2010
Papa, wil je me dopen?
Augustus 2010


Papa, wil je me dopen?

José Armando González Mondragón (Mexico)

Toen ik op een avond thuiskwam, zat Jessie, mijn dochter van zes, op een kruk in de keuken. Ik vroeg haar wat er was gebeurd.

‘Papa, is het waar dat ik een kind van de duivel ben?’, vroeg ze heel angstig.

Haar vraag kwam keihard aan. Jessie zei dat het driejarige zusje van haar vriendinnetje al was gedoopt. Jessie was verbaasd en vroeg haar vriendinnetje waarom haar zusje al op zo’n jonge leeftijd was gedoopt. Haar vriendin had geantwoord dat alle baby’s gedoopt moeten worden.

‘Ben jij dan niet gedoopt?’, had haar vriendinnetje gevraagd. Toen Jessie nee had gezegd, had haar vriendinnetje gezegd dat ze dan een kind van de duivel was.

‘Papa, wil je me dopen?’, drong Jessie aan. ‘Ik wil geen kind van de duivel zijn!’

Ik besefte dat dat misverstand onmiddellijk uit de weg geruimd moest worden. Ik legde uit hoe belangrijk de doop is en dat kinderen pas op hun achtste gedoopt worden (zie Moroni 8:11–23). Omdat Jessie pas zes was, vertelde ik haar dat ze nog even moest wachten voordat ze gedoopt kon worden. Maar ik verzekerde haar ervan dat ze een kind van God was en dat Hij van haar hield. Naar aanleiding van haar vraag lazen we Moroni 10:4–5, waar Moroni ons vertelt hoe we ‘de waarheid van alle dingen’ kunnen kennen.

Toen we deze teksten hadden gelezen, vroeg ik of ze wilde bidden om aan onze hemelse Vader te vragen of wat we hadden besproken ook waar was. Dat vond ze een goed idee.

We knielden samen neer en Jessie boog haar hoofd en bad: ‘Hemelse Vader, ik wil graag weten of alles wat mijn vader me verteld heeft waar is. In de naam van Jezus Christus. Amen.’

Ik besefte dat mijn dochter een van de belangrijkste gebeden van haar leven uitsprak. Ik smeekte in mijn hart, zoals ik nog nooit eerder had gedaan, of onze hemelse Vader haar gebed wilde beantwoorden.

Na enkele minuten zei ze: ‘Ik hoor helemaal niks.’ Ik nam haar in mijn armen en zei: ‘Onze hemelse Vader heeft ons de Trooster gegeven, die ons antwoord met (…)’ Ik legde haar hand op mijn hart. Ze viel me in de rede en zei: ‘Met een warm gevoel in mijn borst! Ik voel het, papa!’

Ik sloeg mijn armen om haar heen en bedankte onze hemelse Vader dat Hij haar gebed had beantwoord. Ik had ook een warm gevoel in mijn boezem. Ik zei tegen Jessie dat wat ze voelde een antwoord op haar gebed was en dat ze nu wist dat ze een dochter van God was en dat ze gedoopt kon worden als ze acht was. Ze vertelde me dat ze zou wachten.

Er zijn nu vele jaren voorbijgegaan, maar het is nog steeds een herinnering dat onze hemelse Vader zijn beloften nakomt.

Ik smeekte in mijn hart, zoals ik nog nooit eerder had gedaan, of onze hemelse Vader het gebed van mijn dochter wilde beantwoorden.