Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 28: Zelfbeheersing


Hoofdstuk 28

Zelfbeheersing

President Brigham Young leerde door ervaring dat mensen met een sterke en vaak onafhankelijke wil naar Zion leiden vergezeld ging met momenten van overwinning en momenten van ergernis. In 1848 kwam de karavaan van tweeduizend heiligen die hij leidde een kudde bizons tegen. Ondanks het feit dat president Young kampjagers had aangewezen om net voldoende dieren te doden om de reizigers van vlees te voorzien, verlieten anderen hun wagens en ossenspannen om de bizons de hele dag in het wilde weg neer te schieten, zodat er talrijke dode dieren ongebruikt op de prairie bleven liggen. Hij berispte de mensen om hun optreden [zie JTB, 29–30 juni, 2 juli 1848]. Later zei hij: ‘Leer uzelf beheersen’ (DNW, 15 augustus 1860, 1). ‘Wees een zegen voor uzelf en uw vrienden door uzelf te overwinnen en te beheersen, [want] tenzij u [uw] gevoelens beheerst [en] al uw zinnen ondergeschikt maakt aan de beginselen die God heeft geopenbaard, zult u nooit die toestand van geluk, heerlijkheid, vreugde, vrede en eeuwige weldaad bereiken waar u op hoopt’ (DNW, 15 augustus 1860, 1).

Leringen van Brigham Young

Wij kunnen ons beheersen en ons onderwerpen aan de wil van God.

Hebben wij een wil? Jazeker, het is een gave, een kenmerk van het karakter van de Goden, waarmee alle denkende wezens in de hemel en op aarde zijn begiftigd – het vermogen om te aanvaarden of te verwerpen (DBY, 264).

Als we de mens in welke hoedanigheid van het leven ook beschouwen, dan is zijn wil het opmerkelijkst. U kunt de genegenheid van de mensen verwerven en er richting aan geven, maar u kunt ze niet met bangmakerij, de zweep, of de brandstapel tegen hun wil het goede laten doen. De mens is bereid te sterven om zijn eigen wil te kunnen doen. Leer hem dan om die wil goed te gebruiken, en u kunt de invloed en macht van het volk sturen (DBY, 264).

Aangezien God een wil in ons heeft geplaatst, behoort het ons voldoende te zijn die wil te laten besturen door de Almachtige. Laat de menselijke wil onverzettelijk zijn ten aanzien van het goede. Ouders hebben de gewoonte gehad de wil te breken totdat die verzwakt is en de edele, goddelijke vermogens van het kind zijn gedegradeerd tot een relatieve staat van stompzinnigheid en lafheid. Laat die hemelse eigenschap van de mens op de juiste wijze worden ingetoomd en met wijsheid worden geleid, in plaats van de tegengestelde koers te volgen, en zij zal overwinnen in de zaak van het goede. Breek niemands geest, maar breng hem ertoe te beseffen dat het zijn grootste genoegen en hoogste ambitie is om door de openbaringen van Jezus Christus te worden bestuurd, en dan krijgt de menselijke wil een goddelijk karakter bij het overwinnen van het kwaad dat in het vlees wordt gezaaid, totdat God in ons heerst om naar zijn wil en welbehagen te handelen (DBY, 264).

Leer u beheersen; leer in Gods handen als klei te zijn in de handen van de pottenbakker (DBY, 265).

Laat elk mens vastbesloten zijn, in de naam van Jezus Christus, om iedere verzoeking te overwinnen – om zijn eigen meester te zijn, zodat de geest die God in uw lichaam heeft geplaatst, zal heersen; dan kunt u spreken, leven, arbeiden, hier of daar heengaan, dit of dat doen, en met uw broeders omgaan en handelen zoals het hoort (DBY, 265–266).

Wij kunnen ons beheersen totdat wij alles ‘onderwerpen aan de wet van Christus’.

Hoe eerder iemand de verleiding om iets verkeerds te doen, te zeggen, of te denken weerstaat – terwijl hij nog over het licht beschikt om zijn oordeel te corrigeren – des te sneller zal hij de kracht en de macht ontwikkelen om iedere verleiding tot het kwaad te overwinnen (DBY, 266).

De duizenden en tienduizenden incidenten die samen de som van een mensenleven bepalen, ten goede of ten kwade, zijn afhankelijk van voortdurende waakzaamheid en behoedzaamheid (DBY, 267).

U kunt het eeuwige leven niet beërven tenzij uw begeerten worden onderworpen aan de geest die in u woont, de geest die onze Vader in de hemel u heeft gegeven. Ik bedoel de Vader van uw geest, van die geest die hij in deze aardse tabernakel heeft geplaatst. De tabernakel moet volkomen worden onderworpen aan de geest, anders kan uw lichaam niet worden opgewekt om het eeuwige leven te beërven. (…) Blijf zorgvuldig streven totdat u alles aan de wet van Christus hebt onderworpen (DBY, 266).

Ik tracht mezelf te beschaven. Doet u dat ook? Wanneer we daarin geslaagd zijn, beheersen we onze woorden en handelingen, en tevens – voor zover onze invloed reikt – degenen met wie wij omgaan. Wanneer wij zelf beschaafde mensen zijn, zijn wij ten dele toebereid om datgene te ontvangen wat onze Vader en God heeft bewaard voor allen die zich erop voorbereiden om de ontvanger te worden van zijn uitgelezen gaven – van verlichting, van intelligentie, van heerlijkheid, van macht, en van iedere capaciteit die Hij zijn kinderen hier op aarde wenst te schenken teneinde hen erop voor te bereiden in woningen van eeuwig licht te wonen (DBY, 266–267).

Ik heb herhaaldelijk gezegd dat de grootste gave die God de mens ooit heeft gegeven het goede, gezonde, betrouwbare besef is om te weten hoe we onszelf moeten besturen (DBY, 265).

Niemand heeft ooit, of zal ooit, verstandig op deze aarde regeren, tot eer voor zichzelf en tot heerlijkheid van zijn God, zonder eerst te leren zichzelf te regeren en in toom te houden. Een man moet leren zichzelf goed te regeren voordat zijn kennis ten volle kan worden aangewend voor het correcte bestuur van het gezin, het stadsdeel of het land dat hij geroepen is te presideren (DBY, 265).

Totdat wij onze eigen begeerten kunnen beteugelen en elk menselijk gevoel en verlangen kunnen onderwerpen aan de wil van God, zijn wij niet werkelijk in staat om anderen te leiden en voor te schrijven hoe zij tot volledige overwinning moeten komen in het koninkrijk van God. Het is ons werk om onszelf te overwinnen, te beteugelen en te scholen totdat wij alles hebben onderworpen aan de wet van Christus (DBY, 267).

Wij streven ernaar onszelf te regeren, en als wij blijven streven en de moed niet verliezen, zullen wij stellig overwinnen (DBY, 265).

Wij kunnen onze begeerten en emoties beheersen.

De maatstaf van het juiste is u geleerd. Beteugel nu uw weerspannige begeerten; verwerp alles waarvan u weet dat het verkeerd is, of dat u als zodanig beschouwt, en omhels datgene wat beter is (DBY, 265).

In deze proeftijd hebben we te kampen met het kwaad; we moeten het in onszelf overwinnen, anders zullen we het nooit ergens anders overwinnen (DBY, 265).

Een rechtschapen mens zal nooit ontmoedigd raken, maar voortdurend strijden tegen zijn eigen kwade begeerten, en tegen het kwaad in zijn gezin en omgeving (DBY, 267).

Vele mannen zullen zeggen dat zij driftig van aard zijn en proberen dat aan te wenden als excuus voor daden waar zij zich voor schamen. Ik zal u zeggen, geen mens onder de hier aanwezigen is zo onverzettelijk en koppig als ik. Maar er is ook geen mens op aarde die zijn drift niet kan overwinnen, mits hij daar ernstig naar streeft. Wanneer u drift voelt opkomen, zonder u dan af op een plek waar u niet te horen bent; laat niemand van het gezin u zien of horen terwijl de driftbui woedt, maar verzet u totdat zij u verlaat; en bid om kracht om te overwinnen. Zoals ik al vele malen tegen de ouderlingen heb gezegd, bid in uw gezin; en als u, wanneer het moment om te bidden gekomen is, niet vervuld bent van de geest van gebed en uw knieën niet willen buigen, zeg dan tegen ze: ‘Knieën, op de grond, jullie’; en dwing ze te buigen, en blijf daar totdat u de Geest des Heren verkrijgt. Wanneer de geest zwicht voor het lichaam, ontaardt hij; maar als het lichaam zwicht voor de geest, wordt het zuiver en heilig. Wordt niet zo toornig dat u niet kunt bidden; sta uzelf niet toe zo toornig te worden dat u, mocht de gelegenheid zich voordoen, een vijand niet te eten kunt geven – zelfs uw ergste vijand. Er bestaat onrechtvaardige toorn en er bestaat rechtvaardige toorn. De Heer staat niet toe dat er onrechtvaardige toorn bij Hem opkomt; maar Hij kent wel toorn, en Hij zal een rechtsgeding met de volken hebben, en Hij zal hen schudden in de zeef, en geen enkele macht zal zijn hand tegen kunnen houden (DBY, 266).

Wanneer ik tot toorn wordt geprikkeld door andermans kwade handelingen, beteugel ik mezelf zoals ik een wild paard zou beteugelen, en ik krijg de overhand. Sommigen denken en zeggen dat het ze goed doet wanneer ze razend zijn en die gevoelens de vrije loop laten door middel van schelden en tieren. Dat is echter een misvatting. Het doet u geen goed, maar heeft van kwaad erger gemaakt. Wanneer u meent en zegt dat het u goed doet, hecht u geloof aan een leugen. Wanneer de verbolgenheid en verbittering van het mensenhart gestalte krijgen in de vorm van woorden die met geweld tegen het hoofd van een ander worden geslingerd, zonder enige remming, zal het vuur, zodra het is uitgewoed, door een futiliteit opnieuw losbarsten, totdat alles in lichterlaaie staat (DBY, 266).

When my feelings are aroused to anger by the ill-doings of others, I hold them as I would hold a wild horse, and I gain the victory. Some think and say that it makes them feel better when they are mad, as they call it, to give vent to their madness in abusive and unbecoming language. This, however, is a mistake. Instead of its making you feel better, it is making bad worse. When you think and say it makes you better you give credit to a falsehood. When the wrath and bitterness of the human heart are moulded into words and hurled with violence at one another, without any check or hindrance, the fire has no sooner expended itself than it is again re-kindled through some trifling course, until the course of nature is set on fire (DBY, 266).

Nu draag ik u weer op, en ik draag mezelf op, niet toornig te worden. Laat de toorn nooit in uw hart ontsteken. Nee, Brigham, laat de toorn nooit in uw hart ontsteken, nooit, maar dan ook nooit! Hoewel het uw taak kan zijn te kastijden en de mensen scherpe woorden toe te voegen, sta niet toe dat de toorn ontsteekt, nee, nooit! (DBY, 265.)

Houd op met uw toorn en gemelijkheid en dien de Heer welgemoed en met eenvoud des harten. U hoeft geen heil te verwachten, tenzij u anderen datzelfde heil kunt toedienen, zowel door voorschrift als door voorbeeld. Als u medeleven van mij verwacht, toon mij die dan. Als u vriendelijke woorden van mij verlangt en een vriendelijke behandeling, laat mij dan dezelfde zegen ervaren die u zelf wenst; en zo zult u behouden worden (DBY, 268–269).

Als u zwicht voor uw toorn, zal het alles in lichterlaaie zetten, (…) en wellicht zult u degenen die met u twisten ook in lichterlaaie zetten. Wanneer u het gevoel krijgt te zullen barsten, zeg dan ‘barst maar’ tegen die oude ketel en lach om de verleiding om kwaad te spreken. Als u daarin volhard, zult u weldra meester over uzelf zijn in die mate dat u uw tong zo niet hebt getemd, dan toch beheerst, en in staat bent te spreken wanneer het moet, en te zwijgen wanneer het moet (DBY, 269).

Wij willen dat onze geest, kennis, macht en beginselen ons temperament regeren en beheersen; er is geen gevaar voor teveel [toorn] als wij die maar laten beheersen door de Geest van de Almachtige. Ieder denkend wezen op aarde is toebereid voor heerlijkheid, schoonheid, uitmuntendheid en kennis hier, en voor onsterfelijkheid en eeuwige levens in de toekomende werelden. Maar ieder wezen dat dit bereikt, moet geheiligd zijn voor God en volkomen worden beheerst door diens Geest. Wanneer ik op die wijze door de Geest van de Allerhoogste word beheerst, ben ik koning. Ik ben oppermachtig wat de beheersing van mijzelf betreft (DBY, 264–265).

Wij kunnen onze tong beheersen.

Als u eerst macht verwerft om uw woorden te beheersen, zult u de macht beginnen te verwerven om uw inzicht te beheersen en uiteindelijk de macht verwerven om uw gedachten en overwegingen te beheersen (DBY, 267–268).

U moet erin slagen uw tong aan uw wil te onderwerpen, zodat u die nooit kwaad laat spreken en hij volmaakt gehoorzaam zal zijn aan uw inzicht en het verstand dat God u heeft gegeven, en u volmaakt gehoorzaam bent aan de wil van het heilig evangelie (DBY, 268).

Wij horen vaak mensen zich verontschuldigen voor hun lompe manieren en aanstootgevende taal met de opmerking ‘Ik ben nu eenmaal geen huichelaar’, waarmee zij zichzelf lof toezwaaien voor iets wat totaal niet lofwaardig is. Wanneer het kwade bij mij opkomt, laat mij er dan een mantel overheen werpen, het in toom houden in plaats van het te luchten in de valse veronderstelling dat ik eerlijk ben en geen huichelaar. Laat uw tong het kwade in uw hart niet uiten, maar gebied uw tong stil te zijn totdat het goede het kwade overwint, totdat uw toorn voorbij is en de goede Geest uw tong ertoe zal bewegen zegenrijke, vriendelijke woorden te spreken (DBY, 266).

Als iemand de gewoonte heeft de naam van God ijdel te gebruiken, houd daar dan vandaag, morgen en de rest van de week mee op, en ga zo door, dan zult u spoedig kracht verkrijgen om de gewoonte geheel te overwinnen; u zult macht verkrijgen over uw woorden (DBY, 268).

Sommigen hebben de gewoonte over hun naasten te roddelen, om verhalen rond te strooien waar zij niets van afweten, behalve dat Tante Suze zei dat nicht Loes aan tante Betsy had verteld dat haar oude tante Ruth iets had gezegd, of dat iemand een droom had gehad; en tegen de tijd dat het verhaal of de droom uw oren bereikt, is het slechts schijnbaar een feit en besteedt u uw tijd aan dwaas geklets dat niets voorstelt, of waar u niets mee te maken heeft. Er wordt vermeld dat een zeker iemand een overtreding heeft begaan, en tegen de tijd dat het verhaal de ronde heeft gedaan, is het overgoten met de saus van de roddelaar en de kwaadspreker – het is doortrokken van hun geest. De een na de ander doet er aan mee en zegt, ‘Dat is waar – het is een goede zaak, je hebt ’t bij het rechte eind, en die ander zeker niet’, terwijl zij de ware toedracht niet kennen, en aldus geven zij aanleiding tot volkomen ongegronde kwade gevoelens onderling. Vooraleer we veroordelen, moeten we wachten totdat de hemelen duidelijk een fout bij een vader, broer, zuster, echtgenote, echtgenoot of buurman aangeven. En als de hemel een fout bekendmaakt, wacht dan totdat de Heilige Geest u openbaart dat het om een fout gaat. Laat de Vader u zeggen dat de persoon aan wie u denkt, of over wie u spreekt, inderdaad in overtreding is. Belaster niemand. Wanneer u weet wat het goede is en in staat bent iemand die overtreedt te corrigeren, dan is er tijd genoeg voor u om een oordeel te vellen (DBY, 228).

Er is geen mens op aarde die de gewoonte heeft om te stelen, die er niet mee op kan houden (…) mits hij daartoe bereid is. Dat geldt ook voor de leugenaar; hij kan ermee ophouden te liegen, het niet meer doen, en voortaan de waarheid vertellen. [Hij of zij] moet het alleen maar willen, en [die wil] zal de leugenaar in staat stellen om waarheidlievend te zijn, de dief in staat stellen om eerlijk te zijn, en de vloeker in staat stellen om op te houden met zijn godslasterlijke taal (DBY, 264).

Laten we, nu we het voorrecht hebben om tot elkaar te spreken, bemoedigende en troostende woorden spreken. Laat uw licht schijnen als u de Geest van heiligheid en reinheid in uw hart voelt. Als u door Satan beproefd en verleid en geslagen wordt, houd uw gedachten dan voor u – zwijg; want spreken brengt vruchten voort, hetzij goede, hetzij slechte (DBY, 166).

Er is een oud gezegde dat vaak van toepassing is. Het luidt: ‘Denk twee keer na voor u spreekt, en drie keer voor u handelt.’ Wanneer wij onszelf scholen om na te denken over wat we van plan zijn te doen, vóór wij het doen, en inzicht hebben om te weten, en macht om het goede te doen, kunnen wij daardoor het kwaad vermijden (DBY, 268).

Het is ook een kostbare gave die sommige mensen schijnen te bezitten, dat zij voldoende kennis hebben om niet te spreken totdat zij iets kunnen zeggen tot voordeel en nut van zichzelf of anderen, of beiden (DBY, 268).

Studiesuggesties

Wij kunnen ons beheersen en ons onderwerpen aan de wil van God.

  • President Young heeft ons geleerd dat de wil ‘een kenmerk is van het karakter van de Goden.’ Hij heeft ook gezegd dat onze wil een gave van God is. Door welk proces wordt de wil van de mens als die van God? (Zie ook Mosiah 3:19.) Hoe kunnen ouders de wil van kinderen en anderen met wijsheid leiden zonder iemands geest te breken? Hoe hebben uw ouders of leiders met succes uw wil met wijsheid geleid?

  • Wat wil het zeggen ‘in Gods handen als klei te zijn in de handen van de pottenbakker’? Hoe kunnen wij ons volkomen aan de wil van de Heer onderwerpen en toch onze individualiteit bewaren?

Wij kunnen ons beheersen totdat wij alles ‘onderwerpen aan de wet van Christus’.

  • Hoe zal het weerstaan van één verleiding ons vermogen vergroten om alle verleiding te weerstaan? President Young heeft ons geleerd dat we onze begeerten moeten ‘onderwerpen aan de geest’ om ‘te worden opgewekt om het eeuwige leven te beërven.’ Hoe bereidt gehoorzaamheid aan onze geestelijke neigingen in plaats van aan onze lichamelijke neigingen ons voor op de verhoging?

  • Op welke ‘uitgelezen gaven’ van God bereiden we ons voor door onszelf te beheersen?

  • Waarom moeten wij ons kunnen beheersen voor wij anderen kunnen leiden?

  • Wat zal president Young hebben bedoeld toen hij zei ‘dat de grootste gave die God de mens ooit heeft gegeven het goede, gezonde, betrouwbare besef is om te weten hoe we onszelf moeten besturen’? Hoe kunnen wij onszelf besturen en ons tegelijkertijd onderwerpen aan de wil van de Vader?

Wij kunnen onze begeerten en emoties beheersen.

  • Wat zijn enkele van de ‘weerspannige begeerten’ die wij moeten beheersen? Hoe kunnen wij met succes zulke begeerten en handelingen beteugelen?

  • Hoe kunnen wij het verschil kennen tussen ‘rechtvaardige toorn’, zoals de Heiland die bij tijd en wijle ten toon heeft gespreid, en ‘onrechtvaardige toorn’?

  • Wat zijn de gevolgen wanneer wij toegeven aan toornige gevoelens? (Zie ook Jakobus 3:5–6.) Welke raad krijgen wij van president Young inzake het beheersen van toorn? Hoe helpt onderwerping aan de Geest ons om onze toorn te beheersen?

Wij kunnen onze tong beheersen.

  • Hoe kunnen we ‘de macht verwerven om [onze] gedachten en overwegingen te beheersen?

  • Welke raad heeft president Young gegeven aan hen die zeggen liever aanstootgevend te spreken dan een huichelaar te zijn?

  • Hoe kunnen we onze tong beheersen wanneer wij in de verleiding zijn om (1) de naam van God ijdel te gebruiken, (2) te roddelen, (3) iemands goede naam te beschadigen (zie ook LV 136:23–24), of (4) een familielid of vriend in verlegenheid te brengen of omlaag te halen? (Zie ook LV 52:16.)

  • Wat moeten we doen als we onvriendelijk over anderen denken?

Afbeelding
President Brigham Young

President Young heeft de heiligen geleerd om in alle aspecten van ons leven zelfbeheersing te betrachten.