2007
Een les uit het Boek van Mormon
Mei 2007


Een les uit het Boek van Mormon

Als eerste lid van de kerk in uw familie bent u het die begint met het onderrichten en versterken van de volgende generatie.

Afbeelding

Ik houd van het Boek van Mormon. Er staan prachtige verhalen in voor kinderen van alle leeftijden. Maar wat nog belangrijker is, zijn de eeuwige lessen die vaak in de jeugdwerkliedjes terugkomen.

Er staat bijvoorbeeld een grote les in het lied over het leger van Helaman. We zingen ‘Wij zijn als het leger van Helaman. Wij hebben ’t jong al gehoord.’1 Velen van ons hebben het gevoel: ‘Net als Nephi zijn we uit goede ouders geboren.’2

Mijn boodschap is bestemd voor de leden die niet met het evangelie zijn opgegroeid maar die waarschijnlijk wel goede ouders hadden. In tegenstelling tot het leger van Helaman, die van ‘hun moeders hadden (…) geleerd dat (…) God hen zou bevrijden’ (Alma 56:47), bent u misschien te vergelijken met hun ouders, het volk van Ammon, die als ongelovigen waren opgegroeid.

Wellicht is het verstandig om terug te blikken op het verhaal van het volk van Ammon. Zij waren de Lamanieten die door Ammon, Aäron en anderen in het evangelie waren onderricht. (Zie Alma 32:1–4.) Toen ze het evangelie hadden aanvaard, werden deze Lamanieten de Anti-Nephi-Lehieten genoemd en later het volk van Ammon. (Zie Alma 23:16-17; 27:23–26.) De zoons uit dit volk van Ammon vormden het leger van Helaman die de strijd aangingen met de onbekeerlijke Lamanieten. (Zie Alma 56:3–6.)

Dus de kracht van het leger van Helaman begon eigenlijk met de ouders, het volk van Ammon. Zij waren het die eerst in de Schriften het evangelie bestudeerden. Zij waren het die de kracht van het gebed leerden kennen. En zij waren het die eerder verbonden met de Heer sloten en die naleefden. En zoals het bij hen begon, begint het ook bij u. Als eerste lid van de kerk in uw familie, bent u het die begint met het onderrichten en versterken van de volgende generatie.

De Schriften

Aäron, die een groot zendeling was, gebruikte de Schriften om de Lamanitische koning en het volk van Ammon te onderwijzen in geloof en bekering, Jezus Christus en het plan van geluk (zie Alma 22:12–14; 23:4–5). Het lezen en bestuderen van de Schriften vormt ook tegenwoordig ons geloof, helpt ons verleidingen weerstaan en stelt ons in staat om dichter bij onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus te komen.

Maar het lezen van de Schriften kan voor iedereen ook moeilijk zijn. President Boyd K. Packer heeft gesproken over zijn eerste pogingen om in zijn tienertijd het Boek van Mormon te lezen: Hij zei: ‘Ik sloeg het open en las: “Ik, Nephi, ben geboren uit goede ouders” (1 Nephi 1:1). (…) Het was interessant en ik kon het volgen totdat ik bij de hoofdstukken uit Jesaja kwam. (…) Enkele maanden later besloot ik opnieuw het Boek van Mormon te lezen. Ik las: “Ik, Nephi, ben geboren uit goede ouders.” Maar iedere keer strandde ik op die hoofdstukken uit Jesaja. (…) Uiteindelijk besloot ik dat ik gewoon zou doorlezen.’3

En uiteraard heeft president Packer ze gelezen. Volharding is de sleutel. Iedere keer dat we in de Schriften lezen, gaan onbekende woorden iets betekenen. We kunnen over helden en heldendaden lezen. We kunnen over de tedere barmhartigheden van de Heer lezen. En boven alles kunnen we de liefde van God voelen en weten dat Jezus Christus onze Heiland is.

Gebed

Het gebed is ook een middel om geloof te ontwikkelen. Toen de Lamanitische koning wilde weten wat hij moest doen om de vreugde van het evangelie te ontvangen, bad hij tot de Heer (zie Alma 22:16–17). Ook wij hebben de belofte gekregen dat we zullen ontvangen als we erom bidden.

Stanley was een negentienjarige onderzoeker in Hongkong. Hij was enthousiast over het evangelie en wilde zich laten dopen — totdat zijn vrienden kritiek op de kerk hadden. Hij sprak met de zendelingen. Zij getuigden dat God voldoende om hem gaf om zijn gebed te beantwoorden. Zij moedigden hem aan om neer te knielen en onze hemelse Vader te vragen of de leringen waar waren. Eerst sprak de ene collega een kort gebed uit en toen de andere. Toen was Stanley aan de beurt. Na zijn nederige gebed vroegen ze hem: ‘Hoe voel je je, Stanley?’ Hij keek langzaam op en antwoordde bijna fluisterend: ‘Doop, doop.’4

Verbonden

Uiteindelijk neemt ons geloof ook toe door het sluiten en nakomen van verbonden. Het volk van Ammon sloot een verbond dat ‘zij liever hun eigen leven wilden geven dan het bloed van hun broeders vergieten’ (Alma 24:18).

Als wij ons laten dopen, sluiten we een verbond en nemen we de naam van Christus op ons. Als we aan het avondmaal deelnemen, worden we aan die verbonden herinnerd. En als we die verbonden nakomen, kunnen we het voortdurende gezelschap van de Heilige Geest hebben. Het is de Heilige Geest, de Trooster, die ons ‘alles’ leert (Johannes 14:26).

Een zuster in Mexico was zestien jaar toen de zendelingen bij haar aan de deur kwamen. Ze zegt dat toen zij haar met de Geest onderwezen ‘het leek of zij de blinddoek van mijn ogen haalden, of de Heer mijn verstand verhelderde. (…) Door het woord van God en mijn gebeden kreeg ik de kracht voor mijn volgende beproeving: mijn vader onder ogen zien. Toen mijn familie mij verwierp omdat ik me wilde laten dopen, werd ik gesterkt door de Geest van de Heer met de fluistering: “Houd vol. Ga door. Enkele familieleden zullen lid van de kerk worden.’”5

Niet alleen het volk van Ammon is door de Schriften, het gebed en het sluiten van verbonden geholpen, maar ook veel mensen die niet met het evangelie zijn opgegroeid — zoals ikzelf. Hoewel ik door goede ouders ben opgevoed, ben ik thuis niet in het evangelie onderwezen. Maar mijn ouders hebben me wel goede normen en waarden bijgebracht. Ik weet nog dat mijn vader me met mijn eerste toespraak in de kerk heeft geholpen, hoewel hij geen lid was. Het onderwerp was eerlijkheid, en in plaats van het dertiende geloofsartikel gebruikten we het voorbeeld van een man die ‘Eerlijke Jan’ werd genoemd.

Ik was voor mijn evangelieonderricht afhankelijk van jeugdwerkleerkrachten, jongevrouwenleidsters en priesterschapsleiders. Toen ik zeven was, leerde mijn jeugdwerkleerkracht ons bidden, en ik wilde bidden. Ze vertelde over de wet van tiende, en ik wilde tiende betalen. Ze vertelde ons over vasten en, omdat ik pas zeven was, wilde ik niet vasten. Maar toen ze ons over de doop vertelde, wilde ik graag gedoopt worden. Ik ben dankbaar voor goede ouders die mijn beslissing gesteund hebben en die later ook lid van de kerk zijn geworden.

Het begint met ons

Het volk van Ammon leefde het evangelie na en zij ‘waren onwrikbaar in het geloof aangaande Christus, zelfs tot het einde.’27 Het is met hen begonnen. En het begint met ons. Als eerste lid van de kerk dat een getuigenis heeft ontvangen, hebben we nu de verantwoordelijkheid om onze kinderen te onderwijzen. We moeten ze thuis en in onze klaslokalen onderwijzen. We moeten ze vanuit de Schriften in het woord van God onderrichten. We moeten ze de kracht van het gebed bijbrengen en we moeten ze laten weten welke zegeningen ze kunnen ontvangen als ze hun verbonden naleven. En als wij ze onderwijzen, zullen zij kunnen zeggen:

‘Wij zijn als het leger van Helaman.

Wij hebben ’t jong al gehoord.

Eens gaan wij voor de Heiland op zending

En leren de wereld zijn woord.’6

In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Wij leren de wereld zijn woord’, Kinderliedjes, p. 92.

  2. Kinderliedjes, p. 92.

  3. ‘Beginselen van onderwijzen en leren’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, februari 2007. In: Liahona, juni 2007, p. 53.

  4. Privé-correspondentie.

  5. Privé-correspondentie.

  6. Kinderliedjes, p. 92.