Leringen van kerkpresidenten
Verstandig leven: de beginselen van zelfredzaamheid en voorbereiding toepassen


Hoofdstuk 11

Verstandig leven: de beginselen van zelfredzaamheid en voorbereiding toepassen

Verstandig en vooruitziend leven is een levenswijze die het karakter vormt en ons stoffelijke, sociale, emotionele en geestelijke welzijn bevordert.

Uit het leven van Spencer W. Kimball

Als jong echtpaar wisten Spencer W. Kimball en zijn vrouw, Camilla, ‘dat ze niet rijk waren. Maar ze hadden werk en talenten. Ze wisten hoe ze met geld om moesten gaan en moesten leven naar hun inkomen en sparen voor de toekomst.’1

Broeder en zuster Kimball leefden onder meer in tijden van grote economische moeilijkheden, zoals de Eerste Wereldoorlog (1914–1918), de crisisjaren (1929–1939) en de Tweede Wereldoorlog (1939–1945). Omdat hij deze moeilijke periodes had meegemaakt, concludeerde president Kimball: ‘Wat ik met eigen ogen heb gezien, maakt mij bang om te verzuimen wat ik kan doen ter bescherming tegen rampen.’2

Hij zag onder meer hoe moeilijk andere mensen het hadden: ‘Van kindsbeen af heb ik de algemene autoriteiten horen zeggen: “Betaal uw schulden af en blijf schuldenvrij.” Ik heb een aantal jaren in het bankwezen gewerkt en heb de vreselijke situaties gezien waarin veel mensen belandden omdat ze die belangrijke raad genegeerd hadden.’

Spencer werkte niet alleen voor een bank, maar hield ook de boekhouding van enkele winkels bij. ‘Een van de grootste schokken die ik in mijn leven had, was in de boeken schulden te vinden van veel mensen die ik kende. Ik kende ze. Ik wist ongeveer wat hun inkomen was en ik zag ze het uitgeven. Met andere woorden, ik zag dat ze hun kleren, schoenen, alles op afbetaling kochten.

‘En het was mijn taak om aan het eind van de maand hun rekeningen op te stellen. Velen van hen konden die aan het eind van de maand niet betalen. Ze konden zelfs de overeengekomen aflossingen niet betalen. En omdat ik was opgegroeid in een gezin dat goed met geld omging, kon ik dat niet begrijpen. Ik kon begrijpen dat iemand een huis op afbetaling zou kopen of misschien zelfs een auto. Maar ik heb nooit kunnen begrijpen dat iemand kleren wilde dragen die hij niet betaald had. Of voedsel kopen op afbetaling.’3

President Kimball had het in zijn leringen niet alleen maar over financiële zaken, maar ook andere kwesties inzake verstandig leven, zoals persoonlijke verantwoordelijkheid, werken, voorraadvorming en thuisproductie. Hij zei: ‘Laten wij de beginselen van persoonlijke en gezinsvoorbereiding toepassen in ons dagelijks leven. “Indien gij voorbereid zijt, zult gij niet vrezen” (LV 38:30).’4

Leringen van Spencer W. Kimball

Wij zijn verantwoordelijk voor ons eigen sociale, emotionele, geestelijke, lichamelijke of materiële welzijn

De Heer heeft de kerk en haar leden geboden zelfredzaam en onafhankelijk te zijn. (Zie LV 78:13–14.)

In eerste instantie bent u zelf verantwoordelijk voor uw eigen sociale, emotionele, geestelijke, lichamelijke en economische welzijn, daarna uw familie en ten derde de kerk, als u een getrouw lid bent.

Geen goed lid van de kerk dat lichamelijk of emotioneel gezond is, zal vrijwillig de last van zijn eigen welzijn of van zijn gezin op anderen afwentelen. Hij zal zo lang mogelijk, onder inspiratie van de Heer en met het werk van eigen handen, zichzelf en zijn gezin voorzien van de geestelijke en materiële levensbehoeften. (Zie 1 Timoteüs 5:8.)5

Op onze reizen en onze bezoeken aan mensen over de hele wereld, zien wij de grote stoffelijke behoeften van onze leden. En in ons verlangen om hen te helpen zien wij in hoe essentieel het is dat zij deze grote les leren: dat wij het hoogste niveau van spiritualiteit bereiken als wij het vlees overwinnen. We vormen karakters als we mensen aanmoedigen om in hun eigen behoeften te voorzien.

Hoeveel we ook filosoferen, excuses verzinnen of iets wegredeneren, daarmee veranderen we niets aan de fundamentele noodzaak om zelfredzaam te zijn. En dit is de reden daarvoor:

‘Alle waarheid is onafhankelijk in die sfeer waarin God haar heeft geplaatst (…) zoals ook alle intelligentie; anders is er geen bestaan’ (LV 93:30). De Heer zegt dat hier ‘de keuzevrijheid van de mens’ ligt (zie LV 93:31) en dat wij met deze keuzevrijheid voor onszelf verantwoordelijk zijn. Met deze keuzevrijheid kunnen wij ons tot heerlijkheid verheffen of tot veroordeling vervallen. Mogen wij altijd zelfredzaam zijn, zowel individueel als collectief. Dit is ons erfgoed en onze plicht.7

We hebben veel nadruk gelegd op persoonlijke en gezinsparaatheid. Ik hoop dat elk lid van deze kerk adequaat op die aansporing reageert. Ik hoop ook dat wij het positieve begrijpen en beklemtonen en niet het negatieve. Ik waardeer de manier waarop de zustershulpvereniging persoonlijke en gezinsparaatheid als een ‘verstandige leefstijl’ verkondigt. Een verstandige leefstijl betekent [zuinig omspringen] met onze middelen, onze financiën verstandig plannen, onze gezondheid op peil houden, ons goed voorbereiden op een opleiding en een carrière, voldoende aandacht besteden aan eigen [voedsel]productie en voorraad en aan de ontwikkeling van onze emotionele veerkracht.8

Wij hebben het advies gekregen om zelf voedsel te produceren en op te slaan

De Heer heeft ons aangespoord om iets weg te leggen als appeltje voor de dorst in moeilijke tijden en een jaarvoorraad of meer aan levensbenodigdheden op te slaan, zodat ons gezin in het geval van een overstroming, aardbeving, hongersnood, orkaan of levensstorm de moeilijke tijden kan doorstaan.9

Wij moedigen u aan om zo veel voedsel te produceren als u op uw grond kunt kweken. Bessenstruiken, druivenbomen, fruitbomen — plant ze als u ze uw klimaat verdragen. Kweek groenten in eigen tuin en eet ze. Zelfs flatbewoners kunnen over het algemeen wel wat voedsel kweken in potten en bakken. Bestudeer de beste manieren om in uw eigen voedselbehoeften te voorzien. Maak uw tuin zo netjes en aantrekkelijk als u kunt, maar zorg dat hij ook wat oplevert. Als u kinderen thuis hebt, betrek ze er dan bij en geef ze allemaal een eigen taak.10

Ik hoop dat wij begrijpen dat het weliswaar vaak nuttig is om (…) een tuin te hebben zodat we minder geld hoeven uit te geven aan voedsel en we heerlijke vruchten en groenten kweken, maar dat het nog veel meer oplevert. Wie kan de waarde schatten van dat bijzondere gesprekje tussen dochter en vader tijdens het wieden of besproeien van de tuin? Hoe evalueren we het nut van de lessen die we leren door te planten, kweken en oogsten — die eeuwige wet? En hoe meten we de gezinseenheid en samenwerking die ongetwijfeld gepaard gaat met het inmaken van het voedsel? Ja, wij leggen daarmee een voorraad aan, maar de levenslessen die wij leren door verstandig te leven zijn waarschijnlijk nog veel nuttiger.11

Wij moedigen gezinnen aan om een jaarvoorraad bij de hand te houden. En wij zeggen het telkens en telkens weer en herhalen de schrifttekst waarin de Heer zegt: ‘Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?’ [Lucas 6:46.] Hoe onbetekenend is het als ze hun spiritualiteit zogenaamd in praktijk brengen en Hem bij zijn naam noemen maar niet doen wat Hij zegt.12

Worden wij welvarender en wordt ons banksaldo hoger, dan krijgen we een gevoel van veiligheid en denken we soms dat we de voorraad die de algemene autoriteiten gesuggereerd hebben niet nodig hebben. Maar we moeten bedenken dat de omstandigheden kunnen veranderen en dat een jaarvoorraad aan levensbenodigdheden dan erg door ons en anderen gewaardeerd wordt. Daarom doen we er goed aan om te luisteren naar wat ons is gezegd en de aanwijzingen nauwkeurig op te volgen.13

We moeten werken voor wat we krijgen

Ik geloof dat de mens in alle fasen van zijn leven zichzelf moet helpen. De mens moet ploegen en planten en kweken en oogsten en niet verwachten dat zijn geloof hem brood op de plank geeft.14

Werken is zowel een geestelijke als een economische noodzaak.15

Door te werken, worden we gelukkig en krijgen we zelfachting en welvaart. Het is het middel tot elke prestatie en is het tegengestelde van nietsdoen. Ons is geboden om te werken. (Zie Genesis 3:19.) Pogingen om ons materiële, sociale, emotionele of geestelijke welzijn tot stand te brengen middels een uitkering zijn overtredingen van de goddelijke opdracht om te werken voor wat we krijgen.16

Wij kunnen er niet te vaak aan herinnerd worden dat welzijnshulp van de kerk een geestelijke grondslag heeft en dat de geestelijke wortels ervan zouden vergaan als we ooit toestonden dat de filosofie van een uitkeringenstelsel zijn intrede deed in ons welzijnswerk. Iedereen die hulp ontvangt, kan iets doen. Laten wij in dit opzicht de orde van de kerk volgen en ervoor zorgen dat allen die iets ontvangen er iets voor terug doen. Laten wij ervoor waken een werelds alternatief te accepteren voor het plan om op ’s Heren eigen wijze te zorgen voor zijn armen.17

’s Heren wijze bevordert zelfachting en geneest de ontvanger, terwijl de wereldse aanpak iemand omlaag haalt en zelfhaat veroorzaakt.

De wijze van de Heer zet iemand ertoe aan om meer zijn best te doen weer economisch onafhankelijk te worden zelfs al heeft hij tijdelijk door bijzondere omstandigheden hulp en steun nodig. De wereldse aanpak vergroot iemands afhankelijkheid van welzijnsprogramma’s en zal hem eerder om meer laten vragen dan hem aan te moedigen om weer economisch onafhankelijk te worden.

De aanpak van de Heer helpt onze leden om zelf een getuigenis te krijgen van het evangelie van werken. Want werken is net zo belangrijk voor ons geluk als productiviteit. Maar de wereldse aanpak legt steeds grotere nadruk op ontspanning en het vermijden van werk.18

Het is goed om te werken. Elke man, vrouw en kind zou moeten werken. Zelfs kleine kinderen zouden moeten leren helpen met huishoudelijk werk en karweitjes in de tuin, zoals aanleggen van de tuin, bomen planten, fruit plukken en alles wat er moet gebeuren, want dat sterkt hun geloof en karakter.

Wij willen dat u, ouders, werk bedenkt voor uw kinderen. Sta erop dat ze naar school gaan. Laat ze niet de hele tijd spelen. Er is een tijd om te spelen, een tijd om te werken en een tijd om te leren. Zorg ervoor dat uw kinderen zo opgroeien als u weet dat goed is.19

Werken moet opnieuw verheven worden tot het leidende beginsel in het leven van de leden van onze kerk. (Zie LV 42:42; 75:29; 68:30–32; 56:17.)20

Wij kunnen zelfredzamer worden door te sparen, schulden te vermijden en naar ons inkomen te leven

Zijn wij voorbereid op, en beschermd tegen, de gevolgen van overlijden en langdurige ziekte van de kostwinner? Hoe lang houdt u het uit als uw inkomen wegvalt? Hebt u reserves? Hoe lang kunt u uw hypotheek en leningen voor uw auto en apparatuur blijven afbetalen? (…)

De eerste reactie is: dat kunnen we niet. We komen elke maand nauwelijks rond en geven elke cent uit. (…) Als u nauwelijks rondkomt als u steeds meer verdient; een goede baan hebt; gezond, productief en jong bent; hoe kunt u dan omgaan met ontslag, ziekte en andere ongewenste problemen?

U moet niet alles uitgeven wat u verdient. Zet geld opzij voor zendingen en studies van uw kinderen. Zij kunnen taken en baantjes nemen om te helpen het geld bijeen te brengen, en in plaats van dat geld uit te geven, sparen ze het voor deze grote doelen. Het kan betekenen dat de ouders van vandaag het zonder veel zaken moeten stellen die ze zouden willen hebben, maar morgen komt de oogst.22

Vermijd schulden. (…) Tegenwoordig is alles op schulden gebaseerd. ‘Vraag een pasje aan en koop alles op afbetaling’ is de aanmoediging. Maar in werkelijkheid hebben we die dingen niet nodig om te leven.23

We vragen ons af wat onze mensen doen als ze alles hebben uitgegeven — en meer. Als er minder werk en inkomen is, wat dan? Leeft u op te grote voet? Hebt u schulden die u niet kunt aflossen als u moeilijke tijden doormaakt? Zijn uw schokbrekers goed genoeg om een schok op te vangen?24

Plan en werk zo dat u ook gelukkig kunt zijn zonder enkele zaken die u misschien wel zou hebben in welvarende tijden. Leef naar uw inkomen en geef niet meer uit dan u verdient. (…) Doe voorzichtig verstandige aankopen. Streef ernaar om elke maand iets opzij te zetten. Zie een heleboel wensen niet aan voor fundamentele behoeften.25

Laten wij als individu, als gezin en als wijk en ring naar ons inkomen leven. Dat is een beginsel dat kracht en heil met zich meebrengt. Iemand heeft eens gezegd dat onze rijkdom evenredig is aan datgene wat we niet nodig hebben. Als gezin en als kerk kunnen en moeten wij voorzien in datgene wat onze mensen echt nodig hebben, maar wij moeten ervoor waken om niet verder te gaan dan de eerste behoeften en geen zaken te bekostigen die niet werkelijk nodig zijn voor het welzijn van het gezin en de fundamentele zending van de kerk.26

Paraatheid is een levenswijze met een heel eigen nut

Paraatheid is een levenswijze en niet een plotselinge, spectaculaire zet die we doen.27

We zouden alle componenten van individuele en gezinsparaatheid kunnen aanpakken zonder daarbij aan rampen te denken, maar om een levenswijze te ontwikkelen die dagelijks zijn eigen nut oplevert.

Laten we dat doen omdat het juist is, omdat het bevredigend is, en omdat we de raad van de Heer gehoorzamen. Met die geest zijn we voorbereid op de meeste voorkomende gevallen en zal de Heer ons welvarend maken en ons troosten. Het is waar dat er moeilijke tijden komen, want de Heer heeft dat voorzegd, en ja, de ringen van Zion zijn bedoeld als ‘een bescherming […] en een toevlucht voor de storm’ (LV 115:6). Maar als we verstandig en vooruitziend leven, zijn we net zo veilig als in de palm van zijn hand.28

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–IX voor meer informatie.

  • Als u bedenkt dat wij te maken hebben met familie, vrienden, de kerk en de gemeenschap, wat zou het volgens u betekenen om zelfredzaam en onafhankelijk te zijn? (Zie pp. 129–130.)

  • President Kimball zegt dat het ‘sociale, emotionele, geestelijke, lichamelijke [en] economische welzijn’ alle elementen zijn van verstandig leven (pagina 129). Wat heeft geestelijk welzijn te maken met alle andere elementen?

  • Denk er bij het bestuderen van de afdeling die op pagina 130 onderaan begint over na hoe goed voorbereid u bent op de ‘levensstormen’. Hoe kunnen we ons beter voorbereiden?

  • Wat heeft een gezin nog meer aan een moestuin, behalve dat die hen van voedsel voorziet? (Zie p. 131.)

  • President Kimball heeft gezegd dat werken een geestelijke noodzaak is (p. 132). Welk geestelijk nut hebt u van werken gezien? Op welke manieren kunnen we onze kinderen leren hoe belangrijk het is om te werken?

  • Wat is volgens u het verschil tussen een wens en een behoefte? Welke houdingen dragen ertoe bij dat wij onze wensen met mate vervullen? (Zie voor voorbeelden pp. 134–135 en de verhalen op pp. 128–129.) Welke voordelen heeft het om een begroting te hebben? Hoe komen we aan richtlijnen voor het maken van een begroting?

  • Neem het onderdeel door op pagina 135. In welke opzichten hebben we er dagelijks baat bij om paraat te zijn?

Relevante teksten: Genesis 41:14–57; 2 Nephi 5:17; LV 29:8–11

Noten

  1. Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball en Andrew E. Kimball jr. (1977), p. 99.

  2. The Teachings of Spencer W. Kimball, red. Edward L. Kimball (1982), p. 372.

  3. Conference Report, april 1975, pp. 166–167.

  4. Conference Report, oktober 1978, p. 114; of Ensign, november 1978, p. 75.

  5. Conference Report, oktober 1977, p. 124; of Ensign, november 1977, p. 77–78.

  6. Conference Report, oktober 1977, blz. 123; of Ensign, november 1977, p. 77.

  7. Conference Report, april 1978, p. 120; of Ensign, mei 1978, p. 79.

  8. Conference Report, oktober 1977, p. 125; of Ensign, november 1977, p. 78.

  9. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 374.

  10. Conference Report, april 1976, pp. 170–171; of Ensign, mei 1976, p. 124.

  11. Conference Report, oktober 1977, p. 125; of Ensign, november 1977, p. 78.

  12. Conference Report, april 1976, p. 171; of Ensign, mei 1976, p. 125.

  13. Conference Report, april 1976, p. 170; of Ensign, mei 1976, p. 124.

  14. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 370.

  15. Conference Report, april 1981, p. 107; of Ensign, mei 1981, p. 80.

  16. Conference Report, oktober 1977, p. 124; of Ensign, november 1977, p. 77.

  17. Conference Report, april 1978, pp. 119–120; of Ensign, mei 1978, p. 79.

  18. Conference Report, april 1976, p. 172; of Ensign, mei 1976, p. 125.

  19. The Teachings of Spencer W. Kimball, pp. 360–361.

  20. Conference Report, oktober 1977, p. 124; of Ensign, november 1977, p. 77.

  21. The Teachings of Spencer W. Kimball, p. 372.

  22. The Teachings of Spencer W. Kimball, pp. 371–372.

  23. Conference Report, april 1976, p. 171; of Ensign, mei 1976, p. 125.

  24. Conference Report, oktober 1974, p. 7; of Ensign, november 1974, p. 7.

  25. Conference Report, april 1981, pp. 107–108; of Ensign, mei 1981, p. 80.

  26. Conference Report, april 1981, p. 63; of Ensign, mei 1981, p. 46.

  27. Notulen studiebijeenkomst voor regionale vertegenwoordigers, 30 september 1976, archief van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, p. 8.

  28. Conference Report, oktober 1977, pp. 125–126; of Ensign, november 1977, p. 78.