2021
In zijn naam zegenen
Mei 2021


In zijn naam zegenen

Het doel van het priesterschap ontvangen, is ons in staat te stellen om onze naasten namens de Heer te zegenen.

Beste broeders, mededienstknechten in het priesterschap van God, wat een eer dat ik vanavond tot u kan spreken. U hebt mijn respect en dank. Als ik met u spreek en hoor hoe groot uw geloof is, dan geloof ik echt dat de priesterschapsmacht in de wereld blijft toenemen, met quorums die steeds sterker worden en priesterschapsdragers die steeds getrouwer worden.

Vanavond zal ik mij in de korte tijd die mij is toebedeeld, richten tot u die nog doeltreffender in uw persoonlijke priesterschapstaken wil zijn. U bent bekend met de opdracht om uw dienende roeping groot te maken.1 Maar misschien vraagt u zich af wat uw roeping grootmaken voor u betekent.

Ik begin bij de nieuwste diakenen, omdat zij hoogstwaarschijnlijk niet precies weten wat het zou kunnen betekenen om hun priesterschapstaken groot te maken. Ik raad pasgeordende ouderlingen aan te luisteren. En voor een bisschop die net is geroepen, kan het ook interessant zijn.

Het is leerzaam voor mij om terug te kijken op mijn tijd als diaken. Ik wou dat iemand mij toen verteld had, wat ik u nu ga voorstellen. Het had mij van pas kunnen komen bij alle priesterschapstaken die ik sindsdien heb vervuld, zelfs de taken die ik nu te vervullen heb.

Ik ben in een kleine gemeente tot diaken geordend, zo klein dat ik de enige diaken was. Mijn broer Ted was de enige leraar. We waren het enige gezin in de gemeente. De hele gemeente kwam bij ons thuis bijeen. De priesterschapsleider van mijn broer en mij was een nieuw lid dat zelf nog maar net het priesterschap had ontvangen. Ik verkeerde toen in de veronderstelling dat ik maar één priesterschapstaak had, namelijk het avondmaal ronddienen in onze eetkamer.

Toen ons gezin naar Utah verhuisde, kwam ik in een grote wijk met veel diakenen. Tijdens mijn eerste avondmaalsdienst daar zag ik dat de diakenen – in mijn ogen een leger – het avondmaal als een goed gesmeerd team met precisie ronddienden.

Ik was zo bang dat ik de zondag daarop al vroeg naar de kerk ging om daar in mijn eentje te zijn, zodat niemand me kon zien. Dit speelde zich af in de wijk Yalecrest in Salt Lake City, en wat ik me herinner was dat er een standbeeld op het terrein stond. Achter dat standbeeld bad ik vurig om hulp bij het ronddienen van het avondmaal omdat ik geen fout wilde maken. Dat gebed werd verhoord.

Maar nu weet ik dat er een betere manier van bidden en nadenken is, zeker als we ons best doen om in onze priesterschapstaken te groeien. Dat komt doordat ik nu begrijp waarom iemand het priesterschap ontvangt. Het doel van het priesterschap ontvangen, is ons in staat te stellen om onze naasten namens de Heer te zegenen.2

Pas jaren later leerde ik wat dat praktisch inhoudt. Zo kreeg ik als hogepriester bijvoorbeeld de taak om een avondmaalsdienst in een verzorgingshuis bij te wonen. Mij werd gevraagd het avondmaal rond te dienen. In plaats van mij bezig te houden met de procedure of de precisie waarmee ik het avondmaal ronddiende, keek ik nu iedere bejaarde in de ogen. Bij veel van hen zag ik tranen opwellen. Een vrouw greep mijn mouw vast, keek op en zei: ‘O, dank je, dank je.’

De Heer had mijn dienstwerk gezegend, dat ik in zijn naam had gedaan. Eerder die dag had ik om een dergelijk wonder gebeden, in plaats van te bidden om mij bij de vervulling van mijn taak te helpen. Ik bad dat die mensen dankzij mijn liefdevolle werk de liefde van de Heer zouden voelen. Ik leerde ervan dat dit de sleutel is tot anderen in zijn naam dienen en zegenen.

Ik hoorde onlangs over een voorval dat mij aan dergelijke liefde herinnerde. Toen de covidpandemie het nodig maakte om alle kerkbijeenkomsten op te schorten, accepteerde een dienende broeder een taak van zijn quorumpresident ouderlingen om het avondmaal te bedienen aan een zuster die onder zijn bedieningsgezinnen viel. Toen hij haar opbelde om voor het avondmaal langs te komen, ging ze schoorvoetend akkoord, omdat ze het naar vond om hem in zo’n gevaarlijke tijd bij zijn gezin weg te halen, vooral ook omdat ze van mening was dat het allemaal snel weer voorbij zou zijn.

Toen hij die zondagmorgen bij haar langsging, had ze een verzoek. Of ze misschien naar haar 87-jarige buurvrouw konden gaan, zodat die ook van het avondmaal kon nemen? Na goedkeuring van de bisschop, stemde hij toe.

Dat groepje heiligen is, met zorgvuldige inachtneming van afstandsregels en andere veiligheidsmaatregelen, vele weken lang elke zondag bij elkaar gekomen om een eenvoudige avondmaalsdienst te houden. Slechts enkele stukjes gebroken brood en bekertjes water – maar vele vergoten tranen voor de goedertierenheid van een liefdevolle God.

Na verloop van tijd zijn de dienende broeder, zijn gezin, en de zuster die hij bediende, weer naar de kerk gegaan. Maar de 87-jarige weduwe, de buurvrouw, moest, als pure voorzorgsmaatregel, thuis blijven. De dienende broeder gaat tot op de dag van vandaag – bedenk wel dat zijn taak niet de weduwe zelf betrof, maar haar buurvrouw – elke zondag, zonder dat iemand ervan afweet, met zijn Schriften en een stukje brood, bij haar langs om het avondmaal van de Heer te bedienen.

Zijn priesterschapstaak vervult hij, net als ik die dag in het verzorgingshuis, uit liefde. Deze dienende broeder heeft onlangs zelfs aan zijn bisschop gevraagd of er anderen in de wijk waren die hij kon dienen. Zijn verlangen om zijn priesterschapstaken groot te maken is gegroeid nu hij in naam van de Heer dient, en wel zo dat haast alleen de Heer ervan afweet. Ik weet niet of deze dienende broeder net als ik heeft gebeden voor de mensen die hij dient, zodat zij de liefde van de Heer mogen voelen, maar doordat hij in de naam van de Heer dient, is het resultaat hetzelfde.

Datzelfde geweldige resultaat is er als ik bid voordat ik een priesterschapszegen aan iemand geef die ziek is of een moeilijke tijd doormaakt. Jaren geleden drongen de artsen in een ziekenhuis er bij mij op aan – of eigenlijk was het meer commanderen – om op te schieten en weg te wezen zodat ze hun werk konden doen, in plaats van mij in de gelegenheid te stellen een priesterschapszegen te geven. Ik ben gebleven en heb een zegen gegeven. En dat kleine meisje dat ik die dag een zegen gaf, bleef leven, hoewel haar artsen dachten dat ze zou sterven. Nu ben ik dankbaar dat ik die dag mijn eigen gevoelens opzij wist te schuiven, omdat ik het gevoel had dat de Heer wilde dat dat kleine meisje een zegen kreeg. En ik wist wat de zegen was: ik zegende haar met genezing. En ze genas.

Het is vaak gebeurd dat ik een zegen gaf aan iemand die op het randje van de dood leek te zweven, met familieleden aan het bed die op een zegen van genezing hoopten. Zelfs als ik weinig tijd krijg, bid ik altijd om te weten welke zegen de Heer in petto heeft die ik in zijn naam kan geven. En ik bid om te weten hoe Hij die persoon wil zegenen, niet om wat ik of de mensen bij het bed willen. Mijn ervaring is dat de Geest hun hart beroert, zelfs als de zegen niet is wat de anderen voor zichzelf of hun dierbare willen, zodat ze berusting en troost ervaren in plaats van teleurstelling.

Dezelfde inspiratie komt als een patriarch vast en om leiding bidt, zodat hij de zegen kan geven die de Heer wil dat hij iemand geeft. Nogmaals, ik heb zegens gegeven die mij, en ook de persoon die de zegen kreeg, verrasten. Het was duidelijk dat de zegen van de Heer kwam – zowel de waarschuwingen als de beloften die in zijn naam werden uitgesproken. De Heer beloonde het gebed en het vasten van de patriarch.

Als bisschop leerde ik om tijdens normengesprekken te bidden, zodat de Heer mij kon laten weten wat Hij voor die persoon wilde. Ook bad ik dat de inspiratie waarvan Hij mij voorzag, niet door mijn eigen oordeel zou worden vertroebeld. Dat is moeilijk als de Heer iemand liefdevol wil zegenen door hem bij te sturen. Het vergt moeite om onderscheid te maken tussen wat de Heer van u wil en wat de andere persoon misschien wil.

Ik geloof dat wij onze priesterschapstaken in dit leven kunnen grootmaken, en misschien wel in het volgende. Het zal afhangen van de vraag hoe ijverig we ons best doen om de wil van de Heer te kennen, en hoezeer wij zijn stem willen horen, zodat we duidelijker weten wat Hij wil voor degene die wij namens Hem dienen. Dat grootmaken zal in kleine stapjes gebeuren. Het zal zich misschien langzaam voltrekken, maar het zal gebeuren. De Heer belooft dit aan ons:

‘Want wie ook getrouw zijn zodat zij deze twee priesterschappen, waarvan Ik heb gesproken, verkrijgen en hun roeping grootmaken, worden door de Geest geheiligd ter vernieuwing van hun lichaam.

‘Zij worden de zonen van Mozes en van Aäron en het nageslacht van Abraham, en de kerk en het koninkrijk, en de uitverkorenen van God.

‘En ook: Allen die dit priesterschap ontvangen, ontvangen Mij, zegt de Heer.’3

Ik getuig tot u dat de sleutels van het priesterschap via de profeet Joseph Smith zijn hersteld. Er zijn dienstknechten van de Heer uit de hemel neergedaald om het priesterschap te herstellen voor de grote gebeurtenissen die zich al hebben ontvouwd en die voor ons liggen. Israël zal worden vergaderd. Het volk van de Heer zal op zijn glorieuze wederkomst worden voorbereid. De herstelling zal voortgaan. De Heer zal meer van zijn wil aan zijn profeten en aan zijn dienstknechten openbaren.

Misschien voelt u zich klein vergeleken met de omvang van wat de Heer zal doen. Als dat het geval is, spoor ik u aan de Heer in gebed te vragen hoe Hij u ziet. Hij kent u persoonlijk, Hij heeft u het priesterschap verleend, en dat u het aanneemt en grootmaakt, is voor Hem van belang, omdat Hij u liefheeft en het u toevertrouwt om mensen die Hij liefheeft, in zijn naam te zegenen.

Ik zegen u nu dat u zijn liefde en zijn vertrouwen zult voelen. In de naam van de Heer Jezus Christus. Amen.