2007
De barmhartige Samaritaan: vergeten symbolen
Februari 2007


De barmhartige Samaritaan: vergeten symbolen

Een van de invloedrijkste verhalen die Jezus Christus heeft verteld is de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Jezus vertelde deze gelijkenis aan een man die had gevaagd: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Jezus antwoordde met de vraag: ‘Wat staat er in de wet geschreven?’

Het antwoord van de man was gebaseerd op Deuteronomium 6:5 en Leviticus 19:18: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart’ en ‘uw naaste (…) als uzelf’.

Jezus beloofde hem: ‘Doe dat en gij zult leven.’ Maar de man vroeg uitdagend: ‘En wie is mijn naaste?’ Als antwoord op de vragen van de man vertelde Jezus de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. (Zie Lucas 10:25–35.)

Diepere betekenissen

De Heiland sprak vaak in gelijkenissen omdat ze een diepere betekenis hebben, die alleen begrepen wordt door hen die oren hebben om te horen (zie Matteüs 13:9). De profeet Joseph Smith heeft bevestigd dat de ongelovigen de gelijkenissen van de Heiland niet begrepen. ‘Maar aan zijn discipelen legde [de Heer] de [gelijkenissen] duidelijk uit’, en volgens de profeet kunnen wij de gelijkenissen ook begrijpen, ‘als we onze ogen openen en ze oprecht bestuderen.’1 Als we dit beginsel begrijpen, kunnen we beter over de symbolische boodschap van de barmhartige Samaritaan nadenken. In het licht van het evangelie van Jezus Christus wordt het heilsplan in dit prachtige verhaal uitstekend uitgelegd, op een manier die maar weinig hedendaagse lezers begrijpen.

De inhoud van deze gelijkenis heeft duidelijk een praktische en dramatische betekenis, maar volgens een aloude christelijke traditie is de gelijkenis ook een indrukwekkende allegorie van de val en verlossing van de mens. Deze aloude christelijke betekenis van de barmhartige Samaritaan is in een beroemde kathedraal uit de elfde eeuw in Chartres (Frankrijk) te zien. Op een van de prachtige gebrandschilderde ramen staat de verbanning van Adam en Eva uit de Hof van Eden, met de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan daaronder. Daarmee wordt ‘een symbolische uitleg van de gelijkenis van Christus’ weergegeven, die ‘in de Middeleeuwen populair was’.2 Toen ik dat raam zag, vroeg ik me af: wat heeft de val van Adam en Eva met de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan te maken?

Ik kwam al snel achter het antwoord.3 De wortels van deze zinnebeeldige uitleg reiken tot diep in het oude christendom. In de tweede eeuw na Christus beschouwden Irenaeus in Frankrijk en Clemens in Alexandrië de barmhartige Samaritaan allebei als een symbool van Christus zelf, die het gevallen slachtoffer van zonde verlost. Enkele jaren later beweerde Origenes, de leerling van Clemens, dat deze uitleg van oude christenen afkomstig was. Die hadden de gelijkenis als volgt uitgelegd:

‘De man die afdaalde is Adam. Jeruzalem is het paradijs en Jericho de wereld. De rovers zijn vijandige machten. De priester is de wet, de Leviet stelt de profeten voor en de Samaritaan is Christus. De wonden zijn ongehoorzaamheid, het rijdier is het lichaam van de Heer, de [herberg], waar iedereen naar binnen kan, is de kerk. (…) De waard is het hoofd van de kerk, aan wiens zorg hij wordt toevertrouwd. En het feit dat de Samaritaan belooft om terug te komen, wijst op de wederkomst van de Heiland.’4

Deze zinnebeeldige interpretatie werd niet alleen door de volgelingen van Jezus verkondigd, maar was feitelijk algemeen aanvaard in het vroege christendom, en werd bepleit door Irenaeus, Clemens en Origenes, in de vierde en vijfde eeuw door Chrysostomos in Konstantinopel, Ambrosius in Milaan en Augustinus in Noord-Afrika. Deze uitleg is vollediger op twee andere gebrandschilderde ramen uit de Middeleeuwen te vinden, in de Franse kathedralen in Bourges en Sens.

Een zinnebeeld en een afschaduwing van het heilsplan

Lezers leren veel als ze over de Schriften nadenken, vooral omdat deze geschriften van Jezus Christus getuigen. (Zie Johannes 5:39.) Ook de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan getuigt van Christus. We leren iets over het heilsplan, de liefdevolle verzoening van de Heiland en onze reis naar het eeuwige leven. We kunnen het lezen als een verhaal dat niet alleen over een man op weg van Jeruzalem naar Jericho gaat, maar ook over iedereen die uit de tegenwoordigheid van God op aarde komt. Deze betekenis wordt vrij duidelijk in het licht van het evangelie van Jezus Christus, dat door zijn hedendaagse profeten is hersteld.

Laten we het verhaal stap voor stap doornemen.

Een zeker mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers.

Een zeker mens. Vroege christenen vergeleken deze man met Adam. Dit verband was in de oude talen wellicht duidelijker dan in de hedendaagse vertalingen. Het woord ‘adam’ betekent in het Hebreeuws ‘mens, mensdom’, ‘de meervoudsvorm van mens’, maar ook ‘Adam’ als naam.5 Daarom zag Clemens uit Alexandrië het slachtoffer in de gelijkenis als ‘een ieder van ons’. Want we zijn allemaal als Adams en Eva’s op aarde gekomen, onderhevig aan de risico’s en lotgevallen van dit aardse leven: ‘Want evenals in Adam allen sterven (…)’ (1 Korintiërs 15:22).

Daalde af. De christelijke schrijver Chrysostomos zag in deze zinsnede dat Adam vanuit de hof deze wereld inging — van heerlijkheid tot aardsheid, van onsterfelijkheid tot sterfelijkheid. Het verhaal in Lucas 10 suggereert dat de man opzettelijk afdaalde, en wist wat de risico’s van zijn reis waren. Niemand dwong hem om naar Jericho te gaan. Hij dacht kennelijk dat de reis over de slecht onderhouden wegen in de tijd van Jezus het risico waard was.6

Van Jeruzalem. Jezus beschrijft dat de persoon niet vanuit een gewone plaats afdaalde, maar vanuit Jeruzalem. Vanwege de heiligheid van deze tempelstad dachten de vroege christenen dat deze persoon vanuit de tegenwoordigheid van God was gekomen.

Naar Jericho. Jericho werd onmiddellijk met de wereld vereenzelvigd. Jericho ligt 250 meter onder de zeespiegel en is de laagste stad op aarde. Door de milde winters was het een hedonistisch oord waar Herodes een luxueus vakantiepaleis had laten bouwen. Maar we moeten wel vermelden dat de reiziger in de gelijkenis nog niet in Jericho was aangekomen toen hij werd overvallen. Hij was op weg naar Jericho, maar had nog niet de bodem bereikt.

Viel. Het is eenvoudig om hier een zinspeling op de gevallen staat en de persoonlijke zonden te maken: ‘Ja, allen zijn gevallen en afgedwaald’ (Alma 34:9).

In de handen van rovers. De vroeg-christelijke schrijvers beschouwden de dieven (of rovers) uiteenlopend als de duivel en zijn satanische krachten, boze geesten of valse leraren. Het Griekse woord voor ‘rovers’ dat Lucas gebruikte, impliceert dat deze dieven geen gelegenheidsdieven waren. De reiziger werd overvallen door een bende kwaadaardige struikrovers uit een sluw, georganiseerd genootschap met kwade bedoelingen.

Die hem niet alleen uitschudden, maar ook slagen gaven en weggingen, terwijl zij hem halfdood lieten liggen.

Die hem (…) uitschudden. De vroege christenen dachten dat Jezus hier over iets belangrijks sprak. Origenes en Augustinus beschouwden het verlies van de kleding van de reiziger als een symbool van het verlies van de onsterfelijkheid en integriteit van de mens. Chrysostomos sprak over het verlies van ‘zijn mantel van onsterfelijkheid’ of ‘mantel van gehoorzaamheid’. Ambrosius zei dat de reiziger ‘was ontdaan van de bedekking van geestelijke genade, die we [allen van God] hebben gekregen.’

De rovers wilden klaarblijkelijk de kleding van de reiziger hebben, want er wordt niet vermeld of hij enige rijkdommen of kostbaarheden bij zich had. Om de een of andere reden wilden de rovers zijn kleding hebben, iets uit de heilige stad en iets waar ze jaloers op waren en wilden hebben.

Slagen gaven. Deze woorden werden beschouwd als een gelijkenis van de levenspijnen, zielenstrijd en beproevingen ten gevolge van zonde en onzedelijkheid. De vijanden van de ziel brengen uiteraard wonden toe. (Zie Jakob 2:8–9.) Zonden hebben daadwerkelijke gevolgen. (Zie Alma 41:10.)

Halfdood. De rovers vertrokken en lieten de persoon ‘halfdood’ achter. We kunnen dit detail als een zinspeling op de eerste en tweede dood beschouwen. De persoon was gevallen, had zonden begaan en was de eerste dood gestorven, waardoor hij sterfelijk werd. Maar de tweede dood, de definitieve verwijdering van God, kon nog vermeden worden. (Zie Alma 12:32–36.)

Bij geval daalde een priester af langs die weg; en deze zag hem, doch ging aan de overzijde voorbij. Evenzo ging ook een Leviet langs die plaats, en hij zag hem en ging aan de overzijde voorbij.

Bij geval. De komst van de joodse priester was ‘bij geval’, niet het gevolg van een bewuste zoektocht. Zijn tegenwoordigheid was niet volgens een plan.

Een priester (…) ook een Leviet. De vroeg-christelijke schrijvers beschouwden de priester als een symbool van de wet van Mozes. Volgen hen was het probleem niet dat de dragers van het priesterschap uit het Oude Testament de man niet wilden helpen, maar dat de wet van Mozes niet de macht had om hem te redden. De wet van Mozes was slechts een zinnebeeld en een afschaduwing van de verzoening die nog moest komen, maar die nog niet volledig van kracht was. (Zie Mosiah 3:15–17.)

De Leviet werd beschouwd als vertegenwoordiger van de profeten uit het Oude Testament, van wie de Heiland de woorden kwam vervullen. (Zie Matteüs 5:17; 3 Nephi 15:2–5.) De Levieten waren een lagere klasse priesters, die karweitjes in de tempel deden. Deze Leviet ‘zag’ hem in ieder geval. Hij wilde misschien wel helpen, maar wellicht voelde hij zich niet waardig. Hij had ook niet de macht om de stervende persoon te redden.

Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen. En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op.

Samaritaan. De vroeg-christelijke schrijvers beschouwden de barmhartige Samaritaan als een voorstelling van Christus. Chrysostomos suggereerde dat een Samaritaan een toepasselijke voorstelling van Christus was, want ‘een Samaritaan komt niet uit Judea, dus Christus is niet van deze wereld.’

De volgelingen van Jezus in Jeruzalem hebben wellicht gedacht dat de Heiland hier naar zichzelf verwees. Sommige Joden in Jeruzalem verwierpen Jezus met de beledigende woorden: ‘Zeggen wij niet terecht, dat Gij een Samaritaan zijt?’ (Johannes 8:48.) Omdat Nazareth aan de andere kant van de vallei te noorden van Samaria ligt, konden deze twee plaatsen gemakkelijk als één geheel worden beschouwd. En net als de Samaritanen als de minste leden van het menselijk ras werden beschouwd, was er geprofeteerd dat de Messias ‘veracht en van mensen verlaten’ zou worden en ‘niet geacht’ (Jesaja 53:3).

Die op reis was. Het lijkt erop dat de Samaritaan (die Christus voorstelt) bewust op zoek was naar mensen in nood. Er staat niet geschreven dat hij ‘bij geval’ langskwam. Origenes heeft opgemerkt dat ‘hij afdaalde met de bedoeling om de stervende man te redden en te verzorgen’. De Heiland kwam doelbewust met olie en verband ‘om de wereld verlossing te brengen’ (3 Nephi 9:21).

Ontferming. Deze belangrijke woorden gaan over de reine liefde van Christus. Het Griekse woord betekent dat het hart van de Samaritaan met diep, innerlijk medelijden werd bewogen. Dit begrip wordt in het Nieuwe Testament uitsluitend gebruikt als de schrijvers Gods barmhartigheid willen beschrijven. Het komt in verschillende vormen voor in de gelijkenissen van de onbarmhartige slaaf, waarin de Heer (die God voorstelt) ‘medelijden met hem’ kreeg (Matteüs 18:27), en van de verloren zoon, waarin de vader (die God voorstelt) zijn zoon zag terugkeren en ‘met ontferming [werd] bewogen. Hij liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem’ (Lucas 15:20). En de Samaritaan stelde de barmhartige Christus voor, die leed ‘opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld, naar het vlees, opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen’ (Alma 7:12).

Verbond zijn wonden. Sommige vroege christenen zeiden dat het verband liefde, geloof en hoop voorstelde, ‘een verband van eeuwig heil dat niet losgemaakt kan worden.’ Anderen interpreteerden het verband als de leringen van Christus, die ons met rechtschapenheid verbinden. Heiligen der laatste dagen zouden daaraan toevoegen dat de geholpen persoon door middel van verbonden een band met de Heer heeft. (Zie LV 35:24; 43:9.)

Olie. Een lotion van olijfolie kan heel verzachtend zijn. Hoewel de meeste vroeg-christelijke schrijvers dit als een symbool van de vertroostende woorden van Christus beschouwden, zag Chrysostomos dit als een ‘heilige zalving’ — die met verscheidene priesterschapsverordeningen verband houden, zoals het genezen van zieken (zie Jakobus 5:14), de gave van de Heilige Geest (vaak door olijfolie gesymboliseerd), of de zalving van een koning of koningin.

Wijn. De Samaritaan goot ook wijn in de open wonden om ze schoon te maken. Latere christelijke schrijvers interpreteerden deze wijn als het woord van God — iets dat schoon brandt — maar de vroegere interpretatie legde verband tussen de wijn en het bloed van Christus, gesymboliseerd door het avondmaal. (Zie Matteüs 26:27–29; 3 Nephi 18:8–11.) Deze wijn, het zoenbloed, wast de zonden weg en reinigt de ziel, waardoor de Geest van God bij ons kan zijn. Naast het verlenen van fysieke hulp verleent een echte barmhartige Samaritaan ook de verlossende beginselen en verordeningen van het evangelie. Misschien zal de verlossende wijn aanvankelijk wel branden, maar al snel zal een genezende gemoedsrust daarvan het gevolg zijn.

Hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.

Zette hem op zijn eigen rijdier. Als vervulling van profetie neemt Christus onze zwakheden op Zich. (Zie Jesaja 53:4; Alma 7:11.) Het Samaritaanse rijdier werd beschouwd als een symbool van het lichaam van Christus. Op zijn rijdier gezet worden stelt voor dat we geloven dat God vlees werd, onze zonden op Zich heeft genomen en voor ons heeft geleden.

Herberg. Voor de vroege christenen was dit het symbool van de kerk. Een ‘herberg’ was een ‘open huis voor iedereen’. Een openbaar toevluchtsoord is op verschillende manieren met de kerk van Christus te vergelijken. Een herberg langs de weg is niet de hemelse bestemming, maar een noodzakelijk hulpmiddel om de reizigers naar hun eeuwige woning te leiden.

Verzorgde hem. De Samaritaan bleef bij de gewonde persoon en zorgde de eerste nacht persoonlijk voor hem. Hij droeg de gewonde persoon niet te snel over aan de herbergier, maar bleef gedurende de nachtelijke uren bij hem. Origenes heeft opgemerkt dat Jezus ‘niet alleen gedurende de dag, maar ook gedurende de nacht’ voor de gewonde zorgt. ‘Hij besteedt al zijn tijd en aandacht aan hem.’

En de volgende dag stelde hij de waard twee schellingen ter hand en zeide: Verzorg hem en mocht gij meer kosten hebben, dan zal ik ze u vergoeden, op mijn terugreis.

De volgende dag. Vroegere schrijvers zagen hierin het beginsel dat Jezus in de morgen van de opstanding zou voortkomen. Christus stond zijn discipelen een tijdje persoonlijk bij. Na zijn hemelvaart liet hij de reiziger in de zorg van de kerk achter.

De waard. Dienovereenkomstig dachten de schrijvers dat de waard, of herbergier, Paulus of de andere apostelen en hun opvolgers voorstelde. Als de herberg de kerk in het algemeen is, kunnen de herbergier en zijn medewerkers alle kerkleiders en medewerkers voorstellen die door de Heer zijn aangesteld om geredde zielen die hulp nodig hebben, te koesteren en te verzorgen.

Op mijn terugreis. De Christusfiguur belooft openlijk om terug te komen, een duidelijke zinspeling op de wederkomst van Christus. Het Griekse woord dat met ‘terugkomen’ wordt vertaald, verschijnt nog één keer in het Nieuwe Testament, in Lucas 19:15, als verwijzing naar de gelijkenis van de Heer die zou terugkeren om te beoordelen wat de mensen met zijn geld hebben gedaan. Dat verband versterkt duidelijk deze zinspeling op de wederkomst.

Vergoeden. Uiteindelijk krijgt de herbergier de toezegging dat al zijn kosten betaald zullen worden: ‘Ik zal u alle kosten vergoeden.’ Wellicht meer dan enig ander deel van deze gelijkenis heeft deze belofte — die in feite een blanco cheque voor de herbergier is —veel hedendaagse schrijvers verontrust omdat zij dit verhaal als een werkelijke gebeurtenis beschouwen. Wie zou bij zijn volle verstand een blanco cheque aan een vreemde herbergier geven? Maar als we het verhaal allegorisch begrijpen, is de belofte wel steekhoudend, want de Samaritaan (Christus) en zijn herbergier kennen en vertrouwen elkaar al voordat de belofte wordt gedaan.

Een eeuwige verplichting

Omdat het zo moeilijk is om zijn eeuwige aard en goddelijke volheid te begrijpen, spreekt God in gelijkenissen tot ons. (Zie Mozes 5:7.) Door symbolen wordt ons beperkte verstand op heilige waarheden gericht, die in de verborgenheden van het onvergelijkelijke evangelie van Christus zijn vastgelegd. Een allegorisch begrip van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan voegt eeuwige perspectieven toe aan de morele verplichtingen ervan.

In zijn gelijkenissen behandelt Jezus de hoofdpunten van het heilsplan van de Vader. Als een zinnebeeld en een afschaduwing van dit plan plaatst de barmhartige Samaritaan onze behulpzame handelingen op aarde in het eeuwig perspectief — waar we vandaan komen, hoe we hier terecht zijn gekomen, en hoe de verordeningen en genezende liefde van de beloofde Verlosser en de verzorging van zijn kerk ons uit onze huidige situatie kan redden. Maar dan moeten we tot aan zijn wederkomst wel goed leven en dienstbaar zijn.

Als we de gelijkenis in dit licht zien, kunnen de lezers zich met bijna iedere persoon in het verhaal vereenzelvigen. Op één vlak kunnen de mensen zich als barmhartige Samaritaan zien, als fysieke hulpverleners en als heiland op de berg Zion, werkzaam om verloren zielen te redden. Jezus zei tegen de wetgeleerde: ‘Ga heen, doe gij evenzo’ (Lucas 10:37). Als we hetzelfde doen als de Samaritaan, sluiten we ons bij hem aan om het heil en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.

Discipelen zouden zichzelf ook als herbergiers moeten beschouwen, die van Jezus Christus de opdracht hebben gekregen om voor het geestelijke herstel van gewonde reizigers te zorgen.

Of de lezers kunnen zichzelf als de reiziger zien. Als de gelijkenis begint, sympathiseert en identificeert iedereen zich met de eenzame en vermoeide reiziger. We moeten allemaal verlost worden. Aan het eind van het verhaal kunnen alle reizigers zich veilig voelen. Dan hebben zij aan de hand van deze uitleg geleerd dat Hij die de naaste was ‘van de man, die in handen der rovers was gevallen’ (Lucas 10:36), niemand anders dan de barmhartige Christus was. Hij is de meest voorbeeldige naaste.

Dit besef beantwoordt de tweede vraag van de wetgeleerde: ‘En wie is mijn naaste?’ Maar het beantwoordt tegelijkertijd ook de eerste vraag: ‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ We krijgen het eeuwige leven als we God ‘liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand’ (Lucas 10:27), en als we zijn Zoon (uw naaste) liefhebben als onszelf. En dat kunnen we bewerkstelligen door hetzelfde te doen als wat de Heiland deed: onze medemensen liefhebben. Want als wij hen dienen, bevinden we ons louter in de dienst van onze God. (Zie Mosiah 2:17.)

Symbolen uit de gelijkenis van de barmhartige samaritaan

Symbool

Een vroeg-christelijke interpretatie

De barmhartige Samaritaan

Jezus Christus

Het slachtoffer

Man door zonden gekwetst

Jeruzalem

Paradijs

Jericho

Wereld

Priester

De wet van Mozes

Leviet

Profeten

Rijdier

Lichaam van Christus

De herberg

De kerk

De herbergier

Het hoofd van de kerk

Noten

  1. History of the Church, deel 2, p. 266.

  2. Malcolm Miller, Chartres Cathedral (1985), p. 68.

  3. Voor een volledige uiteenzetting van dit artikel en de vermelde bronnen verwijzen we u naar John W. Welch, ‘The Good Samaritan: A Type and Shadow of the Plan of Salvation’, Brigham Young University Studies, voorjaar 1999, pp. 51–115. Ook andere heiligen der laatste dagen, onder wie Hugh Nibley, Stephen Robinson, Lisle Brown en Jill Major, hebben delen van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan op soortgelijke wijze uitgelegd.

  4. Origen, Homily 34.3, Joseph T. Lienhard, trans., Origen: Homilies on Luke, Fragments on Luke (1996), p. 138.

  5. R. Laird Harris, Gleason L. Archer Jr. en Bruce K. Waltke, eds., Theological Wordbook of the Old Testament (1980), “adam,” deel 1, p. 10.

  6. Zie Anchor Bible Dictionary (1992), ‘Travel and Communication’, deel 6, pp. 644–646. Vanwege het hoge risico om beroofd te worden, reisden de mensen in die tijd zelden alleen, in tegenstelling tot de personen in de gelijkenis. Ook dat is een aanwijzing dat het verslag als een gelijkenis moet worden beschouwd.