2015
Mijn les over liefde
Juni 2015


Dienen in de kerk

Mijn les over liefde

De auteur woont in Californië (VS).

Ik had niet verwacht dat ik tijdens het dienstbetoonproject zoveel zou leren over de liefde van onze hemelse Vader voor zijn kinderen.

Afbeelding
Illustration depicting a woman talking to an elderly woman in a wheelchair.

Illustratie Doug Fakkel

Het klonk als een gewoon dienstbetoonproject: een aantal ZHV-zusters bij elkaar krijgen om in het zorgcentrum van het plaatselijke ziekenhuis wat liederen te zingen. Er zaten geen leden van onze wijk in het zorgcentrum.

We zaten in een kleine ruimte met negen oude patiënten die tegenover ons in hun rolstoel zaten. Ze keken ons wezenloos aan, zonder enige gelaatsuitdrukking. Het was heet en benauwd, en ik dacht: zingen en wegwezen.

Ik dirigeerde, dus keerde ik mijn rug naar de patiënten toe en concentreerde me op de muziek. Toen we begonnen te zingen, hoorde ik een patiënt ‘Mama, mama’ roepen. Een ander klapte en maakte geluiden. Ik voelde me niet op mijn gemak, maar over enkele minuten zouden we klaar zijn en naar huis gaan.

Toen we op het punt stonden om onze laatste lofzang te zingen, ‘Gij zijt groot’ (Lofzangen, nr. 54), nodigden we de patiënten en het verplegend personeel uit om mee te zingen. Ik draaide me om om hen te dirigeren. En toen zag ik haar — een gerimpeld vrouwtje met grijs haar. Haar schoot lag vol met papieren zakdoekjes die nat waren van haar tranen.

Ze gebaarde naar me en wilde dat ik naar haar toe kwam. Dat deed ik, en toen ik bij haar was, pakte ze mijn hand beet. Haar hele lichaam beefde en ze fluisterde: ‘Ik ben lid van de kerk. Het is zo fijn dat mijn zusters hier zijn.’

De Geest vervulde mijn ziel. Ik knielde naast haar neer, en de tranen stroomden over mijn wangen. Ze legde haar magere armpje om me heen en klopte op mijn schouder, alsof ze mijn gevoelens begreep. Iedereen zong de lofzang, maar ik kon het eerste vers niet eens zingen.

Toen de patiënten en het personeel over Gods grootheid zongen, vervulde de Geest de hele ruimte en was iedereen ontroerd. Ik kreeg eindelijk mijn gevoelens weer onder controle en zong met de anderen:

Als Christus komt met blijde lofgezangen,

mij huiswaarts voert, ja, naar des Vaders schoot,

dan buig ik neer in need’rig, groot verlangen

en daar belijd ik: Here, Gij zijt groot!

Na het zingen spraken de ZHV-zusters nog even met de patiënten en het personeel. De zuster met het grijze haar vertelde ons dat ze eenzaam was en vond dat ze zich onder vreemden bevond totdat wij kwamen. Wij wisten niet dat ze daar zou zijn, maar onze hemelse Vader wel.

Ik werd eraan herinnerd dat al deze mensen onze broeders en zusters zijn, dat zij liefde en steun nodig hebben, en dat ik op een dag op hun plek kan zitten. Ik was ontroerd omdat we een werktuig in de handen van een liefdevolle Vader waren, en ik was dankbaar dat ik door ons dienstbetoonproject een grote les in liefde had geleerd.