheid en goede werken.

  • Hoe kunnen wij geloof in Christus ontwikkelen? Wat houdt het in om ‘geloof op geloof’ te ontwikkelen? (Zie ook Alma 32:26–28.)

  • Waarom moeten wij waarheid geloven, gehoorzamen en in praktijk brengen om geloof te verkrijgen? (Zie ook Alma 32:21.)

  • Waarom zei president Young dat wij ‘de plicht [hebben] om in onze God te vertrouwen’? (Zie ook Ether 12:6–7.) Hoe kunnen wij blijk geven van ons vertrouwen in God? (Zie ook Ether 3:11–12.)

  • In welke opzichten zijn twijfel en het menselijk verstand schadelijk voor het geloof? Hoe kunnen wij voor onszelf te weten komen wat onze status bij God is? Welke uitwerking heeft ons geloof in Jezus Christus op onze gevoelens over onszelf?

  • President Young heeft gezegd: ‘Gelukkig zijn zij die beproevingen doormaken, als zij tenminste hun integriteit behouden en hun geloof in hun roeping.’ Hoe kunnen wij in moeilijke tijden ons geloof en onze integriteit behouden? Hoe hebben uw geloof en uw integriteit u in staat gesteld om met succes tegenspoed te doorstaan? (Zie ook Helaman 12:3; Alma 32:6.)

Goede werken geven blijk van geloof en versterken geloof.

  • Hoe heeft president Young het verband uitgelegd tussen geloof en werken?

  • Wat moeten we volgens president Young doen om hulp van de Heer te krijgen? Wat verwacht de Heer van hen die ‘bereid zijn om alles te geven voor Christus, en alles te doen wat zijn koninkrijk voort zal stuwen’?

  • Wat beloofde president Young aan hen die ‘geloof oefenen in de naam van Jezus Christus, en zo leven dat zij dag in dag uit voortdurend de nabijheid van de Heilige Geest genieten’? Als onze gebeden vergezeld gaan van een dergelijk geloof en zulke inspiratie, wat zal dan het resultaat zijn? (Zie ook LV 46:30; Helaman 10:5.)

Afbeelding
pioneers

De eerste heiligen toonden groot geloof in de Heer toen zij hun woning en geboorteland verlieten om onder leiding van president Brigham Young in Zion te vergaderen. 

Afbeelding
wagons in Salt Lake City

Foto uit de vroege jaren zestig van de 19e eeuw: wagens in Salt Lake City.