Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 43: Onze zoektocht naar waarheid en een eigen getuigenis


Hoofdstuk 43

Onze zoektocht naar waarheid en een eigen getuigenis

President Brigham Youngs zoektocht naar de waarheid omtrent God hield eindelijk op door het oprechte en eenvoudige getuigenis van een ‘man die geen welsprekendheid bezat, (…) die slechts kon zeggen: “Ik weet, door de kracht van de Heilige Geest, dat het Boek van Mormon waar is, dat Joseph Smith een profeet van de Heer is.’” President Young heeft gezegd: ‘De Heilige Geest, die van die persoon uitging, verlichtte mijn verstand, en ik zag licht, heerlijkheid en onsterfelijkheid voor mij’ (DNW, 9 Febr. 1854, 4). Zijn leven lang probeerde hij naar de waarheden van het evangelie te leven, en hij zei: ‘Naarmate de jaren vorderen, hoop ik dat ik ook vorder in de ware kennis van God en in rechtschapenheid. Ik hoop dat de macht van de Almachtige in mij mag groeien, evenals mijn invloed op de vestiging van vrede en gerechtigheid op aarde, en dat ik (…) allen die naar de beginselen van gerechtigheid zullen luisteren, een waar begrip van de kennis van God en van rechtschapenheid mag geven, en van henzelf en hun verhouding tot de hemel en tot hemelse wezens. (…) Ik bid dat dit niet alleen met mij het geval mag zijn, maar met alle heiligen, dat wij mogen toenemen in genade en in de kennis van de waarheid, en voor Hem mogen worden vervolmaakt’ (DNW, 10 juni 1857, 3).

Leringen van Brigham Young

Velen willen de waarheid vinden, maar niet allen nemen haar aan.

Het grootste deel van de bewoners der aarde is geneigd om goed te doen. Dat is waar. Elke persoon heeft iets in zich dat hem waarschuwt, en dat daar zegevierend zou regeren als dat werd toegelaten, en hem naar waarheid en deugd zou leiden [zie Moroni 7:15–17] (DBY, 423).

Overal ter wereld zijn oprechten van hart die de juiste weg willen weten. Ze hebben ernaar gezocht, en zijn er nog steeds naar op zoek. Er zijn altijd mensen op aarde geweest die ijverig en met heel hun hart trachtten de wegen van de Heer te leren kennen. Deze mensen hebben goed gedaan, voor zover zij daartoe in staat waren (DBY, 421).

Totdat zij de dag van genade teniet zondigen, is er in iedere persoon iets dat zich graag zou verheffen, het kwaad verwerpen en de waarheid aanvaarden. Niemand op aarde is zo slecht, of hij eert, als hij diep in zijn eigen hart kijkt, de man Gods en de vrouw Gods – de deugdzame en heilige – en veracht zijn metgezellen in het kwaad, die net als hij zijn. Er is geen mens op aarde, binnen het bereik van de heilbrengende genade, of hij verheugt zich wel in het goede, in de waarheid, en in de deugdzamen, tenzij hij zo ernstig heeft gezondigd dat de Geest van de Heer heeft opgehouden met hem te strijden (DBY, 421).

Er staat geschreven dat sommigen ogen hebben om te zien, en niet zien; oren om te horen, en niet horen; ze hebben een hart, maar ze begrijpen niet. U die geestelijk bent ingesteld, die de blik van uw verstand hebt geopend, (…) kunt begrijpen dat de macht die u fysieke zintuigen heeft gegeven, de macht van dezelfde God is die u begrip van de waarheid geeft [zie LV 88:11–13]. Deze laatste macht is inwendig. (…) Duizenden en duizenden weten, door hun inwendige en onzichtbare waarneming, dingen die zijn geweest, dingen die zijn en dingen die in de toekomst zijn, en dat even goed als ze de kleur van een stuk stof weten door middel van hun uitwendige of fysieke waarneming. Wanneer dat innerlijke licht van hen wordt weggenomen, komen ze in groter duisternis dan daarvoor; ze kunnen niet begrijpen, en wenden zich af van de dingen Gods (DBY, 421–422).

De geest die in deze tabernakel woont, houdt van nature van de waarheid, hij houdt van nature van licht en intelligentie, hij houdt van nature van deugd, van God en wat goddelijk is; maar aangezien hij zo nauw verenigd is met het vlees, worden hun voorkeuren vermengd. En omdat hun vereniging nodig is om beide een volheid van vreugde te laten hebben [zie LV 93:33–34], moet de geest in feite onderhevig zijn aan de invloed van de zonde die in het sterfelijk lichaam is, en daardoor en door de macht van de duivel worden overwonnen, tenzij hij voortdurend wordt verlicht door die geest die een ieder verlicht die in de wereld komt, en door de macht van de Heilige Geest die door het evangelie wordt verleend (DBY, 422–423).

Overal waar het evangelie van Jezus Christus is verkondigd, hetzij in deze tijd of vroeger, ontmoette het zulke mensen, wie de waarheid mooi en goddelijk leek, en de geest in hen riep ze op het aan te nemen; maar dan blijken ze zo vast te zitten aan de genoegens van de wereld, en hebben zoveel belangen op het spel staan als ze het zouden aannemen, dat ze besluiten dat ze het maar beter niet kunnen doen, en daar komt de strijd dan weer. Sommigen zullen de redeneringen van het vlees overwinnen, en de ingevingen van de geest volgen; terwijl de grote meerderheid van zulke mensen wordt overgehaald door zelfzuchtige overwegingen en hun afgoden trouw blijft (DBY, 434).

Ieder van ons heeft de verantwoordelijkheid om te streven naar kennis en een getuigenis van de waarheid.

Waarom zijn we hier? Om te leren meer te genieten, en om toe te nemen in kennis en ervaring (DNW, 27 sept. 1871, 5).

We zullen nooit ophouden te leren, tenzij we afvallig worden. (…) Kunt u dat begrijpen? (DNW, 27 febr. 1856, 2).

Als we het voorrecht kunnen hebben, zullen we onze geest verrijken met kennis, en deze sterfelijke woning vullen met de rijke schatten van hemelse wijsheid (MS, okt. 1862, 630).

Al ons streven om te leren is in de dienst van God, want al deze inspanningen dienen ervoor om waarheid op de aarde te vestigen, en om ons te laten toenemen in kennis, wijsheid, begrip van de macht van het geloof en van de wijsheid van God, zodat wij goede onderdanen mogen worden om in een hogere staat van bestaan en intelligentie te verblijven dan wij nu genieten (DNSW, 25 okt. 1870, 2).

Het is voor iemand die de wereld liefheeft mogelijk om die liefde te overwinnen, om kennis en begrip te verkrijgen totdat hij de dingen ziet zoals ze werkelijk zijn; dan zal hij de wereld niet liefhebben, maar hem zien zoals hij is (DNW, 28 nov, 1855, 2).

Laten wij de Heer zoeken met heel ons hart, dan zullen wij van de wereld af worden gehouden; niemand zal van dit, dat of het andere houden, behalve om er goed mee te doen; de eeuwige belangen van de mensheid te bevorderen en hen erop voor te bereiden in onsterfelijkheid verhoging te ontvangen. (…) Het is aan u en mij om wijsheid te ontvangen om voorbereid te zijn op verhoging en het eeuwig leven in koninkrijken die nu voor eeuwig bestaan (DNW, 14 mei 1853, 3).

Iemand die de waarheid wil kennen, moet, nadat hij of zij het evangelie van de Zoon van God heeft horen verkondigen in waarheid en eenvoud, de Vader in de naam van Jezus vragen of het waar is. Als ze deze weg niet volgen, proberen ze maar, en halen ze zichzelf over tot het geloof dat ze zo rechtschapen zijn als iemand op de aardbodem maar kan zijn; maar dat zijn ze niet, ze zijn zorgeloos waar het hun eigen belangen aangaat (DBY, 430).

Wacht tot u hebt gezocht en weer hebt gezocht en wijsheid hebt verkregen om te begrijpen wat wij verkondigen. (…) Als het Gods werk is, zal het stand houden [zie Handelingen 5:38–39] (DBY, 435).

Het is zowel de plicht als het voorrecht van de heiligen der laatste dagen om te weten dat hun godsdienst waar is (DBY, 429).

Laat ieder voor zichzelf te weten komen dat dit werk waar is. We willen niet dat u zegt dat het waar is totdat u weet dat het zo is; en als u het weet, is die kennis voor u even geldig als wanneer de Heer zelf was neergedaald en het u had gezegd (DBY, 429).

Het is een bijzonder voorrecht en een zegen van het heilige evangelie voor iedere ware gelovige om zelf de waarheid te kennen (DBY, 429).

Ik wil niet dat er mensen hij mij of andere algemene autoriteiten komen om een getuigenis te krijgen van de waarheid van dit werk; maar laten ze de Schriften met goddelijke waarheid nemen, en daar is de weg even duidelijk voor hen uitgestippeld als ooit een wegwijzer de vermoeide reiziger de juiste weg heeft gewezen. Daarheen moeten ze gaan, niet naar (…) een apostel of een ouderling in Israël, maar naar de Vader, in de naam van Jezus, en de inlichtingen vragen die ze nodig hebben. Kunnen zij die deze weg eerlijk en oprecht volgen, inlichtingen ontvangen? Zal de Heer zich afkeren van een oprecht hart dat de waarheid zoekt? Nee, dat zal Hij niet doen; Hij zal hen, door openbaringen van zijn Geest, de feiten in deze zaak tonen. En als de geest openstaat voor de openbaringen van de Heer, begrijpt hij ze sneller en duidelijker dan al wat met het natuurlijke oog te zien is. Niet wat we met onze ogen zien – ze kunnen zich laten bedriegen – maar wat door de Heer vanuit de hemel wordt geopenbaard is zeker en vast, en blijft voor eeuwig bestaan (DBY, 429–430).

We moeten het getuigenis van de Heer Jezus hebben om ons in staat te stellen onderscheid te maken tussen waarheid en dwaling, licht en duisternis, wie van God is en wie niet van God is, en om alles te kunnen plaatsen waar het hoort. (…) Er is geen andere manier of werkwijze die iemand werkelijk zo kan onderwijzen dat hij een heilige van God kan worden, en hem voorbereiden op een celestiale heerlijkheid; hij moet het getuigenis van de geest van het evangelie in zich hebben (DBY, 429).

U en ik moeten het getuigenis van Jezus in ons hebben, of het is ons slechts van weinig nut om ons voor te doen als dienaren van God. We moeten dat levende getuigenis in ons hebben (DBY, 430).

De waarheid vertrouwt zichzelf toe aan iedere oprechte persoon, het maakt niet uit hoe eenvoudig zij wordt verteld, en wanneer zij is ontvangen, lijkt het of we haar al heel ons leven kennen. Het is het getuigenis van de meerderheid van de heiligen der laatste dagen, dat het, toen ze het evangelie voor het eerst hoorden prediken, (…) hoewel het volkomen nieuw voor hen was, leek of ze het reeds hadden begrepen, en of ze vanaf het begin ‘mormonen’ moesten zijn geweest [zie Johannes 10:27] (DBY, 432).

De Heilige Geest geeft ons kennis van de waarheid.

Er staan hier mensen op die zeggen dat ze weten dat dit Gods werk is, dat Joseph een profeet was, dat het Boek van Mormon waar is, dat de openbaringen aan Joseph Smith waar zijn en dat dit de laatste bedeling is, en de volheid der tijden, waarin God zijn hand heeft opgeheven om Israël voor de laatste maal te vergaderen en Zion te verlossen en op te bouwen. (…) Hoe weten ze dat? Er zijn mensen die, door de openbaringen van de Geest, dingen weten en nog vele dingen zullen blijven weten en begrijpen, die vanwege de wijze waarop de tabernakel in elkaar zit, onmogelijk op een andere manier duidelijk zijn te maken. Veel van de belangrijkste informatie wordt alleen verkregen door de macht en het getuigenis van de Heilige Geest. (…) Dat is de enige manier waarop u kennis van de onzichtbare dingen Gods kunt overbrengen [zie: 1 Korintiërs 2:9–14; 12:3] (DBY, 430).

Niets minder dan de Heilige Geest (…) kan u bewijzen dat dit Gods werk is. Mensen die niet door God geïnspireerd zijn, kunnen met hun wereldse wijsheid niet bewijzen dat het niet zo is, of het overwinnen; evenmin kunnen ze met wijsheid alleen bewijzen dat het waar is, hetzij aan zichzelf of aan anderen. Dat ze niet in staat zijn het te overwinnen, bewijst niet dat het Gods koninkrijk is, want er zijn vele theorieën en systemen op aarde, wat de wijsheid van de wereld niet kan ontkennen, die niettemin verkeerd zijn. Niets minder dan de macht van de Almachtige, die het verstand van de mensen verlicht, kan de menselijke geest deze heerlijke waarheid tonen (DBY, 430–431).

Hoe kunnen wij de stem van de Goede Herder onderscheiden van de stem van een vreemde? Is er iemand die een antwoord kan geven op deze vraag? Ik kan het. Het is heel gemakkelijk. Tot elke filosoof op aarde zeg ik: uw oog kan worden misleid, het mijne ook; uw oor kan worden misleid, het mijne ook, het gevoel van uw hand kan worden misleid, het mijne ook; maar in de Geest van God, die de mens vult met openbaring en het licht der eeuwigheid, kan men zich niet vergissen – in de openbaring die van God komt, kan men zich nooit vergissen. Wanneer iemand, vervuld van de Geest van God, de waarheid des hemels verkondigt, horen de schapen dat [zie LV 29:7], de Geest van de Heer dringt door tot het binnenste van hun ziel en daalt neer tot diep in hun hart; door het getuigenis van de Heilige Geest komt het licht in hen op, en ze zien en begrijpen zelf (DBY, 431).

Er is slechts één getuige – één getuigenis, behorend tot het bewijs van het evangelie van de Zoon van God, en dat is de Geest die Hij onder zijn discipelen heeft verbreid. Doe zijn wil, en we zullen weten of Hij op gezag van de Vader spreekt of van Zichzelf. Doe zoals Hij ons gebiedt te doen, en we zullen weten of de leer van God is of niet [zie Johannes 7:16–17]. Het is alleen door de openbaringen van de Geest dat we de dingen Gods kunnen weten (DBY, 431–432).

Wees ijverig en gebedvol. Het is uw voorrecht om zelf te weten dat God leeft en dat Hij een werk verricht in deze laatste dagen en dat wij zijn geëerde dienaars zijn. Leef voor die kennis en u zult hem ontvangen. Denk aan uw gebeden en wees vurig van geest (LBY, 245).

Mijn getuigenis is gebaseerd op ervaring, op mijn eigen ervaring, gecombineerd met die ik heb verkregen door anderen gade te slaan. (…) De hemelse waarheid vertrouwt zich toe aan het oordeel en geloof van een ieder; en meer in het bijzonder aan het verstand van hen die eerlijk tegenover zichzelf willen zijn, tegenover hun God en tegenover hun naaste. (…) Als de mensen een beetje kunnen ontvangen, bewijst het dat ze meer kunnen ontvangen. Als ze het eerste en tweede beginsel met oprechte gevoelens kunnen ontvangen, kunnen ze misschien nog meer ontvangen (DBY, 433).

Mijn getuigenis is positief. (…) Ik weet dat de zon schijnt. Ik weet dat ik besta en een [levend] wezen ben, en ik getuig dat er een God is, en dat Jezus Christus leeft, en dat Hij de Heiland der wereld is. Bent u naar de hemel geweest en hebt u het tegengestelde geleerd? Ik weet dat Joseph Smith een profeet van God was, en dat hij vele openbaringen kreeg. Wie kan bewijzen dat dit getuigenis niet waar is? Iemand zou het kunnen betwisten, maar er is niemand ter wereld die kan bewijzen dat het niet waar is. Ik heb vele openbaringen gekregen; ik heb zelf gezien en gehoord, en weet dat deze dingen waar zijn, en niemand op aarde kan bewijzen dat ze niet waar zijn. Het oog, het oor, de hand, alle zintuigen kunnen worden misleid, maar de Geest van God kan niet worden misleid; en wanneer hij door die Geest wordt geïnspireerd, wordt de gehele mens met kennis vervuld; hij kan zien met een geestelijk oog, en datgene kennen wat de mens niet bij machte is te ontkennen. Wat ik over God weet, over de aarde, over de regering, heb ik vanuit de hemelen ontvangen, niet alleen door mijn natuurlijke vermogens, en ik geef God de eer en de lof (DBY, 433).

Wanneer wij een getuigenis van de waarheid hebben ontvangen, moeten wij gerechtigheid zoeken in het koninkrijk van God.

Het is een van de eerste beginselen van de leer der zaligheid dat wij onze Vader en onze God moeten leren kennen. De Schriften leren ons dat dit het eeuwige leven is, ‘dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’ [zie Johannes 17:3]; dat wil zoveel zeggen als dat niemand het eeuwige leven kan genieten of erop voorbereid zijn zonder die kennis (DNW, 18 febr. 1857, 4).

Wij hebben de belofte gekregen dat, wanneer wij eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid zoeken, alles wat wij nodig hebben ons zal worden toegeworpen [zie 3 Nephi 13:33]. Wij moeten niet wantrouwig zijn, maar eerst te weten zien te komen hoe we onze Vader en God kunnen behagen; te weten zien te komen hoe we onszelf kunnen bewaren voor de dwalingen die in deze wereld bestaan, voor duisternis en ongeloof, voor de ijdele en misleidende geesten die onder de mensenkinderen rondgaan om ze te bedriegen, en we moeten leren hoe we onszelf op aarde kunnen behouden en bewaren om het evangelie te prediken, het koninkrijk op te bouwen en het Zion van onze God te vestigen (DNW, 11 jan. 1860, 1).

Ik (…) denk graag na en spreek graag over eeuwige beginselen, Ons heil is gebaseerd op het kennen ervan, en ze zijn ontwikkeld om ons blijdschap en troost te geven. Is dat eeuwige bestaan in mij, dat me eeuwige waarheid aanbiedt, georganiseerd om te worden vernietigd? Zou dat organisme ooit moeten ophouden te bestaan, zolang het leeft van eeuwige waarheid? Nee. (…) Wend u zonder ophouden tot de Heer om zijn Geest te verkrijgen, totdat zijn Geest in u verblijft als een eeuwig vuur. Laat de kaars des Heren in u worden ontstoken, en alles is goed (DNW, 11 jan. 1860, 2).

Wij hebben de woorden van eeuwig leven, wij hebben het voorrecht om heerlijkheid, onsterfelijkheid en het eeuwig leven te verkrijgen – welnu, zult u die zegeningen ook verkrijgen? Zult u uw leven benutten om een plaats te verkrijgen in het koninkrijk van God, of gaat u liggen slapen en gaat u ter helle? (DNW, 1 okt. 1856, 3)

Streef ernaar rechtvaardig te zijn, niet ter wille van een of andere speculatie, maar omdat rechtvaardigheid lieflijk, zuiver, heilig, mooi en verheffend is; het is bestemd om de ziel gelukkig en vreugdevol te maken, zozeer dat de hele mens erdoor vervuld wordt van licht, heerlijkheid en intelligentie (DBY, 428).

Studiesuggesties

Velen willen de waarheid vinden, maar niet allen nemen haar aan.

  • Wat brengt, volgens president Young, ‘het grootste deel van de bewoners der aarde’ ertoe het goede te doen en de waarheid te zoeken?

  • Waarom leven veel mensen niet rechtschapen, zelfs niet nadat ze een getuigenis van de waarheid hebben ontvangen? Wat heeft u het meest geholpen om te leven naar het getuigenis dat u hebt ontwikkeld?

Ieder van ons heeft de verantwoordelijkheid om te streven naar kennis en een getuigenis van de waarheid.

  • Wat moet het doel zijn van ons streven om te leren? Wat kunnen we doen om onze liefde voor dingen van de wereld te overwinnen?

  • Hoe kunnen we Gods waarheden voor onszelf kennen? Hoe kunnen we met een getuigenis van Jezus Christus onderscheid maken tussen waarheid en dwaling?

De Heilige Geest geeft ons kennis van de waarheid.

  • Wat is de enige manier waarop we kunnen weten dat het evangelie waar is, dat Jezus de Christus is en dat wij bezig zijn met het werk van de Heer? Welke ervaringen hebben u geleerd dat de Heilige Geest uw leven kan en zal beïnvloeden, als u Hem toestaat dat te doen?

  • Waarom kan wereldse wijsheid nooit het bestaan van God en de waarheid van het evangelie bewijzen of weerleggen? Onze fysieke zintuigen kunnen bij het zoeken naar waarheid worden misleid, maar waarin ‘kan men zich niet vergissen’, zoals president Young zei?

  • Waarom was president Young in staat om zo’n krachtig getuigenis te geven? Hoe kunnen wij ons getuigenis versterken? Wat kunt u doen om een krachtiger getuige van Gods waarheid te worden?

Wanneer wij een getuigenis van de waarheid hebben ontvangen, moeten wij gerechtigheid zoeken in het koninkrijk van God.

  • Welke belofte doet de Heer aan hen die ‘eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid zoeken’?

  • Hoe kunnen wij met een kennis van de dingen van God ons eeuwig heil verkrijgen? Hoe kunnen wij ‘een plaats (…) verkrijgen in het koninkrijk van God’?

Afbeelding
Joseph Smith reading

Joseph Smith, die de Bijbel met grote aandacht las, vroeg God om leiding.