Leringen van kerkpresidenten
Gebed is de sleutel tot geestelijke kracht


Hoofdstuk 5

Gebed is de sleutel tot geestelijke kracht

Door oprecht, doorvoeld gebed kunnen we liefde en kracht ontvangen van onze hemelse Vader.

Uit het leven van Spencer W. Kimball

‘Gebed en de kracht en zegeningen ervan zijn altijd erg belangrijk voor mij geweest’, aldus president Spencer W. Kimball. ‘Ik heb in mijn leven meer zegeningen ontvangen dan ik ooit afdoende voor kan bedanken. De Heer is zo goed voor mij geweest. Ik heb zo veel meegemaakt met ziekte en gezondheid dat ik geen enkele twijfel in mijn hart en mijn verstand heb dat er een God in de hemel is, dat Hij onze Vader is en dat Hij onze gebeden hoort en verhoort.’1

Eén van die ervaringen kreeg president Kimball toen hij samen met zijn vrouw, Camilla, een conferentie in Nieuw-Zeeland bijwoonde. Tegen de tijd dat ze in de stad Hamilton aankwamen, waren ze zo ziek dat president Kimball president N. Eldon Tanner, eerste raadgever in het Eerste Presidium, vroeg om hem te vertegenwoordigen bij een culturele avond die dag. Enkele uren later werd president Kimball ‘plotseling wakker en vroeg hij dr. Russell Nelson, die aan zijn zijde waakte: “Broeder Nelson, hoe laat zou het programma vanavond beginnen?”

‘“Zeven uur, president Kimball.”

‘“Hoe laat is het nu?”

‘“Bijna zeven uur.”

‘Spencer was nat van het zweet. Maar zijn koorts was gezakt. (…) Hij zei: “Zeg tegen mijn vrouw dat we gaan.”

‘Camilla stond op en beiden kleedden zich haastig aan en reden vervolgens de korte afstand naar het stadion waar het programma zojuist begonnen was. President Tanner had aan het begin van de bijeenkomst uitgelegd dat ze te ziek waren om te komen. In het openingsgebed sprak een jonge inwoner van Nieuw-Zeeland een krachtige smeekbede uit: “Wij zijn hier met drieduizend jongeren uit Nieuw-Zeeland bijeengekomen om te zingen en dansen voor uw profeet. Wilt U hem genezen en hem hier brengen!” Aan het eind van het gebed reed de auto met Spencer en Camilla het stadion binnen en barstte het publiek uit in een spontane, oorverdovende kreet toen het zag dat hun gebed verhoord was.2

Leringen van Spencer W. Kimball

Het is onze plicht om te bidden, net zo goed als het onze plicht is om elk ander gebod te onderhouden

Gebed is geen facultatieve optie, het is fundamenteel voor onze godsdienst.3

Waarom moeten wij bidden? Omdat wij zoons en dochters van onze hemelse Vader zijn, van Wie wij afhankelijk zijn voor alles wat wij hebben — voedsel, kleding, gezondheid, leven, gezichtsvermogen, gehoor, stem, voortbeweging en zelfs hersenen.

(…) Geeft u zichzelf adem, leven of bestaan? Kunt u uw dagen ook maar met één uur verlengen? Bent u zo sterk zonder de gaven van de hemel? Hebt u zelf uw hersenen gemaakt, ze vormgegeven? Kunt u leven geven of verlengen? Hebt u de kracht om het zonder uw Heer te doen? En toch merk ik dat veel mensen niet bidden. (…)

U die soms bidt, waarom bidt u niet regelmatiger, vaker of met meer toewijding? Is de tijd zo kostbaar, het leven zo kort of het geloof zo schaars? (…)

Wij hebben allemaal een grote verplichting tegenover de Heer. Niemand onder ons is volmaakt. Niemand onder ons is zonder fouten. Bidden wordt van alle mensen vereist, net als kuisheid, sabbatsheiliging, tiendebetaling en het naleven van het woord van wijsheid, het bijwonen van bijeenkomsten en het sluiten van een celestiaal huwelijk. Dit is net zo goed een gebod van de Heer als alle andere.4

Toen ik jaren geleden de ringen en zendingsgebieden van de kerk afreisde, kwam ik vaak mensen tegen die in moeilijkheden verkeerden of zeer behoeftig waren. Mijn eerste vraag aan hen luidde: ‘Hoe staat het met uw gebeden? Hoe vaak bidt u? Hoe vurig bidt u? Ik heb gemerkt dat zonde over het algemeen binnensluipt als de communicatiekanalen niet gebruikt worden. Daarom heeft de Heer tegen de profeet Joseph Smith gezegd: ‘Wat Ik tot één zeg, zeg Ik tot allen; bidt altijd, opdat die boze geen macht in u zal hebben’ (LV 93:49).5

Er is tegenwoordig in de wereld veel behoefte aan gebed om ons contact met God te onderhouden en de communicatiekanalen open te houden. Niemand onder ons zou het zo druk mogen krijgen dat hij niet meer onder gebed kan peinzen. Het gebed is de sleutel tot geestelijke kracht.6

In onze gebeden moeten we danken en onze hemelse Vader nederig smeken om ons en de onzen te zegenen

Waarover moeten wij bidden? We zouden in vreugde onze dank moeten uitspreken voor ontvangen zegeningen. De Heer heeft gezegd: ‘(…) en gij moet God volgens de Geest danken voor iedere zegen waarmee gij gezegend wordt’ (LV 46:32). Er komt een heerlijke, geruststellende geest op ons als we onze hemelse Vader oprecht danken voor onze zegeningen — het evangelie en de kennis die we ervan hebben gekregen, de inzet van ouders en anderen voor ons, familie en vrienden, kansen, gezond verstand, lichaam en leven, goede en nuttige levenservaringen, alle hulp die onze Vader ons geeft en al zijn goedheid en verhoorde gebeden.

We kunnen bidden voor onze leiders. Paulus heeft geschreven:

‘Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen,

‘voor koningen en alle hooggeplaatsten’ (1 Timoteüs 2:1–2).

Wij worden loyalere en wetgetrouwere burgers van ons land als we zo bidden. En we krijgen meer liefde voor onze kerkleiders en groter geloof in hen, en onze kinderen leren hen ook respecteren. Want het is moeilijk om kerkfunctionarissen te bekritiseren voor wie men bidt. Ik ben blij dat ik mijn hele leven lang mijn leiders heb gesteund en heb gebeden voor hun welzijn. En de afgelopen jaren heb ik veel kracht gekregen door soortgelijke gebeden die de heiligen voor mij tot de hemel hebben gericht.

Het allesomvattende zendingswerk zou voortdurend een onderwerp van gebed voor ons moeten zijn. Wij bidden dat de deuren van de landen voor het evangelie worden opengedaan. Wij bidden om kansen en leiding om het heerlijke evangelienieuws met andere mensen te delen. Als een kind zijn hele leven voor het zendingswerk bidt, wordt hij een goede zendeling.

(…) Wij bidden voor de persoon die we als een vijand beschouwden, want wij gedenken de prachtige en krachtige raad van de Heer: ‘Maar tot u, die Mij hoort, zeg Ik: Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen’ (Lucas 6:27–28). Kan iemand lang vijanden hebben als hij bidt voor mensen over wie hij geen prettige gevoelens heeft?

Wij bidden om wijsheid, oordeelkunde en begrip. Wij bidden om bescherming op gevaarlijke plekken, kracht op momenten van verleiding. Wij gedenken dierbaren en vrienden. Wij spreken elk ogenblik in woord of in gedachte gebeden uit, hardop of in de grootste stilte. Wij hebben altijd een gebed in ons hart dat wij onze dagelijkse bezigheden goed mogen uitvoeren. Kan iemand kwaad doen als hij een oprecht gebed in zijn hart en op zijn lippen heeft?

Wij bidden over ons huwelijk en onze kinderen, buren, baan, beslissingen, kerkroepingen, getuigenis, gevoelens en doelen. Ja, wij volgen de goede raad van Amulek op en bidden om genade, voor onze kostwinning, ons gezin en tegen de kracht van onze vijanden; wij bidden ‘tegen de duivel die een vijand is van alle gerechtigheid’, en voor onze oogsten. En als we de Heer niet aanroepen, dan laten wij ons ‘hart […] vol zijn en voortdurend in gebed tot Hem uitgaan voor [ons] welzijn, en ook voor het welzijn van allen die om [ons] heen zijn’ (zie Alma 34:18–27).7

Wij bidden om vergeving. Ik heb heel wat kandidaat-zendelingen gesproken. Maar al te vaak hoor ik dat ze niet bidden, zelfs als ze dwaasheden hebben begaan waarvoor ze geen vergeving hebben ontvangen. ‘Waarom bid je niet als je zo’n grote verplichting terug te betalen hebt? Denk je dat je het gewoon opzij kunt zetten en je schouders kunt ophalen met de redenering dat iedereen het tenslotte doet? Schaam je je om te knielen, schaam je je voor Christus? Of geloof je misschien niet echt in God? Weet je niet dat Hij leeft en ons liefheeft, en dat Hij ons vergeeft als we ons bekeren? Weet je niet dat zonden niet kunnen worden uitgewist, dat overtredingen niet kunnen worden vergeven, door het onderwerp uit de weg te gaan en het te vergeten?’ (…)

Wij bidden voor alles wat nodig, goed en fatsoenlijk is. Ik hoorde eens een veertienjarige jongen in een gezinsgebed de Heer smeken om de schapen van de familie op de heuvel te beschermen. Het sneeuwde en het was bitter koud. Ik hoorde eens een gezin om regen bidden toen er een ernstige droogte was en de omstandigheden wanhopig waren. Ik hoorde eens een meisje om hulp bidden bij haar examens van de volgende dag.

Onze beden betreffen ook de zieken en bezochten. De Heer zal onze oprechte gebeden verhoren. Hij zal hen niet altijd genezen, maar zal ze misschien de gemoedsrust, moed of kracht geven om het vol te houden. Wij vergeten in onze gebeden niet de mensen die zegeningen bijna harder nodig hebben dan degenen met lichamelijke onvolkomenheden: de gefrustreerden en verwarden, de verleiden, de zondigen, de bezorgden.

Onze gebeden gaan ook over het welzijn van onze kinderen. Soms krijgen kinderen als zij opgroeien een opstandige houding, ondanks al wat wij zeggen en doen. Alma ondervond dat zijn vermaningen van zijn [zoon] geen effect hadden en hij bad voor [hem] — en zijn gebeden waren krachtig. Soms is dat alles wat ouders nog kunnen doen. Het gebed van een rechtvaardig man bereikt veel, aldus de Schriften, en dat was hier ook het geval. [Zie Jakobus 5:16; Mosiah 27:14.]8

Het is zo’n voorrecht en vreugde om tot onze Vader in de hemel te bidden, dat is ons zo tot zegen. Maar onze ervaring is nog niet compleet als we ons gebed hebben beëindigd. Amulek zegt terecht: ‘En nu, zie, mijn geliefde broeders, (…) indien gij, na [te hebben gebeden] de behoeftigen en de naakten wegzendt, en niet naar de zieken en lijdenden omziet, en niet geeft van uw bezit, indien gij hebt, aan hen die noodlijdend zijn — ik zeg u, indien gij geen van die dingen doet, zie, dan is uw gebed tevergeefs en baat het u niets, en zijt gij als de huichelaars die het geloof verloochenen’ (Alma 34:28). We moeten nooit vergeten dat wij het evangelie net zo eerlijk en serieus moeten naleven als wij bidden.9

In ons individuele gebed kunnen we gedachten uitwisselen met God en zijn wil te weten komen

Sommige dingen kunnen het beste in afzondering in gebed besproken worden, zodat met tijd en vertrouwelijkheid geen rekening gehouden hoeft te worden. Bidden in afzondering is een rijke, lonende ervaring. Als we alleen bidden, draagt dat ertoe bij dat we alle schaamte en schijn van ons afleggen. Het helpt ons om ons hart echt open te stellen en volkomen eerlijk en eerbaar te zijn in al onze uitingen van hoop, alsmede in onze houding.

Ik ben al heel lang overtuigd van de noodzaak tot privacy voor onze persoonlijke gebeden. De Heiland vond het soms nodig om weg te glippen naar de bergen of de woestijn zodat Hij daar kon bidden. Ook de apostel Paulus wendde zich na zijn belangrijke roeping tot de woestijn en eenzaamheid. Enos bevond zich op een eenzame plek toen hij met God wilde communiceren. Joseph Smith vond zijn privacy in het bos, waar alleen de vogels en de bomen en God naar zijn gebed luisterden. Let eens op enkele sleutelwoorden in zijn verhaal: ‘Aldus, in overeenstemming hiermee, namelijk mijn besluit om het aan God te vragen, trok ik mij terug in het bos om de poging te wagen. (…) Het was de eerste maal van mijn leven dat ik een dergelijke poging deed, want ondanks mijn bezorgdheid had ik nog nooit eerder een poging gedaan om hardop te bidden’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:14; cursivering toegevoegd.)

Ook wij moeten zo mogelijk een kamer, hoekje, kast of andere plek vinden waar we ons kunnen ‘terugtrekken’ om alleen ‘hardop’ te bidden. We denken hierbij aan de vele keren dat de Heer ons opdraagt om hardop te bidden: ‘En voorts, Ik gebied u dat gij zowel overluid als in uw hart zult bidden; ja, zowel ten overstaan van de wereld als in het verborgen, zowel in het openbaar als in afzondering’ (LV 19:28).10

Als wij de Heer op deze bijzondere gebedsmomenten iets onthouden, kan dat inhouden dat ons enkele zegeningen onthouden worden. Tenslotte gaan wij met onze beden tot een alwetende, wijze hemelse Vader, dus waarom zouden we zelfs maar overwegen om gevoelens of gedachten achter te houden over onze behoeften en zegeningen?11

In onze gebeden mag er geen sprake zijn van verbloemen of huichelen, want misleiding is onmogelijk. De Heer weet wat onze ware toestand is. Vertellen we de Heer hoe goed we zijn, of hoe zwak we zijn? Wij staan naakt voor Hem. Doen wij onze smeekbeden in bescheidenheid, oprechtheid en met een ‘gebroken hart en een verslagen geest’, of doen we het net als de Farizeeër die zich erop beroemde hoe goed hij zich aan de wet van Mozes hield? [Zie Ether 4:15; Lucas 18:11–12]. Spreken we enkele afgezaagde woorden en zinnen uit, of praten we op vertrouwelijke voet met de Heer, net zolang als nodig is? Bidden we af en toe, terwijl we eigenlijk geregeld, vaak en onophoudelijk moeten bidden?12

Bidden is zo’n groot voorrecht — niet alleen om met onze Vader in de hemel te spreken, maar ook om liefde en inspiratie van Hem te krijgen. Aan het eind van ons gebed moeten we ingespannen luisteren — enkele minuten lang. We hebben om raad en hulp gebeden. Dan geldt: ‘Laat af [wees stil] en weet dat [Hij] God [is]’ (Psalmen 46:10).13

We zouden elke dag de tijd moeten nemen voor het gezinsgebed

De kerk dringt er bij ons op aan om elke ochtend en avond gezinsgebed te houden. Het is een gebed dat we met zo veel mogelijk aanwezige gezinsleden op de knieën uitspreken. (…) Alle gezinsleden, zelfs de kleintjes, moeten een beurt krijgen om het uit te spreken, op uitnodiging van degene die presideert — normaal gesproken de vader, die het priesterschap draagt, maar bij zijn afwezigheid de moeder, en bij hun beider afwezigheid het oudste aanwezige kind.14

Onze Vader in de hemel heeft ons de zegen van het gebed gegeven om ons te helpen succes te hebben in onze belangrijke activiteiten thuis en elders in het leven. Ik weet dat als we vurig en rechtschapen bidden, zowel individueel als met de rest van het gezin, als we ’s ochtends opstaan en ’s avonds voordat we naar bed gaan, en bij de maaltijd aan tafel, dan krijgen we niet alleen maar een betere band met onze dierbaren, maar maken we bovendien geestelijke groei door. We hebben de hulp van onze hemelse Vader zo hard nodig bij het leren van evangeliewaarheden en het naleven ervan, en bij het nemen van beslissingen.15

U past de tijdsduur en samenstelling van het gezinsgebed aan de behoefte aan. Een gebed van een (…) echtpaar is waarschijnlijk anders dan van een gezin met volwassen kinderen of een gezin met kleine kinderen. Het moet beslist niet lang duren als er kleine kinderen bij zijn, want dan kunnen ze de aandacht kwijtraken en een hekel aan het bidden krijgen. Als de kinderen zelf bidden, is het onwaarschijnlijk dat ze het te lang doen. Het onzevader, bijvoorbeeld, duurt slechts zo’n dertig seconden en in een of twee minuten kan men beslist veel danken en vragen, hoewel er vanzelfsprekend tijden zijn waarop het misschien gepast is om langer te bidden.16

Geknield in gezinsgebed leren onze kinderen aan onze zij gewoontes die zij hun leven lang zullen houden. Als we niet de tijd nemen voor onze gebeden, dan zeggen we in feite tegen onze kinderen: ‘Eigenlijk is het toch niet zo belangrijk. Laten we ons er geen zorgen om maken. Als we het met gemak kunnen doen, houden we ons gebed, maar als de schoolbel gaat, of de bus komt, of het werk roept — nou, dan is het gebed niet erg belangrijk en doen we het alleen maar als dat zo uitkomt.’ Als we het niet plannen, komt het nooit uit.17

Geen enkele moeder zou haar kinderen op een winterochtend zomaar naar school sturen zonder kleren om ze tegen sneeuw, regen en koude te beschermen. Maar er zijn heel wat vaders en moeders die hun kinderen naar school sturen zonder de bescherming van het gebed — dat hen beschermt tegen de blootstelling aan onbekende gevaren, slechte mensen en gemene verleidingen.18

In het verleden was het misschien genoeg om één keer per dag gezinsgebed te houden. Maar in de toekomst voldoet dat niet meer om onze kinderen te redden.19

In onze gezinskring leren onze kinderen hoe ze met hun hemelse Vader moeten praten door te luisteren naar hun ouders. Ze zien al gauw in hoe doorvoeld en oprecht onze gebeden zijn. Als onze gebeden haastig worden uitgesproken, en misschien zelfs zonder nadenken als ritueel worden afgewerkt, zullen zij dat ook inzien. Het is beter als we het zowel met ons gezin als in afzondering doen zoals Mormon ons smeekte: ‘Welnu, mijn geliefde broeders, bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart’ (Moroni 7:48).20

In het gezinsgebed schuilt nog meer dan alleen smeekbeden en dankuitingen. Het is een stap tot gezinseenheid en -solidariteit. Het bevordert een gezamenlijk bewustzijn en een geest van wederzijdse afhankelijkheid. Het is een moment tijdens de drukke dag waarop de blèrende radio het zwijgen op wordt gelegd, er lichten uit worden gedaan en alle gedachten en harten op elkaar en op de eeuwigheid worden gericht — een moment waarop de wereld wordt buitengesloten en de hemel in ons wordt opgenomen.21

Als we als groep bidden, moeten we dat op gepaste wijze doen

Als we als groep bidden, of dat nu thuis, in de kerk, in sociale of publieke situaties is, moeten we in gedachten houden wat het doel van onze gebeden is: communiceren met onze Vader in de hemel. Hoe moeilijk het ook lijkt, ik heb gemerkt dat als we met anderen samen bidden het beter is als we ons concentreren op liefhebbende en eerlijke communicatie met God dan op de vraag wat de luisteraars ervan zouden kunnen denken. Natuurlijk moeten we de omstandigheden in aanmerking nemen en dat is de reden dat openbare gebeden, zelfs gezinsgebeden, niet onze enige gebeden moeten zijn.22

Openbare gebeden moeten altijd passen bij de gelegenheid. Een inwijdingsgebed mag langer zijn maar een openingsgebed mag korter zijn. In zo’n gebed vragen we alleen maar wat we voor die gelegenheid nodig hebben. Een slotgebed kan nog korter zijn — het hoeft alleen een maar dankgebed ter afsluiting te zijn. Een zalving met olie is een kort, concreet onderdeel van een verordening en dient de daaropvolgende verzegeling niet te overlappen omdat die aangevuld kan worden met het afroepen van zegeningen over de ontvanger. Een zegen over voedsel hoeft niet lang te zijn, maar daarin moet wel dankbaarheid voor het voedsel worden uitgesproken en een verzoek om het te zegenen. In dat gebed dienen we echter niets te herhalen wat al in het zojuist gehouden gezinsgebed is gezegd.23

Hoe vaak horen we mensen dusdanig welsprekend bidden dat het bijna een complete preek wordt? De toehoorders raken dat beu en het effect gaat verloren.24

Omdat onze hemelse Vader ons volmaakt kent en liefheeft, kunnen wij zijn antwoorden op onze gebeden vertrouwen

Is het gebed eenrichtingsverkeer? Nee! (…)

De taal van het gebed leren is een vreugdevolle, levenslange ervaring. Soms worden onze gedachten met ideeën overspoeld als we na ons gebed luisteren. Soms komen er bepaalde gevoelens in ons op. Een vredig gevoel verzekert ons ervan dat alles goed zal komen. Maar als we eerlijk en oprecht zijn, zullen we altijd een goed gevoel krijgen — een warm gevoel ten opzichte van onze Vader in de hemel en een gevoel van zijn liefde voor ons. Ik vind het bedroevend dat sommigen van ons niet de betekenis van die rustige, geestelijke warmte hebben leren kennen, als getuigenis dat ons gebed gehoord is. En aangezien onze Vader in de hemel ons nog meer liefheeft dan wij onszelf liefhebben, betekent het dat wij op zijn goedheid kunnen vertrouwen, dat wij Hem kunnen vertrouwen. Het betekent dat als wij blijven bidden en blijven leven zoals we moeten, de hand van onze Vader ons zal leiden en zegenen.

Daarom zeggen we in onze gebeden ‘Uw wil geschiede’ — en dat menen we. We zouden een leider niet om advies vragen en het vervolgens negeren. We moeten de Heer ook niet om zegeningen vragen en dan het antwoord negeren. Daarom bidden we ‘Uw wil geschiede. U weet het beter, lieve Vader. Ik zal uw aanwijzingen gewillig accepteren en opvolgen.’25

Wij moeten in geloof bidden, maar met het besef dat als de Heer onze gebeden verhoort Hij ons misschien niet het antwoord geeft dat wij verwachten of willen. Wij moeten geloven dat Gods keuze voor ons de juiste is.26

Na een leven lang bidden ken ik de liefde en kracht die voortvloeit uit eerlijk, doorvoeld gebed. Ik weet dat onze Vader bereid is ons met onze ervaring in het sterfelijk leven te helpen, ons te onderwijzen en leiden. Onze Heiland heeft vol liefde gezegd: ‘Wat ik tot één zeg, zeg Ik tot allen; bidt altijd’ (LV 93:49).

Als we dat doen, dan komen we zelf te weten dat onze Vader in de hemel gebeden werkelijk hoort en verhoort. Hij wil dat wij dat allemaal weten. Streef ernaar dat te weten te komen, geliefde broeders en zusters. Streef daarnaar!27

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–IX voor meer informatie.

  • In welke opzichten zou uw leven anders zijn als u niet bad? Denk eens na waarom de Heer ons gebiedt om te bidden (pp. 55–56).

  • Lees de pagina’s 56–59. In welke opzichten worden wij beïnvloed als wij in gebed onze dank uitspreken? Of als we voor andere mensen bidden?

  • Lees de tweede alinea op pagina 59. Waarom zijn onze gebeden niet volledig als we ‘het evangelie niet net zo eerlijk en serieus naleven als wij bidden’?

  • President Kimball heeft gezegd: ‘Bidden in afzondering is een rijke, lonende ervaring’ (p. 59). Wat kunnen we doen om tijd voor zinvolle persoonlijke gebeden vrij te maken? Waarom zou het nuttig zijn om wel eens hardop te bidden bij uw persoonlijke gebeden? Waarom is luisteren een belangrijk onderdeel van het gebed?

  • Op pp. 61–63 heeft president Kimball het over de zegeningen die we krijgen door gezinsgebed. Welke ervaringen hebt u met deze zegeningen? Wat kan een gezin doen om ’s morgens en ’s avonds tijd in te ruimen voor gezinsgebed?

  • President Kimball heeft gezegd dat gebeden voor een groep bij de gelegenheid moeten passen (p. 63). Als we gevraagd voor zo’n gebed, wat is onze taak dan? Wat kunnen we leren van het voorbeeld van de jonge Nieuw-Zeelander uit het verhaal op de pagina’s 53–55?

  • Lees de laatste alinea onderaan pagina 64. Hoe heeft het gebed uw band met uw hemelse Vader versterkt?

Relevante teksten: Psalmen 55:17; Matteüs 6:5–15; Jakobus 1:5–6; 2 Nephi 32:8–9; 3 Nephi 18:18–21

Noten

  1. Conference Report, oktober 1979, p. 5; of Ensign, november 1979, p. 5.

  2. Caroline Eyring Miner en Edward L. Kimball, Camilla: A Biography of Camilla Eyring Kimball (1980), pp. 182–184.

  3. Faith Precedes the Miracle (1972), p. 200.

  4. ‘Prayer’, New Era, maart 1978, pp. 15, 17–18.

  5. ‘Pray Always’, Ensign, oktober 1981, p. 3.

  6. Conference Report, april 1979, p. 7; of Ensign, mei 1979, pp. 6–7.

  7. Ensign, oktober 1981, pp. 4–5.

  8. Faith Precedes the Miracle, pp. 205–206.

  9. Ensign, oktober 1981, p. 6.

  10. Ensign, oktober 1981, p. 4.

  11. Conference Report, oktober 1979, p. 5; of Ensign, november 1979, p. 4.

  12. Faith Precedes the Miracle, p. 207.

  13. Ensign, oktober 1981, p. 5.

  14. Faith Precedes the Miracle, pp. 200–201.

  15. ‘Therefore I Was Taught’, Ensign, januari 1982, p. 4.

  16. Faith Precedes the Miracle, p. 201.

  17. The Miracle of Forgiveness (1969), p. 253.

  18. Faith Precedes the Miracle, p. 207.

  19. Aangehaald door James E. Faust in Conference Report, oktober 1990, p. 41; of Ensign, november 1990, p. 33.

  20. Ensign, oktober 1981, p. 4.

  21. ‘Family Prayer’, Children’s Friend, januari 1946, p. 30.

  22. Ensign, oktober 1981, p. 4.

  23. Faith Precedes the Miracle, p. 201.

  24. The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball (1982), pp. 119–120.

  25. Ensign, oktober 1981, p. 5.

  26. Faith Precedes the Miracle, p. 207.

  27. Ensign, oktober 1981, p. 6.