2010
Seminarie of sport?
Augustus 2010


Seminarie of Sport?

Mijn leven was uit evenwicht. Ik kon niet langer kerk, school en sport combineren.

Toen ik naar de middelbare school ging, maakte ik deel uit van de atletiekploeg. Ik was gek op hardlopen — ik liep al hard sinds ik negen was — en ik trainde hard. Ik trainde minstens drie avonden per week. Ik kreeg zelfs de kans om mijn stad te vertegenwoordigen tijdens de nationale wedstrijden in Costa Rica.

De trainingen duurden vaak tot ’s avonds laat. Daardoor was het extra moeilijk om vroeg op te staan voor het seminarie, dat om vijf uur begon. Maar ik bleef dat offer brengen.

Maar toen ik zestien was, begon ik te beseffen dat ik niet mijn uiterste best voor het seminarie deed. Ik ging wel, maar ik was niet erg goed uitgerust, voorbereid of oplettend. Ik wist ook dat mijn lichamelijke conditie eronder te lijden had omdat ik zo vaak laat naar bed ging en zo vroeg moest opstaan. En dat was niet eerlijk voor mijn ploeggenoten.

Hoewel ik altijd aan veel verschillende activiteiten had deelgenomen en in staat was geweest om kerk, school en sport te combineren, had ik nu het gevoel dat er geen evenwicht meer was. Ik begon me af te vragen of ik iets moest opgeven. Hardlopen was een gezonde activiteit waar ik erg goed in was. Het was een kans om mijn talenten te gebruiken en gedisciplineerd bezig te zijn. En op school werd er naar je opgekeken als je aan sport deed. Ik had goede vriendinnen op het team, en als ik ermee op zou houden, zouden die contacten verwateren.

Aan de andere kant had ik mij ook ten doel gesteld om mijn seminariediploma te halen, en ik wist dat me dat niet zou lukken als ik lid van de ploeg zou blijven.

Toen ik over mijn beslissing nadacht, vroeg ik me af waar ik in alle aspecten van mijn leven het meest aan zou hebben, zowel op school als in de rest van mijn leven. Ik dacht aan mijn doelen op de lange termijn. Ik besefte dat mijn houding ten opzichte van het seminarie de rest van mijn leven zou beïnvloeden — en de eeuwigheid. Ik wist wat ik moest doen.

Aan het eind van het schooljaar zei ik tegen mijn trainer en mijn ploeggenoten dat ik geen deel meer van de ploeg kon uitmaken. Ze schrokken hevig. Niemand begreep waarom ik het hardlopen opgaf — iets wat ik al de helft van mijn leven had gedaan — ‘om ’s morgens om vijf uur naar de kerk te kunnen gaan.’ Ik legde aan hen uit dat het een verantwoordelijkheid en een prioriteit was, en dat ik gelukkiger zou zijn als ik voor deze goede dingen zou kiezen. Gelukkig respecteerden de meesten van hen mijn beslissing, hoewel ze die niet begrepen.

De volgende twee jaar had ik op school meer tijd en ook om de Schriften te bestuderen en erover na te denken. Omdat ik niet steeds zo gehaast was, kon ik vaker inspiratie ontvangen. Daardoor kwam mijn leven weer in evenwicht, ongekende gemoedsrust en geluk waren het gevolg.

Rond de tijd dat ik mijn diploma van het voortgezet onderwijs ontving, kreeg ik ook mijn seminariediploma. Dat was heel erg belangrijk voor mij. Ik was van de verhalen en lessen in de Schriften gaan houden. Ik leerde vroeg op te staan en werd gezegend met goede vriendschappen, die hechter werden omdat we iedere dag zo vroeg bij elkaar waren. Maar het allerbelangrijkste was dat ik op het seminarie heb geleerd dat ik altijd de Heer op de eerste plaats moet zetten.

Ook nu, tijdens mijn universitaire studie, word ik daardoor gezegend. De colleges zijn veel moeilijker dan de lessen op school. Mijn taken in de kerk zijn ook veel zwaarder. Maar omdat ik heb geleerd om de Heer op de eerste plaats te zetten, is het eenvoudiger om de juiste prioriteiten te stellen, en ik hoop dat ik dat de rest van mijn leven kan voortzetten.

Illustratie Scott Greer