Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 27: Leren door studie en geloof


Hoofdstuk 27

Leren door studie en geloof

Hoewel president Brigham Young niet meer dan elf dagen naar school was geweest, begreep hij wel hoe belangrijk het was om kennis van de wereld en wijsheid van God te verkrijgen. Constant studeerde hij in boeken, de Schriften en de openbaringen van de Heer, en hij leerde de heiligen om scholen op te zetten en met plezier te studeren. In 1850 richtte hij de University of Deseret op, die later de University of Utah werd; in 1875 richtte hij in Provo (Utah) een academie op die later de Brigham Young University werd. Het Brigham Young College in Logan (Utah) werd in 1877 opgericht als kweekschool voor de scholen in de nederzettingen van de heiligen der laatste dagen. In overeenstemming met zijn inzet voor het onderwijs zorgde hij er de laatste twaalf jaar van zijn leven ook voor dat er in een familieschool bij zijn huis onderwijs werd gegeven. President Young, oprichter van universiteiten en leraar in hart en nieren, stelde dat we, als we gelijk aan onze hemelse Vader willen worden, niet moeten ophouden met kennis en wijsheid te vergaren.

Leringen van Brigham Young

Het is onze plicht om eeuwige beginselen te bestuderen, ze ons eigen te maken en toe te passen.

Terwijl de inwoners van de aarde hun geestelijke en lichamelijke vermogens op vergankelijke goederen richten, is het de plicht van hen die zich heiligen der laatste dagen noemen, aan wie het vergund is de beginselen van het heilige evangelie te ontvangen en te begrijpen, om die beginselen te bestuderen en met hun leven te verweven. Beginselen die stand zullen houden en die ons in deze wereld en de komende een nimmer aflatende groei zullen brengen (DNW, 20 juli 1854, 1).

Niet alleen maakt de godsdienst van Jezus Christus de mensen bekend met de dingen Gods en kweekt hij zedelijke verfijning en zuiverheid aan, hij biedt hun alle mogelijke aansporing en stimulans om toe te nemen in kennis en intelligentie, op elk gebied van techniek, of kunst en wetenschap, want alle wijsheid, kunst en wetenschap in de wereld komen van God en zijn bedoeld voor het welzijn van zijn volk (DBY, 247).

Het evangelie omvat elke kunst en wetenschap die de mensheid kent en bestudeert. Waar komt de kennis vandaan die de mens de afgelopen paar jaar in staat heeft gesteld zulke enorme vooruitgang in wetenschap en techniek te maken? We weten dat kennis van God komt, maar waarom erkennen zij Hem niet? Omdat ze alleen maar eigenbelang zien, ze zien en begrijpen de dingen niet zoals ze zijn. Wie heeft de mens geleerd elektriciteit te beheersen? Heeft de mens dat zonder hulp ontdekt? Nee, hij kreeg die kennis van het Opperwezen. Van Hem ook komt alle kunst en wetenschap, hoewel de mensen de eer opstrijken. Maar waar kregen ze die kennis vandaan, hebben ze die in en van zichzelf? Nee, ze moeten erkennen dat ze zonder hulpmiddel nog geen grassprietje kunnen laten groeien, noch één haar wit of zwart maken, ze zijn net zo afhankelijk van het Opperwezen als de armen en dwazen. Waar hebben wij de kennis vandaan gekregen waarmee we die arbeidsbesparende machines hebben gebouwd die deze tijd zo kenmerken? Uit de hemel. Waar hebben we onze kennis van de astronomie vandaan, of het vermogen om lenzen te maken waarmee we tot diep in het universum doordringen? (…) Elke astronoom, kunstenaar en technicus die ooit op aarde heeft geleefd, heeft zijn kennis van God gekregen (DBY, 246).

Het grootste probleem waar wij mee kampen is onwetendheid, of gebrek aan inzicht bij de mensen (DBY, 247).

Als mensen maar een fractie begrijpen van de godsdienst die de heiligen der laatste dagen hebben aanvaard, dan zoeken ze ijverig naar kennis [zie LV 88:118]. Er bestaat geen ander volk dat gretiger is om waarheid te zien, horen, leren en begrijpen (DBY, 247).

Gebruik uw leervermogen zo goed en zo snel mogelijk, scherp uw verstand en speur naar beginselen van het geloof waar u kunt, en deel uw verworvenheden dan met anderen (DBY, 247).

Laten we ons verstand oefenen tot wij ons verheugen in dat wat goed, edel en heilig is, constant zoekend naar de intelligentie die ons in staat zal stellen Zion op te bouwen (…) met het verlangen ons hele leven de wil van de Heer te doen, wetenschappelijke en technische kennis op te doen, en de grote bedoeling achter de hele schepping te gaan begrijpen, zodat we zullen weten wat we met ons leven moeten doen en hoe we het beste kunnen maken van de mogelijkheden die binnen ons bereik zijn gelegd (DBY, 247).

Wij zijn geroepen om eeuwig in genade en kennis toe te nemen.

Dat is ons werk, onze zaak en onze roeping: dag in, dag uit, jaar in, jaar uit in genade en kennis toenemen (DBY, 248).

In dit leven zal ik niet ophouden met leren, ook niet als ik in de geestenwereld kom; maar daar is ons leervermogen veel groter. En als ik mijn lichaam weer terugkrijg, dan leer ik duizend keer zoveel in duizend keer zo weinig tijd. En dan nog zal ik niet ophouden met leren, maar blijven vorsen (DBY, 248).

We zullen het nooit meemaken dat we niet onderricht hoeven worden, of dat er geen doel meer te bereiken is. Ik verwacht niet het ooit mee te maken dat er geen hogere macht en kennis is, en daarmee een verlokking om verder vooruitgang te maken, verdere verbeteringen aan te brengen (DBY, 248).

Al worden we zo oud als Metuselach (…) en mogen we ons leven lang de beginselen van het eeuwige leven onderzoeken, dan zouden we na het verstrijken van één eeuwigheid merken dat we tot dan toe slechts kinderen waren geweest, pasgeborenen die net beginnen aan de zaken die te maken hebben met de eeuwigheden van de Goden (DBY, 249).

We kunnen ons afvragen of we ooit ophouden met leren. Ik geef u mijn mening: nooit en te nimmer (DBY, 249).

De ervaring leert dat er tijd voor nodig is om ons een bepaald technisch beginsel eigen te maken, en hetzelfde geldt voor een principe of denkwijze welke we willen gaan beheersen. Hoe meer iemand zijn geest op een correct doel richt, des te sneller hij in kennis van de waarheid kan groeien en toenemen. Als hij zijn gevoelens leert beheersen, zal hij al gauw zijn overpeinzingen en gedachten leren beheersen in de benodigde mate om zijn doel te bereiken. Maar zolang hij toestaat dat zijn geest door een ander gevoel of influistering wordt afgeleid van het onderwerp dat hij wil bestuderen en beheersen, zal hij nooit volledige beheersing over zijn geest krijgen (DBY, 250).

Ware intelligentie bereikt men door een vaste, onveranderlijke koers van deugdzaamheid in het leven (DBY, 245).

We moeten onszelf en onze kinderen kennis van de wereld en van God bijbrengen.

Onderricht de kinderen, leer ze de dingen van de wereld en van God; til hun denken naar een hoger niveau, zodat ze niet alleen de aarde begrijpen waarop we lopen, maar ook de lucht die we inademen, het water dat we drinken, en alles wat betrekking heeft op de aarde (DBY, 251).

Zorg ervoor dat uw kinderen de basisbeginselen van hun moedertaal kennen, en laat ze dan doorleren; laat ze over elk goed en nuttig vakgebied meer te weten komen dan hun vader. En als ze eenmaal hun eigen taal goed beheersen, laat ze dan andere talen leren, en zich grondig bekend maken met de gebruiken, tradities, wetten, overheden en literatuur van andere landen, volken en talen. Laat ze ook alle waarheid met betrekking tot kunst en wetenschap leren, en hoe ze die voor hun stoffelijke behoeften kunnen aanwenden. Laat ze studeren op dingen op de aarde, in de aarde en in de hemel (DBY, 252).

Elke prestatie, elke verfijning, elke bruikbare verworvenheid in wiskunde, muziek en alle takken van wetenschap en kunst is de heiligen tot nut, en ze moeten zich zo snel mogelijk de rijkdom eigen maken die de wetenschap elke gemotiveerde en vastbesloten leerling te bieden heeft (DBY, 252).

Het doet me goed te zien dat onze kinderen muziek leren en oefenen. Laat ze opgeleid worden in elke zinvolle studierichting, want wij als volk zullen later op het gebied van godsdienst, wetenschap en filosofie boven de andere landen van de wereld moeten uitsteken (DBY, 256).

Er zijn honderden jongemannen hier die naar school kunnen, wat veel beter is dan hun tijd te verspillen. Bestudeer de talen, vergaar kennis en inzicht; en streef daarbij ook naar kennis van God, en vergeet die niet meer, en leer deze toe te passen, zodat je er de rest van je leven goed in zult zijn (DBY, 252).

Ga naar school en studeer (…). Ik wil dat onze mensen hun verstand op scholen laten vormen, en dat ze zich in kunst en wetenschap verdiepen. Stuur de oudere kinderen naar school, en de jongere ook; ik zou niets liever doen dan scheikunde, plantkunde, geologie en mineralogie bestuderen, zodat ik wist waarop ik loop, wat de eigenschappen waren van de lucht die ik inadem, wat ik drink enz. (DBY, 253)

Wij moeten een ontwikkeld volk zijn

We moeten op het gebied van wereldlijke zaken een ontwikkeld volk zijn. We moeten talen kennen, want we willen zendelingen naar de verschillende naties en de eilanden der zee sturen. We willen dat onze zendelingen die naar Frankrijk gaan, de Franse taal vloeiend spreken, en dat zij die naar Duitsland, Italië, Spanje en alle andere landen gaan, bekend zijn met de taal van dat land (DBY, 254).

Ook willen we dat ze de geografie, gewoontes, tradities en wetten van landen en koninkrijken kennen (…). Dat wordt ons in de openbaringen aangeraden [zie LV 88:78–80; 93:53]. Daarin worden we aangespoord om de beste boeken te bestuderen, zodat we de geografie van de wereld net zo goed leren kennen als onze achtertuin, en de mensen net zo goed leren kennen als onze eigen familie en naasten (DBY, 254–55).

Dit leven op aarde is een magnifieke leerschool, en we moeten ijverige leerlingen zijn, en voortdurend kennis van hemel en aarde vergaren, en goede boeken lezen, hoewel ik niet kan zeggen dat ik alle boeken aanbeveel, want niet alle boeken zijn goed. Lees goede boeken, en haal er met de hulp van de Geest van God zoveel mogelijk wijsheid en inzicht uit (DBY, 248).

Ik raad u aan boeken te lezen die het lezen waard zijn; lees betrouwbare geschiedenisboeken, zoek naar wijsheid in de beste boeken die u kunt krijgen (DBY, 256).

Wat zouden we graag alles snappen van wetenschap en kunst, en grondig bekend raken met hoe alles in de natuur werkt, en met alle chemische veranderingen die constant om ons heen plaatsvinden! Wat zou dat heerlijk zijn, en wat ligt er een grenzeloos gebied van waarheid en macht voor ons open om te verkennen! We zijn de kust van de uitgestrekte oceaan van informatie over deze fysieke wereld nog maar net genaderd, en dan hebben we het nog niet eens over de hemel, de engelen en celestiale wezens, hun woonplaats, hun manier van leven, en hun vooruitgang naar een steeds hogere mate van volmaking (DBY, 255).

Alle leerstof die ooit tot ons komt, komt voort uit openbaringen van de Heer Jezus Christus aan de mensheid. Veel van deze kennis vinden we in boeken die zijn geschreven door mensen die diep over verschillende zaken hebben nagedacht, en door de openbaringen van Jezus is hun verstand verlicht, of ze dat nu weten en erkennen of niet (DBY, 257–58).

In niets zal onze godsdienst strijdig zijn met wetenschappelijke feiten. Neem geologie bijvoorbeeld, dat is zuivere wetenschap; begrijp me niet verkeerd, ik zeg niet dat alle conclusies en beweringen van de geleerden op dat gebied waar zijn, maar de basisbeginselen wel; het zijn feiten, ze zijn eeuwig; en het is belachelijk en onmogelijk om vol te houden dat de Heer deze aarde uit het niets heeft gemaakt [zie Abraham 3:24; LV 131:7]. God heeft nog nooit iets uit niets gemaakt; dat is niet volgens de orde volgens welke de werelden bestonden, bestaan of ooit zullen bestaan. Er licht een eeuwigheid voor ons, en die is gevuld met materie; en als we genoeg begrijpen van de Heer en zijn wegen, dan zullen we inzien dat Hij deze materie heeft gebruikt om er een wereld van te scheppen. Het is niet aan mij om te zeggen hoe lang deze aarde al bestaat, en dat kan me ook niets schelen (…). Als we het scheppingsproces begrepen, dan zouden we zien dat er niets mysterieus aan is, alles zou logisch en duidelijk zijn, want er bestaan geen mysteries, behalve voor de onwetenden. Dit alles weten we door wat we in de loop der tijd op deze aarde hebben geleerd (DBY, 258–59).

Aan ons het voorrecht om naar wijsheid van God te streven.

Het is het voorrecht van de mens om van God wijsheid te verkrijgen over de aarde en de hemel. Ware wijsheid is een waar genoegen; ware wijsheid, bezonnenheid en begrip zijn een ware troost (DBY, 262).

Diegene die zich op wijsheid toelegt en gedreven naar inzicht streeft, zal een machtige in Israël worden (DBY, 26l).

Laat er wijsheid in uw hart gezaaid worden, en laat het een overvloedige oogst voortbrengen. Het is u meer waard dan alle goud en zilver en andere rijkdommen van de wereld. Laat wijsheid in uw hart ontkiemen, en kweek haar op (DBY, 261).

Net zo goed als we materialen klaarmaken voor de bouw van een huis of tempel, zo kunnen we onszelf klaarmaken om eeuwige wijsheid te ontvangen. We gaan naar de plaats waar die materialen te vinden zijn, en maken ze klaar voor ons doel; op dezelfde manier kunnen we daarheen gaan waar eeuwige wijsheid is en daar moeite doen om die ons eigen te maken, want dat is meer waard dan de kostbaarste koralen [zie Job 28:18] (DBY, 261–62).

Na al onze pogingen om wijsheid uit de beste boeken te verkrijgen, blijft er voor iedereen nog een onbegrensde bron over; ‘indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom’ [zie Jakobus 1:5] (DBY, 261).

Als u zo leeft dat de Heilige Geest bij u kan zijn (…) dan zult u het verschil zien tussen de wijsheid van mensen en de wijsheid van God, en dan kunt u alles afwegen en op zijn juiste waarde schatten (DBY, 323).

Laat iedere heilige der laatste dagen constant gericht zijn op alle goede woorden en werken, en God God laten zijn, en zijn wetten nauwgezet onderhouden, en barmhartigheid leren liefhebben, het kwaad vermijden en zich voortdurend verheugen in datgene wat God behaagt (DBY, 261).

Er is maar één bron van wijsheid, en dat is God, de bron van alle wijsheid; en hoewel de mens kan beweren met zijn eigen wijsheid, meditatie en overdenking ontdekkingen te hebben gedaan, ze hebben dat alles van hun hemelse Vader ontvangen (DBY, 259–60).

Studiesuggesties

Het is onze plicht om eeuwige beginselen te bestuderen, ze ons eigen te maken en toe te passen.

  • Anderen richten zich op vergankelijke goederen, maar waar moeten de heiligen der laatste dagen hun tijd en energie aan besteden? Wat zijn ‘vergankelijke goederen’. Noem een paar beginselen die ‘stand zullen houden (…) en (…) een nimmer aflatende groei zullen brengen’.

  • Wie is de bron van alle wetenschappelijke verworvenheden? Wie krijgen er meestal de eer voor?

  • Op welke manieren spoort het evangelie de leden van de kerk aan om ‘in kennis en intelligentie toe te nemen’? Waarom bestaat er ‘geen ander volk dat gretiger is om waarheid te zien, horen, leren en begrijpen’? Waarom mogen we nooit ophouden met studeren?

  • Hoe kunnen we ‘ons verstand oefenen tot wij ons verheugen in dat wat goed, verfijnd en heilig is’? Wat gebeurt er als we kennis opdoen?

Wij zijn geroepen om eeuwig in genade en kennis toe te nemen.

  • Wanneer houdt iemand volgens president Young op met leren?

  • Wat moeten we doen om onze geest te leren beheersen en ware intelligentie te verkrijgen?

We moeten onszelf en onze kinderen kennis van de wereld en van God bijbrengen

  • President Young heeft ons geboden om onze kinderen te onderrichten. Wat moeten we ze leren? Wat kunnen we doen om onze kinderen aan te sporen te studeren?

  • Hoe kunnen we evenwicht vinden tussen wereldlijke kennis en wijsheid van God? Hoe vullen deze twee elkaar aan?

  • Wat zijn bij het onderricht aan kinderen de taken van de leerkrachten? Van de ouders? Van andere volwassenen?

Wij moeten een ontwikkeld volk zijn

  • Waarom moeten wij ontwikkelde mensen worden? Wat moeten we bestuderen? Waarom moeten we meer lezen dan alleen de Schriften?

  • President Young spoorde ons aan om de ‘beste boeken’ te lezen. Over wat voor boeken heeft hij het hier? Hoe zien we het verschil tussen goede en slechte boeken? Aan welke boeken heeft u veel gehad waardoor u ze tot de ‘beste boeken’ rekent? Hoe kunnen we naast het lezen van goede boeken kennis verkrijgen?

  • Wat is de bron van ‘alle leerstof die er op deze aarde is’? Hoe kunnen we meer kennis uit die bron verkrijgen?

  • Wat is volgens president Young het verband tussen ware godsdienst en ‘wetenschappelijke feiten’?

Aan ons het voorrecht om naar wijsheid van God te streven.

  • President Young heeft gezegd dat de wijsheid van God ons meer waard is ‘dan alle goud en zilver en andere rijkdommen van de wereld’. Hoe kan ware wijsheid een ‘genoegen’ en een ‘troost’ worden?

  • Aan wie vragen we ‘eeuwige wijsheid’? Hoe maken we ons klaar om eeuwige wijsheid te ontvangen? Hoe zien we het verschil tussen de ‘wijsheid van mensen en de wijsheid van God’?

Afbeelding
Karl G. Maeser

Foto van Karl G. Maeser, de eerste docent aan de Brigham Young Academy, later de Brigham Young University.

Afbeelding
faculty of Brigham Young Academy

De leden van de faculteit van de Brigham Young Academy rond 1885.