2013
Mijn dankgebeden
September 2013


Mijn dankgebeden

De auteur woont in Nevada (VS).

Toen we er financieel slecht voor stonden, hadden we veel behoeften waar we voor konden bidden. Zou ik me in mijn gebeden echt op dankzegging kunnen concentreren?

Jaren geleden kochten mijn man en ik ons droomhuis. We staken veel tijd en geld in de renovatie. Anderhalf jaar later verslechterde de economie. We moesten ons zuur verdiende spaargeld aanspreken om een enorme hypotheek en een groot aantal onvoorziene uitgaven te kunnen betalen.

Er leek geen eind te komen aan onze financiële problemen. In een bepaalde maand met weinig inkomsten, waren we veel geld kwijt aan reparaties aan het huis, de auto en doktersrekeningen. Ons spaargeld raakte al snel op.

Ik weet nog dat ik in mijn gebeden maar bleef vragen om ons te geven wat we nodig hadden. Ik raakte gestrest en vond het moeilijk om goed voor onze kinderen te zorgen en in hun behoeften te zien, omdat ik depressief en wanhopig werd. Toch bleef ik bidden. Ik zocht naar troost en wist dat gebed me ervan zou weerhouden om dieper in de put te raken.

Na maanden om hulp te hebben gebeden, begon ik mij af te vragen hoe ik met meer bezieling kon bidden. De Geest bracht adviezen van priesterschapsleiders en teksten in mijn gedachten over het belang van dankgebeden tot onze hemelse Vader. Door die ingevingen besefte ik dat ik meer waardering voor mijn zegeningen moest uitspreken en minder moest vragen om ons te geven wat we nodig hadden. Ik ging één week proberen om niet te vragen, maar alleen te danken in mijn gebeden.

Dat was moeilijk. Ik vond dat mijn gezin van alles nodig had. Ik dacht dat ik mijn gezin in de steek liet omdat ik niet om de hoognodige zegeningen vroeg. Zou de Heer me zegenen als ik nergens om zou vragen?

Hoewel ik mijn bedenkingen had, probeerde ik het toch. Ik besefte al snel dat mijn gebeden geen eentonige smeekbeden meer waren. Ik begon weer de behoeften van anderen te zien. Ook zag ik dat ik ondanks mijn problemen nog steeds veel zegeningen ontving. Door mijn dankbaarheid kwam ik dichter tot de Heiland en kreeg ik de troost die ik anders niet had kunnen krijgen.

Er kwam een tekst in me op: ‘Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen?’ (Matteüs 6:30). Die tekst stemde mij nederig, dus bleef ik bidden. Door dankbaar te zijn, leerde ik wat ware nederigheid inhield.

In de loop van de week veranderden mijn gebeden van: ‘Ik dank U voor voedsel, kleding en onderdak’ in: ‘Ik dank U voor het gezin dat U behoedt en behoudt, en voor de bescherming die U ons blijft bieden. Ik dank U voor de levensmiddelen waarmee U ons blijft zegenen.’ Ik weet ook nog dat ik bad: ‘Ik dank U dat we afhankelijk van U zijn, dat U ons indachtig bent en dat U een weg voor ons bereidt om deze beproevingen te overwinnen, wat die ook mogen zijn.’ Intussen sprak ik mijn gebeden niet slechts dankbaar en nederig uit, maar ook in geloof. Ik vroeg niet om zegeningen, maar uitte mijn geloof dat de Heer ons zou helpen. Mijn geloof nam aanzienlijk toe.

In mijn gebeden dacht ik vaak aan de offers die de eerste leden van de kerk hadden gebracht. Ik vroeg me af welke offers ik bereid was te brengen. Na een paar dagen boden we ons droomhuis te koop aan. De huizenmarkt was in elkaar gezakt, maar gelukkig lukte het ons toch om het huis te verkopen. Hoewel we veel verlies leden — waar we rekening mee hadden gehouden — zag onze financiële situatie er een stuk rooskleuriger uit.

Toch was de verkoop van ons huis niet het wonder dat mij zal bijblijven. Het echte wonder is dat mijn geloof en begrip zijn toegenomen. President James E. Faust (1920–2007), tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft verklaard dat dankbaarheid een ‘heilsbeginsel’ is.1 Ik denk dat ik nu enigszins begrijp wat hij bedoelde vanwege de troost, gemoedsrust en leiding die ik kreeg toen ik mij tot mijn hemelse Vader wendde. Ik heb een groot getuigenis dat dankbaarheid tot nederigheid leidt, dat nederigheid tot geloof aanzet en dat geloof wonderen tot stand brengt.

Noot

  1. Zie James E. Faust, ‘Gratitude as a Saving Principle’, Ensign, mei 1990, pp. 85–87.

Foto Craig Dimond © IRI