Overige hulpbronnen
Aäronisch priesterschap


Aäronisch priesterschap

Toen de profeet Joseph Smith bezig was met de vertaling van het Boek van Mormon las hij over de doop tot vergeving van zonden. Op 15 mei 1829 gingen hij en zijn schrijver, Oliver Cowdery, naar het bos om bij de Heer navraag te doen over de doop. Toen zij in gebed waren, kwam er ‘in een wolk van licht een boodschapper uit de hemel naar beneden.’ Deze boodschapper was Johannes de Doper, de profeet die eeuwen eerder Jezus Christus had gedoopt. Johannes de Doper, inmiddels herrezen uit het graf, legde Joseph en Oliver de handen op en verleende aan beiden het Aäronisch priesterschap, dat gedurende de grote afval van de aarde was weggenomen. Met dit gezag konden Joseph en Oliver elkaar dopen. (Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:68–72.)

Tegenwoordig kunnen mannelijke leden die dat waardig zijn, vanaf hun twaalfde het Aäronisch priesterschap krijgen. Daardoor krijgen ze veelvuldig de kans om hun naasten te dienen en deel te nemen aan heilige priesterschapsverordeningen. Wanneer ze zich getrouw van hun taken kwijten, maken zij in naam van de Heer de zegeningen van het evangelie beschikbaar aan anderen.

De ambten in het Aäronisch priesterschap zijn bisschop, priester, leraar en diaken. Met goedkeuring van de presiderende priesterschapsleider (gewoonlijk de bisschop of gemeentepresident) dienen diakenen het avondmaal rond. Op aanwijzing van de bisschop of gemeentepresident waken zij over de leden en helpen hen zoveel mogelijk. Ook halen zij de vastengaven op bij de leden. Een leraar kan alle taken van een diaken verrichten. Daarenboven heeft hij aanvullende taken. Hij zet het avondmaal klaar en is werkzaam als huisonderwijzer. Een priester mag alle taken van een diaken en leraar uitvoeren. Met goedkeuring van de presiderende priesterschapsleider mag hij ook het avondmaal zegenen, dopen, en anderen tot de ambten van priester, leraar en diaken ordenen.

Het Aäronisch priesterschap is ‘een toevoeging […] aan het grotere of het Melchizedeks priesterschap’ (LV 107:14). Het wordt vaak het voorbereidende priesterschap genoemd. Een priesterschapdrager die zich dienstbaar maakt in het Aäronisch priesterschap, bereidt zich voor op het Melchizedeks priesterschap, de tempelzegeningen, een voltijdzending, een huwelijk en het vaderschap, en een leven in dienst van de Heer.