2010
Bij de familie horen
Augustus 2010


Het evangelie in mijn leven

Bij de familie horen

Ik dacht dat ik nooit geaccepteerd zou worden door de leden van mijn wijk — maar dat was niet zo.

Toen ik met andere jongvolwassenen omging, merkte ik dat het soms gemakkelijk is om ons zo op onze ongehuwde staat te concentreren dat we geen aandacht besteden aan de mensen om ons heen. Toen ik bijvoorbeeld voor het eerst naar een gezinswijk ging in plaats van naar een wijk voor jongvolwassenen, vond ik dat ik extra aandacht, medelijden en zorg nodig had omdat ik ongehuwd was. Die houding heeft mij nooit enig goed gedaan.

Tijdens het eerste jaar in mijn wijk merkte ik dat veel van mijn andere denkbeelden ook niet klopten. Ik kwam erachter dat getrouwde mensen wel degelijk bevriend kunnen zijn met ongehuwde mensen en dat ik iets voor anderen kan betekenen. Sommige moeders zijn blij dat er een vriendin langskomt als hun man voor zijn werk of de kerk weg is. Ouders zijn vaak dankbaar als een volwassene wat persoonlijke aandacht aan hun kinderen besteedt, en de meesten zijn maar al te bereid om hun kinderen ‘uit te lenen’ voor een bioscoopje of andere activiteiten.

Ik kwam er ook achter dat ik niet de enige alleenstaande ben. Andere wijkleden hebben geen kinderen meer thuis, zijn gescheiden, weduwe of weduwnaar, en hebben zelf ook de nodige levensproblemen. En ondanks mijn overtuiging dat gehuwde mensen gelukkiger zijn, heb ik er enkelen leren kennen die leden onder neerslachtigheid, werkeloosheid, ziekte of afgedwaalde kinderen. Wie met zulke problemen te maken heeft, waardeert altijd een luisterend oor.

Maar dat besef en die vriendschappen zijn niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Daar moest ik tijd en inspanning in stoppen, door wekelijks naar de kerk te gaan, mijn roepingen groot te maken en naar mogelijkheden te zoeken om anderen te helpen. Toen de bisschop vroeg of ik de zesjarige kinderen wilde lesgeven, voelde ik me ongeschikt. Maar na mijn eerste maand kwamen verscheidene ouders me bedanken. Ze zeiden hoe graag hun kinderen naar de klas kwamen. Tot op de dag van vandaag zijn mijn beste vriendinnen in de wijk familieleden van die kinderen.

Ik probeer altijd voor anderen in de wijk klaar te staan, maar soms ben ik degene die hulp nodig heeft. Toen ik een keer een kamer moest verven voordat ik ging verhuizen, zat ik middenin de eindexamens en moest ik ook nog naar een trouwerij. Toen ik daar met een zuster uit de wijk over sprak, zei ze dat ze samen met enkele zusters die kamer wel zou verven. Hun hulp heeft me heel veel tijd en geld bespaard.

De leden van mijn wijk lijken geen punt te maken van mijn ongehuwde staat omdat ik dat zelf ook niet doe. Als ik met ze praat, begin ik niet over mijn behoefte aan een echtgenoot, maar ik vertel ze over mijn baan, studie, hobby’s en familieleden. Door mij op zulke onderwerpen te concentreren, zien mensen vaak dat ik meer ben dan iemand die bepaalde behoeften heeft.

Een wijze vriendin heeft me een keer verteld dat vriendschap tweerichtingsverkeer is. Je kunt niet iets geven zonder iets terug te krijgen. Ik besef dat al mijn vriendschappen me nooit de ervaringen kunnen geven die ik van een echtgenoot en kinderen zou krijgen, maar ik weet ook dat onze hemelse Vader al zijn kinderen liefheeft. Ongeacht onze omstandigheden is het mogelijk om je geliefd en geaccepteerd te voelen.

Illustratie Dilleen Marsh