2007
Nooit alleen
Februari 2007


Nooit alleen

Stel je voor dat je hebt besloten om lid van een andere kerk te worden. Stel je dan voor dat je dat aan je familie gaat vertellen. Hoe zouden ze reageren? Zouden ze je steunen of zouden ze teleurgesteld zijn? Als je hun vriendschap zou kwijtraken, zou het dan de moeite waard zijn om lid van die andere kerk te worden?

Dat zijn enkele problemen waar ik enige jaren geleden mee geconfronteerd werd toen ik de kerk onderzocht. Op advies van een goede kennis volgde ik mijn hart en geloofde ik dat de Heer me zou helpen bij het overwinnen van de angst voor de afkeuring van familieleden en vrienden. Met dat eenvoudige geloof zette ik mijn plan door en liet ik me in april 2002 dopen.

Het is niet gemakkelijk om het enige lid van de kerk in je familie te zijn. Er is geen steun van familieleden om je te helpen bij het naleven van je verbonden, het bestuderen van de Schriften en de kleine dingen die je moet doen om je getuigenis te laten groeien. Je bent op jezelf aangewezen om gemotiveerd te blijven. Als het enige lid van de kerk in mijn familie heb ik gemerkt dat ik sterker werd als ik me in de kerk verdiepte, met anderen over het evangelie praatte, me op het tempelwerk concentreerde en nooit de hoop verloor dat mijn familie ooit lid van de kerk zou worden.

Steun in tijden van tegenspoed

Totdat ik lid van de kerk werd, had ik nog nooit mijn familie erg teleurgesteld. Toen ik me liet dopen wist ik dat ze zich bedrogen voelden, en ik voelde me verschrikkelijk omdat ik ze zoveel pijn deed. Ik bleef naar de kerk gaan omdat ik in mijn hart wist dat de Heer dat van mij verwachtte — ook voor hun welzijn.

Ik woonde toen niet dicht bij huis. Maar iedere keer dat ik op bezoek kwam, kreeg ik beschuldigingen en beledigingen te horen. De situatie werd nog erger toen ik besloot op zending te gaan. Mijn grootmoeder had tranen in haar ogen toen ze zei: ‘Lieve Annie, als je op deze zending gaat, breek je mijn hart.’ Ik vertelde haar dat een zending iets was waar ik me toe gedreven voelde, en dat ik ongehoorzaam aan mijn hemelse Vader zou zijn als ik niet zou gaan.

Terwijl ik me op mijn zending voorbereidde, vond ik troost en kracht in mijn wijk. De leden hielpen me enorm bij het aanpassen van mijn levenswijze als lid van de kerk, en zij gaven me steun als ik problemen met mijn familie had. Ondanks de frustraties vond ik het gemakkelijker om te volharden als ik me met de kerk bezighield, zoals in roepingen, met activiteiten en door met de zendelingen mee te gaan. Ik woonde in de buurt van Palmyra (New York), dus ik zat vaak in het heilige bos om over mijn situatie na te denken en gemoedsrust te vinden.

Gezinnen helpen

Hoewel ik veel steun uit mijn wijk kreeg, voelde ik me gefrustreerd en verkeerd begrepen door mijn familie. Alles wat zij over de kerk wisten, hadden ze van andere mensen gehoord, maar naar mij wilden ze niet luisteren. Ik probeerde met hen over het evangelie te praten om hun misvattingen recht te zetten, maar ik was nooit in staat om punten van overeenkomst te vinden. De kloof tussen mij en mijn familieleden werd steeds groter, en ik wist niet wat ik eraan kon doen. Toen ik op zending naar Virginia ging, had ik bijna geen hoop meer dat mijn familie ooit interesse in de kerk zou krijgen.

Door middel van brieven bleef ik iets over het evangelie vertellen. Ik kan me nog herinneren dat ik aan mijn vader vroeg of hij naar de zendelingen wilde luisteren. Hij zei eerlijk dat hij geen interesse had. Zijn reactie was een van de moeilijkste momenten op mijn zending, maar ik werd erdoor gemotiveerd om harder te werken en met iedereen over het evangelie te praten. Ik besefte dat iedereen een familielid van iemand is en dat als ik iemand kan helpen, ik wellicht het gebed van een ander beantwoordt. Ik streef er nog steeds naar om anderen over het evangelie te vertellen, hoewel ik geen voltijdzendelinge meer ben.

De zegeningen van de tempel

Toen ouderling Henry B. Eyring van het Quorum der Twaalf Apostelen tijdens de aprilconferentie in 2005 opstond om te spreken, kreeg ik sterk het gevoel dat ik goed naar zijn woorden moest luisteren. Hij begon zijn toespraak met deze woorden: ‘Mijn boodschap vandaag is bestemd voor de bekeerlingen tot de kerk. (…) U bent geen uitzondering in de kerk. Ik wil u laten weten hoeveel de Heer u liefheeft en vertrouwt. En ik wil u ook laten weten hoezeer Hij op u rekent.’1

Hij zei dat bekeerlingen moeten blijven proberen om met hun familieleden over het evangelie te praten. Vervolgens legde hij uit dat tempelwerk ook een belangrijk onderdeel van zendingswerk onder familieleden is.

Door de woorden van ouderling Eyring werd ik geïnspireerd om doelen te stellen op het gebied van familiegeschiedenis en tempelwerk. Ik heb veel voldoening ervaren toen ik met familienamen naar de tempel ging, en ik heb enkele prachtige, onverwachte zegeningen ontvangen. Mijn gevoel ten opzichte van familieleden aan de andere kant van de sluier is bijzonder toegenomen. Ik heb wonderen zien plaatsvinden toen ik op zoek was naar hun namen, en ik heb hun tegenwoordigheid gevoeld toen hun verordeningen werden verricht.

Ik kreeg een andere zegening toen ik mijn grootmoeder na mijn zending weer voor het eerst zag. Ze gaf me een lijst met namen om mee naar de tempel te nemen. Ze zei ook dat ze het ‘mormoonse boek’ wilde lezen omdat ze zich herinnerde dat haar vader erin had gelezen. Nu belt ze me iedere week op om te praten over de dingen die ze in het Boek van Mormon heeft gelezen.

Voordat ik op zending ging, had ik het gevoel dat de man van mijn grootmoeder — die in 1996 was overleden, voordat ik lid van de kerk werd — probeerde haar hart te verzachten. Toen ik in het opleidingscentrum voor zendelingen was, deden de zendelingen in mijn district het tempelwerk voor hem. In de celestiale zaal werd ik overweldigd door de gedachte dat onze hele familie daar eigenlijk zou moeten zijn. Ik denk ook dat mijn grootvader zijn uiterste best doet om ertoe bij te dragen dat onze familie ooit het evangelie zal aanvaarden.

Hoopvol verder gaan

Mijn moeder kwam me van mijn zending ophalen, en dat was rond het weekend van de algemene oktoberconferentie. Ze keek naar drie bijeenkomsten met me en genoot er zo van dat ze de bijeenkomsten voor Kerstmis op DVD wilde hebben. Dat was voor mij een wonder om mij te laten weten dat er nog hoop was.

Niemand in mijn familie heeft nog interesse getoond om lid van de kerk te worden, maar ik heb het gevoel dat het op een dag zal gebeuren — in dit leven of in het hiernamaals. Onze relatie is zo verbeterd dat ik weet dat het niet door mijn eigen inspanningen is gekomen maar door de invloed van de Geest. Onze hemelse Vader zegent ons met wonderen en de rechtschapen verlangens van ons hart als wij ernaar streven zijn wil te doen. Ik heb zijn kracht en steun gevoeld om door te gaan, en ik weet dat ik in zijn ware kerk nooit alleen ben.

Wanneer je de enige bent

  • Vind troost en kracht in je wijk of gemeente.

  • Bid om gemoedsrust en leiding.

  • Vertel anderen over het evangelie. Vergeet niet dat iedereen familieleden heeft, en dat je het antwoord op het gebed van een ander kunt zijn.

  • Neem deel aan tempelwerk en familiegeschiedenis.

  • Geef nooit de hoop op dat je familie op een dag het evangelie zal aanvaarden.

Noot

  1. ‘Harten samengevoegd’, Liahona, mei 2005, p. 77.