2010
Ga weg!
Augustus 2010


Ga weg!

Sonrisa Oles Hasselbach (Californië)

Enkele jaren geleden vertegenwoordigde ik de staat Utah op een landelijk congres voor zwemmers in Ohio.

Er waren enkele feestjes voor de atleten georganiseerd. Toen ik de eerste avond op een feestje was, dacht ik dat het net als de feestjes thuis zou zijn — met frisdranken en leuke spelletjes. Maar zodra ik de ruimte binnenkwam, werd ik met de werkelijkheid geconfronteerd.

Ik begreep meteen wat er in sommige artikelen in de tijdschriften van de kerk bedoeld wordt met: ‘Je valt op als je ergens het enige lid van de kerk bent.’ Op de een of andere manier wisten sommige atleten al dat ik lid van de kerk was. Het werd stil en het leek wel of iedereen naar me staarde toen ik wat chips uit een schaal pakte.

Iemand zei: ‘Hé, ben jij geen mormoon?’

Ik glimlachte trots en zei: ‘Dat ben ik zeker, en met veel plezier.’

Het feestje ging gewoon verder, maar ik voelde dat er naar mij gekeken werd. Na een tijdje begon het feestje een stuk wilder te worden. Ik wist niet zeker hoe erg het zou worden, maar ik wilde er geen deel van uitmaken. Als ik zou blijven, zouden ze een verkeerde indruk van mijn normen krijgen. Bovendien fluisterde de Geest mij in om weg te gaan. Toen ik mijn zwemtas pakte en naar de deur liep, riep een van de jongens: ‘Hé, ga je ervandoor, slappeling?’

Ik glimlachte alleen maar en zei: ‘Tot ziens, allemaal.’ Toen liep ik weg, met het goede gevoel dat ik pal stond voor de normen van de Heer.

De volgende dag was er een vergadering voor de vertegenwoordigers. Een van de vertegenwoordigers stond op en zei streng: ‘Er zijn gisteravond dingen gebeurd die nooit meer mogen gebeuren. Jullie zijn hier om je staat te vertegenwoordigen. Doe dat dus goed en gedraag je overeenkomstig!’

Hij zei ook: ‘Sommigen van jullie zijn weggegaan en hebben niet meegedaan. Dankjewel.’

De rest van de week kreeg ik meer respect en vriendelijke blikken dan daarvoor. Omdat ik Utah zo goed had vertegenwoordigd, moedigden veel coaches uit de Verenigde Staten me aan om me kandidaat te stellen voor de positie van vertegenwoordigster van de westelijke staten.

Ik heb nooit gehoord wat er precies op dat feestje is gebeurd, maar ik ben dankbaar dat de Geest me had ingefluisterd om weg te gaan.

Toen ik mijn zwemtas pakte en naar de deur liep, riep een van de jongens: ‘Hé, ga je ervandoor, slappeling?’