Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 46: De verantwoordelijkheid van ouders


Hoofdstuk 46

De verantwoordelijkheid van ouders

President Brigham Young hield van kinderen en geloofde in hun reinheid voor God. Veel van zijn toespraken bevatten raad aan de heiligen over hoe ze voor hun kinderen moesten zorgen. Zo had een van zijn zoontjes de gewoonte zijn lepel en zijn kom met brood en melk, elke keer wanneer ze hem werden voorgezet, op de grond te slaan. De moeder van het kind was verbijsterd. Brigham gaf haar de volgende raad: ‘De volgende keer als hij de schotel uit je hand slaat, zet hem dan tegen de stoel, zeg geen woord tegen hem en ga weer aan het werk.’ De moeder deed dat. Het kind bleef eerst bij de stoel naar zijn moeder staan kijken, en keek toen naar wat hij op de grond had gegooid. Uiteindelijk kroop hij naar de lepel en de kom, en zette ze op de tafel terug. Het kind heeft ze nooit meer van de tafel geslagen. President Young zei over wat zijn vrouw had gedaan: ‘Ze had hem kunnen slaan en hem pijn doen, zoals heel wat anderen zouden hebben gedaan; maar als ze weten wat ze moeten doen, kunnen ze het kind zonder geweld verbeteren’ (LBY, XXV). Dat president Young leefde naar de beginselen die hij verkondigde, blijkt uit de manier waarop zijn dochter Susa hem omschreef als ‘een ideale vader. Bijna té vriendelijk, teder, zorgzaam, rechtvaardig en vastberaden. (…) Niemand van ons was bang voor hem; we waren allemaal dol op hem’ (LSBY, 356).

Leringen van Brigham Young

Ouders zijn beschermers van Gods kinderen en moeten hen onderwijzen, opvoeden en verzorgen.

Wij zijn de beschermers van onze kinderen; hun onderwijs en opvoeding zijn aan onze zorg toevertrouwd, en als wij niet een weg volgen die hen zal redden van de invloed van het kwaad, zullen we, wanneer we worden gewogen, te licht worden bevonden (LBY, XXIV).

De Heer houdt de ouders verantwoordelijk voor de manier waarop ze hun kinderen onderwijzen en opvoeden, want ‘Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot. Welzalig de man die zijn pijlkoker met deze heeft gevuld. Zij worden niet beschaamd’ [Psalm 127:3, 5] DNW, 7 dec. 1864, 2).

Ouders, tracht uw kinderen te eren; voed hen op in de lering en vermaning van de Heer. Breng hun de waarheid bij, en geen dwaling; leer hun God lief te hebben en te dienen [zie Deuteronomium 6:5]; leer hun in Jezus Christus geloven, de Zoon van God en de Heiland van de wereld (DNSW, 8 aug. 1877, 1).

De moeders zijn de bewegende instrumenten in de handen der Voorzienigheid om het lot van de natiën te leiden. Laat de moeders van welke natie dan ook hun kinderen leren dat ze geen oorlog moeten voeren, en de kinderen zouden opgroeien en er nooit mee beginnen. Laat de moeders hun kinderen bijbrengen: ‘Oorlog, oorlog tegen je vijanden, ja, oorlog tot het uiterste!’, en ze zouden van deze geest worden vervuld. U zult daarom direct begrijpen wat ik u duidelijk wil maken: de moeders vormen het raderwerk dat de mens wat extra’s geeft, en geven leiding aan het lot en het leven van de mensen op aarde (DBY, 199–200).

We kunnen een tere spruit leiden, richting geven en snoeien, en hij is geneigd onze richting te volgen, als het verstandig en bekwaam wordt gedaan. Als we een klein kind met wijsheid leiden, sturen en corrigeren zal het onze kant opgaan. Als we een kind dus omringen met gezonde en verrijkende invloeden, op zijn eigen niveau onderrichten en zijn verstand vullen met waarheidsgetrouwe tradities, kan hem dat op het pad des levens leiden (DBY, 209).

Ouders behoren hun kinderen in liefde en vriendelijkheid groot te brengen.

Laat ouders hun kinderen behandelen zoals ze zelf zouden willen worden behandeld, en hun een voorbeeld geven dat u, als heiligen van God, waardig is (DNW, 7 dec. 1864, 2).

Voed uw kinderen zo op dat ze de Heer zullen liefhebben en eren. Leer hun karakter en temperament kennen en houd daar rekening mee als u ze opvoedt en wijs uw kinderen niet terecht als u heel erg boos bent. Zorg ervoor dat ze van u houden en niet bang voor u zijn. (DBY, 207).

Heiligen der laatste dagen, vooral zij die een vooraanstaande positie in Gods koninkrijk bekleden, behoren bij alles wat zij in het dagelijks leven nastreven, evenwichtig en kalm te zijn, zowel thuis als buitenshuis. Ze mogen niet toestaan dat ze verbitterd raken door tegenslagen en vervelende omstandigheden. Ze mogen dat thuis niet op hun gezin uitleven door kribbig en ongezellig te zijn, met een verbitterde en venijnige toon te spreken (…) en zo een sombere en verdrietige sfeer te kweken, waardoor ze eerder gevreesd dan geliefd zijn in hun gezin. Boosheid mag nooit in onze boezem opwellen en de woorden die eruit voortkomen, mogen niet over onze lippen gaan. ‘Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op’ [Spreuken 15:1]. ‘Gramschap is wreed en toorn is overstelpend’ [Spreuken 27:4], maar ‘des mensen verstand maakt hem lankmoedig, het is zijn eer een overtreding voorbij te zien’ [Spreuken 19:11] (DBY, 203–204).

Wanneer ik door de wereld rondga, zie ik dat de meeste ouders zich er erg om bekommeren hun kinderen te leiden en te beheersen. Zo ver mijn waarneming ging, heb ik meer ouders gezien die niet in staat waren zichzelf te beheersen dan ouders die niet in staat waren hun kinderen in toom te houden. Als een moeder haar kind wil beheersen, laat ze dan in de eerste plaats leren zichzelf te beheersen, dan kan ze er misschien in slagen om het kind volmaakt aan haar wil te onderwerpen. Maar als ze zichzelf niet beheerst, hoe kan ze dan van een kind – in begrip nog een klein kind – verwachten dat het wijzer, verstandiger en beter zal zijn dan iemand die volwassen is en tot rijpheid is gekomen? (DNSW, 12 juli 1870, 2).

Ouders moeten hun kinderen nooit dwingen, maar ze begeleiden en ze leren waar ze aan toe zijn. Straffen is misschien soms nodig, maar ouders moeten hun kinderen meer door geloof leiden dan met de roede. Ze moeten ze door het goede voorbeeld naar het pad van waarheid en heiligheid leiden (DBY, 208).

We kunnen een kind niet kastijden omdat het niet doet wat we willen, als hij niet beter weet; maar als onze kinderen beter is geleerd en ze weten wat van hen wordt verwacht, kunnen ze, wanneer ze zich verzetten, natuurlijk verwachten dat ze zullen worden gekastijd, en is het volkomen juist dat dit gebeurt (DNSW, 8 juli 1873, 1).

Ik wil de ouders hier graag zeggen dat vriendelijke woorden en liefdevolle daden jegens kinderen hun onopgevoede aard veel beter zal beteugelen dan de roede, of, met andere woorden, fysieke straffen. Al staat er geschreven: ‘Roede en bestraffing geven wijsheid, maar een aan zichzelf overgelaten knaap maakt zijn moeder te schande’ [Spreuken 29:15], en: ‘Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon; maar wie hem liefheeft, tuchtigt hem reeds vroeg’ [Spreuken 13:24], hebben deze citaten betrekking op (…) wijs en verstandig straffen. Kinderen die in het zonlicht van de vriendelijkheid en genegenheid van hun ouders hebben geleefd, worden, wanneer ze worden gewezen op het ongenoegen van een van hun ouders, en een vriendelijke berisping van de lippen van hun ouders krijgen, grondiger gekastijd dan door een willekeurige fysieke straf (DNW, 7 dec. 1864, 2).

Ik kan een groot aantal mannen aanwijzen die hier aanwezig zijn, die hun kinderen van zich afgedreven hebben door ze met een stok te slaan. Daar waar hardheid heerst, is geen genegenheid of wederzijds respect. Die kinderen zullen hun vader liever niet in de buurt hebben (DBY, 203).

Het is niet met de zweep of de roede dat we kinderen gehoorzaam kunnen maken; maar het is met geloof en met gebed, en door ze een goed voorbeeld te geven (DNW, 9 aug. 1865, 3).

Ik geloof er niet in, dat ik mijn gezag als echtgenoot of vader kan tonen door bruut geweld; maar door een grotere mate van intelligentie – door hen te laten zien dat ik in staat ben om ze te onderwijzen. (…) Als de Heer mij als hoofd in een gezin heeft geplaatst, laat me dat dan zijn in alle nederigheid en geduld, niet als een tirannieke heerser, maar als een getrouwe metgezel, een lankmoedige en toegenegen vader, een zorgzame meerdere zonder aanmati ging; laat mij, in mijn positie, worden geëerd door getrouwe toewijding, en laat me volledig in staat zijn om, met de hulp van de Geest van God, mijn plicht zó te vervullen dat ik daardoor het heil van allen die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd mag bewerkstelligen (DNW, 23 juli 1862, 2).

Soms zullen onze kinderen misschien geen goede geest bezitten; maar als de ouder de goede Geest maar blijft bezitten, zullen de kinderen de slechte geest maar korte tijd hebben. (…) Bestuur [uw gezin] in gerechtigheid en in ontzag en liefde voor God, en uw kinderen zullen u volgen (DNSW, 7 apr. 1868, 3).

Een vriendelijke blik, vriendelijke daden en woorden en een vriendelijke, nederige houding ten opzichte van onze kinderen zal hen aan ons binden met banden die niet makkelijk te verbreken zijn. Mishandeling en onvriendelijkheid zal hen van ons afduwen en iedere heilige band uiteenscheuren waarmee zij verbonden hadden moeten zijn aan ons en het eeuwig verbond waarmee wij allen verbonden zijn. Als mijn gezin en mijn broeders en zusters me niet gehoorzamen op grond van vriendelijkheid en gedrag dat prijzenswaardig is voor alle mensen en de hemel, dan is er niets wat nog invloed kan hebben (DNW, 7 dec. 1864, 2).

Laten wij zo leven, dat de geest van onze godsdienst in ons zal leven; dan hebben wij vrede, vreugde, geluk en voldoening, en dat maakt zulke prettige vaders, prettige moeders, prettige kinderen, prettige gezinnen, prettige buren, buurten en steden. Daarvoor is het de moeite waard te leven, en ik vind dat de heiligen der laatste dagen daarnaar behoren te streven (DBY, 204).

Ouders horen hun kinderen vriendelijk en standvastig voor te gaan in een rechtschapen levenswijze.

U behoort uw kinderen, in hun gedachten en gevoelens, altijd het goede voorbeeld te geven. Sta steeds klaar met raad in plaats van met de zweep, dan kunt u zeggen: ‘Kom maar mee’, en u zult de roede niet nodig hebben. Ze zullen u graag volgen, en zullen houden van uw woorden en daden, omdat u hen altijd troost en ze genoegen en vreugde schenkt. Als ze een beetje ondeugend worden, laat ze dan ophouden wanneer ze ver genoeg zijn gegaan. (…) Wanneer ze ongehoorzaam zijn en zekere grenzen overschrijden, willen we ze laten ophouden. Als u voorop loopt, zullen ze ophouden, want ze kunnen niet over u heen lopen; maar als u achter ze aan blijft lopen, zullen ze voor u weglopen (DNSW, 8 dec. 1868, 2–3).

Een kind houdt van de lach van zijn moeder, maar heeft een hekel aan haar frons. Ik zeg de moeders dat ze de kinderen geen deel moet laten hebben in het kwaad, maar ze tegelijkertijd met mildheid moeten behandelen. Als een kind wordt gevraagd in een bepaalde richting te gaan, en het dat niet vrijwillig schijnt te willen doen, zet het dan in de gewenste richting en zeg: Kijk eens, liefje, als ik dat zeg moet je die kant op gaan. Kinderen hebben behoefte aan leiding en moeten op een vriendelijke, liefhebbende manier leren wat goed is (DBY, 209).

We mogen nooit zelf iets doen waarvan we niet willen dat onze kinderen het doen. We moeten ze een voorbeeld geven om na te volgen. Beseffen we dat? Hoe vaak zien we niet dat ouders van hun kinderen verlangen dat ze gehoorzaam zijn, zich netjes gedragen, aardig zijn, vriendelijk kijken en spreken, vrolijk zijn terwijl ze zelf zo vaak streng zijn en standjes geven! Dat is zo inconsequent en onredelijk! (DBY, 208.)

Kinderen kunnen aan hun ouders worden verbonden met een eeuwigdurende band.

Laten de vader en moeder die lid zijn van deze kerk en dit koninkrijk, een rechtschapen koers inslaan en er uit alle macht naar streven nooit onrechtvaardig te handelen, maar hun hele leven goed te doen. Het maakt niet uit of ze nu één of honderd kinderen hebben, als ouders hun kinderen zo behandelen als ze behoren en hen door hun geloof en gebeden aan de Heer binden, dan maakt het niet uit welk pad de kinderen zullen volgen. Ze zullen door een eeuwige band aan hun ouders verbonden zijn en geen enkele macht op aarde of in de hel kan ze in de eeuwigheid van hun ouders scheiden. Ze zullen terugkeren naar de bron waaruit ze zijn ontsprongen (DBY, 208).

Studiesuggesties

Ouders zijn beschermers van Gods kinderen en moeten hen onderwijzen, opvoeden en verzorgen.

  • Op welke manier zijn ouders, volgens president Young, alleen beschermers van hun kinderen? Wat voor invloed zou deze zienswijze kunnen hebben op uw kijk op de opvoeding van kinderen?

  • Wat wil dat zeggen, kinderen ‘richting geven op de weg des levens’? Wat kunnen ouders in het bijzonder doen om kinderen richting te geven?

  • Wat is volgens president Young de zegen van een getrouwe ouder? Hoe wordt die bereikt?

Ouders behoren hun kinderen in liefde en vriendelijkheid groot te brengen.

  • Hoe kunnen ouders hun kinderen leren van hen te houden in plaats van bang voor hen te zijn? Waarom is dat belangrijk?

  • Waarom zouden sommige ouders ‘zich er erg om bekommeren hun kinderen te leiden en te beheersen’? Wat moeten ouders doen voordat ze hun kinderen op rechtvaardige wijze kunnen leiden? Op welke manier bent u erin geslaagd om meer zelfbeheersing te krijgen op momenten van boosheid?

  • Wat is het verschil tussen een onhandelbaar kind kastijden en een onhandelbaar kind fysiek of verbaal mishandelen? Wanneer is het kastijden van een kind op zijn plaats, en hoe moet het dan gebeuren?

  • Waarom is bij het leren gehoorzamen van kinderen meer te bereiken met vriendelijkheid dan met lijfstraffen?

  • Wat zou president Young bedoeld hebben toen hij zei: ‘Kinderen die in het zonlicht van de vriendelijkheid en genegenheid van hun ouders hebben geleefd, worden, wanneer ze (…) een vriendelijke berisping van de lippen van hun ouders krijgen, grondiger gekastijd dan door een willekeurige fysieke straf?

  • Wat voor daden binden kinderen aan hun ouders? Wat voor daden zullen kinderen verder van hun ouders af brengen?

Ouders horen hun kinderen vriendelijk en standvastig voor te gaan in een rechtschapen wijze van leven.

  • Wanneer hebben kinderen leiding nodig? Waarom is het van het grootste belang dat de kinderen ‘grenzen’ worden gesteld?

  • Wat is volgens president Young de beste manier om kinderen leiding te geven? Wat kunnen ouders doen om hun kinderen te leiden, en ze niet te dwingen?

Kinderen kunnen aan hun ouders worden verbonden met een eeuwigdurende band.

  • Hoe kunt u kinderen met een eeuwigdurende band aan u binden?

Afbeelding
Brigham Young’s house

Het Beehive House, de woning van Brigham Young in Salt Lake City, waar hij dagelijks met zijn gezinsleden bad en geregeld met ze de Schriften bestudeerde.