Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 20: De organisatie en het bestuur van de kerk


Hoofdstuk 20

De organisatie en het bestuur van de kerk

Op 77-jarige leeftijd organiseerde president Brigham Young de priesterschap om haar werk duidelijker richting te geven, de heiligen te verenigen en de schapen van Israël te vergaderen en te verzorgen. Ouderling George Q. Cannon, assistentraadgever van president Young, prees het resultaat van diens laatste grote onderneming. Hij zei: ‘[President Young] heeft de priesterschap zo gestructureerd als nooit eerder sinds de organisatie van de kerk op aarde. Hij heeft de plichten van de apostelen, (…) zeventigen, (…) hogepriesters, (…) ouderlingen, (…) en lagere priesterschap gedefinieerd met zodanige eenvoud, duidelijkheid en macht – de macht van God – dat het in zulke niet mis te verstane taal geregistreerd is dat niemand eraan hoeft te twijfelen op wie de Geest van God rust’ (CHC, deel 5, blz. 507).

Leringen van Brigham Young

God openbaart zijn wil door middel van de president van de kerk.

Bij het uiteenzetten van leerstellingen aangaande de voortgang en de verdere opbouw van het koninkrijk van God op aarde en het openbaren van zijn plannen en wensen, gebruikt de Heer slechts één spreekbuis om zijn wil aan zijn volk bekend te maken. Als de Heer zijn volk een openbaring wil geven, als Hij hun meer leerstellingen wil openbaren of hen wil kastijden, doet Hij dat door middel van de man die Hij voor dat ambt en die roeping heeft aangewezen. Alle andere ambten en roepingen in de kerk zijn hulpmiddelen en bestuursvormen om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, enzovoorts; iedere president, bisschop, ouderling, priester, leraar, diaken en lid op zijn eigen plaats en in zijn positie in het priesterschap functionerend als prediker van de woorden des levens, als herder om over de afdelingen van Gods kudde in de gehele wereld te waken en als helper om de handen van het presidium van de hele kerk te versterken (DBY, 137).

De geest van het evangelie te bezitten en te behouden, Israël te vergaderen, Zion te verlossen en de wereld te redden moet het eerste en belangrijkste zijn waar onze aandacht naar uitgaat, en moet de voornaamste wens zijn in het hart van het Eerste Presidium, van de ouderlingen van Israël, en van iedere functionaris in de kerk en het koninkrijk van God (DBY, 137).

Bij het beoordelen van leerstellige kwesties moet men, om de beslissing geldigheid te verlenen, eenparig zijn in stem, geloof en besluit. Als het om een quorum gaat, moeten de eerste presidenten eenparig stemmen; de twaalf apostelen moeten, om een rechtvaardige beslissing aangaande elke kwestie die hun wordt voorgelegd te nemen, zoals u in de Leer en Verbonden kunt lezen, eenparig stemmen. Altijd wanneer u merkt dat de quorums een zijn in hun uitspraak, mag u het als waar aannemen (zie LV 107:27). Laten de ouderlingen getrouw en oprecht zijn en samenkomen; en als zij het ergens over eens zijn, weet u dat het waar is (DBY, 133).

De almachtige Heer leidt deze kerk en Hij zal nooit toelaten dat u op een dwaalspoor wordt gebracht als u met uw plichten bezig bent. U kunt gerust naar huis gaan en zo zoet als een baby in de armen van zijn moeder slapen, zonder enig risico dat uw leiders u op een dwaalspoor brengen, want als zij dat zouden proberen, zou de Heer hen snel van de aarde wegvegen. Uw leiders trachten zo goed mogelijk naar hun godsdienst te leven (DBY, 137).

De twaalf apostelen bezitten de priesterschapssleutels voor de opbouw van het koninkrijk van God in de wereld.

Het ambt van apostel omvat de sleutels van het eeuwige priesterschap, dat naar de orde van de Zoon Gods is. Het apostelschap bestaat uit, omvat, verenigt in zich, zo zou ik kunnen zeggen, alle priesterschap, alle sleutels, alle gaven, alle begiftigingen en alles wat de mens voorbereidt om in de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon terug te keren (MS, deel 15, blz. 489).

Toen wij uit Missouri waren teruggekomen, predikten en zongen mijn broer, Joseph Young, en ikzelf in een dienst; toen de vergadering afgelopen was, zei broeder Joseph Smith: ‘Kom, ga met mij mee naar huis’. Wij gingen met hem mee, zongen een hele tijd voor hem en praatten met hem. Hij begon toen voor zover ik me herinner voor het eerst over de Twaalf en de zeventigen. Hij zei: ‘Broeders ik ga twaalf apostelen roepen. Ik denk dat we weldra samen zullen komen en twaalf apostelen uitkiezen en een quorum van zeventigen kiezen uit degenen die mee naar Zion zijn geweest (…)’. Eind januari of februari 1835 (…) vergaderden we dagelijks en broeder Joseph riep twaalf apostelen [op 14 februari] (DBY, 141–142).

Het is de roeping van een apostel het koninkrijk van God in de hele wereld op te bouwen; een apostel bezit de sleutels van deze macht, en niemand anders. Als een apostel zijn roeping grootmaakt, is hij te allen tijde het woord van de Heer aan zijn volk (DBY, 139).

Broeders, ik heb getracht u heel in het kort de orde van het priesterschap te tonen. Als een man tot apostel geordend wordt, is zijn priesterschap zonder begin van dagen of einde des levens, zoals het priesterschap van Melchizedek; want deze woorden hadden betrekking op zijn priesterschap en niet op de man zelf (DBY, 141).

Het is de plicht en het voorrecht van de twaalf apostelen om de Heilige Geest voortdurend als metgezel te hebben en altijd met de geest van openbaring te leven, hun plicht te kennen en hun roeping te begrijpen; dit is tevens de plicht en het voorrecht van het Eerste Presidium van de kerk (DBY, 139–140).

Een apostel van de Heer Jezus Christus bezit de sleutels van het heilig priesterschap en de macht hiervan wordt op zijn hoofd verzegeld; daarom is hij bevoegd om de waarheid aan het volk te verkondigen. En als zij die ontvangen, is dat goed; zo niet, dan zij de zonde op hun eigen hoofd (DBY, 136).

U begrijpt dat het lagere priesterschap binnen de bevoegdheid van het apostelschap valt, want een man die dit draagt, heeft recht als hogepriester, als lid van de hoge raad, als patriarch, als bisschop, ouderling, priester, leraar en diaken te officiëren, en in ieder ander ambt of andere roeping in de kerk, van de eerste tot laatste, als de plicht dat vereist (DBY, 140).

U leest in genoemde openbaring dat de Twaalf, nadat zij waren geroepen en geordend, dezelfde macht en bevoegdheid als de drie eerste presidenten bezaten; en als u verder leest, merkt u dat er noodzakelijkerwijs toevoegingen en medewerkers uit dit priesterschap moeten voortkomen [zie Leer en Verbonden 107:22–26]. De zeventigen bezitten dezelfde macht en bevoegdheid; [zij ontvangen per opdracht overgedragen bevoegdheid om] het koninkrijk van God in al zijn volmaaktheid op de aarde te vestigen, op te bouwen, te regelen, ordenen en op orde te brengen. Wij hebben een hogepriesterquorum, en wij hebben er vele. Zij vormen een plaatselijke groep – zij blijven thuis; maar de zeventigen reizen en prediken; dat doen de hogepriesters ook, als dat van hen gevraagd wordt. Zij bezitten precies hetzelfde priesterschap als de zeventigen en de Twaalf en het Eerste Presidium; maar worden zij tot alle bevoegdheid, macht en sleutels van dit priesterschap geordend? Nee, zeker niet. Niettemin zijn zij hogepriesters van God; en als zij hun priesterschapsroeping grootmaken, zullen zij te zijner tijd alle bevoegdheid en macht ontvangen die een man kan ontvangen (DBY, 140).

Het ambt van bisschop behoort tot het Aäronisch priesterschap en omvat de bevoegdheid om in wereldlijke en geestelijke zaken hulp te verlenen.

Het ambt van [presiderend] bisschop behoort tot het Aäronisch priesterschap. Hij is de hoogste functionaris in het Aäronisch priesterschap en ontvangt (als hij geloof heeft) … de bediening van engelen en leeft zo dat hij de zegeningen die Aaron genoot kan ontvangen en genieten (DBY, 143).

Het is de roeping en plicht van een bisschop om altijd bij de kerk betrokken te zijn; hij wordt niet geroepen om ver van huis te prediken, maar hij is thuis; zijn taak is niet in de wereld, maar onder de heiligen (DBY, 144).

Een bisschop moet in alle opzichten een volmaakt voorbeeld voor zijn wijk zijn (DBY, 144).

Als een bisschop optimaal in zijn roeping en ambt functioneert en deze grootmaakt, wordt iedere persoon in zijn wijk zo goed mogelijk tewerkgesteld. Hij ziet erop toe dat zij allen leven zoals het hoort en ootmoedig wandelen met hun God. Er is niemand in zijn wijk die hij niet kent en hij is op de hoogte van hun omstandigheden, gedrag en gevoelens (zie Timoteüs 3:1–4] (DBY, 145).

De bisschop moet mensen die hij vertrouwt, van wie hij weet dat ze eerlijk zijn, tot wachters op de toren maken, en zij moeten uitzoeken wie er lijden (DBY, 145).

Laat iedere bisschop getrouw voor zijn wijk zorgen en erop toezien dat iedere man en vrouw goed, serieus en zinvol wordt benut; dat de zieken en bejaarden goed verzorgd worden zodat niemand hoeft te lijden. Laat iedere bisschop een tedere en lankmoedige vader voor zijn wijk zijn; laat hem hier een woord van troost en bemoediging, daar een woord van raad geven, en zo nodig op een andere plek een woord van vermaning; laat hem onpartijdig en wijs tussen de mensen oordelen, liefdevol en oprecht een ieders welzijn nastreven en met het oog van een ware herder over de kudde van God waken, opdat de wolven en honden niet onder zijn kudde komen en deze verslinden (DBY, 144–145).

Ik zeg tot de bisschoppen, (…) dit is uw zaak en uw roeping. Laat er onder de woningen van de heiligen in uw wijk niet een zijn waarmee u niet bekend bent (DBY, 145).

De bisschop moet, door middel van zijn leraren, zorgen dat ieder gezin in zijn wijk dat het kan missen, datgene wat het normaliter op de vastendag eet voor de armen afstaat (DBY, 145).

Kerkelijke discipline kan mensen helpen bij hun terugkeer naar een rechtschapen leven.

De sleutels van de bevoegdheid om te besturen, zullen niet aan ons worden toevertrouwd, zolang wij niet precies zo besturen als God zou doen indien Hij hier zelf was (DBY, 146).

Maar in het koninkrijk der hemelen zal, als het op de aarde gevestigd is, iedere functionaris, iedere wet en verordening beschikbaar zijn die noodzakelijk is voor het besturen van hen die weerspannig zijn en haar wetten overtreden, en hun te regeren die het goede willen doen, maar niet goed in het gareel kunnen blijven; en al deze macht en bevoegdheid is onder dit volk aanwezig (DBY, 146).

Bisschoppen, heeft u te maken met onenigheden? Zijn de broeders in uw wijk gevoelsmatig van elkaar vervreemd? ‘Ja.’ Wat moeten ze in zo’n geval doen? Zij moeten de regels volgen die hun gegeven worden en zich onmiddellijk met hun broeders verzoenen. Het is vrij duidelijk dat het overgrote deel van de problemen tussen de broeders voortkomt uit misverstanden en niet uit kwaadwilligheid en een slecht hart; in plaats dat men de zaak in een goede geest met elkaar uitpraat, gaat men ruzie met elkaar maken totdat er een echte fout wordt gemaakt, en zo heeft men zich zonde op de hals gehaald. Als we negenennegentig keer iets goeds hebben gedaan en dan iets slechts doen, komt het niet vaak voor, broeders en zusters, dat we dan de hele dag naar die ene slechte daad kijken en niet meer aan het goede denken? Voordat we elkaar oordelen, moeten we naar het verlangen van het hart kijken, en als dat slecht is, moeten we die persoon vermanen en naar het pad der gerechtigheid terugleiden (DBY, 149–150).

Ik zou graag zien dat de hogeraadsleden, bisschoppen en rechters met de macht van de Heilige Geest vervuld zijn, zodat, wanneer er iemand voor hen komt, zij die persoon kunnen doorzien en begrijpen, en een zaak snel en rechtvaardig kunnen beoordelen … Ik zou willen dat de bisschoppen en andere functionarissen voldoende macht en wijsheid van God bezitten, zodat ze zich volledig bewust zijn van de ware aard van iedere zaak die voor hen komt (DBY, 133).

U slaat de ene ouderling, bij wijze van spreken, met een knuppel op zijn hoofd en hij denkt dat u hem een strootje met stroop hebt gegeven. Tot een ander spreekt u een woord of u neemt een strootje en slaat hem daarmee, en zijn hart is gebroken; hij is gevoelsmatig zo teer als een baby en smelt als was bij een vlammetje. U moet mensen niet zwaar bestraffen; u moet bestraffen volgens de geest in die persoon. Tot sommigen praat u de hele dag en zij weten nog steeds niet waarover u het hebt. Er is veel verscheidenheid. Behandel mensen zoals ze zijn (DBY, 150).

Als u door elkaar terecht gewezen wordt, als een broeder tegen u zegt: ‘Dit doet u verkeerd’, moet u dat vriendelijk aannemen, uw dankbaarheid uiten voor die berisping, uw fout gul bekennen en toegeven dat u misschien vaak fout bent zonder het te weten, en zeggen: ‘Wilt u mij tot inzicht brengen en me bij de hand nemen, en kunnen we dan hand in hand voortgaan en elkaar versterken en steunen?’ Wat, in uw zwakheid? Ja. Verwacht u dat iemand volmaakt is? Niet zolang u hier vertoeft (DBY, 150).

Dit wil ik u zeggen, broeders en zusters: als u door een van uw leiders berispt wordt, zie hem dan niet als uw vijand, maar aanvaard het als een vriendelijke daad van een vriend en niet van een vijand. Als uw presidenten uw vijanden waren, lieten ze u met uw fouten met rust. Als de Heer u liefheeft, zult u gekastijd worden [zie Hebreeën 12:6]; ontvang het met vreugde (DBY, 133).

Studiesuggesties

God openbaart zijn wil door middel van de president van de kerk.

  • Hoe gebruikt de Heer de president van de kerk en de raad van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen om de kerk te leiden? Hoe helpen de leiders in andere functies in de kerk hen? (Zie LV 107:21–38; 132:7.)

  • Waarom kunnen wij volledig vertrouwen in de presiderende quorums van de kerk? (Zie LV 107:27.)

  • Waarom zal de Heer niet toelaten dat de profeet de kerk op een dwaalspoor brengt? Wat heeft president Young beloofd aan hen die hun plicht doen? (Zie LV, Officiële Verklaring 1.)

De twaalf apostelen bezitten de priesterschapssleutels voor de opbouw van Gods koninkrijk in de wereld.

  • Wat zijn de priesterschapssleutels van het apostelschap?

  • Wat zijn de plichten van de apostelen? (Zie LV 107:23–24, 33, 58.)

  • Bespreek het verband tussen de roeping van een apostel en andere ambten in het Melchizedeks en Aäronisch priesterschap. (Zie LV 107:58.)

  • Wat zijn momenteel de taken van de zeventigen in hun werk onder leiding van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf?

Het ambt van bisschop behoort tot het Aäronisch priesterschap en omvat de bevoegdheid om in wereldlijke en geestelijke zaken hulp te verlenen.

  • Welke sleutels, macht en bevoegdheid heeft een bisschop? (Zie LV 84:26–27; 107:13–17.) Welke taken heeft de bisschop als president van de Aäronische priesterschap? Welke als presiderende hogepriester van een wijk?

  • Wat doet een bisschop die ‘getrouw voor zijn wijk zorgt’ volgens Brigham Young? (Zie 1 Timoteüs 3:1–7.)

  • Hoe kunnen wij onszelf als huisonderwijzer of huisbezoekster nuttiger maken bij het waken over de kerk?

Kerkelijke discipline kan mensen helpen bij hun terugkeer naar een rechtschapen leven.

  • Hoe beschreef president Young overtreders?

  • President Young heeft gezegd dat ‘het overgrote deel van de problemen tussen [mensen] voortkomt uit misverstanden en niet uit kwaadwilligheid en een slecht hart’. Wat was zijn advies voor het oplossen van misverstanden?

  • Wat wenste president Young met betrekking tot disciplinaire raden? (Zie LV 107:71–84; 134:10.) Hoe kunnen zij die in een disciplinaire raad een oordeel moeten vellen gebaat zijn bij de ‘macht en wijsheid van God’? (Zie LV 121:41–42.)

  • In welk opzicht moeten zij die een kerkelijke disciplinaire raad houden de mensen die zij beoordelen doorzien en begrijpen?

  • Wat heeft president Young gezegd over ‘bestraffen volgens de geest in die persoon’?

  • Hoe moeten wij volgens president Young reageren, wanneer we door onze leiders berispt worden? (Zie LV 95:1.)