2008
Een rechtschapen voorbeeld
Mei 2008


Een rechtschapen voorbeeld

Het is onze plicht om zo te leven dat wij een rechtschapen voorbeeld zijn.

Afbeelding
President Thomas S. Monson

Ik ben mij vanavond bewust, broeders, dat u in dit Conferentiecentrum en duizenden van u op andere plaatsen samen het grootste aantal priesterschapsdragers vormt dat ooit bijeen is gekomen. Wij maken deel uit van de grootste broederschap in de wereld. We kunnen ons gelukkig en gezegend prijzen dat we deel van Gods priesterschap uitmaken.

Wij zijn geïnstrueerd en opgebouwd door geïnspireerde boodschappen. Ik bid dat ik onderwerp mag zijn van uw geloof en gebeden nu ik u vertel welke gedachten en gevoelens mij de laatste tijd hebben beziggehouden bij de voorbereiding van deze toespraak.

Als dragers van het priesterschap zijn wij in een moeilijke tijd op aarde gekomen. Wij leven in een gecompliceerde wereld vol conflicten. Politieke intriges vernietigen de stabiliteit van landen, potentaten grijpen naar de macht, en delen van de samenleving lijken voor altijd onderdrukt, ontdaan van enige groeimogelijkheden en met een gevoel van mislukking achtergelaten.

Wij die tot het priesterschap van God geordend zijn, kunnen het verschil uitmaken. Als we ons voor de hulp van de Heer kwalificeren, kunnen we in zijn heilige dienst jongens opbouwen, mannen genezen, en wonderen tot stand brengen. Onze mogelijkheden zijn onbeperkt.

Het is aan ons om een goed voorbeeld te zijn. Wij worden gesterkt door de waarheid dat de grootste kracht in de wereld de macht van God is die door de mens zijn uitwerking heeft. Wie in dienst van de Heer zijn, broeders, hebben recht op de hulp van de Heer. Vergeet die waarheid nooit. Die goddelijke hulp is uiteraard afhankelijk van onze rechtschapen levenswandel. Ieder moet zich afvragen: Zijn mijn handen rein? Is mijn hart zuiver? Ben ik een goede dienstknecht van de Heer?

Wij worden omringd door zoveel dat onze aandacht wil afleiden van al wat deugdzaam en goed is, en ons wil verlokken tot dat wat ons onwaardig maakt voor het priesterschap dat wij dragen. Ik zeg dat niet alleen tegen de jongemannen van de Aäronische priesterschap, maar tegen mannen van alle leeftijden. Gedurende ons leven krijgen we te maken met verleiding in verschillende vormen.

Broeders, leven wij altijd zó dat we onze heilige priesterschapstaken uit kunnen voeren? Jongemannen — de priesters onder jullie — zitten jullie op zondag rein van lichaam en geest achter de avondmaalstafel om de zinnebeelden van het avondmaal te zegenen? Jongemannen — de leraars onder jullie — leven jullie zó dat jullie in aanmerking komen om het avondmaal klaar te zetten? Diakenen, bedienen jullie de leden van de kerk het avondmaal in de wetenschap dat je die taak waardig bent? Begrijpt ieder van jullie hoe belangrijk alle heilige taken zijn die jullie verrichten?

Jonge vrienden, wees sterk. De filosofieën van de mens zijn overal om ons heen. Tegenwoordig draagt de zonde vaak het masker van tolerantie. Laat je niet misleiden; achter die fa -çade schuilt hartzeer, verdriet en pijn. Jullie weten wat goed en wat verkeerd is, en geen enkele vermomming, hoe aantrekkelijk ook, kan dat veranderen. De aard van de overtreding verandert niet. Als zogenaamde vrienden je aansporen om iets te doen waarvan je weet dat het verkeerd is, wees jij dan degene die pal staat voor het goede, ook al sta je dan alleen. Heb de moed om een licht te zijn dat anderen kunnen volgen. Er is geen betere vriend dan je eigen zuivere geweten, je eigen zedelijke reinheid — en wat is het een heerlijk gevoel als je weet dat je op de jou aangewezen plek staat, rein en met het vertrouwen dat je dat verdient.

Broeders van de Melchizedekse priesterschap, streeft u er elke dag ijverig naar om te leven zoals het hoort? Bent u vriendelijk en lief voor uw vrouw en kinderen? Bent u eerlijk in uw betrekkingen met anderen — altijd en in alle omstandigheden?

Als een van u is gestruikeld, is er altijd hulp om weer rein te worden. Uw bisschop of gemeentepresident wil maar al te graag helpen en zal vol begrip en medeleven alles doen wat in zijn vermogen ligt om u te helpen met uw bekeringsproces, zodat u weer in rechtschapenheid voor de Heer kunt staan.

Velen van u zullen zich president N. Eldon Tanner herinneren, die raadgever van vier kerkpresidenten was. Hij was gedurende zijn hele carrière in de industrie, tijdens zijn ambtsperiode als regeringsfunctionaris in Canada, alsmede in zijn privéleven een onwankelbaar voorbeeld van rechtschapenheid. Hij heeft ons deze geïnspireerde raad gegeven:

‘Niets levert grotere vreugde en meer succes op dan te leven naar de leringen van het evangelie. Wees een voorbeeld; wees een goede invloed. (…)

Ieder van ons is voorsterfelijk geordend tot het een of andere werk als [Gods] gekozen dienstknecht op wie Hij het priesterschap heeft gemeend te moeten bevestigen, en de macht om in zijn naam te handelen. Bedenk altijd dat de mensen naar u opzien voor leiding en dat u het leven van mensen beïnvloedt, ten goede of ten kwade, welke invloed nog generaties lang te voelen zal zijn.’1

Broeders, ik herhaal dat het als dragers van het priesterschap van God onze plicht is om zo te leven dat wij een rechtschapen voorbeeld zijn dat anderen kunnen volgen. Toen ik nadacht over hoe we het beste zo’n voorbeeld kunnen zijn, schoot me iets te binnen dat ik jaren geleden meemaakte tijdens een ringconferentie. Tijdens de algemene bijeenkomst zag ik een jongetje bij zijn familie op de voorste rij van het ringgebouw zitten. Ik zat op het podium. In de loop van de bijeenkomst viel mij op dat als ik het ene been over het andere deed, het jongetje hetzelfde deed. Als ik het andersom deed en het andere been over het eerste heen deed, volgde hij mij. Legde ik mijn handen op mijn schoot, dan deed hij hetzelfde. En liet ik mijn kin op mijn hand rusten, hij deed het ook. Wat ik ook deed, hij imiteerde alles. Dit ging een tijdje zo door, totdat het moment naderde waarop ik de aanwezigen toe zou spreken. Ik besloot hem op de proef te stellen. Ik keek hem recht aan, om zeker te zijn dat ik zijn aandacht had, en toen bewoog ik mijn oren heen en weer. Hij deed een vergeefse poging om het na te doen, maar ik had hem te pakken! Hij kreeg het gewoon niet voor elkaar om zijn oren heen en weer te bewegen. Hij wendde zich tot zijn vader, die naast hem zat, en fluisterde hem iets toe. Hij wees naar zijn oren en toen naar mij. Toen zijn vader in mijn richting keek, blijkbaar om mijn oren heen en weer te zien bewegen, zat ik ernstig met mijn armen over elkaar en verroerde geen vin. De vader wierp een sceptische blik naar zijn zoon, die er enigszins verslagen uitzag. Uiteindelijk liet hij me een schaapachtige grijns zien en haalde zijn schouders op.

Ik heb in de loop der jaren over die ervaring nagedacht, want ik bedacht dat we vooral als we jong zijn de neiging hebben om het voorbeeld van onze ouders, leiders en leeftijdgenoten te volgen. De profeet Brigham Young heeft gezegd: ‘We mogen onszelf nooit toestaan om iets te doen waarvan we niet willen dat onze kinderen dat doen. We zouden het goede voorbeeld moeten geven en wensen dat ze het navolgen.’2

Tot diegenen onder u die vaders zijn van jongens, of leiders van jongens, zeg ik: streef ernaar het voorbeeld te zijn dat die jongens nodig hebben. De vader moet uiteraard het allerbeste voorbeeld zijn, en de jongen die gezegend is met een goede vader, heeft geluk. Maar zelfs een voorbeeldig gezin met een ijverige en getrouwe vader en moeder kan nog altijd alle steun en hulp gebruiken die ze kunnen krijgen van goede mannen die echt om de jongens geven. En dan is er de jongen zonder vader, of wiens vader momenteel niet zo’n goed voorbeeld is als hij zou moeten zijn. Voor die jongen heeft de Heer een netwerk met helpers in het leven geroepen in de kerk: bisschoppen, adviseurs, leerkrachten, scoutleiders en huisonderwijzers. Als het programma van de Heer goed werkt, zou geen enkele jongeman in de kerk zonder de invloed van goede mensen moeten zijn.

Hoe doeltreffend een geïnspireerde bisschop, adviseur of leerkracht is, heeft erg weinig te maken met uiterlijke kenmerken als macht of een overvloed aan wereldse goederen. De leiders die de meeste invloed hebben, zijn meestal zij wier hart brandt met het vuur van toewijding aan de waarheid, die laten zien dat je pas een man bent als je je plichten gehoorzaamt, die een alledaags voorval kunnen omtoveren tot een blik op de persoon die wij willen zijn.

En laten we onze Heiland, Jezus Christus, die in feite ons voornaamste voorbeeld is, niet over het hoofd zien. Zijn geboorte is voorzegd door profeten; engelen kondigden het begin van zijn aardse zending aan. Hij ‘groeide op, en werd gesterkt in de geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem.’3

Jezus liet Zich door Johannes in de rivier dopen die de Jordaan genoemd wordt, en begon zijn formele bediening onder de mensen. Jezus keerde zich af van de bedrieglijke redeneringen van Satan. Hij richtte zich op de taak die zijn Vader Hem had toegewezen, wijdde er zijn hart aan en gaf er zijn leven voor. En wat een zondeloos, onzelfzuchtig, edel en goddelijk leven was het. Jezus werkte. Jezus had lief. Jezus diende. Jezus getuigde. Hoe kunnen we een beter voorbeeld vinden om na te volgen? Laten we nu, meteen vanavond, daarmee beginnen. Leg voor altijd uw oude zelf af en daarmee ook verslagenheid, wanhoop, twijfel en ongeloof. Dan krijgen we een hernieuwing van ons leven — een leven van geloof, hoop, moed en vreugde. Geen taak lijkt dan te groot, geen verantwoordelijkheid weegt ons dan te zwaar, geen plicht is een last. Alles wordt mogelijk.

Vele jaren geleden heb ik gesproken over iemand die de Heiland als voorbeeld nam, die standvastig en trouw was, sterk en rechtschapen in alle stormen van het leven. Hij maakte moedig zijn priesterschapsroepingen groot. Hij is een voorbeeld voor ons allemaal. Zijn naam was Thomas Michael Wilson, zoon van Willie en Julia Wilson uit Lafayette, in Alabama.

Al in zijn tienerjaren — het gezin was toen nog geen lid van de kerk — kreeg hij kanker. Er volgde pijnlijke bestralingstherapie, waarna het weer een poosje goed met hem ging. Deze ziekte bracht het gezin niet alleen tot het besef dat het leven waardevol is, maar ook dat het kort kan zijn. Zij wendden zich tot godsdienst om hen door deze moeilijke periode heen te helpen. Na enige tijd kwamen ze in contact met de kerk en uiteindelijk lieten allen behalve de vader zich dopen. Toen hij het evangelie had aangenomen, hunkerde de jonge broeder Wilson ernaar om op zending te gaan, ook al was hij ouder dan de meeste jonge mannen die op zending gaan. Hij was 23 toen hij werd geroepen om in het zendingsgebied Salt Lake City (Utah) te werken.

Ouderling Wilsons collega’s beschreven zijn geloof als onvoorwaardelijk, onwrikbaar en vastberaden. Hij was een voorbeeld voor iedereen. Maar na elf maanden zending kwam de ziekte terug. Wegens botkanker moesten zijn arm en schouder geamputeerd worden. Toch zette hij zijn zendingswerk door.

De moed die ouderling Wilson tentoonspreidde en zijn vurige verlangen om op zending te blijven, troffen zijn vader, die geen lid was, zozeer dat hij de leringen van de kerk onderzocht en zich ook liet dopen.

Ik vernam dat een onderzoekster die door ouderling Wilson onderwezen was, zich had laten dopen en bevestigd wilde worden door ouderling Wilson, omdat zij hem zo respecteerde. Met enkele anderen ging ze naar het ziekenhuis waar ouderling Wilson lag. Daar legde hij zijn overgebleven hand op haar hoofd en bevestigde haar tot lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Maand in maand uit ging ouderling Wilson door met zijn dierbare maar pijnlijke werk als zendeling. Er werden zalvingen gegeven en gebeden opgezonden. Door zijn voorbeeld van toewijding, leefden zijn medezendelingen dichter bij God.

De lichamelijke toestand van ouderling Wilson verslechterde. Het einde naderde en hij moest terug naar huis. Hij smeekte om nog een maand te mogen blijven, en dat verzoek werd ingewilligd. Hij stelde zijn geloof in God en Hij op wie Thomas Michael Wilson in stilte vertrouwde, deed de vensters van de hemel open en zegende hem overvloedig. Zijn ouders, Willie en Julia Wilson, en zijn broer Tony gingen naar Salt Lake City om hun zoon en broer naar Alabama te brengen. Maar er moest nog een zegen, waar lang om gebeden en naar verlangd was, verleend worden. Het gezin nodigde mij uit hen te vergezellen naar de Jordan Rivertempel, waar de heilige verordeningen die gezinsleden voor eeuwig en voor dit leven samenbinden, werden verricht.

Ik nam afscheid van de familie Wilson. Ik zie ouderling Wilson nog voor me, zoals hij me bedankte omdat ik hem en zijn dierbaren vergezeld had. Hij zei toen: ‘Het doet er niet toe wat er in dit leven met ons gebeurt, als we het evangelie van Jezus Christus maar hebben en ernaar leven. Het maakt niet uit of ik het evangelie aan deze kant of aan de andere kant van de sluier verkondig, zolang ik het maar verkondig.’ Wat een moed. Wat een vertrouwen. Wat een liefde. De familie Wilson maakte de lange reis terug naar Lafayette, waar ouderling Thomas Michael Wilson van deze aarde naar de eeuwigheid overging. Hij werd begraven met zijn zendelingennaamplaatje opgespeld.

Broeders, laten wij aan het einde van deze algemene priesterschapsbijeenkomst ons allemaal vast voornemen om de kansen te grijpen die ons worden geboden, en laten wij het priesterschap dat wij dragen eren door de diensten die wij verlenen, de levens die wij tot zegen zijn en de zielen die wij mogen helpen redden. U bent een ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie’4, en u kunt iets goeds tot stand brengen. Van deze waarheden getuig ik in de naam van Jezus Christus, onze Heiland. Amen.

Noten

  1. ‘For They Loved the Praise of Men More Than the Praise of God’, Ensign, november 1975, p. 74.

  2. Deseret News, 21 juni 1871, p. 235.

  3. Lucas 2:40 [Statenvertaling 1977].

  4. 1 Petrus 2:9.