Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 41: Tempelverordeningen


Hoofdstuk 41

Tempelverordeningen

Toen de vervolging toenam en het voor de heiligen dringend noodzakelijk begon te worden om Nauvoo te verlaten, werkte president Brigham Young ijverig in de tempel om de heiligen voor hun vertrek met heilige verordeningen te zegenen. Hij schreef dat op een dag ‘143 personen hun begiftiging in de tempel ontvingen. (…) Zo groot was het verlangen geweest dat de heiligen hadden getoond om de verordeningen [van de tempel] te ontvangen, en zo groot het verlangen van onze kant om ze hen te bedienen, dat ik me dag en nacht volledig aan het werk van de Heer in de tempel heb gewijd, zodat ik gemiddeld niet meer dan vier uur per dag sliep en maar een maal per week naar huis ging’ (HC, deel 7, blz. 567). Toen hij in het westen aankwam, koos president Young onmiddellijk een plek voor een nieuwe tempel. Hij Het vier tempels bouwen in Utah – in Salt Lake City, St. George, Manti en Logan. Alleen de St. George-tempel werd echter nog tijdens zijn leven voltooid. Op 1 januari 1877 sprak hij de menigte toe die bij elkaar was gekomen om de benedenverdieping van de St. George-tempel in te wijden, terwijl zijn benen zo zwak waren dat hij in een stoel de zaal in moest worden gedragen. Hij zei: ‘Wij genieten voorrechten die niemand anders op het oppervlak der aarde geniet. (…) Als ik hierover nadenk, zou ik. met een stem als van zeven donderslagen willen spreken om de mensen wakker te schudden’ (DNSW, 16 jan. 1877, 1).

Leringen van Brigham Young

Een tempel is een huis des Heren waar heilige verordeningen worden bediend om de heiligen op hun verhoging voor te bereiden.

Men kan de vraag stellen waarom wij tempels bouwen. Wij bouwen tempels omdat er geen huis op het oppervlak van heel de aarde is dat voor Gods naam is opgericht en dat op welke wijze dan ook te vergelijken is met een huis zoals dit, en dat Hij met recht zijn huis kan noemen. Er zijn plekken op aarde waar de Heer kan komen en verblijven als Hij dat wenst. Ze zijn te vinden op de toppen van hoge bergen, of in de een of andere grot, of op plekken waar de zondige mens de grond nog nooit met zijn verontreinigde voeten heeft aangeraakt (DBY, 393–394).

Hij verlangt van zijn dienstknechten dat ze Hem een huis bouwen waar Hij naar toe kan komen en waar Hij zijn wil bekend kan maken (DBY, 394).

‘Verlangt de Heer van ons dat wij een tempel bouwen?’ Ik kan zeggen dat Hij dat evenzeer verlangt als vroeger, toen er elders een gebouwd moest worden. Als u zou vragen: ‘Broeder Brigham, weet u hier iets vanaf; hebt u daarover ooit een openbaring van de hemel gehad?’, dan kan ik oprecht antwoorden: dat is altijd in mijn gedachten (DBY, 411).

Wij gaan tempels bouwen. Die wet is aan de mensenkinderen gegeven (DBY, 393).

Wij kunnen (…) de verdere verordeningen van God niet volledig aan dit volk bedienen (…) tenzij we voor dat doel een tempel laten bouwen (DBY, 394–395).

Sommigen zeggen: ‘Ik doe dat niet graag, want we zijn nog nooit met de bouw van een tempel begonnen zonder dat de klokken der hel begonnen te luiden.’ Ik wil ze graag weer horen luiden (DBY, 410).

We hebben een tempel in Kirtland en een in Nauvoo voltooid; en hebben de klokken der hel niet geluid, heel de tijd dat we ze aan het bouwen waren? Ze luidden, elke week en elke dag (DBY, 410).

Ik heb besloten om, met de hulp van de Heer en deze mensen, Hem een huis te bouwen. U zult misschien vragen: ‘Zal Hij daarin wonen?’ Hij kan doen zoals het Hem behaagt; het is niet aan mij om te Heer te bevelen. Maar wij zullen Hem een huis bouwen, zodat Hij, als het Hem behaagt ons te bezoeken, een plaats moge hebben om te verblijven, of, als Hij een van zijn dienstknechten zou zenden, dat wij voor hen een passende verblijfplaats mogen hebben. Ik heb een huis voor mijzelf gebouwd, en de meesten van u hebben hetzelfde gedaan – welnu, moeten wij dan niet een huis voor de Heer bouwen? (DBY, 411).

Hebben wij een tempel nodig? Ja, we hebben er een nodig om ons erop voor te bereiden de poort binnen te gaan naar de stad waar de heiligen rusten. De verordeningen die daarvoor nodig zijn (…) kunnen niet worden [bediend] zonder dat de juiste plek daarvoor bestaat. We wensen een tempel, niet voor openbare bijeenkomsten, maar voor de priesterschap – waar we de priesterschap naar zijn orde en rangen [Aäronisch en Melchizedeks] kunnen instellen en organiseren, en waar we de heiligen de priesterschapsverordening voor hun verhoging kunnen bedienen (DBY, 394).

De tempel zal dienen voor de begiftigingen – voor de organisatie en het onderricht van de priesterschap (DBY, 412).

Wij genieten het voorrecht om een tempel binnen te gaan die voor Gods naam is gebouwd, en de verordeningen van zijn huis te ontvangen, met alle sleutels en zegeningen die we nodig hebben voordat we het ‘leven’ [zie LV 132:22] in kunnen gaan; wij genieten ook het voorrecht om [de verordeningen] te bedienen voor onze vaders en moeders, onze grootvaders en grootmoeders, voor hen die zonder het evangelie zijn ingeslapen (DBY, 394).

Alleen zij die samen met ons de verordeningen in de tempel hebben verricht, weten zelf wat voor voldoening het schenkt, te beseffen dat wij werkelijk medewerker zijn van onze Heer en Heiland; dat wij een nederig aandeel hebben in het grote werk van zaligmaking; dat wij het voorrecht hebben om de waarheid te ontvangen en te gehoorzamen, en om voor onszelf het geluk te verwerven dat alleen het evangelie ons verschaft; en niet alleen doordat we deze verordeningen voor onszelf verrichten, maar omdat wij het noodzakelijke werk doen voor onze ouders en voorouders die zonder het evangelie zijn ingeslapen, opdat zij van de wateren des levens mogen drinken, en mogen worden geoordeeld naar de mens, wat het vlees aangaat [zie 1 Petrus 4:6]. Dit is een voorrecht, een zegening, die niemand kan begrijpen tenzij hij in het bezit ervan is. Wij zijn gelukkig dat we, door ons geloof en de gevoelens afkomstig van de geest van openbaring die in ons is, weten dat onze arbeid door de Heer aanvaard is. Wij hebben ons buitengewoon verheugd in eikaars gezelschap; de ouderen, degenen van middelbare leeftijd en de jeugd hebben zich verheugd en zijn verblijd in dit heerlijke werk (DBY, 419–420).

Het is aan ons om te doen wat de Heer van ons verlangt, en het resultaat aan Hem over te laten. Het is aan ons om met een opgewekte, goede wil te werken; en als we een tempel bouwen die een miljoen waard is, en het al onze tijd en middelen vereist, moeten we hem met een opgewekt hart achterlaten als de Heer ons, in zijn voorzienigheid, zegt dat we dat moeten doen. Als de Heer onze vijanden toestaat ons daar vandaan te verdrijven, nou, dan moeten wij hem even blij van hart verlaten als we altijd onze zegeningen genieten. Het is niet onze zaak wat de Heer doet, of hoe Hij beschikt over de arbeid van zijn dienstknechten. Maar wanneer Hij gebiedt, is het aan zijn volk om te gehoorzamen. Als we deze tempel bouwen en van tevoren zouden weten dat we hem nooit binnen zouden gaan wanneer hij voltooid was, moeten we dat even opgewekt doen als wanneer we zouden weten dat we hier nog duizend jaar zouden wonen om ervan te genieten (DBY, 411).

U moet het werk doen, anders doet niemand het. We willen geen jammeraars bij deze tempel hebben. Als u er niet opgewekt aan kunt beginnen, en van begin tot eind opgewekt aan de bouw ervan werken, vertrek dan maar naar Californië, en hoe eerder hoe liever. Maak u maar een gouden kalf om te aanbidden. Als uw zorg voor de verlossende verordeningen, voor uzelf, uw levende familieleden en de overledenen, niet de eerste en belangrijkste is in uw hart, in uw daden en in alles wat u bezit, ga dan! Betaal uw schulden, als u die hebt, en ga in vrede, en bewijs door middel van uw daden aan God en al zijn heiligen dat u bent wat u beweert te zijn (DBY, 417–418).

Wij (…) genieten nu een voorrecht dat, voor zover wij weten, geen enkel ander volk sinds de tijd van Adam heeft genoten, dat wil zeggen: dat er een tempel voltooid is waarin alle verordeningen van Gods huis aan zijn volk kunnen worden verleend. Broeders en zusters, begrijpt u dat? (DBY, 393.)

De begiftiging stelt ons in staat om eens bij de Heer terug te keren.

De voorbereidende verordeningen (…) die [in de Kirtland-tempel] werden bediend, waren, hoewel ze werden begeleid door de bediening van engelen en de tegenwoordigheid van de Heer Jezus, slechts een vaag evenbeeld van de verordeningen van het huis des Heren in hun volheid; toch dachten velen, door aansporing van de duivel, dat ze alles hadden ontvangen, en dat ze evenveel als God wisten; ze zijn afvallig geworden en naar de hel gegaan. Weest u er echter van verzekerd, broeders, dat slechts weinigen, zeer weinigen, van de ouderlingen van Israël die nu op aarde zijn, weten wat het woord begiftiging betekent. Om dat te weten, moeten ze het ervaren; en om het te ervaren moet er een tempel worden gebouwd (DBY, 415–416).

Laat ik u in het kort een omschrijving geven. Uw begiftiging betekent dat u alle verordeningen in het huis van de Heer ontvangt die u na dit leven nodig hebt om in de tegenwoordigheid van de Vader terug te kunnen keren, waarbij u de engelen passeert die daar als wachter staan (DBY, 416).

Wie van de aanwezigen heeft een dergelijke begiftiging ontvangen en begrijpt hem? (…) De sleutels tot deze begiftigingen bevinden zich onder u, en duizenden hebben ze ontvangen, zodat de duivel met al zijn helpers niet hoeft te veronderstellen dat hij het heilig priesterschap opnieuw van deze aarde kan laten verdwijnen door enkelen te doden, want dat kan hij niet. God heeft zijn hand voor de laatste maal opgeheven om zijn volk, de oprechten van hart, te redden, en Lucifer kan Hem dat niet beletten (DBY, 416).

Het is absoluut nodig dat de heiligen de verdere verordeningen van Gods huis ontvangen voordat dit korte bestaan ten einde loopt, zodat ze voorbereid kunnen zijn en volledig in staat zullen zijn om al de wachters voorbij te gaan op weg naar het celestiale koninkrijk en naar Gods tegenwoordigheid (DBY, 395).

De verordeningen van Gods huis zijn voor het eeuwig heil van de mensheid. Wij (…) bezitten de sleutels tot het heil. die de almachtige Heer vanuit de hemelen aan de mensenkinderen heeft toevertrouwd; en voor zover er mensen zijn die deze sleutels bezitten, is het belangrijk dat ernaar wordt gehandeld voor het heil van de mensheid. De bouw van tempels, plaatsen waar de verlossende verordeningen worden verricht, is nodig om het plan van verlossing uit te voeren, en het is een heerlijk onderwerp om over te spreken tot de heiligen (DBY, 396–397).

Ik heb soms het gevoel dat ik mensen ernstig de les moet lezen die verbonden aangaan zonder zich de aard te realiseren van de verbonden die ze sluiten, en die weinig of geen moeite doen om ze na te komen (DBY, 396).

Sommige ouderlingen gaan naar de natiën en prediken het evangelie van leven en eeuwig heil, en keren terug zonder de aard van het verbond volkomen te begrijpen. In de Bijbel staat dat ieder mens zijn eigen beloften moet inlossen, zelfs als dit hem zelf zou schaden [zie Prediker 5:4–5]; op die manier zult u heel de schepping en God laten zien dat u volkomen rechtschapen bent (DBY, 396).

De verordeningen ter verzegeling kunnen Adams rechtschapen nageslacht voor eeuwig verbinden door het gezag van het priesterschap.

Veel van de verordeningen van Gods huis moeten worden verricht in een tempel die voor dat doel is gebouwd. Er zijn ook nog verordeningen die we zonder tempel kunnen uitvoeren. U weet dat er enkele zijn die u hebt ontvangen – de doop, de handoplegging voor de gave van de Heilige Geest, (…) en veel zegeningen die de mensen zijn verleend, hebben we mogen ontvangen zonder tempel. Er zijn nog andere zegeningen die we niet zullen ontvangen, en verordeningen die niet zullen plaatsvinden volgens de wet die de Heer heeft geopenbaard, zonder dat ze worden gedaan in een tempel die voor dat doel is toebereid. (…) Wanneer we het nu hebben over (…) verordeningen ter verzegeling [voor de doden], verordeningen die behoren tot het heilig priesterschap, om de keten van het priesterschap van vader Adam tot nu te sluiten, door de kinderen aan hun ouders te verzegelen, te worden verzegeld voor onze voorouders enz. – ze kunnen niet zonder tempel worden verricht. Wanneer de verordeningen worden uitgevoerd in de tempels die zullen worden gebouwd, zullen [de kinderen] aan hun [ouders] worden verzegeld, en aan hen die zijn ingeslapen, helemaal terug tot vader Adam. Dit zal moeten gebeuren, omdat de keten van het priesterschap op aarde is gebroken. Het priesterschap heeft de mensen verlaten, maar in de eerste plaats hebben de mensen het priesterschap verlaten. Ze hebben de wetten overtreden, de verordeningen veranderd en het eeuwigdurende verbond verbroken [zie Jesaja 24:5], en het priesterschap heeft hen verlaten; maar pas nadat zij het priesterschap hadden verlaten. Dit priesterschap is weer hersteld, en door het gezag ervan zullen wij verbonden worden met onze voorouders, door de verordening ter verzegeling, totdat wij een volkomen keten zullen vormen van vader Adam tot aan de eindtijd [zie LV 128:18]. Deze verordening zal alleen in een tempel worden verricht; en ook zullen de kinderen niet aan hun levende ouders worden verzegeld op een andere plek dan in een tempel. (…) De ouders krijgen dan, nadat ze hun begiftiging hebben ontvangen en voor tijd en eeuwigheid zijn verzegeld, nog meer kinderen; zij zijn onder het verbond verwekt en geboren, en zij zijn de rechtmatige erfgenamen van het koninkrijk, zij bezitten de sleutels van het koninkrijk. De kinderen die de ouders hebben gehad voordat dezen de volheid der verbonden ingingen, moeten in een tempel aan hen worden verzegeld om wettige erfgenamen van het priesterschap te worden. Het is waar dat ze de verordeningen kunnen ontvangen – ze kunnen hun begiftiging ontvangen en samen met hun ouders worden gezegend; maar de ouders kunnen nog steeds niet rechtmatig aanspraak op hen maken in de eeuwigheid, tenzij ze aan hen zijn verzegeld. Uiteindelijk zou de keten niet volledig zijn zonder dat deze verordening ter verzegeling is voltrokken (DBY, 399–401).

Als er niets was geopenbaard over de verordeningen ter verzegeling, zouden kinderen die buiten het verbond zijn geboren, niet aan hun ouders kunnen worden verzegeld (DBY, 397).

De verordening ter verzegeling (…) van vrouw aan man, van kinderen aan ouders enzovoort moet hier plaatsvinden totdat de generatieketen door de verordeningen ter verzegeling voltooid is tot onze vader Adam toe; daarom is ons geboden ons te verzamelen, om uit te gaan uit Babylon, ons te heiligen en het Zion van onze God op te bouwen door de bouw van steden en tempels, en beschaving te brengen in de wildernis, totdat de aarde geheiligd is en toebereid als woonplaats van God en engelen (DBY, 407).

Studiesuggesties

Een tempel is een huis des Heren waar heilige verordeningen worden bediend om de heiligen op hun verhoging voor te bereiden.

  • Waarom bouwen we tempels? Waarom gaan door de bouw van tempels ‘de klokken der hel luiden’? Waarom zou president Young hebben gezegd: ‘Ik wil ze graag weer horen luiden’?

  • Op welke wijze maakt het tempelwerk ons tot ‘medewerker van onze Heer en Heiland’? Hoe kunnen we ‘weten dat onze arbeid door de Heer aanvaard is’?

  • President Young heeft gezegd: ‘We willen geen jammeraars bij deze tempel hebben.’ Waarom worden ‘een opgewekte, goede wil’ en bereidwillige gehoorzaamheid vereist voor het bouwen van tempels en voor het dienen in de tempel? Wat hebt u gedaan om niet te klagen over de bouw van tempels en het dienen in tempels? Waarom moeten de verlossende verordeningen het ‘eerste en belangrijkste’ zijn in ons hart en onze daden?

De begiftiging stelt ons in staat om eens bij de Heer terug te keren.

  • Wat heeft president Young over het doel van de begiftiging gezegd?

  • Wat brengt het voor gevaren met zich mee om verbonden te sluiten zonder de heilige aard ervan in te zien? Hoe kunnen we de aard van onze verbonden begrijpen en ‘moeite doen om ze na te komen’? Hoe kunnen we onze kinderen de heilige aard van de verbonden die in de tempel worden gesloten, beter laten begrijpen?

De verordeningen ter verzegeling kunnen Adams rechtschapen nageslacht voor eeuwig verbinden door het gezag van het priesterschap.

  • Wat betekent ‘een volkomen keten (…) vormen van vader Adam tot aan de eindtijd’? Wat is onze verantwoordelijkheid voor het vormen van die keten? (Zie ook LV 128:18.) Hoe kan het maken van zulke schakels ons en onze gezinsleden nu en in de toekomst tot zegen zijn?

  • Hoe helpt de verordening ter verzegeling ons ‘uit te gaan van Babylon, en ons te heiligen, en het Zion van onze God op te bouwen’?

  • Wat kunt u doen om de tempelverordening ter verzegeling een maximale uitwerking in uw leven te laten hebben? Wat hebt u voor gevoelens wanneer u beseft dat u eeuwige familiebanden met uw voorouders, met uw nageslacht en met uw nabije familieleden kunt maken? Wat heeft die kennis voor invloed op uw gevoelens met betrekking tot het dagelijks naleven van het evangelie?

Afbeelding
Nauvoo Temple

Een van de weinige foto’s van de Nauvoo-tempel die er nog zijn. President Young en andere leden van het Quorum der Twaalf werkten dag en nacht om de goede heiligen hun begiftiging te laten ontvangen in de Nauvoo tempel voor hun vertrek naar de Salt Lake Valley.

Afbeelding
St. George Temple

De St. George-tempel was de eerste tempel in Utah die werd voltooid en ingewijd.