2007
Ik weet dat mijn Verlosser leeft!
Mei 2007


Ik weet dat mijn Verlosser leeft!

Doordat onze Heiland op Golgota is gestorven, kan de dood niemand in zijn greep houden.

Afbeelding

Onlangs keek ik een paar fotoalbums door. Er kwamen mooie herinneringen bij mij op toen ik op de foto’s dierbaren zag die ter gelegenheid van uitjes, verjaardagen, reünies en feestdagen bij elkaar waren gekomen. Een paar van die dierbare familieleden op de foto’s zijn inmiddels overleden. Ik dacht aan de woorden van de Heer: ‘Gij zult in liefde met elkaar leven, zodat gij zult wenen om het verlies van hen die sterven.’1 Ik mis al mijn familieleden die ons ontvallen zijn.

Hoewel moeilijk en triest is de dood een essentieel onderdeel van ons sterfelijk bestaan. We begonnen ons leven hier toen we ons voorsterfelijk bestaan verlieten en naar deze aarde kwamen. De dichter Wordsworth verwoordde die tocht in zijn geïnspireerde ode aan de onsterfelijkheid. Hij heeft geschreven:

Geboren worden is slechts vergeten en slapen:

De ziel die met ons verrijst, onze levensster,

Werd elders geschapen,

En komt van ver.

Niet in volslagen vergetelheid,

En niet in volkomen naaktheid,

Maar in wolken van heerlijkheid,

Komen wij van God — ons thuis.

De hemel omringt ons in onze kinderjaren!2

Het leven gaat verder. De jeugd volgt op de kindertijd en men is volwassen voordat men er erg in heeft. Wie nadenkt over het doel en de problemen van het leven, stuit vroeg of laat op de vraag over de duur van het leven en van persoonlijk, eeuwigdurend levend. Die vragen dringen zich hardnekkig op als een dierbare sterft of als iemand weet dat hij nog maar kort te leven heeft.

Dan bepeinzen we de allesbeheersende vraag, die Job eeuwen geleden verwoordde: ‘Als een mens sterft, zou hij herleven?’3

En zoals altijd betwisten de sceptici het woord van God. Ieder zal voor zichzelf moeten kiezen naar welke stem hij luistert. Clarence Darrow, de vermaarde strafpleiter en agnosticus, verklaarde, ‘Een mensenleven is weinig waard; en (…) elk sterfgeval niet meer dan een incident.”4 Schopenhauer, de Duitse filosoof en pessimist, schreef: ‘Onsterfelijk te willen zijn, is een grote vergissing eeuwig in stand willen houden.’5 En aan hun woorden worden die van nieuwe generaties toegevoegd, van dwaze mensen die Christus opnieuw kruisigen — want ze passen zijn wonderen aan, twijfelen aan zijn goddelijkheid en verwerpen zijn opstanding.

Robert Blatchford, rekende in zijn boek God and My Neighbor af met de algemeen aanvaarde christelijke overtuigingen, zoals God, Christus, gebed en onsterfelijkheid. Hij stelde brutaal: ‘Ik heb alles wat ik wilde bewijzen zo volledig en afdoende bewezen dat geen christen, hoe nobel of onderlegd ook, mijn argumenten kan weerleggen of mijn betoog onderuit kan halen.’6 Hij trok een muur van scepticisme om zichzelf op. Toen gebeurde er iets opmerkelijks. Zijn muur werd met de grond gelijkgemaakt. Hij stond met lege handen. Langzaam maar zeker vond hij zijn weg terug naar het geloof dat hij had bespot en gehoond. Wat had die grote verandering in hem teweeggebracht? Zijn vrouw was overleden. Gebroken ging hij de kamer in waar haar stoffelijk overschot zich bevond. Hij keek naar het gezicht dat hem zo dierbaar was. Toen hij uit de kamer kwam, zei hij tegen een vriend: ‘Zij is het, en toch is ze het niet. Alles is veranderd. Wat er eerder wel was, is er niet meer. Zij is niet dezelfde. Wat anders dan de ziel moet haar verlaten hebben?’

Later schreef hij: ‘De dood is niet wat de mensen denken dat het is. Het is als een andere kamer binnengaan. In die andere kamer bevinden zich (…) de dierbare vrouwen en mannen en lieve kinderen die we hebben liefgehad, maar die ons waren ontvallen.’7

Tegen de heersende twijfel jegens Christus’ goddelijkheid in, gaan we op zoek naar een referentiekader, een onbetwistbare bron, naar verklaringen van ooggetuigen. De Stefanus uit bijbelse tijden, wiens lot een wrede martelaarsdood was, keek naar de hemel en riep: ‘Ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.’8

Wie kan het bezielende getuigenis van Paulus aan de Korintiërs naast zich neer leggen? Hij verklaarde: ‘Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. (…) Maar,’ zegt Paulus, ‘het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen.’9

In onze bedeling is ditzelfde getuigenis ook stoutmoedig door de profeet Joseph Smith gegeven, toen Sidney Rigdon en hij getuigden: ‘En nu, na de vele getuigenissen, die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het allerlaatste, dat wij van hem geven: Dat Hij leeft!’10

Dit is de kennis die steun geeft. Dit is de waarheid die troost geeft. Dit is de zekerheid die ontroostbaren uit de schaduw in het licht brengt.

Op de vooravond van Kerstmis 1997 leerde ik een fijn gezin kennen. Ze hadden allemaal een onwrikbaar getuigenis van de waarheid en groot geloof in de opstanding. Het gezin bestond uit een vader, moeder en vier kinderen. Alle kinderen — drie zoons en een dochter — waren gehandicapt, want ze leden alle vier vanaf de geboorte aan een zeldzame vorm van spierdystrofie. Mark, toen zestien jaar, had al een operatie aan zijn rug ondergaan om hem meer bewegingsvrijheid te geven. De andere twee jongens, Christopher van dertien en Jason van tien, zouden een paar dagen daarna naar Californië afreizen om een soortgelijke operatie te ondergaan. De enige dochter, Shanna, was toen vijf jaar — een lief meisje. Alle kinderen waren intelligent en vol geloof, en het was duidelijk dat hun ouders, Bill en Sherry, trots op ze waren. Toen we met elkaar spraken, vulden mijn kantoor en mijn hart zich met de bijzondere geest die dat gezin uitstraalde. De vader en ik gaven de twee jongens die een operatie wachtten een zegen. Toen vroegen de ouders of de kleine Shanna wat voor mij mocht zingen. Haar vader zei mij dat haar longen verzwakt waren en dat het moeilijk voor haar zou zijn, maar ze wilde het proberen. Op de tonen van een cassettebandje en met een mooie, heldere stem zong ze, zonder een noot te missen, over een stralende toekomst.

Op een mooie dag in mijn dromen

zie ik een wereld van topazen en agaat,

een weelderig oord met heldere stromen

waar de zon hoog aan de hemel staat.

Op deze koude wintermorgen

denk ik nog steeds aan schone oorden,

en wens ik dat die mooie dag

nu werkelijkheid worden mag.11

We waren allemaal erg ontroerd toen ze uitgezongen was. Dit bezoek was zo geestelijk dat het mijn kerst dat jaar sterk beïnvloedde.

Ik hield contact met het gezin en toen de oudste zoon, Mark, negentien werd, zorgden we ervoor dat hij een aangepaste zending op het hoofdkantoor van de kerk kon vervullen. Later waren ook de twee andere broers in de gelegenheid om een dergelijke zending te vervullen.

Iets minder dan een jaar geleden is Christopher, die toen 22 was, bezweken aan de ziekte waaraan alle kinderen leden. En in september vorig jaar liet men mij weten dat de kleine Shanna op veertienjarige leeftijd was overleden. In de rouwdienst kreeg Shanna de huldeblijken die haar toekwamen. Mark en Jason, haar nog in leven zijnde broers, vertelden, zwaar leunend op de kansel, aangrijpende ervaringen die zich in het gezin hadden voorgedaan. Shanna’s moeder zong met iemand anders een ontroerend duet. Haar vader en grootvader hielden treffende toespraken. Hoewel ze aangeslagen waren, getuigden beiden krachtig en doorvoeld dat er een opstanding zou volgen en dat Shanna leefde, evenals haar broer, Christopher, in afwachting van een heerlijke hereniging met hun ouders en broers.

Toen ik het woord kreeg, vertelde ik over het bezoek dat het gezin bijna negen jaar geleden bij mij had afgelegd en over het lied dat Shanna bij die gelegenheid had gezongen. Ik besloot met de volgende gedachte: ‘Doordat onze Heiland op Golgota is gestorven, kan de dood niemand in zijn greep houden. Shanna leeft, gezond en wel, en voor haar is de mooie dag die ze op die bijzondere kerstavond in 1997 bezong, de dag waarvan ze droomde, nu werkelijkheid geworden.’

Broeders en zusters, we lachen, we huilen, we werken, we spelen, we hebben lief, we leven. En dan sterven we. De dood is ons aller lot. De poort des doods gaat voor ieder open. De dood maakt aanspraak op bejaarden, vermoeiden en verzwakten. Hij bezoekt jongeren in de bloei van hun leven, noch ontkomen kinderen aan zijn kille greep. Paulus zei lang geleden al dat ‘het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven.’12

En de dood zou onherroepelijk zijn, ware het niet voor die ene Mens en zijn bediening, namelijk Jezus van Nazaret. Geboren in een stal, gelegd in een kribbe, was zijn geboorte de vervulling van de geïnspireerde verkondigingen van vele profeten. Hij was uit de hemel onderwezen. Hij verschafte ons het leven, het licht en de weg. Scharen volgden Hem. Kinderen waren dol op Hem. De hooghartigen verwierpen Hem. Hij sprak in gelijkenissen. Hij gaf ons het goede voorbeeld. Hij leidde een volmaakt leven.

Hoewel de Koning der koningen en de Heer der heren was gekomen, kon er bij sommigen niet meer dan een vijandige groet, een groet voor een verrader, af. Er volgde een schijnvertoning die door sommigen een rechtszitting werd genoemd. Het ‘kruisig Hem, kruisig Hem!’13 was alom te horen. Toen begon hij aan zijn tocht naar de heuvel Golgota.

Hij werd bespot, uitgejouwd, gehoond, beschimpt en aan een kruis genageld, terwijl er werd geschreeuwd: ‘Laat de Christus, de Koning van Israël, nu afkomen van het kruis, dat wij het zien en geloven.’14 ‘Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden.’15 Zijn reactie: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’16 ‘In uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest.’17 Zijn lichaam werd door liefdevolle handen in een rotsgraf gelegd.

Op de eerste dag van de week gingen Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus, en nog anderen al vroeg in de morgen naar het graf. Tot hun grote verbazing was het lichaam van hun Heer weg. Lucas heeft opgetekend dat twee mannen in een blinkend gewaad bij hen stonden, die vroegen: ‘Wat zoekt gij de levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt.’18

Volgende week zal de christelijke wereld de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mens vieren. De eenvoudige verklaring: ‘Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt’, was de eerste bevestiging dat onze Heer en Heiland, Jezus Christus, uit het graf was herrezen. Het lege graf op die eerste paasmorgen was het geruststellende antwoord op de vraag van Job: ‘Als een mens sterft, zou hij herleven?’19

Voor alle mensen die dierbaren hebben verloren aan de dood, willen we de vraag van Job omzetten in een antwoord: Als een mens sterft, zal hij herleven. Dat weten we, omdat we het licht van geopenbaarde waarheid hebben. ‘Ik ben de opstanding en het leven’, heeft de Meester gezegd. ‘Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder die leeft, en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.’20

Ondanks tranen en treurnis, ondanks angst en zorgen, ondanks hartzeer en eenzaamheid is er die zekerheid dat het leven eeuwigdurend is. Onze Heer en Heiland is daarvan het levende bewijs.

Hartgrondig en zielsdiep verhef ik mijn stem om als bijzondere getuige te verklaren dat God leeft. Hij is zijn Zoon, de Eniggeborene van de Vader in het vlees. Hij is onze Verlosser, Hij is onze Voorspraak bij de Vader. Hij was het die aan het kruis gestorven is om voor onze zonden te boeten. Hij werd de eersteling van de opstanding. Omdat Hij leeft, zal iedereen herleven. ‘Niets dat mij zoveel vreugde geeft: ik weet dat mijn Verlosser leeft!’21 Dat de hele wereld dit mag weten en daarnaar mag leven, bid ik nederig in de naam van Jezus Christus, de Heer en Heiland. Amen.

Noten

  1. LV 42:45.

  2. William Wordsworth, ‘Ode: Intimations of Immortality from Recollections of Early Childhood’. In: The Oxford Book of English Verse: 1250–1900, Arthur Quiller-Couch (red., 1939), p. 628.

  3. Job 14:14.

  4. The Story of My Life (1932), hoofdstuk 47, alinea 34.

  5. Arthur Schopenhauer. In: The Home Book of Quotations, samengesteld door Burton Stevenson (1934), p. 969.

  6. God and My Neighbor (1914).

  7. More Things in Heaven and Earth: Adventures in Quest of a Soul, (1925), p. 11.

  8. Handelingen 7:56.

  9. 1 Korintiërs 15:3–5, 8.

  10. LV 76:22.

  11. Naar ‘The Beautiful Day’, uit de film Scrooge (1970), muziek en Engelse tekst van Leslie Bricusse.

  12. Hebreeën 9:27.

  13. Lucas 23:21.

  14. Marcus 15:32.

  15. Marcus 15:31.

  16. Lucas 23:34.

  17. Lucas 23:46.

  18. Lucas 24:5–6.

  19. Job 14:14.

  20. Johannes 11:25–26.

  21. ‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft’, lofzang 92; zie ook Job 19:25.