Leringen van kerkpresidenten
Wij moeten eerbiedig zijn


Hoofdstuk 15

Wij moeten eerbiedig zijn

Eerbied is meer dan alleen gedrag — het is een deugd die in onze hele levenswijze tot uiting zou moeten komen.

Uit het leven van Spencer W. Kimball

In 1955 wijdde president David O. McKay de eerste tempel in Europa in: de Berntempel (Zwitserland). Ouderling Spencer W. Kimball, die destijds lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was, zou in de middagdienst op de eerste inwijdingsdag spreken. Hij bracht die dag een uur alleen in de tempel door ‘om mijn verstand en mijn hart rustig en met respect, eerbied en stilte voor te bereiden op de middag.’1 In zijn toespraak zei hij: ‘Toen ik vanochtend wakker werd en de slaap plaats maakte voor bewustzijn, was bij het ochtendgloren mijn eerste gedachte gewijd aan de heilige tempel die vandaag wordt ingewijd. Ik dacht: Vandaag geen eten. Ik moet mijn schoenen poetsen, mijn kleren persen en ik heb zuivere gedachten nodig. De hele weg naar Zollikofen wilde ik niets zeggen. En toen ik deze ruimte betrad en naast [president McKay] was gaan zitten, sprak hij alleen fluisterend. Toen wist ik dat ik ook een beetje had gevoeld wat hij heeft gevoeld. “De Here gewijd — gewijdheid siert de heiligen des Heren.”’2

President Kimball bewaarde zijn eerbied niet alleen voor gebeurtenissen zoals tempelinwijdingen. Hij noemde eerbied een levenswijze en was daar zelfs in kleine dagelijkse daden een goed voorbeeld van. Toen hij bijvoorbeeld een keer in een kerkgebouw was, ging hij stilletjes naar de wc, gooide de papieren handdoekjes weg die op de vloer lagen en maakte de wasbak schoon. Een plaatselijke kerkleider merkte deze eenvoudige uiting van respect op. Geïnspireerd door het voorbeeld van president Kimball leerde hij vervolgens anderen meer eerbied te tonen voor gewijde plekken en zaken.3

Leringen van Spencer W. Kimball

Eerbied is geen tijdelijk gedrag voor de zondag, maar een permanente houding van toewijding aan God

Eerbied is te definiëren als ‘een gevoel of houding van groot respect, liefde en ontzag, zoals voor iets heiligs.’ Een andere manier om de betekenis van eerbied uit te leggen is het ‘toewijding aan God’ te noemen.

Veel van onze leiders hebben eerbied een van de meest hoogstaande eigenschappen van de ziel genoemd. Ze hebben gezegd dat het waar geloof in God en zijn gerechtigheid behelst, grote culturele verfijning en liefde voor de betere zaken in het leven. (…)

Net als voor andere evangeliebeginselen geldt dat eerbied tot meer vreugde leidt.

Wij moeten eerbied niet zien als een tijdelijk, somber gedrag dat alleen voor de zondag is bestemd. Ware eerbied behelst geluk, liefde, respect, dankbaarheid en godvrezendheid. Het is een deugd die in onze hele levenswijze tot uiting zou moeten komen. In feite zouden heiligen der laatste dagen de eerbiedigste mensen op aarde moeten zijn.4

We moeten eerbied hebben voor de Vader en de Zoon en hun heilige naam

Eerbied voor de Vader en de Zoon is een essentieel kenmerk of eigenschap van hen die het celestiale koninkrijk beërven. In afdeling 76 van de Leer en Verbonden, die dateert van februari 1832 en ook wel ‘het visioen aan Joseph Smith en Sidney Rigdon’ wordt genoemd, lezen we:

‘En aldus zagen wij de heerlijkheid van het celestiale, die alles overtreft — waar God, ja, de Vader, op zijn troon regeert voor eeuwig en altijd;

‘voor wiens troon alle dingen zich in ootmoedige eerbied buigen en Hem eer geven voor eeuwig en altijd.

‘Zij die in zijn tegenwoordigheid wonen, vormen de kerk van de Eerstgeborene; en zij zien zoals zij worden gezien, en kennen zoals zij worden gekend, want zij hebben van zijn volheid en van zijn genade ontvangen;

‘en Hij maakt hen gelijk in macht en in kracht en in heerschappij’ (LV 76:92–95).

In een andere hedendaagse openbaring krijgen wij opdracht om de naam van de Godheid te eerbiedigen. Er wordt ons gezegd de naam van de Vader niet ijdellijk te gebruiken en het al te vaak herhalen ervan te vermijden. (LV 107:2–4). (…)

Het lijkt erop dat eerbied voor God en zijn naam een van de belangrijkste eigenschappen is die wij kunnen ontwikkelen.5

Op een dag werd ik in het ziekenhuis door een verpleeghulp de operatiekamer uitgereden. Hij struikelde en er kwam een stroom vloeken over zijn boze lippen, waaronder enkele namen van de Heiland. Ook al was ik nauwelijks bij bewustzijn, ik schrok ervan en smeekte hem: ‘Alstublieft! Alstublieft! U misbruikt de naam van mijn Heer.’

Er volgde een dodelijke stilte, waarop een stem fluisterde: ‘Het spijt me.’ Hij was even vergeten dat de Heer alle mensen krachtig had geboden: ‘Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt’ (Exodus 20:7). (…)

Op het toneel, aan de telefoon, raken gevoelige oren en ogen dagelijks verontwaardigd door het onnodige, godslasterlijke gebruik van de namen van de Heer, onze God. Op het toneel, op de boerderij, in sociale kringen, in zaken en in alle situaties in het leven worden de namen van de Verlosser laatdunkend en zondig gebruikt. Wij die onnadenkend en zorgeloos zijn, die venijnig en defensief zijn, zouden moeten bedenken dat we de naam van de Heer niet straffeloos ijdellijk kunnen gebruiken. Veroorzaken we niet zelf onze uiteindelijke vernietiging als we alles wat heilig en gewijd is ontwijden en zelfs in onze dagelijkse uitspraken de namen van de Godheid veelvuldig en oneerbiedig gebruiken? (…)

Het is verschrikkelijk als een mens de namen van de Godheid respectloos gebruikt. En dat omvat ook het onbevoegd gebruik van de naam van de Heer. Er zijn veel mensen die openbaring en gezag claimen die dat niet rechtstreeks van de Heer hebben gekregen.

Door de eeuwen heen hebben de profeten deze ernstige zonde altijd verworpen. De profeet Jesaja riep ieder tot bekering en verantwoording die ‘zweert bij de naam des Heren en die de God van Israël belijdt — maar niet in waarheid en niet in gerechtigheid’ (Jesaja 48:1). (…)

De naam van de Heer eerbiedig uitspreken moet voor ons, als leden van de kerk, heel gewoon zijn. Wij, als goede heiligen der laatste dagen, roken bijvoorbeeld niet. We drinken niet. We gebruiken geen thee en koffie. En we gebruiken net zo goed geen vulgaire taal. Wij vloeken niet en belasteren niet. Wij gebruiken de naam van de Heer niet ijdellijk. Het is niet moeilijk om volmaakt te worden in het vermijden van vloekwoorden, want wie zijn mond afsluit voor alle vloekwoorden is in dat opzicht op weg naar de volmaking.

Maar dat is nog niet alles wat we moeten doen. Dan zouden we ons alleen nog maar van zonde onthouden. Om rechtschapen te zijn, moeten we de naam van onze Heer met eerbied en heiligheid uitspreken in onze gebeden, toespraken en besprekingen. (…)

Jezus vervolmaakte zijn leven en werd onze Christus. Het onbetaalbare bloed van een god werd vergoten en Hij werd onze Heiland. Zijn vervolmaakte leven werd gegeven en Hij werd onze Verlosser. Zijn verzoening stelde ons in staat om terug te keren naar onze hemelse Vader. Maar wat zijn veel ontvangers van deze gunsten onnadenkend en ondankbaar! Ondankbaarheid is een van de grote zonden aller tijden.

Velen beweren in Hem en zijn werken te geloven, maar slechts weinigen eren Hem. Miljoenen onder ons noemen zich christenen maar knielen zelden neer in dankbaarheid voor zijn allesovertreffende gift, zijn leven.

Laten wij ons hernieuwd toewijden aan een eerbiedige houding en het uiten van dankbaarheid aan onze Heer voor zijn onvergelijkelijke offer. Laten wij dit hedendaagse gebod gedenken: ‘Daarom, laten alle mensen oppassen hoe zij mijn naam op hun lippen nemen’ (LV 63:61).6

Tempels, kerken en woningen zouden plekken van eerbied moeten zijn

Een heel ander onderwerp dat uiterst belangrijk is: de Heer heeft ons in hedendaagse openbaring opgedragen om de nodige eerbied op te brengen voor zijn heilige huis. In de belangrijke openbaring aan Joseph Smith met het inwijdingsgebed voor de Kirtlandtempel werd aangegeven dat deze tempel, net als alle andere heilige tempels die voor de Heer zijn gebouwd, een plek van eerbied voor Hem moest zijn. (Zie LV 109:13, 16–21.)

Wat van de heilige tempels van de kerk wordt gezegd, geldt beslist ook voor elk ‘huis des Heren’, of dat nu een kerk is of een andere plek waar heiligen aanbidden, of zelfs elke woning van een heilige der laatste dagen.7

De kapel is voor heiligen der laatste dagen geen nis of cel in een kathedraal, geen plek met gouden altaren en edelstenen. Het is een plek zonder pracht en praal, zonder beelden en vrijwel zonder afbeeldingen — eenvoudig gedecoreerd, schoon en licht en achtbaar. Het is een plek waar de mensen in ware broederschap comfortabel kunnen zitten, waar les wordt gegeven, koren zingen, leden bidden en prediken, en waar allen kennis en inspiratie opdoen — en waar jong en oud het avondmaal ontvangen. Hier worden gewoonten van gedachten en gedrag geboren en wordt geloof geboren, aangewakkerd en geheiligd.

De kapel is niet gewijd aan farizeese vroomheid met lange gezichten, stijve formaliteiten of kille en doodse stiltes, maar toch dient er altijd eerbied te zijn voor heilige plekken en doeleinden en voor heilige personages.8

Zijn wij een eerbiedig volk? Blijkt uit ons gedrag thuis en in de kerk eerbied voor onze Schepper?

Soms vragen we ons dat af. We wonen avondmaalsdiensten en conferenties bij waar kinderen ongehinderd door de gangpaden lopen. Tijdens de dienst zien we volwassenen met de mensen naast hen praten, zien we mensen dommelen en jonge mensen in de gang hangen. We zien gezinnen die te laat komen en luidruchtig een plekje zoeken, en we zien na de dienst in de kapel groepen mensen hardop praten.

We denken aan onderzoekers, vrienden en leden met een broos getuigenis dat nog in ontwikkeling is. Zijn onze bijeenkomsten de krachtige zendingsmiddelen die ze kunnen zijn, waar de Geest van de Heer overheerst en harten raakt? Of moeten we om de Geest te voelen eerst de vele onnodige afleidingen buitensluiten?9

Een edel mens is eerbiedig. Hij zal in een huis van aanbidding eerbiedig zijn, zelfs al is hij de enige aanwezige. Er was geen kerkelijke gemeente aanwezig toen de Heer Mozes gebood: ‘(…) doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilige grond’ [zie Exodus 3:5]. Presiderende functionarissen behoren de dienst zo zorgvuldig te plannen dat er geen gefluister op het podium te horen is. Ouders behoren hun kinderen goed te trainen en disciplineren en bij ze te zitten (behalve in het geval van klassen die onder supervisie bij elkaar zitten). Zaalwachten behoren getraind te worden om zo onopvallend mogelijk zitplaatsen aan te wijzen. Degenen die de dienst bijwonen behoren vroeg te arriveren, hun vriendelijke begroeting zachtjes te laten horen, rustig te lopen en in een stille overpeinzing zo ver mogelijk vooraan te zitten. Allen behoren zo veel mogelijk aan de dienst deel te nemen — de lofzangen mee te zingen, mee te bidden, met een dankbaar hart van het avondmaal te nemen, met hernieuwde toewijding aan voorheen gesloten verbonden. Er is gelegenheid om sympathiek te reageren op bijgewoonde lessen, gehouden toespraken en gegeven getuigenissen, en die niet op welsprekendheid maar op oprechtheid te beoordelen. Dat is een gelegenheid om een diepe teug te nemen van het geboden water, want zelfs de eenvoudigste leerkracht of spreker zal iets zeggen waar we verder over na kunnen denken. Bij het stilletjes betreden van de kapel kunnen we alle kritiek en zorgen achter ons laten — alle beroepsmatige, politieke, sociale en recreatieve plannen — en kunnen we ons in alle rust overgeven aan overpeinzing en aanbidding. We kunnen ons onderdompelen in de geestelijke sfeer. We kunnen ons toewijden aan leren, bekeren, vergeven, getuigen, waarderen en liefhebben.10

Eerbied begint thuis

Waar begint eerbied en hoe kunnen we die ontwikkelen?

Net als bij alle andere goddelijke deugden is het gezin de sleutel tot eerbied.

Ik wil beklemtonen hoe belangrijk het is om kinderen te leren bidden. Tijdens individuele en gezinsgebeden leren kleintjes om hun hoofd te buigen, hun armen over elkaar te doen en hun ogen te sluiten terwijl we onze Vader in de hemel aanspreken. Gedrag dat we thuis aanleren bepaalt het gedrag in kerkbijeenkomsten. Een kind dat thuis heeft leren bidden, begrijpt al gauw dat hij tijdens de gebeden in erediensten rustig en stil moet zijn.

En als de gezinsavond deel uitmaakt van het leven thuis, weten de kinderen dat er bijzondere momenten zijn, niet alleen in de kerk maar ook thuis, waarop we leren over onze hemelse Vader en iedereen zich zo goed mogelijk moet gedragen.

Kinderen houden vooral van muziek. We kunnen lofzangen die in de kerk vaak gezongen worden thuis ook zingen. Vooral kleine kinderen hebben er baat bij als hun ouders hen thuis eenvoudige lofzangen leren. Zo kijken kinderen ernaar uit om in de avondmaalsdienst en andere bijeenkomsten te zingen.

Uiteraard behoren de ouders met hun kinderen naar de zondagse bijeenkomsten te gaan.

Vader en moeder behoren er samen voor te zorgen dat de voorbereiding op de kerkgang een prettige ervaring voor het gezin is. Op het laatste moment haasten om kinderen te vergaderen, aan te kleden en zich naar de dienst te haasten, doet de eerbied teniet.

Als een gezin geregeld laat is voor de kerk, vallen er vaak boze woorden, raken er gevoelens gekwetst en zijn de kinderen vaak van hun stuk en zijn ze rusteloos tijdens de dienst. Hoeveel eerbiediger is het gezin dat zich tijdig en goed voorbereidt op kerkdiensten, ruim voor aanvang van de bijeenkomst in de kapel samen naar het preludium zit te luisteren en wereldse zorgen uit hun hoofd zet.

Ouders met kleine kinderen hebben soms moeite om hun kleintjes waardering bij te brengen voor de bijeenkomsten en hen ervan te weerhouden de orde te verstoren. Doorzettingsvermogen, standvastigheid en voorbereiding thuis zijn de ingrediënten die nodig zijn voor succes op dit gebied. Als de ouders echt niet weten hoe zij in de kerk met hun kinderen om moeten gaan, zouden jonge ouders advies kunnen vragen aan een meer ervaren echtpaar in de wijk.

Voor en na bijeenkomsten drommen leden van de kerk vaak bijeen in de kapel om elkaar te begroeten. Sommige schijnbare oneerbiedigheid ontstaat heel onschuldig doordat wij een vriendelijk volkje zijn en de sabbatdag een handige dag is om te praten, vriendschappen te onderhouden en kennis te maken met nieuwe mensen. Ouders behoren hun kinderen een goed voorbeeld te geven door voor of na bijeenkomsten alleen in de gang of elders buiten de kapel met anderen te praten. Na een bijeenkomst kunnen ouders ertoe bijdragen dat de sfeer van de dienst thuis wordt voortgezet door met hun kinderen een gedachte, lofzang of ander positief aspect van de bijeenkomst te bespreken.11

Ons eerbiedige voorbeeld kan een grote uitwerking hebben op anderen

We hebben het gehad over het belang van eerbied en hebben enkele betekenissen ervan onder de loep genomen. We hebben ook enkele suggesties gedaan met betrekking tot het bevorderen van eerbied thuis en in de kerk. Maar de ware verbetering van het gedrag van mensen vindt plaats als de plaatselijke leiders en de gezinnen de handen ineenslaan om hun eigen eerbiedproblemen te overwinnen. Wij willen door de hele kerk de eerbied vergroten. (…)

Ware eerbied is essentieel, maar in de wereld is het snel aan het verdwijnen nu de krachten van het kwaad hun invloed uitbreiden. Wij kunnen de kracht ten goede niet ten volle begrijpen die we kunnen uitoefenen als miljoenen leden van de ware kerk van Christus een voorbeeld in eerbiedig gedrag geven. We kunnen ons niet indenken hoeveel extra levens wij zouden raken. En, misschien nog belangrijker, we kunnen niet voorzien wat de geestelijke uitwerking op ons eigen gezin is als we zo eerbiedig worden als we zouden moeten zijn.12

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–IX voor meer informatie.

  • Lees de voorbeelden van eerbied op pagina 171. Wat zou het volgens die twee verhalen betekenen om eerbiedig te zijn? Welke voorbeelden van eerbied hebt u zelf gezien? Wat hebt u daarvan geleerd?

  • Let bij het doornemen van de eerste vier alinea’s op pagina 173 op leringen van president Kimball aangaande de vraag wat eerbied wel en niet is. Waarom zouden heiligen der laatste dagen ‘de eerbiedigste mensen op aarde moeten zijn’?

  • Hoe zouden wij moeten reageren als we horen dat iemand de naam van de Heer ijdellijk gebruikt? Wat kunt u van het voorbeeld van president Kimball leren? (Zie p. 174.) Wat kunnen we doen om de naam van de Heer te eren?

  • Neem de pagina’s 175–178 door en let op eerbiedige en oneerbiedige gedragingen en houdingen. Hoe zouden dergelijke gedragingen en houdingen ons persoonlijk kunnen beïnvloeden? Hoe zouden ze onze gezinsleden en anderen kunnen beïnvloeden? Bedenk wat u en uw gezinsleden kunnen doen om eerbiedig te zijn in de kerk.

  • Wat zouden ouders thuis kunnen doen om hun kinderen te helpen eerbiedig te zijn in de avondmaalsdienst? En in andere kerkbijeenkomsten en -activiteiten? (Zie de voorbeelden op pp. 178–180.)

  • Bestudeer de laatste twee alinea’s van dit hoofdstuk (p. 180). Welke invloed kunnen we op ons gezin hebben als we eerbiediger zijn? En op onze gemeenschap?

Relevante teksten: 1 Koningen 6:1, 7; Matteüs 21:12–14; Alma 37:14–16; LV 63:61–62, 64

Noten

  1. Francis M. Gibbons, Spencer W. Kimball: Resolute Disciple, Prophet of God (1995), p. 192.

  2. The Teachings of Spencer W. Kimball, red. Edward L. Kimball (1982), p. 534.

  3. Francis M. Gibbons, Spencer W. Kimball: Resolute Disciple, Prophet of God (1995), p. XI.

  4. We Should Be a Reverent People (pamflet, 1976), pp. 1–2.

  5. We Should Be a Reverent People, pp. 1–2.

  6. ‘President Kimball Speaks Out on Profanity’, Ensign, februari 1981, pp. 3–5.

  7. We Should Be a Reverent People, p. 2.

  8. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 222.

  9. We Should Be a Reverent People, p. 1.

  10. The Teachings of Spencer W. Kimball, pp. 222–223.

  11. We Should Be a Reverent People, pp. 2–3.

  12. We Should Be a Reverent People, p. 4.